BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Aan allen! A.s. week moeten alle clubleden het volgende mede brengen: een krant, een potlood, een schaar, een li niaal en eenige prentbriefkaarten. De kaarten mogen beschreven zijn, maar moeten er frisch uitzien. Ons eerste werkje bestaat uit het ma ken van een gezelschapspelletje van gebruikte prentbriefkaarten. DE EERSTE CLUBMIDDAG. De club begint om 2.30 en eindigt 3.45. 1.1. Woensdag is weer een begin gemaakt met het clubuurtje in het gebouwtje J. P. Coen- straat hoek Vareniusstraat. Aanwezig waren 24 leden, terwijl ongeveer 6 leden wegens on gesteldheid verhinderd waren. De tijd werd doorgebracht met het doen van enkele mede' deelingen het voorlezen van een verhaal en het spelen van enkele kringspelen. A.s. week wordt direct met het vervaardigen van het prentbriefkaartenspel begonnen. Best REPELSTEELTJE. Jammer dat je zus 1.1. Woensdagmiddag verhinderd was op de club te komen. Je wilt haar wel even ver tellen wat ze a.s. week moet medebrengen. Je mag je briefje, mits je steeds zoo keui-ig schrijft als ik gewoon van je ben, gerust met potlood schrijven. Tot Woensdag: Dag Repelsteeltje. Best HARLEKIJNTJE. Je bent van harte welkom als rubriekertje en clublid. Het club uurtje is je zeker wel bevallen? A.s. Woens dag gaan we aan het werk. Als het spel klaar is, kan je het thuis opbei-gen en met St. Ni- coalas aan een bi-oertje of zusje geven of je kunt er, wanneer je thuis moet blijven, met zusjes en broertjes mede spelen. Tot ons clubuurtje. Dag Harlekijntje. Lief BOODSCHAPSTERTJE. Hartelijk dank ik je voor de mooie figuur. Je hebt keu- rig geteelcend. Prettig zeg dat je in de Kenne- merlaan komt wonen. Ik behoef nu niet meer zoo ver te wandelen, als ik even aan kom wip pen. Je weet wat we de volgende week gaan maken. Zal je niets vergeten? Dag Boodschap ster tje. Lief BIJDEHANDJE. Ook ik denk dat je voor je moeder wel clublid mag worden. Je zult het bij ons best naar je zin hebben. Mis schien zie ik je a.s. Woensdag reeds verschij nen. Tot ziens. Dag Bijdehandje. Best ZWARTKOPJE. Prettig zeg, dat je ook weer clublid wordt. In m'n briefje vooraf kan je lezen wat je a;s. Woensdag mede moet brengen. Komt je vriendin ook weer? Vraag haar maar eens. Ik zal aan je werk beginnen, zoodat je, wanneer je uit pianoles komt, di rect met de andere leden mede kunt werken en niet achter bent. Dag Zwartkopje. Beste BENJAMIN. Wel hoe heb je de club gevonden?- Je hebt je naar ik meen best ge amuseerd. Vuursteentje had ook pret voor zes, vooral tijdens de spelen. Tot ziens en m'n groe ten aan Jan en Hans. Dag Benjamin. Beste ANEMOON. Hans kan zelf wel een klein briefje aan me schrijven. Met enkele re gels ben ik i-eeds tevreden. Is de eerste club middag in je smaak gevallen? Volgende week gaan we aan het plakken, teekenen, meten, knippen, enz. Het wordt een echt knutseluurtje. Het beste met je moeder. Dag Anemoon. Lief ZWARTOOGJE. Zoo ben jij drie we ken ziek geweest en nog niet geheel beter? Dan begrijp ik nu waardoor ik in lang geen briefje van je ontvangen heb. Ik hoop nu dat je spoedig geheel beter zult zijn en op de club kunt komen. Het beste hooi-. Dag Zwartoogje. Best ZWEMSTERTJE. Wat ben je nu gaan doen? Ziek worden? Je kon zeker de zon niet in het water zien schijnen. Je zus is ziek en wordt natuurlijk een beetje verwend en nu wil jij ook eens lekker door je moeder onder ge stopt en nageloopen worden. Natuurlijk moest ik je, ondanks je