BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Aan allen!
A.s. week moeten alle clubleden het volgende
mede brengen:
een krant, een potlood, een schaar, een li
niaal en eenige prentbriefkaarten. De kaarten
mogen beschreven zijn, maar moeten er frisch
uitzien. Ons eerste werkje bestaat uit het ma
ken van een gezelschapspelletje van gebruikte
prentbriefkaarten.
DE EERSTE CLUBMIDDAG.
De club begint om 2.30 en eindigt 3.45.
1.1. Woensdag is weer een begin gemaakt met
het clubuurtje in het gebouwtje J. P. Coen-
straat hoek Vareniusstraat. Aanwezig waren
24 leden, terwijl ongeveer 6 leden wegens on
gesteldheid verhinderd waren. De tijd werd
doorgebracht met het doen van enkele mede'
deelingen het voorlezen van een verhaal en
het spelen van enkele kringspelen. A.s. week
wordt direct met het vervaardigen van het
prentbriefkaartenspel begonnen.
Best REPELSTEELTJE. Jammer dat je
zus 1.1. Woensdagmiddag verhinderd was op
de club te komen. Je wilt haar wel even ver
tellen wat ze a.s. week moet medebrengen. Je
mag je briefje, mits je steeds zoo keui-ig
schrijft als ik gewoon van je ben, gerust met
potlood schrijven.
Tot Woensdag: Dag Repelsteeltje.
Best HARLEKIJNTJE. Je bent van harte
welkom als rubriekertje en clublid. Het club
uurtje is je zeker wel bevallen? A.s. Woens
dag gaan we aan het werk. Als het spel klaar
is, kan je het thuis opbei-gen en met St. Ni-
coalas aan een bi-oertje of zusje geven of je
kunt er, wanneer je thuis moet blijven, met
zusjes en broertjes mede spelen.
Tot ons clubuurtje. Dag Harlekijntje.
Lief BOODSCHAPSTERTJE. Hartelijk
dank ik je voor de mooie figuur. Je hebt keu-
rig geteelcend. Prettig zeg dat je in de Kenne-
merlaan komt wonen. Ik behoef nu niet meer
zoo ver te wandelen, als ik even aan kom wip
pen. Je weet wat we de volgende week gaan
maken. Zal je niets vergeten? Dag Boodschap
ster tje.
Lief BIJDEHANDJE. Ook ik denk dat je
voor je moeder wel clublid mag worden. Je
zult het bij ons best naar je zin hebben. Mis
schien zie ik je a.s. Woensdag reeds verschij
nen. Tot ziens. Dag Bijdehandje.
Best ZWARTKOPJE. Prettig zeg, dat je
ook weer clublid wordt. In m'n briefje vooraf
kan je lezen wat je a;s. Woensdag mede moet
brengen. Komt je vriendin ook weer? Vraag
haar maar eens. Ik zal aan je werk beginnen,
zoodat je, wanneer je uit pianoles komt, di
rect met de andere leden mede kunt werken
en niet achter bent. Dag Zwartkopje.
Beste BENJAMIN. Wel hoe heb je de club
gevonden?- Je hebt je naar ik meen best ge
amuseerd. Vuursteentje had ook pret voor zes,
vooral tijdens de spelen. Tot ziens en m'n groe
ten aan Jan en Hans. Dag Benjamin.
Beste ANEMOON. Hans kan zelf wel een
klein briefje aan me schrijven. Met enkele re
gels ben ik i-eeds tevreden. Is de eerste club
middag in je smaak gevallen? Volgende week
gaan we aan het plakken, teekenen, meten,
knippen, enz. Het wordt een echt knutseluurtje.
Het beste met je moeder. Dag Anemoon.
Lief ZWARTOOGJE. Zoo ben jij drie we
ken ziek geweest en nog niet geheel beter?
Dan begrijp ik nu waardoor ik in lang geen
briefje van je ontvangen heb. Ik hoop nu dat
je spoedig geheel beter zult zijn en op de club
kunt komen. Het beste hooi-. Dag Zwartoogje.
Best ZWEMSTERTJE. Wat ben je nu gaan
doen? Ziek worden? Je kon zeker de zon niet
in het water zien schijnen. Je zus is ziek en
wordt natuurlijk een beetje verwend en nu wil
jij ook eens lekker door je moeder onder ge
stopt en nageloopen worden. Natuurlijk moest
ik je, ondanks je ziek zijn even plagen, 'k Hoop
echter dat je weer spoedig beter zult zijn en
op de club kunt komen. Dag Zwemstertje.
