De Sprong in het Leven
FEUILLETON
Oorspronkelijke Neclerlandsche roman
door
FELICIA CORDEA.
9)
Op dit oogenblïk kwam Furné terug en her
vatte zijn gesprek met Verschuur.
„O, we brengen je vrouw wel tot rede, vooral
nu ze weet, dat haar bewering, dat de brieven
door jou vervalscht zijn, zoo goed als geheel
ontzenuwd is Het zal haar nu wel duidelijk ge
worden zijn, dat ze daar niets mee bereiken kan.
En hoe denkt ze je feitelijk anders te kunnen
dwingen, behalve door altijd je eigen overdre
ven toegevendheid tegen je uit te spelen. Werke
lijk beste kerel, de zaak wordt op deze manier
noodeloos gerekt. Maar je bekommert je blijk
baar niet om een paar maanden".
„In tegendeel! Ik heb haast!"
Waarom had hij opeens haast? vroeg Ver
schuur zich af. Hij wist het niet. Alleen besefte
bij op dat oogenblik duidelijk, dat hij reeds veel
te lang getalmd had.
„Wie is dat knappe jonge meisje, dat zoo juist
hier was?"
..Cat is juffrouw Elvira Sittard".
„Is zij verloofd?"
„Niet dat ik weet. Het is een kalm, ernstig
meisje, dat zeer goed werkt. Geen grapjes in die
richting, denk er om Verschuur".
„Grapjes! Waarom zou ik het meisje niet een
keer ontmoeten, indien ik belang in haar stel?
Ik ben binnenkort een vrij man".
„Zonder twijfel! Het hangt slechts van jezelf
af. hoe lang je huwelijk nog zal duren. Voor-
loopig wachten wij echter het antwoord van je
vrouw eerst af".
Verschuur nam afscheid en vertrok.
„Het hangt alleen van mezelf af, hoelang het
nog duurt, voordat ik van de heele boel af ben",
dacht hij, terwijl hij wegreed „en voordat ik vrij
ben, mijn leven op een andere manier in te
richten. Dit blonde meisje interesseert me, dat is
zeker. En zeker is het ook, dat wij elkaar niet
voor het laatst hebben gezien".
Angela stond op het strand van het Scheve-
ningsche luxebad en verheugde zich. Ze ver
heugde zich, omdat Maatschappij Zeebad het
badseizoen, vanwege het warme, zomersche weer
een paar dagen verlengd had.
Ze liep het water in, waadde door de bran
ding en zag een bijzonder verleidelijke, hooge
golf aanrollen.
Met een sprong dook ze in den naderenden
groenen waterberg en botste onzacht tegen een
voorwerp, dat het inwendige van den groenen
berg bezette. Angela slikte een mondvol zout
water in en kwam proestend boven.
Het voorwerp slikte een nog grooter slok water
in en kwam eveneens te voorschijn, zich daar
bij ontpoppend in een kletsnatten, zeer langen
jongeling, voor wiens oogen een sluier donker
haar hing en die een beetje nijdig uitriep: „Wel,
kun je niet uitkijken!"
„Neen, niet in het water", gaf Angela eenigs-
zins kort ten antwoord.
De jongeman streek de haren en het water
uit zijn oogen en grinnikte: „Een meisje! Ik
dacht, dat het 'n U-boot was Aangenaam kennis
te .maken!" De jongeman stak Angela zijn hand
toe. Angela beet zich op de lip en drukte de
haar aangeboden hand.
„Sorry! Als ik geweten had, dat zich in de
golf iets breekbaars bevond, had ik het voor
zichtiger behandeld. U had er een waarschuwing
bij moeten zetten. Maar het was een waar ge
noegen voor me. Goeden dag".
„Tot ziens", antwoordde de jongeling en boog
voor Angela's rug, hoffelijk, maar ook bewonde
rend.
De jongeman vblgde Angela's bewegingen in
het water, maar toen zij zich aan zijn blikken
dreigde te onttrekken, nam hij een koen be
sluit en zwom haar achterna.
„Zoo, daar ben ik weer", deelde hij haar op
gewekt mede.
Hij scheen het blijkbaar als vanzelfsprekend
te beschouwen, dat zij zich over dit feit evenzeer
zou verheugen als hij.
„Nu, aan zelfvertrouwen ontbreekt het hem
niet", dacht Angela, maar al had hét haar het
leven gekost, ze had niet onvriendelijk tegen
hem kunnen zijn. Er lag iets zoo goedmoedigs en
ridderlijks over zijn gezicht. De blik van zijn
oogen was openhartig en schalks en zijn tanden
wai-en werkelijk prachtig. Zijn ledematen, ten
minste voor zoover die boven het water uitsta
ken, waren regelmatig, krachtig en gebruind.
Zijn stem had een prettigen klank en zijn hou
ding was niettegenstaande de vrijmoedigheid,
waarmee hij haar naderde, terughoudend. An
gela besefte, dat ze slechts één woord behoefde
te spreken en hij zou hoffelijk afscheid van
haar nemen en haar verder met rust laten. Dit
laatste gaf den doorslag.
Op dit oogenblik weerklonken eenige korte,
scherpe hoornsignalen over het water.
„Wat is er?" vroeg de zwemmer naast Angela,
die als Engelschman deze signalen niet begreep.
„De badwachter in den toren waarschuwt een
waaghals, die te ver naar buiten gezwommen is.
Men moet hier namelijk heel voorzichtig zijn.
Er staat dikwijls een sterke ü'ek naar zee toe".
Doch reeds weerklonken de hoornsignalen op
nieuw, ditmaal sterker en dringender dan te
voren.
„Dat is geen waarschuwing meer", riep An
gela verontrust uit. „Iemand verkeert in nood.
Juist. Daar! Ziet u? Een kind. Kijk, nu steekt
het de armen omhoog".
Een blik, de Engelschman zag het, wierp zich
met kracht in de golven en zwom weg. Angela
vlak achter hem aan.
Ze waren reeds vrij ver in zee geweest en wa
ren zoodoende als eersten bij het zinkende li
chaam van den jongen, die te ver van den kant
weggezwommen was en bereikten hem zelfs voor
dat de roeiboot met den strahdwachter hem had
had kunnen bereiken. Van twee kanten vatten
zij den jongen en hielden hem boven water,
totdat de boot kwam en hem meenam.
Er stond een sterke trek enze hadden moei
te, het ondiepe water weer te bereiken. Dan
waadden ze een weinig buiien adem naar het
strand.
„Hiermede hebben we onze koffie eerlijk ver
diend', meende de jonge Engelschman en wees
op het terrasje.
Angela knikte energiek met het hoofd. Ze
voelde zich werkelijk een beetje flauw. De klei
ne drenkeling had zich gedurende de eerste
oogenblikken vertwijfeld aan haar vastgeklemd
en haar eenige seconden onder water ge trol-eken.
Ze wierp zich in een stoel en haar metgezel
wenkte een kellner.
„Twee koffie en those big round things".
(Groote ronde koeken).
.„Welke big round things?" vroeg de kellner.
De Engelschman teekende met zijn vinger een
volle maan op de tafel. Angela begreep hem.
„Wafels", riep ze.
„Yes! Wafels! Tien stuks. Ik ben er dol op".
De kellner verdween.
„En nu tusschen ons, my dear young lady. Hoe
kwam u er bij, met me mee te zwemmen. Waar
om bleef u niet rustig en braaf, waar u was, in
plaats me voor het feit te stellen misschien twee
kinderen te moeten redden".
Angela stond paf, maar ze had een antwoord
klaar.
„En u, mijnheer, hoe waagde u het. zich in een
zuiver Hollandsche aangelegenheid te mengen.
Wij Hollanders mogen wel een klein volk zijn,
maar wij zijn in alle dingen groot, waarin een
klein volk groot kan zijn. En wij zijn volkomen
in staat onze eigen zaken op te knappen".
Een oogenblik keken ze elkander streng aan
en barstten toen tegelijkertijd in lachen uit.
„Mooi is het hier! De zee? De zon, het strand
en die aardige roode huisjes. De mooiste kust op
de wereld en ik heb er heel wat gezien", zei
de man.
„Zoo, en waar bent u dan alzoo geweest?"
„U deed er beter aan uw vraag om te keeren
en te vragen waar ik niet geweest ben. Dat zou
gemakkelijker te beantwoorden zijn".
„Hebt u niets anders te doen, dan zoo over den
aardbol rond te zwerven?"
„No, niet veel. Het is een deel van mijn werk".
Wat zou hij wel kunnen zijn? Globetrotter al
leen was hij, volgens zijn eigen bewering niet.
Misschien schreef hij wel boeken over zijn rei
zen, of verzamelde hij stof voor romans. Angela
vroeg het hem. „Als er een boek van u ver
schijnt, wilt u het mij dan laten weten?"
Een oogenblik rustte zijn blik met een uit
drukking van uiterste verbazing op haar gezicht.
Dan zei hij haastig:
„Zeker wil ik dat doen. Wanneer er een uit
komt zal ik u een exemplaar er van toezenden.
Maar daarvoor moet ik natuurlijk uw adres
weten".
De kellner kwam en bracht het bestelde. De
Engelschman verzocht hem om een stuk papier
en een potlood.
Angela schreef er haar naam en adres op.
„Uw telefoonnummer ook, please".
„Wilt u het boek dan door de telefoon zen
den?" vroeg Angela naief. Maar ze schreef het
er bij en gaf hem het papiertje.
Hij probeerde haar naam op zijn eigen manier
uit te spreken. Hoe grappig klonk dat! Angela
sprak hem den naam voor en nu herhaalde hij
hem terstond en daarbij goed.
„Ik heet Lloyd. Reginald Lloyd".
Een oogenblik nam hij scherp het gezicht van
het meisje op om te zien, of de naam haar ook
iets zeide. Maar ze scheen hem nog nooit ge
hoord te hebben.
„Woont u nu hier?" vroeg Angela.
„Ja, voor een poosje. Aardige oude stad, Den
Haag! Mag er graag zijn. Ik houd heel veel van
Holland. Ik zou het graag willen opvouwen en
in mijn vestjeszak steken, om het op mjjn
zwerftochten mee te nemen. Er ligt zooiets rus
tig en vredigs over uw land".
„Misschien te rustig als men er altijd leeft.
Het moet wel heerlijk zijn, de wereld in te kun
nen trekken".
„U zwerft dus ook graag?"
„En of!" antwoordde Angela energiek. „Niets
voor uw onderdanige dienares om haar heele
leven in Den Haag door te brengen. Op een'goe
den dag ben ik weg".
(Wordt vervolgd).
De ..Nieuw Amsterdam" is voor het eerst in
het dok van Wilton Feyenoord te Schiedam
opgenomen, om een grooten schoonmaak te
ondergaan. Het zeekasteel op het droge
De inspectie der eerewacht voor het Paleis Noordeinde door Z. M. Koning Leopold na Zijn
aankomst met H. M. de Koningin te Den Haag
De bemanning van Hr. Ms. flottieljeleider „Tromp", die tijdens het bezoek van
Koning Leopold ligplaats had in de Amsterdamsche haven, bracht de voor
geschreven eerbewijzen bij den overtocht van H. M. de Koningin en Z. M. Koning
Leopold per pont over het IJ op weg naar de Fokkerfabrieken
ladders worden langs de „Nieuw Amsterdam" opgeheschen voor den grooten
schoonmaak van dezen oceaanreus in het dok van Wilton Feyenoord te Rotter-
dam
Prins Olav van Noorwegen
bij aankomst te Londen in
gezelschap van den Hertog
van Kent in verband met
het overlijden van Koningin
Maud van Noorwegen
De laatste reis van Koningin Maud van Noorwegen. Op een door paarden getrokken affuit werd het
stoffelijk overschot der vorstin door de straten van Londen naar het Victoria Station gebracht
Z. M. Koning Leopold temid
den dèr autoriteiten tijdens Zijn
bezoekaan de Belgische Legatie
te Den Haag. Geheel links
minister Spaak; naast den vorst
de gezant, Z. Exc. baron Herry
In verband met den storm werd de
versiering in de omgeving van den Dam
te Amsterdam Woensdagmiddag on
middellijk na het vertrek van Koning
Leopold in allerijl afgebroken