Naar de Boesmansgrotten fad&baUf-Uz.., In/at daet (ai ifej i/ëijim êijdt Over het Vredespaleis haar! van Haarlem leent geld tegen 1\°/o van Nswatugi en Madiliyangwa in de Mafopo's Granietheuvel in de Matopobergen. Dr. W. C. N. VAN DER SLEEN Ja lezer, ge hebt misschien reeds in gedach ten uw tong verstuikt op deze plaatsnaam pjes, maar ik moest er naar vragen en er nog een zeker iemand uitvinden ook, die Ndtitja Ndlovo heette en ik hèb hem gevonden. En het was fijn! We reden Bulawayo uit in wind en motregen en sloegen gauw ons kamp op. In den aanhangwagen bij de heerlijke warmte van den snorrenden primus lezen we na wat er aizoo over die grotten geschreven is en den volgenden morgen gaat het vroeg er op uit. De lucht is nog bewolkt, maar de zon staat op doorkomen en dus valt een vroolijk licht op een zeer interessant landschap. Ter wijl we benoorden Bulawayo haast niets an ders gezien hebben dan groote uitgestrekthe den bosehveld. treden hier plotseling alleen staande granietheuvels op. Echte kopjes, van 1 en 10 en 100 en 500 meter middellijn correspondeerende hoogte. De toppen zijn meest kaal en gebarsten, vertonnen de zonder lingste vormen en steenstapelingen. De hel lingen zijn meestal ook met blokken bezaaid, en begroeid met allerlei wintergroene planten, waaronder vele groote euphorbia's. Tusschen deze heuvels liggen grasvlakten, hier en daar door struikgewas of laag bosch onderbroken en daarin, meest tegen de heuvels aangebouwd liggen de dorpen van de laatsten der Mata belen. Hier had Lobengula met zijn dapperen een laatste toevlucht gevonden tegen den steeds verder doordringenden witmensch er hier wist Rhodes het uiteindelijke vredesver drag te verkrijgen. Maar daarover later. Eerst op de Boesmansgrot af en dan moeten we al lereerst een kleine kraai vinden die in hel Engelsch Whitewater heet en waar onze gids wonen moet als leeraar van de London Mis sion School aldaar. Een mooi smoesje om in elke interessant uitziende kraal eens even te gaan vragen. Het zijn kleine dorpen, meest van een vijf tot tien hutten, die gezamenlijk omgeven zijn door een heg van doorntakken of van stammetjes met zijtakken, geen onbe rispelijke palissade dus. De open ruimte bin nen de omheining is meest keurig schoon ge houden en bevat behalve de hutton nog een paar kleine, uit boomtakken gebouwde om heiningen, waarbinnen 's nachts de geiten of schapen worden ondergebracht. Voor het vee is er meestal een aparte omheining op wat grooteren afstand. De hutten zijn van het gewone type. Rond, gebouwd van takken, maar met klei afgesmeerd. Dat die klei hier roode laterict is, geeft een aardig, kleurig as pect. De takken zijn weer van riet en heel aardig trapsgewijs gelegd..De menschen zijn helaas minder interessant, omdat ze meest Europeesche kleederdracht hebben aangeno men. De wollen dekens ziet men maar weinig meer; natuurlijk bij het vrouwelijk geslacht nog wel veel kleurige opschik in den vorm van kralenkettingen en hoofddoek, maar ook al zijden sjaals en dergelijke. Wel heel flin ke gezichten en flinke gestalten. Het kost weinig moeite, zich de lange, forsche kerels nog in de uniform van Dingaan's soldaten voor te stellen. Toen moeten het prachtkerels ge weest zijn, met alleen wat dierenhuiden en veerpluimen en het forsche schild met de ver vaarlijke stoot-assegaai. Nu dragen ze rijbroe ken en lumber jackets en rijken op fonkelende fietsen. Daar kan ik altijd nog maar slecht tegen! Whitewater gevonden. Zoo