Lief WITWOLLETJE. Neen je behoeft
voorloopig zelf geen werk mede te brengen.
A.s. Woensdag moet je wel een potlood, krant,
schaar, liniaal en eenige beschreven, doch keu
rig uitziende, pi'entbriefkaarten medebrengen.
Bezit je geen liniaal dan behoef je er geen te
koopen. Je kunt als het noodig is, wel van een
ander kind leenen. Tot ziens. Dag Witwolletjè.
Best LELIETJE VAN DALEN. Heden
middag heb ik je op de club gemist. Je komt
toch zeker a.s. Woensdag? In m'n briefje voor
af en in het briefje aan Witwolletje kan je le
zen wat je mede moet brengen. We gaan een
prentbriefkaartenspel maken, waar je thuis
prettig mede kunt spelen. Tot Woensdagmid
dag half di-ïe. Dag Lelietje van Dalen.
Best DUINROOSJE. Het weer is momen
teel geen vacantie-weer. Jammer genoeg. Je
kunt nu niet echt van het buiten zijn genieten.
Het clubuurtje was je dus al heel welkom. Je
schrijft me nu weer trouw. Best. Dag Duin
roosje.
Beste VERGEETMIJNIET. Zeg meisje,
wat schrijf jij me toch steeds gezellig lange
brieven. Ja Sint Nicolaas is in aantocht. Hij
maakt reeds toebereidselen om. scheep te gaan
en heeft enkele knechten, met het oog op de
vele wei-kzaamhden die hem in Holland wach
ten, extra in dienst genomen. Verlang je naar
zijn komst? Ik wel. Tot Woensdag. Dag Ver-
geetmijniet.
Best KRULLEKOPJE. Jij bent 1.1. Donder
dag al weer naar school gegaan? 'k Wil graag
aannemen dat je vacantie omgevlogen is. Nu
maar weer met frisschen moed sommen, taal-
werk, enz. gemaakt Je hebt je fiets thans va
cantie gegeven. Dat iseen vei-standige daad.
De tijd voor plezier fietstochtjes is voorloopig
voorbij. M'n gi'oeten aan B. Dag Krullekopje.
Best TEEKENAARSTERTJE. Meisjelief
mag ik je een raad geven in je eigen belang?
Doe precies wat de dokter zegt dat je doen
moet. Hij laat je heusch niet voor een pretje
het bed houden. Later zou je wel eens spijt van
je onwilligheid kunnen hebben en dan zou die
spijt wel eens te laat kunnen zijn. Steeds van
je bed gaan, terwijl je moet blijven liggen,
vind ik lang niet lief. Wat je vraag om werk
betreft. Ik zal werk voor je gereed maken en
zorgen dat het bij je thuis komt. Maar voor
alles moet je precies doen wat de dokter en
je ouders wenschen dat je doet. Het beste hoor.
Dag Teekenaarstertje.
Lief SNEEUWWITJE. Jij mag rubrieker
tje en clublid worden. Zal je me steeds trouw
blijven schrijven? Tot Woensdagmiddag half
drie. Dag Sneeuwwitje.
Best VUURSTEENTJE. Wat heb jij je 1.1.
Woensdagmiddag echt geamuseei'd. Vooi'al de
spelen vielen in je smaak. Natuurlijk zie ik je
.s. Woensdag weer. We gaan dan aan het
plakken, knippen enz. 'k Hoop echter dat je je
niet in je rug knipt of dat je je lippen aan
elkaar plakt. Maar dat zal wel niet. Tot kijk
dan. Dag Vuursteentje.
Best DOORNROOSJE. Je schuilnaam vind
ik uitstekend. Ik heb nu een Duinroosje en een
Doorm-oosje. Prettig dat je nichtjes zich ook als
rubriekstertjes en clubleden hebben opgege
ven. A.s. Woensdag zorg je wel alles wat je
noodig hebt mede te brengen. Dat zal een
knutselpartij worden. Echt gezellig. Dag Doorn
roosje.
Beste KLEINE ZUS. Prettig dat jij 1.1.
Woensdag ook weer op de club was. Wat heb
ben we fijn gespeeld hè? Wat moest ik hard
loopen om dat kleintje te pakken. Maar het
is me toch gelukt. A.s. week doen we geen
spelletjes. We gaan dan hard werken, zoodat
we aan het einde van de clubuurtjes 1938
1939 heel veel gemaakt hebben. Dag Kleine
Zus.
Beste VERONIKA. Prettig dat mej. v. d.
D. het naar de club gaan mogelijk voor je ge
maakt heeft. Het werk zou ook haast geen door
gang kunnen hebben zonder jou. Jij behoort
tot de meest getrouwen, zoowel wat het schrij
ven als het bezoeken van de club betreft. Wat
was de tijd 1.1. Woensdag weer vlug voorbij.
M'n groeten aan J. Dag Veronika.
Best GOUDHAARTJE. Jammer dat je 1.1.
Woensdag verhinderd was op de club te ko
men. Ik hoop dat je a.s. Woensdag present kunt
zijn. We gaan dan aan een prentbriefkaarten
spel beginnen. Je zus zal wel zeggen wat je
mede moet brengen. Dag Goudhaartje.
Beste JOPIE SLIM. Neen, erg ti-eft men
het dit jaar niet met de vacantie. De derde
week van October is vaak veel mooier. Ik heb
nog geen herfstvacantie gehad. Mijn vacantie
vangt vandaag over acht dagen aan. Wie weet of
ik dan niet bof en mooi weer tref. Is 't clubuur
je bevallen? Dag Jopie Slim.
Beste DICKY BIGMANS. Je grootmoeder
kan goed schuilnamen bedenken zeg. Jopie
Slim en Dicky Bigmans hooren bij elkander.
Heb jij zoo'n schattig broertje? Dat mag je mij
wel geven. Of kan je het niet missen? Is dat
broertje van zes jaar ook zoo'n schat? Dag
Dicky Bigmans.
Best WATERNIMFJE. Wil je voortaan
je briefje met je naam en je schuilnaam on
derteekenen? Wat je vraag betreft daar spre
ken we a.s. Woensdag wel even over. Tot zoo
lang dus geduld houden. Dag Waternimfje.
Lief BOSCHVIOOLTJE. Wil je in het ver
volg je briefjes met je naam en je schuilnaam
onderteekenen? Ik wil graag aannemen dat je
blij was ook op de club te mogen komen. Nu
maar steeds trouw schrijven en geregeld op de
club komen. Tot Woensdag. Dag Boschviooltje.
Lief ZONNESTRAALTJE. Ja hoor, jij
mag iets voor je vaders verjaardag maken.
Breng maar een paar cartonnen schaaltjes me
de, dan zorg ik voor de i-est. Dag Zonnestraal
tje.
Lief ZONDAGSKIND. Ben jij nu ook op
knip- en naailes. Wat zal je het druk ki-ijgen.
School- Esperantoles- naailes en club. Maar
beter veel, dan geen werk. Jammer dat je
vader nog steeds niet hersteld is. Het beste
met hem. Dag Zondagskind.
Best CROCUSJE. Natuurlijk wil ik je a.s.
Woensdag met je handschoenbreiwerk weer
verder helpen. Het theepotdekje komt beslist
voor de Kerst klaar. Als je er eenmaal aan
begint, is het met eenige uurtjes hai-d werken
gereed. Prettig dat je het patroonteekenen be
grijpt en de teekeningen thuis kunt maken.
Het leeren knippen en naaien is zeer nuttig
en komt je later uitstekend te pas. Veel succes
met je werk. Dag Crocusje.
Lief GOUDMUILTJE. Je ziet maar. wat je
doet. Als je kómt ben je steeds welkom. Na-
tuurlijk wil ik je kussen graag zien. De mond
orgelclub is dus ook weer begonnen. Je speelt
nu zeker al heel veel liedjes en je repertoire
zal wel wat uitgebreider zijn dan vorig jaar.
Speel met succes. Dag Goudmuiltje.
Veel gi-oeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
DE SLIMME WAARZEGGER
Hoe hij den dief op het spoor kwam.
De meeste menschen gelooven zoo'n beetje
in de bovennatuurlijke krachten van waar
zeggers en „helderzienden".
Nu, ik wil heelemaal niet beweren, dat het
niet zoo nu en dan voorkomt, dat iemand wer
kelijk in de toekomst kan kijken, maaral
die gewichtige personages, die met „koffiedik
en het ei" werken en lange advertenties in de
kranten plaatsen, zijn toch meestal meer han
dig dan bovennatuurlijk aangelegd.
Ik wil je eens vertellen, hoe zoo'n „helder
ziende" het laatst aanlegde, een dief op het
spoor te komen. In de nabijheid van een groote
stad woonde op zijn landgoed de heer van Bu
ren, een nakomeling van een oud, schatrijk
jeslacht. 't Huis was prachtig ingericht en be
vatte vele kostbaarheden, waaronder ook een
;roote verzameling oud tafelzilver.
En met dat tafelzilver begon nu juist de na
righeid: in den laat-sten tijd werden er telkens
stukken van gestolen, nu een lepel, dan een
paar messen, maar steeds op zoo'n slimme ma
nier, dat men den dief onmogelijk op het spoor
kon komen. Wat de heer des huizes ook deed,
alle nasporingen bleven tevergeefsch; hij moest
dan ook tenslotte wel gaan denken, dat de
dief onder zijn personeel school. Dat was voor
den heer van Buren een onverdragelijke ge
dachte, want hij hield van z'n mensehen, die
allemaal hun taak uitstekend vervulden. Het
idee, dat een van hen een dief was kwelde hem
tenslotte dag en nacht en nadat hij het reeds
met allerlei detectives geprobeerd had, besloot
hij eindelijk, een „helderziende" in den arm
te nemen.
De man werd hem van alle kanten aanbevo
len, omdat hij nu letterlijk alle geheimen kon
ontsluieren en hoewel de heer van Buren er
zelf nu niet zoo heel veel van geloofde, stelde hij
zich tenslotte toch met den „helderziende" in
in verbinding.
Deze, die den weidschen naam droeg van Ben
Aridna, verscheen op het landgoed en deelde
den heer des huizes mede, dat hij zeer zeker
den dief zou kunnen ontdekken, maar dan
moest hij de groote eetzaal tot zijn beschikking
hebben en daarmee kunnen doen wat hij wilde.
Er zou natuurlijk niets worden beschadigd.
Zoo gezegd, zoo gedaan. De heer Ben Aridna
begaf zich in de eetzaal en hing voor alle ra
men zware, zwarte gordijnen, die hij in een
koffer had meegebracht. Op de lange tafel zette
hij een aantal kaarsen.
Dienzelfden avond verzocht de helderziende
alle bedienden binnen te komen. De kaarsen
werden ontstoken en de heer Ben Aridna nam,
gekleed in 'n eigenaardig paars fluweelen ge
waad, dat met allerlei wonderlijke figuren
was bestikt, in een hoogen zetel plaats.
Voor hem stond een schaal met wierook,
waaruit zoete, eenigszins bedwelmende dam
pen opstegen.. Hij keek langen tijd onder dood-
sche stilte in de opwolkende dampkronkeltjes,
alsof hij visioenen zag. De bedienden zaten
DIDEROT EN DE PANTOFFELS
De groote Fransche schrijver Diderot kreeg
eens van een bevriende dame een paar gebor
duurde pantoffels cadeau.
Toen hij ze had aan getrokken, zei hij tegen
zichzelf: „Gek gezicht, dat de voeten zooveel
beter bekleed zijn dan het hoofd". En na deze
uitspraak ging hij onmiddellijk uit en kocht
een fluweelen muts. De rest van zijn kleeding
was toen echter niet meer in overeenstem
ming met hoofd en voeten en dus leek het hem
noodzakelijk, een nieuwe kamerjapon te
koopen.
Doch toen stak de rest van zijn studeerka
mer zóó armelijk af hy zijn bureau en boe
kenkast, dat Diderot niet rustte vóór hij ge
heel nieuwe meubels had.
Kortom: het paar pantoffels, dat Diderot ca
deau had gekregen kostte hem honderd goud
stukken.
intusschen stilletjes te lachen om die hokus-
pokus.
Ben Aridna liet zich echter niet in 't minst
uit het veld slaan, doch begon opeens lange,
onbegrijpelijke zinnen in een onbekende taal
te prevelen. Het klonk geheimzinnig, als een
bezweringsformule. En dan brak het weer even
plotseling af en er heerschte een doodelijke
stilte. De flakkerende kaarsvlammen verspreid
den intusschen een spookachtig licht.
En toenhaalde de waarzegger met een
plotselinge beweging een aantal stroohalmen
uit zijn zaak, legde ze voor zich neer en begon
weer te spreken, doch nu in het Hollandsch;
langzaam en met eentonige stem. Hij zeide o.a,
„Er komen in de natuur krachten voor, die
slechts enkele menschen kennen. Deze krach
ten zijn onzichtbaar en meestal onnaspeurlijk,
maar soms kunnen ze zóó sterk worden, dat ze
dengene, die ermee in aanraking komt, de
haren te berge doen rijzen, vooralwan
neer hij een kwaad geweten heeft!
Zoo sprak Ben Aridna nog een heelen tijd
door, steeds op denzelfden, geheimzinnigen
toon en de bedienden, die eerst gelachen had
den, verstomden de een na den ander. Toen
hij nu zag, dat ze flink bang waren, besloot de
man in het paarse gewaad: „Ik heb hier negen
stroohalmen, allemaal precies even lang. Hier
mee zal ik den eenen dief onder u, die het zil
ver gestolen heeft, ontdekken. Neem elk een
halm in de hand".
De bedienden gehoorzaamden zwijgend.
„Zoodra de laatste kaars is uitgegaan, zal
een vreeselijke knal weerklinken. Daarop
steekt ieder van u een stroohalm in den mond.
Niemand zal een haar worden gekrenkt. Alleen
de halm van den dief zal opeens een heel stuk
langer worden. Opgelet!"
De kaars ging uit, in de dichte duisternis
weerklonk een knal; allen beefden van angst
en staken den halm in den mond. Op 't zelfde
oogenblik ging de deur open en de heer van
Buren trad binnen en knipte het licht aan.
De waarzegger stond op en sprak:
„Leg nu alle halmen op tafel!" Ze gehoor
zaamden, doch geen der halmen was langer
geworden. Een der bedienden legde zelfs met
een schuwen blik een halm op tafel die een
heel stuk korter geworden was.
„U bent de dief", zei de waarzegger met be
sliste stem en de man bekende sidderend, dat
hij het tafelzilver gestolen had.
In zijn angst dat zijn halm langer zou wor
den, had hij er vlug een stuk afgebroken!
BIJ DEN POPPENDOKTER.
door
W. B. Z.
Ik ben bij den poppendokter geweest,
Omdat hij al al onze poppen geneest.
Wim heeft zelf mijn Liesje er heen gebracht
Hij had op haar handje getrapt
ondoordacht.
De poppendokter is nog niet klaar.
Nu moet hij wachten, eventjes maar,
Daar ligt een pop met een scheur in
haar been,
Daar ligt een andre, die heeft maar
één teen.
Dat zwartje heeft pas nog een oog gemist.
Je kunt het nooit zien, als je 't niet wist.
Nu heeft de dokter een moeilijk geval,
Hoe of hij dat toch genezen zal?
Dat popje, dat op de toonbank ligt,
Ligt er zoo zielig met de oogjes dicht.
Maar de dokter zegt:
„Het komt wel terecht".
Ja heusch, het popje kan al weer zien.
Nu komt de beurt aan mijn Liesje misschien.
Gelukkig hij neemt mijn poppekind,
"k Geloof wel, dat hij 't ernstig vindt.
Hij geeft aan onzen Wim een standje:
„Wie trapt er nu op een poppenhandje?"
Dat popje krijgt een nieuw handje terug.
Ga nu maar naar huis. Dan maak ik 't vlug.
DE HERFSTKABOUTER
door W. B.—z.
fcfWl VAfi UEfc
Ik ben de herfstkabouter
Van 't groote, groote bosch.
Ik ga een dansje maken
Op 't zachte bladermos.
Tirela-tireladom
De herfstkabouter komt weerom.
Ik ga de blaren plukken
In bosschen en in tuin
Ik toover mooie bessen
Langs Hollands blonde duin.
Tirela-tireladom
De herfstkabouter komt weerom.
Ik laat de wind maar waaien,
Maar waaien langs mijn bol
En speel dan met de blaren
Het heele bosch ligt vol.
Tirela-tireladom
De herfstkabouter komt weerom.
Maar straks ga ik naar huis toe.
Het wordt me dan te koud.
Ik speel graag in de zonne,
Omdat ik daarvan houd.
Tirela-tireladom
De herfstkabouter komt weerom.
toui-vr»"
ALS in den dameszwemwedstrijd te K
penhagen op 6 October j.l. onze land-
genoote Iet van Feggelen de 100 n
rugzwemmen in 1 min. 14.2 sec. wint,
van de Deensche Ragnhild Hveger, die er 1
min. 17,1 sec. over doet, dan vinden we dat
een heele prestatie, 100 M. in nog geen 75 sec,
De snelheid, die deze dames in het water we
ten te bereiken, valt echter in 't niet. als we
haar vergelijken met de snelheid, die de wa
terbewoners bij uitnemendheid, de visschen,
weten te bereiken. Een paar jaar geleden heeft
men in Frankrijk naar deze snelheden een on
derzoek ingesteld. In de Vienne.'n zijrivier van
de Loire, heeft den dezen eigenaardigen wed
strijd gehouden. Als nr. één in dezen wedstrijd
kwam de zalm met een snelheid van 8 meter
per seconde, dat zou dus in de 75 sec. van Iet
van Feggelen 600 meter zijn. Per uur legt de
zalm dus een afstand van 28,8 km. af. Tweede
was de forel met 4 4; 9 m. per sec. dat is per
uur 16 km. Dan volgden de barbeel en ce
voorn, deze laatste legde nog 2 m. per sec. of
7,2 k.m. per uur af. Ook deze zou het dus in
een wedstrijd met Iet van Feggelen nog glans
rijk gewonnen hebben. Dat deze snelheden van
onze zoetwatervisschen werkelijk wel de moeite
waard zijn, blijkt dunkt me nog het beste ais
we ze vergelijken met de snelheden, die onze
onderzeebooten kunnen bereiken. De grootste
snelheden van deze zijn ruim 27 k.m. per uur
dus nog even minder dan die van den zalm.
Hoe groot deze snelheden van onze zoetwater
bewoners ook zijn, toch vallen ze in 't niet, als
we ze vergelijken met die der zeevisschen. We
hebben allemaal óf te IJmuiden óf te Zand-
voort wel eens bruinvissehen zien zwemmen,
't Is of ze al maar kopje duikelen, zoo rollen
ze in 't water voort. Welnu! deze bruinvissehen
halen gemakkelijk een snelheid van 40 km.
per uur. Deze zou dus in de 75 sec. waarin let
van Feggelen 100 m. aflegt, maar eventjes
833 1/3 m. afleggen. Hoe groot deze snelheid
ook is toch valt ze weer in 't niet in vergelij
king met die van de dolfijn, een verwant van
den bruinvisch, die gemakkelijk een snelheid
van 55 km. per uur haalt. Tonijn en zwaard-
visch zou men, wat hun snelheden betreft, de
windhonden van den oceaan kunnen noemen,
Stel je voor dat de tonijn, een snelheid Kan
bereiken van 80 km. per uur en dat du
een gewicht van 800 tot 1000 pond. Deze groote
snelheid heeft hij niet alleen te danken aan
zijn groote kracht, maar waarschijnlijk voor
een grooter deql aan zijn lichaamsvorm, int
midden is zijn lichaamsomvang het grootst, en
deze neemt naar achter geleidelijk af. we
zouden dus kunnen praten van een stroomlijn
en 't zou niet onmogelijk wezen dat de auto
fabrikanten, die ten slotte ook gekomen zu»
tot de stroomlijn, dezen vorm misschien on
bewust, hebben afgezien van den tonijn, ne
merkwaardige van den tonijn is nog dat nu
deze snelheid niet maar voor korten wjd
reiken kan, neen, hij kan ze uren achtereen
volhouden. Hij zwemt b.v. in ongeveer 2 oa-
gen van de Zuidkust van Frankrijk naar a
-Noordkust van Afrika. De snelste visch ona
de zeebewoners is volgens de waamemmge
van vele zeelui de zwaardvisch. DeSewv
snelheid van den zwaardvisch is 55 k.m. pe
uur, maar hij moet een snelheid van j™
per uur kunnen bereiken. Men heeft n.l. m
museum te Singapore een eikenhouten piau
met koper beslagen, waar het zwaard van
zwaardvisch door heen steekt. DeskuntL,
beweren, dat de zwaardvisch, om door -
plank te kunnen heendringen, minstens
snelheid moet hebben gehad van 1W
per uur.
W. B.-l