ziek zijn even plagen, 'k Hoop echter dat je weer spoedig beter zult zijn en op de club kunt komen. Dag Zwemstertje. Lief WITWOLLETJE. Neen je behoeft voorloopig zelf geen werk mede te brengen. A.s. Woensdag moet je wel een potlood, krant, schaar, liniaal en eenige beschreven, doch keu rig uitziende, pi'entbriefkaarten medebrengen. Bezit je geen liniaal dan behoef je er geen te koopen. Je kunt als het noodig is, wel van een ander kind leenen. Tot ziens. Dag Witwolletjè. Best LELIETJE VAN DALEN. Heden middag heb ik je op de club gemist. Je komt toch zeker a.s. Woensdag? In m'n briefje voor af en in het briefje aan Witwolletje kan je le zen wat je mede moet brengen. We gaan een prentbriefkaartenspel maken, waar je thuis prettig mede kunt spelen. Tot Woensdagmid dag half di-ïe. Dag Lelietje van Dalen. Best DUINROOSJE. Het weer is momen teel geen vacantie-weer. Jammer genoeg. Je kunt nu niet echt van het buiten zijn genieten. Het clubuurtje was je dus al heel welkom. Je schrijft me nu weer trouw. Best. Dag Duin roosje. Beste VERGEETMIJNIET. Zeg meisje, wat schrijf jij me toch steeds gezellig lange brieven. Ja Sint Nicolaas is in aantocht. Hij maakt reeds toebereidselen om. scheep te gaan en heeft enkele knechten, met het oog op de vele wei-kzaamhden die hem in Holland wach ten, extra in dienst genomen. Verlang je naar zijn komst? Ik wel. Tot Woensdag. Dag Ver- geetmijniet. Best KRULLEKOPJE. Jij bent 1.1. Donder dag al weer naar school gegaan? 'k Wil graag aannemen dat je vacantie omgevlogen is. Nu maar weer met frisschen moed sommen, taal- werk, enz. gemaakt Je hebt je fiets thans va cantie gegeven. Dat iseen vei-standige daad. De tijd voor plezier fietstochtjes is voorloopig voorbij. M'n gi'oeten aan B. Dag Krullekopje. Best TEEKENAARSTERTJE. Meisjelief mag ik je een raad geven in je eigen belang? Doe precies wat de dokter zegt dat je doen moet. Hij laat je heusch niet voor een pretje het bed houden. Later zou je wel eens spijt van je onwilligheid kunnen hebben en dan zou die spijt wel eens te laat kunnen zijn. Steeds van je bed gaan, terwijl je moet blijven liggen, vind ik lang niet lief. Wat je vraag om werk betreft. Ik zal werk voor je gereed maken en zorgen dat het bij je thuis komt. Maar voor alles moet je precies doen wat de dokter en je ouders wenschen dat je doet. Het beste hoor. Dag Teekenaarstertje. Lief SNEEUWWITJE. Jij mag rubrieker tje en clublid worden. Zal je me steeds trouw blijven schrijven? Tot Woensdagmiddag half drie. Dag Sneeuwwitje. Best VUURSTEENTJE. Wat heb jij je 1.1. Woensdagmiddag echt geamuseei'd. Vooi'al de spelen vielen in je smaak. Natuurlijk zie ik je .s. Woensdag weer. We gaan dan aan het plakken, knippen enz. 'k Hoop echter dat je je niet in je rug knipt of dat je je lippen aan elkaar plakt. Maar dat zal wel niet. Tot kijk dan. Dag Vuursteentje. Best DOORNROOSJE. Je schuilnaam vind ik uitstekend. Ik heb nu een Duinroosje en een Doorm-oosje. Prettig dat je nichtjes zich ook als rubriekstertjes en clubleden hebben opgege ven. A.s. Woensdag zorg je wel alles wat je noodig hebt mede te brengen. Dat zal een knutselpartij worden. Echt gezellig. Dag Doorn roosje. Beste KLEINE ZUS. Prettig dat jij 1.1. Woensdag ook weer op de club was. Wat heb ben we fijn gespeeld hè? Wat moest ik hard loopen om dat kleintje te pakken. Maar het is me toch gelukt. A.s. week doen we geen spelletjes. We gaan dan hard werken, zoodat we aan het einde van de clubuurtjes 1938 1939 heel