navragende vinden we Whitewater. Een weggetje lijkt naar de kraal te loopen, maar brengt ons bij het kerkje, dat aardig in een amphitheater van kolossale rotsen ligt. De deur staat open, maar er is niemand; een pad leidt naar een aardige kleine woning. Niemand thuis. Een ander pad, een andere woning, nu geen rondavel, maar een werkelijk huis. Er omheen een paar bloembedden in een open ruimte die omgeven is door een krans van gewitte steenen van de grootte van een kinderhoofdje. In dezen rand is een opening en daarin staat een keurig groen geschilderd hekje. Wij begrijpen dadelijk, dat de beleefd heid eischt, door het hek binnen te komen en niet zoo maar over den steenrand te stappen. Wij betreden dus het erf. Niemand. Dat wordt vervelend, maar als ik rond het huis loop, hoor ik onderdrukt lachen. Ik klop aan de voordeur, die even later open gaat en in de donkere ruimte er achter zie ik een rij prachtig witte tanden schitteren. Als die naar voren komen, blijkt er een alleraar digst negervrouwtje aan vast te zitten, in een blauw jurkje, met het gebruikelijke kind op den rug. Zij verstaat tien woorden Engelsch en spreekt er vijf, dat is net genoeg om te doen begrijpen, dat we werkelijk bij het huis van meester Ndtitja Ndlovo zijn aangeland, maar de meeseer isen zij zwaait met den molligen liiv arm driekwart van het hemel ruim af, zoeuat de kleine op haar rug van schrik bukt. Daar moet de baas ergens wezen. Zie maar dat jc hem vindt! Dat ziet er slecht uit, maar ik houd haar den brief voor. Kan niet lezen, beduidt zij. Ik lees hem dan voor in mijn mooist Zoeloekaffersch, met intonatie naar eigen vinding. Een tweede vrouw komt meelachen. Ze snappen er niets van. Tot één woord komt, nwapoelamatsjitepawoe of zoo iets. O, bedoel je dat. Hun oogen stralen nog helderder. We begrijpen mekaar volkomen. Plots werpt, ze het ondereind van haar rug met een smak achteruit, waardoor het wurm, dat daar troont, ineens een voet hooger komt ite zitten, haalt een flinken reisdeken, dien ze om het schaap heenslaat en voor de borst vastbindt en zegt met een beminnelijken glim lach; Come on, of te wel: Ga maar mee. De tweede zwarte dame heeft een keurige zij den sjaal met lange franje over haar afge trapte Zondagsche japon aangetrokken ei beent mee door het hooge gras, tusschen de struiken door, over takkenomheiningen rond maïsvelden, door een beek, over een heuvelrug, nog eens dwars door een omheind maisveld.. tot in de verte een groep hutten zichtbaar wordt, waar tientallen menschen omheen loopen, allemaal keurig feestelijk aangedaan. Als we nader komen, maakt zich een lumber- jacket met grijs flanellen pantalon uit de groep los. Dat is de meester-zendeling-dominee met den onuitspreekbaren naam. Wat jammer dat hij 't niet geweten heeft, hij heeft het nu juist zoo vreeselijk druk. O, als hij ons maar een gids kan meegeven, kan ik wel met mijn eigen oogen zien. Dat gebeurde. Ernest kreeg opdracht, ons den weg te wij zen en beende al gauw met een verdrietig ge zicht voor ons uit. Een paar stuivers maakten hem spraakzamer. Er was dansen, dien mid dag! O, had de meester het daarom zoo druk? Ja, die was er altijd bij. En daarom wilden de beide vrouwtjes ons zoo graag naar den baas toebrengen! Order om thuis op de kinderen te passen en pap te kokenmaar nu een pracht reden om tóch te gaan. Ernest was zoo op het gezicht een jaar of veertien. Naai school ging hij niet meer. Hij wist al alles en was nu special farmer. Wij zouden zeggen mo- delboer. Had een paar geiten en koeien. Naai vrouw en kinderen heb ik maar niet ge vraagd. Dat leek mij beter tegenover den meester. Maar het kereltje sprak heel aardig Engelsch en wist ons nogal wat te vertellen. Leeuwen waren er niet meer en giraffen ook niet. Maar de luipaarden haalden nogal eens wrat vee weg en de bavianen konden veel ver nielen als je niet oppaste. We hoorden ze ver scheiden keeren en zagen ze klauteren langs de rotsblokken. Want onze wandeling ging voortdurend tusschen steile granietkopjes door, vaak tot muren verlengd. Tot wij na een dik uur een heel grooten gladden gra- nietheuvel beginnen te bestijgen. Voetje voor voetje gaat het steil omhoog, dan nog een eind op gelijke hoogte langs de schuine hel ling, tot we afdalen in een kleine kloof en, die naar boven toe volgende, plotseling voor een hoogen, overhellenden rotswand staan. Daar is een heerlijke schuilplaats. Een echte abri sous roche, zooals onze voorouders die in voor- historischen tijd in Zuid-Frankrijk bewoon den. En tegen den achterwand staan de Boes- mansteekeningen, giraffen en koedoes en nog veel ander gedierte, ook afbeeldingen van mannen en vrouwen. Ze staan er als de bisons in de grot van Altamira, half in den steen uit gekrast, maar vooral door kleurige strepen van chocoladebruin of roestrood, soms ook door vlakvullingen in kleur duidelijk gemaakt. En dat moet duizend jaar oud zijn! Als de oogen zich voldoende verlustigd hebben aan de mooie diergestalten gaan we ook eens met de vingers kijken. Overal liggen stesnscher- ven verspreid en in de kleine loopgraaf, die indertijd voor het onderzoek dwars door de grot heen gegraven is, steken overal de scher pe steensplinters uit den wand. Al gauw lig gen een paar mooie stukjes bij elkaar op een ouden zakdoek. Niet alleen van heldere kwarts, ook mooie jaspis, een steensoort, die zich bij zonder goed bewerken laat. Geen potscherven echter te vinden, maar wel.een stukje kleur krijt uit oerouden tijd, haematiet, ijzererts, dat precies dezelfde kleur afgeeft, die de gi- raffenteekening vertoont. Die heeft de pro fessor nog niet in zijn museum en daar heb ik altijd plezier in. Maar ik heb hem een brief je geschreven en een stukje gestuurd! Nog eens glijdt mijn oog langs den beschil derden wand. Wat had ik graag eens zoo'n Boesmansfeest. meegemaakt, want dat deze teekeningen overblijfselen zijn van een gods dienstig feest, dat staat wel vast. Dat weten we van Frobenius, die nog met Boesmans gejaagd heeft. En die wilden nooit op jacht, wanneer zij niet eerst onder het uitspreken van bezwe ringsformules een der jaarbare diersoorten in het zand hadden geteekend en er hun pijl op hadden afgeschoten. Was het schot raak, dan waren de voorteekenen gunstig, miste de schutter, dan kon je even goed niet gaan. Werd inderdaad een dier geschoten op jacht, dan werd altijd in een bamboekokertje wat bloed meegenomen en dit geofferd bij het in het zand geteekende dier. Dergelijke bezwe ringsplechtigheden moeten ook de aanleiden- de oorzaak zijn geweest van het maken der rotsteekeningen in de Fransche holen, waar de voorhistorische mensch zijn plechtige fees ten heeft gevierd. Die woonden niet in dezelf de grotten. Zij hadden al hun kerk en hun woongrotten. De Boesmans hadden het nog niet zoover gebracht. Resten van een machtig ras. De echte Boesmans zijn bijna uitgestorven. Er leeft nog een troep van een paar honderd aan den rand der Kalahari woestijn en een Engelschman, mr. Bain, heeft zich als hun woordvoerder opgeworpen om van de regee ring in Kaapstad gedaan te krijgen, dat ze in een reservaat op behoorlijken weidegrond worden geplaatst. Ik heb in Kaapstad een 20- tal van deze menschjes ontmoet of eigenlijk opgezocht, die daar gekomen waren om bij het parlement een verzoek in te dienen. Merkwaardige kleine menschen met een per kamentachtig gele huid en heel bijzondere driehoekige gezichtjes. Ze kampeerden op een oud tentoonstellingsterrein en liepen er rus tig rond in hun schamele stukjes beestenvel met snoeren kralen en een paar ruwe lappen. Ze dansten en zongen en waren vroolijk en vonden het een best leventje. Ik heb ze gefo tografeerd en gefilmd de treurige overblijfse len van een eenmaal machtig over heel Afrika verspreid ras. Naar hen gingen mijn gedach ten uit toen ik tegenover de kunstwerken van hun voorouders stond die zij zelf niet meer kunnen maken. Wij wandelden terug door het fantastische rotseneiland en vondeq in de kraal zang ei cans nog in vollen gang. Er werd binnen ge geten en gedronken en buiten dansten de vrouwtjes verscheidene met een kind op den rug onder eentonig gezang dat geaccentueerd werd door stampen met de voeten. De meesten droegen om de enkels banden van uitgeholde noten waarin steentjes waren gedaan om ze te laten rammelen. Net als de boschnegers in Suriname en net als de papoea's op Nieuw Guinea. Wij hadden graag meegedanst meegegeten maar werden niet geïnviteerd. De meester nam tijd om ons den weg verder naar de kerk te wijzen waar de auto's stonden, doch we waren op weg er heen nog bijna ver dwaald want de zon was al lang onder en de duisternis valt hier snel. Moeilijke tocht Maar we vonden alles in goede orde terug. Gauw ingestapt en weg. Een eindje bij kerk en zendingsstation vandaan rijden en dan het eerste beste kampeerplekje opzoeken. Wacht, hier is water, midden over den weg. Onze wielen plassen er door. Aan den anderen kant omhoog en dan ligt een mooi grasland links van den weg, met een paar boomen er in. Even uitstappen om te zien of alles goed is, geen greppel langs den weg of zoo? Neen, mooi vlak, en dus kruip ik weer achter het stuur en zwaai links het land op. Niet te dicht bij den weg; mijn lampen verlichten volkomen vlak grasland, dus rijd ik rustig door. Honderd, tweehonderd meter, wat glinstert daar tus schen het gras? Ik stop en stap uit. Plons in het water tot over mijn enkels, loop plonzend rond den wagen, die in mooi groen gras in een diepen plas staat. Verder vooruit komt het water tot mijn kuiten. Groote goden, als we maar niet al vast zitten, links en rechts achter overal water, dan wordt het links achter droger en het lukt me, met den aan hangwagen zóó achteruit te rijden, dat ik op droger grond kom. Weer even verkennen, ja, langs het oude spoor moet het gaan. Met een grooten boog weet ik het weer te pakken en rijd langzaam terug. Helaas te langzaam. Waar ik heengaande met een behoorlijk vaartje overheen was gereden, zakken mijn wielen nu plotseling weg in den modder en slaan door. Vooruit, achteruit, het geeft niets. Duwen, trekken, niks gedaan. Nergens is iemand te zien. Dus zelf te voet het bosch in om takken te hakken en met een waschbak zand van den weg gehaald. Dat helpt. Met een krijgen de wielen vat op den grond en ik rijd wel twee meter voor ik weer in de modder zak. Maar de methode is nu bekend en vijf maal toepassen was voldoende. Ondertusschen zat de veenmodder tot in mijn nekharen en waren we precies drie uur aan het ploeteren geweest. Een vuil einde van een schoonen dag. Neen, hij liep schoon af. Wij zijn terug gere den tot waar de beek over den weg vloeide, hebben den wagen er midden in gezet en er alles gewasschen. En toen ons dagelijksch maaltje van rijst met uien en corned beef gekookt. En geslapen! (Nadruk verboden) die beeldhouwen kan „Morgen meneer Vos". „Morgen, meneer, Knippen of scheren?" .Knippen graag". Des barbiers stoel biedt een geriefelijke zit. een kriebelig papiertje wordt om den hals ge draaid teneinde de haren buiten te houden, een witte lap omhult de ledematen als een schort en wordt boven toegehaald als een slabbetje tegen het morsen, de schaarpun ten klappen hongerig op elkaar „Kort van achteren en van voren meneer?" „Ja, haal d'r maar heel wat af. Kale koppen moesten we allemaal hebben, meneer Vos, dan zaten we niet steeds zoo met de handen in het haar." „Meneer is optimistisch, als dat zoo was zou ik een probaat middel voor den wereldvrede weten." „En?" „Ook allemaal kale hoofden, meneer. Dan zaten we elkaar nooit meer in de haren!" „Het is te probeeren." In den spiegel wordt de haarvracht bij elke „Een wonderlijke liefhebberij." „Dat is het zeker, meneer. En dan hebben we ook nog den kapper Hondeman in Harlin- gen. Die maakt prachtige beelden uit massief palmenhout. Zoo heeft hij o.a. een Romein- schen wagenrenner gemaakt. Een prachtig ding. Het is bijna niet te gelooven dat de paarden, de wagen en de man, ja zelfs de dunne leidsels uit palmenhout gesneden zijn" „Hoe legt hij het aan om 't zoo te krijgen'" „Heel gewoon, met zijn beitels en messen bewerkt hij het hout, en houwt er zoo het beeld uit. Hij heeft ook een beeld van zijn vrouw gemaakt." „Nou, zoo heel gewoon is dat toch niet... De tondeuse klimt langs den nek op als tegen een begroeiden heuvel. „Neen, er is een boel geduld en nog meer vaardigheid voor noodig." De. tondeuse daalt weer, tevreden gonzend „Het geeft 'veel voldoening, die vrijetijd- arbeid, nietwaar?" „Dat is het nu, meneer, je begint met iets en je voleindigt het. Ik merk het zelf ook met mijn teekeningen. Een heeleboel menschen zeggen: ik kan niet teekenen. Maar dan vraag ik: hoe weet je dat? Je moet het eerst pro beeren en nog eens probeeren. Ik kende er ook niets van. En nu gaat het.- Nu ja, je maakt fouten. Natuurlijk, maar je gaat je De kapper Hondema in Harlingen heeft dit beeld van een Romeinschen wagenrenner In zijn vrijen tijd uit palmenhout gehouwen. Wist U dat er zulke kunstzinnige kappers beston den? Welk een vaardigheid is ervoor noodig om zulk een prachtig stuk werk te maken.... Dit is het Vredespaleis gemaakt vanhaar! De Vlissingsche kapper H. Goormachtig plakt het afgeknipte haar van zijn clientèle op linnen, en ziehier één der fraaie resultaten van zijn liefhebberij. Onze speurtocht naar vrijetijdbezigheden brengt ons tot merk waardige ontdekkingenMen mompelt intusschen in Vlissingen dat kapper Goor machtig het Vredespaleis juist van haar heeft gemaakt omdat het in werkelijkheid gebouwd werd mét den opzet dat de menschen elkaar nooit meer in de haren zullen zitten. U moet het dus ook symbolisch zien schaarknip en onder het gezellig snorren van de tondeuse steeds lichter. Boven den spiegel hangen penteekeningen, gezichten op de Groote Kerk in Haarlem. ,Op uw verjaardag gekregen, meneer Vos?" ,Neen, meneer, zelf gemaakt." „Zoo dat is kranig'. Vroeger zeker veel tee- kenles gehad?" ,Ook dat niet. