Drie mannen en hun Noodlot 1 De opening van het A.V.R.O.-schaaktournooi had Zondag te Amsterdam plaats. - De heer De Clercq verrichtte de openingszet voor de partij dr. Bvwe (links) - Keres Het bezoek van H. M. de Koningin aan Groningen. De vorstin tijdens de bezichtiging der sluis van het Van Starkenborgh-kanaal, dat door H. M. in gebruik werd gesteld Het eerste Duitsche doelpunt in den Zondag te Groningen gespeelden voetbalwedstrijd Noord Nederland Noord Duitschland De vliegtuigramp nabij het vliegveld van Jersey (Eng.) eischte veertien slachtoffers. De wrakstukken van het totaal uitgebrande toestel Ingebouwd in de instrumenten jagen de piloten der drie Engelsche Royal Air Force-vliegtuigen hun machines door het luchtruim tijdens de poging tot recordverbetering op den langen afstand De voetbalwedstrijd Zuid Nederland Luxemburg, welke Zondag te Tilburg werd gespeeld, eindigde in gelijk spel (2-2) Jhr. mr. J. A. van der Does, oud-pre sident van de Arrondissementsrecht bank te Arnhem, is op 72-jarigen leeftijd overleden De Kon. Ned. Jachtvereeniging hield Zaterdag in de omgeving van Amersfoort haar groote St. Huber- tusjacht FEUILLETON Waar net Engescü door A. J. HUISMAN. (Nadruk verboden). 51) HOOFDSTUK XXIEL De rattenval. Barretts auto was wel niet groot, maar iet was een sterke en snelle wagen. Hij snorde 2ijn weg door New York, sloeg links af en ging toen een van de bruggen over naar Brooklyn, steeds met dezelfde vaart, of de wegheuvelop of af-waarts leidde. Barrett's chauffeur verstond zijn vak. Van de brug, die spookachtig geheimzinnig leek onder de donker wordenden hemel, kwamen ze langs schimmige huizen en daarna door de hobbelige straten van Brooklyn, waar de lichten ontstoken waren. Het was de overgang van avondschermer naar duister nis. Het interieur van de limousine was onver licht. Maar het schijnsel der lantaarns die ze passeerden, flitste van tijd tot tijd op O'Mal- ley's gezicht. En terwijl ze dieper Brooklyn inreden, trok Barrett hem verder in de scha duw. „Je kunt je beter niet vertoonen", meende hij; „de groene inktvlek heeft behalve Mc Girk en .Bleekneus" nog een paar andere satellieten En ze zijn niet oepaald dol op ons! Heb je vannachï nog bezoek gehad?" „Geen sterveling", antwoordde O'Malley vroolijk. Barrett lachte zacht. „Je hebt ze zeker voor een uur of twaalf buiten gevecht gesteld, anders zou je wel wat van ze gemerkt hebben. Enfin, we zullen zien" „Wat is het plan voor vanavond?" „Dat zal ik je straks vertellen", was het wederwoord. „Het is te ingewikkeld om in korten tijd uit te leggen. Maar misschien wil je voor deze gelegenheid wel precies doen wat Ik je zeg. Als zich een of andere onvoorziene omstandigheid voordoet, dan kun je natuur lijk naar goeddunken handelen. Maar schiet niemand dood". O'Malley trok een leelijk gezicht in het don ker. „O neen", verklaarde hij, zijn revolver be tastend. „Ik heb nooit veel voor de artillerie gevoeld. Is dat ding geladen?" Een hartelijk lachen was het bescheid. „Ja, hij is geladen! Je moet deze expeditie niet onderschatten, O'Malley. Het zal zoo goed als z-eker noodig blijken om te schieten. Daarom wou ik je meehebben" O'Malley verzonk even in gepeins „H'm", mompelde hij toen weifelend. „Ik.... eh.... stel die eer erg op prijs!" Barrett wierp hem een vluggen blik toe, zag in een voorbijschietend lichtschijnsel de sluwe grijns in O'Malley's gelaatstrekken en glim lachte flauwtjes. Maar hij zei niets Het zakenkwartier van Brooklyn lag nu achter hun. De kleine auto zoemde rustig voort, draaide naar rechts en volgde eenigen tijd Fourth Avenue, om daarna links af te slaan. O'Malley merkte op dat ze niet heele- maal de richting van de ondergrondsche hielden. Een moment later bevestigde Bar rett dit. „Dick en ik", zette hij uiteen, met een noofdbeweging naar den chauffeur hebben \rthur street op de kaart opgezocht Jij ver telde me dat de taxi er van den kant van het station van de ondergrondsche heenging, maar wij rijden om en naderen de straat van de tegenovergestelde zijde. Het zal niet moge lijk zijn er met den auto heelemaal te komen maar dat is ook beter. En we komen er dicht genoeg bij". „Als het maar niet al te dicht is", spotte O'Malley. Hij was in een gelukkige stemming van avond. Hij was vol sympathie en bewondering voor Barrett en vond het prettig met hem samen te zijn. En Claudia's gezicht stond voortdurend in lieflijke straling voor zijn gees tesoog. Bovendien bracht de naderende ont moeting een prettige, opwindende tinteling in zijn aderen. Dit beloofde een avontuur naar zijn Keltisch hart te worden! Steeds donkerder werden de straten weer, waardoor hun weg voerde en de bestrating werd hoe langer hoe slechter. De aaneenge sloten bebouwing hadden zij nu achter zich gelaten en hobbelend passeerden zij zoo nu en dan enkele, afzonderlijk staande huisjes. En eindelijk bereikten zij een straat die er net zoo uitzag als Arthur street en ook in het. open veld uitkwam, doch in tegenovergestelde richting. Daar stopte de auto. Barrett stapte uit en O'Malley volgde. Ze bevonden zich ongeveer aan het eind van een straat, waaraan hoogstens een half dozijn huizen stonden. Barrett sprak op zachten toon met den chauffeur en O'Malley voegde zich bij hen. „Dat is Hiltz street meneer", zei de chauf feur, over de velden wijzend, „waar u dat licht ziet. Dit is eigenlijk het andere einde van Arthur street, maar er is nog geen ver binding en de weg is opengebroken. Ik ben hier vandaag heen gereden om de omgeving te verkennen. Zal ik hier wachten, meneer?" Barrett dacht even na. „Rijd heelemaal tot het eind en keer dan. Doof de lampen, maar houd den motor aan. Het is misschien noodig dat we hals over kop kunnen wegkomen". „Uitstekend meneer", was het antwoord. „Dat is in een minuut gebeurd. Kan ik niet met u meegaan?" „Neen Dick, dank je wel. Het is erg vrien delijk van je aangeboden, maar daar heb ik je niet noodig en hier kan ik je broodnoodig hebben". De chauffeur tikte teleurgesteld aan zijn pet en stapte onmiddellijk achteruit. Met een korte waarschuwing aan O'Maley om uit te kijken waar hij liep, zocht Barrett zijn weg door de duisternis, langs den kant van iets wat ternauwernood den naam van weg ver diende. Terwijl ze de auto achter zich lieten, gingen de koplampen uit, zoodat ze alleen het licht van den sterrenhemel hadden. Een oogenblik later hoorden ze den wagen zich in beweging zetten, keeren en weer terug komen, bij het licht van de twee kleine lampjes, die nog op het dashboard brandden. „Zacht nu", fluisterde Barrett, terwijl ze verder in het open veld kwamen Het was nu geheel en al donker. Er scheen geen maan. Evenmin waren er wolken in de fluweelige lucht om den weerschijn van Brooklyn op te vangen. Zwijgend strompelden ze een honderd meter voort; toen sloeg Barrett opeens naar links af en opkijkend zag O'Malley de omtrekken van een klein huisje opdoemen, dat eenzaam en duister onder de sterren stond. Hij buurde er vol aandacht naar en her kende het. Dit was „A. S. C. H. Huis", waar hij Claudia den vorigen avond gevonden had. Recht vooruit was de hoek, waar de straat lantaarn brandde, de eerste hoek die ae na hun vlucht waren omgeslagen. En verderop aan zijn rechterhand stond het leege huis, dat hij den heelen vorigen dag als observatie post had gebruikt. „Kom mee", vermaande Barrett. Achter elkaar gingen ze voort langs het .enster, nu onverlicht, waardoor O'Malley den vorigen avond naar binen geploft was. Even later liep hij zacht tegen Barrett op en bleef staan. Met de hand op O'Malley's arm, stond de uudere man even scherp te luisteren. Voor de keukendeur bleef hij opnieuw staan om te luisteren. De geluiden van de stad drongen zoo weinig op de open vlakte tot hen door, dat ze het ruischen van het lange gras in den avond wind konden hooren. Het slaperige gekwaak van een kikvorsch ergens in de buurt klonk onbehaaglijk duidelijk. In de verte blafte een tonig 'n hond, zijn verdriet melancholiek uit huilend. Maar uit het huis zelf was niet het minste hoorbaar. De schaduwige gestalte vóór O'Malley stak een ternauwernood zichtbare hand uit, die zich om den knop van de keukendeur sloot. De sterren gaven genoeg licht om O'Malley te doen zien dat de deur langzamerhand naar binnen openging en een afgrond van inktzwarte duisternis onthulde. Maar geluid hoorde hij nog steeds niet. Hij kwam nader bij, stapte de twee stoeptreden van de keuken op en volgde Barrett in het duister. Even zacht als de deur opengemaakt was, ging die weer dicht en hij merkte dat Barrett naast hem stond. „Waar is de dienkeuken?", werd er aan zijn oor gefluisterd. „Hier rechts. Ik kan de deur voelen", ant woordde O'Malley, met eveneens gedempte stem. „Ga dan voor. We moeten naar de eet kamer". (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 10