veel gemaakt hebben. Dag Kleine Zus. Beste VERONIKA. Prettig dat mej. v. d. D. het naar de club gaan mogelijk voor je ge maakt heeft. Het werk zou ook haast geen door gang kunnen hebben zonder jou. Jij behoort tot de meest getrouwen, zoowel wat het schrij ven als het bezoeken van de club betreft. Wat was de tijd 1.1. Woensdag weer vlug voorbij. M'n groeten aan J. Dag Veronika. Best GOUDHAARTJE. Jammer dat je 1.1. Woensdag verhinderd was op de club te ko men. Ik hoop dat je a.s. Woensdag present kunt zijn. We gaan dan aan een prentbriefkaarten spel beginnen. Je zus zal wel zeggen wat je mede moet brengen. Dag Goudhaartje. Beste JOPIE SLIM. Neen, erg ti-eft men het dit jaar niet met de vacantie. De derde week van October is vaak veel mooier. Ik heb nog geen herfstvacantie gehad. Mijn vacantie vangt vandaag over acht dagen aan. Wie weet of ik dan niet bof en mooi weer tref. Is 't clubuur je bevallen? Dag Jopie Slim. Beste DICKY BIGMANS. Je grootmoeder kan goed schuilnamen bedenken zeg. Jopie Slim en Dicky Bigmans hooren bij elkander. Heb jij zoo'n schattig broertje? Dat mag je mij wel geven. Of kan je het niet missen? Is dat broertje van zes jaar ook zoo'n schat? Dag Dicky Bigmans. Best WATERNIMFJE. Wil je voortaan je briefje met je naam en je schuilnaam on derteekenen? Wat je vraag betreft daar spre ken we a.s. Woensdag wel even over. Tot zoo lang dus geduld houden. Dag Waternimfje. Lief BOSCHVIOOLTJE. Wil je in het ver volg je briefjes met je naam en je schuilnaam onderteekenen? Ik wil graag aannemen dat je blij was ook op de club te mogen komen. Nu maar steeds trouw schrijven en geregeld op de club komen. Tot Woensdag. Dag Boschviooltje. Lief ZONNESTRAALTJE. Ja hoor, jij mag iets voor je vaders verjaardag maken. Breng maar een paar cartonnen schaaltjes me de, dan zorg ik voor de i-est. Dag Zonnestraal tje. Lief ZONDAGSKIND. Ben jij nu ook op knip- en naailes. Wat zal je het druk ki-ijgen. School- Esperantoles- naailes en club. Maar beter veel, dan geen werk. Jammer dat je vader nog steeds niet hersteld is. Het beste met hem. Dag Zondagskind. Best CROCUSJE. Natuurlijk wil ik je a.s. Woensdag met je handschoenbreiwerk weer verder helpen. Het theepotdekje komt beslist voor de Kerst klaar. Als je er eenmaal aan begint, is het met eenige uurtjes hai-d werken gereed. Prettig dat je het patroonteekenen be grijpt en de teekeningen thuis kunt maken. Het leeren knippen en naaien is zeer nuttig en komt je later uitstekend te pas. Veel succes met je werk. Dag Crocusje. Lief GOUDMUILTJE. Je ziet maar. wat je doet. Als je kómt ben je steeds welkom. Na- tuurlijk wil ik je kussen graag zien. De mond orgelclub is dus ook weer begonnen. Je speelt nu zeker al heel veel liedjes en je repertoire zal wel wat uitgebreider zijn dan vorig jaar. Speel met succes. Dag Goudmuiltje. Veel gi-oeten van Mej. E. VIJLBRIEF. DE SLIMME WAARZEGGER Hoe hij den dief op het spoor kwam. De meeste menschen gelooven zoo'n beetje in de bovennatuurlijke krachten van waar zeggers en „helderzienden". Nu, ik wil heelemaal niet beweren, dat het niet zoo nu en dan voorkomt, dat iemand wer kelijk in de toekomst kan kijken, maaral die gewichtige personages, die met „koffiedik en het ei" werken en lange advertenties in de kranten plaatsen, zijn toch meestal meer han dig dan bovennatuurlijk aangelegd. Ik wil je eens vertellen, hoe zoo'n „helder ziende" het laatst aanlegde, een dief op het spoor te komen. In de nabijheid van een groote stad woonde op zijn landgoed de heer van Bu ren, een nakomeling van een oud, schatrijk jeslacht. 't Huis was prachtig ingericht en be vatte vele kostbaarheden, waaronder ook een ;roote verzameling oud tafelzilver. En met dat tafelzilver begon nu juist de na righeid: in den laat-sten tijd werden er telkens stukken van gestolen, nu een lepel, dan een paar messen, maar steeds op zoo'n slimme ma nier, dat men den dief onmogelijk op het spoor kon komen. Wat de heer des huizes ook deed, alle nasporingen bleven tevergeefsch; hij moest dan ook tenslotte wel gaan denken, dat de dief onder zijn personeel school. Dat was voor den heer van Buren een onverdragelijke ge dachte, want hij hield van z'n mensehen, die allemaal hun taak uitstekend vervulden. Het idee, dat een van hen een dief was kwelde hem tenslotte dag en nacht en nadat hij het reeds met allerlei detectives geprobeerd had, besloot hij eindelijk, een „helderziende" in den arm te nemen. De man werd hem van alle kanten aanbevo len, omdat hij nu letterlijk alle geheimen kon ontsluieren en hoewel de heer van Buren er zelf nu niet zoo heel veel van geloofde, stelde hij zich tenslotte toch met den „helderziende" in in verbinding. Deze, die den weidschen naam droeg van Ben Aridna, verscheen op het landgoed en deelde den heer des huizes mede, dat hij zeer zeker den dief zou kunnen ontdekken, maar dan moest hij de groote eetzaal tot zijn beschikking hebben en daarmee kunnen doen wat hij wilde. Er zou natuurlijk niets worden beschadigd. Zoo gezegd, zoo gedaan. De heer Ben Aridna begaf zich in de eetzaal en hing voor alle ra men zware, zwarte gordijnen, die hij in een koffer had meegebracht. Op de lange tafel zette hij een aantal kaarsen. Dienzelfden avond verzocht de helderziende alle bedienden binnen te komen. De kaarsen werden ontstoken en de heer Ben Aridna nam, gekleed in 'n eigenaardig paars fluweelen ge waad, dat met allerlei wonderlijke figuren was bestikt, in een hoogen zetel plaats. Voor hem stond een schaal met wierook, waaruit zoete, eenigszins bedwelmende dam pen opstegen.. Hij keek langen tijd onder dood- sche stilte in de opwolkende dampkronkeltjes, alsof hij visioenen zag. De bedienden zaten DIDEROT EN DE PANTOFFELS De groote Fransche schrijver Diderot kreeg eens van een bevriende dame een paar gebor duurde pantoffels cadeau. Toen hij ze had aan getrokken, zei hij tegen zichzelf: „Gek gezicht, dat de voeten zooveel beter bekleed zijn dan het hoofd". En na deze uitspraak ging hij onmiddellijk uit en kocht een fluweelen muts. De rest van zijn kleeding was toen echter niet meer in overeenstem ming met hoofd en voeten en dus leek het hem noodzakelijk, een nieuwe kamerjapon te koopen. Doch toen stak de rest van zijn studeerka mer zóó armelijk af hy zijn bureau en boe kenkast, dat Diderot niet rustte vóór hij ge heel nieuwe meubels had. Kortom: het paar pantoffels, dat Diderot ca deau had gekregen kostte hem honderd goud stukken. intusschen stilletjes te lachen om die hokus- pokus. Ben Aridna liet zich echter niet in 't minst uit het veld slaan, doch begon opeens lange, onbegrijpelijke zinnen in een onbekende taal te prevelen. Het klonk geheimzinnig, als een bezweringsformule. En dan brak het weer even plotseling af en er heerschte een doodelijke stilte. De flakkerende kaarsvlammen verspreid den intusschen een spookachtig licht. En toenhaalde de waarzegger met een plotselinge beweging een aantal stroohalmen uit zijn zaak, legde ze voor zich neer en begon weer te spreken, doch nu in het Hollandsch; langzaam en met eentonige stem. Hij zeide o.a, „Er komen in de natuur krachten voor, die slechts enkele menschen kennen. Deze krach ten zijn onzichtbaar en meestal onnaspeurlijk, maar soms kunnen ze zóó sterk worden, dat ze dengene, die ermee in aanraking komt, de haren te berge doen rijzen, vooralwan neer hij een kwaad geweten heeft! Zoo sprak Ben Aridna nog een heelen tijd door, steeds op denzelfden, geheimzinnigen toon en de bedienden, die eerst gelachen had den, verstomden de een na den ander. Toen hij nu zag, dat ze flink bang waren, besloot de man in het paarse gewaad: „Ik heb hier negen stroohalmen, allemaal precies even lang. Hier mee zal ik den eenen dief onder u, die het zil ver gestolen heeft, ontdekken. Neem elk een halm in de hand". De bedienden gehoorzaamden zwijgend. „Zoodra de laatste kaars is uitgegaan, zal een vreeselijke knal weerklinken. Daarop steekt ieder van u een stroohalm in den mond. Niemand zal een haar worden gekrenkt. Alleen de halm van den dief zal opeens een heel stuk langer worden. Opgelet!" De kaars ging uit, in de dichte duisternis weerklonk een knal; allen beefden van angst en staken den halm in den mond. Op 't zelfde oogenblik ging de deur open en de heer van Buren trad binnen en knipte het licht aan. De waarzegger stond op en sprak: „Leg nu alle halmen op tafel!" Ze gehoor zaamden, doch geen der halmen was langer geworden. Een der bedienden legde zelfs met een schuwen blik een halm op tafel die een heel stuk korter geworden was. „U bent de dief", zei de waarzegger met be sliste stem en de man bekende sidderend, dat hij het tafelzilver gestolen had. In zijn angst dat zijn halm langer zou wor den, had hij er vlug een stuk afgebroken! BIJ DEN POPPENDOKTER. door W. B. Z. Ik ben bij den poppendokter geweest, Omdat hij al al onze poppen geneest. Wim heeft zelf mijn Liesje er heen gebracht Hij had op haar handje getrapt ondoordacht. De poppendokter is nog niet klaar. Nu moet hij wachten, eventjes maar, Daar ligt een pop met een scheur in haar been, Daar ligt een andre, die heeft maar één teen. Dat zwartje heeft pas nog een oog gemist. Je kunt het nooit zien, als je 't niet wist. Nu heeft de dokter een moeilijk geval, Hoe of hij dat toch genezen zal? Dat popje, dat op de toonbank ligt, Ligt er zoo zielig met de oogjes dicht. Maar de dokter zegt: „Het komt wel terecht". Ja heusch, het popje kan al weer zien. Nu komt de beurt aan mijn Liesje misschien. Gelukkig hij neemt mijn poppekind, "k Geloof wel, dat hij 't ernstig vindt. Hij geeft aan onzen Wim een standje: „Wie trapt er nu op een poppenhandje?" Dat popje krijgt een nieuw handje terug. Ga nu maar naar huis. Dan maak ik 't vlug. DE HERFSTKABOUTER door W. B.—z. fcfWl VAfi UEfc Ik ben de herfstkabouter Van 't groote, groote bosch. Ik ga een dansje maken Op 't zachte bladermos. Tirela-tireladom De herfstkabouter komt weerom. Ik ga de blaren plukken In bosschen en in tuin Ik toover mooie bessen Langs Hollands blonde duin. Tirela-tireladom De herfstkabouter komt weerom. Ik laat de wind maar waaien, Maar waaien langs mijn bol En speel dan met de blaren Het heele bosch ligt vol. Tirela-tireladom De herfstkabouter komt weerom. Maar straks ga ik naar huis toe. Het wordt me dan te koud. Ik speel graag in de zonne, Omdat ik daarvan houd. Tirela-tireladom De herfstkabouter komt weerom. toui-vr»" ALS in den dameszwemwedstrijd te K penhagen op 6 October j.l. onze land- genoote Iet van Feggelen de 100 n rugzwemmen in 1 min. 14.2 sec. wint, van de Deensche Ragnhild Hveger, die er 1 min. 17,1 sec. over doet, dan vinden we dat een heele prestatie, 100 M. in nog geen 75 sec, De snelheid, die deze dames in het water we ten te bereiken, valt echter in 't niet. als we haar vergelijken met de snelheid, die de wa terbewoners bij uitnemendheid, de visschen, weten te bereiken. Een paar jaar geleden heeft men in Frankrijk naar deze snelheden een on derzoek ingesteld. In de Vienne.'n zijrivier van de Loire, heeft den dezen eigenaardigen wed strijd gehouden. Als nr. één in dezen wedstrijd kwam de zalm met een snelheid van 8 meter per seconde, dat zou dus in de 75 sec. van Iet van Feggelen 600 meter zijn. Per uur legt de zalm dus een afstand van 28,8 km. af. Tweede was de forel met 4 4; 9 m. per sec. dat is per uur 16 km. Dan volgden de barbeel en ce voorn, deze laatste legde nog 2 m. per sec. of 7,2 k.m. per uur af. Ook deze zou het dus in een wedstrijd met Iet van Feggelen nog glans rijk gewonnen hebben. Dat deze snelheden van onze zoetwatervisschen werkelijk wel de moeite waard zijn, blijkt dunkt me nog het beste ais we ze vergelijken met de snelheden, die onze onderzeebooten kunnen bereiken. De grootste snelheden van deze zijn ruim 27 k.m. per uur dus nog even minder dan die van den zalm. Hoe groot deze snelheden van onze zoetwater bewoners ook zijn, toch vallen ze in 't niet, als we ze vergelijken met die der zeevisschen. We hebben allemaal óf te IJmuiden óf te Zand- voort wel eens bruinvissehen zien zwemmen, 't Is of ze al maar kopje duikelen, zoo rollen ze in 't water voort. Welnu! deze bruinvissehen halen gemakkelijk een snelheid van 40 km. per uur. Deze zou dus in de 75 sec. waarin let van Feggelen 100 m. aflegt, maar eventjes 833 1/3 m. afleggen. Hoe groot deze snelheid ook is toch valt ze weer in 't niet in vergelij king met die van de dolfijn, een verwant van den bruinvisch, die gemakkelijk een snelheid van 55 km. per uur haalt. Tonijn en zwaard- visch zou men, wat hun snelheden betreft, de windhonden van den oceaan kunnen noemen, Stel je voor dat de tonijn, een snelheid Kan bereiken van 80 km. per uur en dat du een gewicht van 800 tot 1000 pond. Deze groote snelheid heeft hij niet alleen te danken aan zijn groote kracht, maar waarschijnlijk voor een grooter deql aan zijn lichaamsvorm, int midden is zijn lichaamsomvang het grootst, en deze neemt naar achter geleidelijk af. we zouden dus kunnen praten van een stroomlijn en 't zou niet onmogelijk wezen dat de auto fabrikanten, die ten slotte ook gekomen zu» tot de stroomlijn, dezen vorm misschien on bewust, hebben afgezien van den tonijn, ne merkwaardige van den tonijn is nog dat nu deze snelheid niet maar voor korten wjd reiken kan, neen, hij kan ze uren achtereen volhouden. Hij zwemt b.v. in ongeveer 2 oa- gen van de Zuidkust van Frankrijk naar a -Noordkust van Afrika. De snelste visch ona de zeebewoners is volgens de waamemmge van vele zeelui de zwaardvisch. DeSewv snelheid van den zwaardvisch is 55 k.m. pe uur, maar hij moet een snelheid van j™ per uur kunnen bereiken. Men heeft n.l. m museum te Singapore een eikenhouten piau met koper beslagen, waar het zwaard van zwaardvisch door heen steekt. DeskuntL, beweren, dat de zwaardvisch, om door - plank te kunnen heendringen, minstens snelheid moet hebben gehad van 1W per uur. W. B.-l

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8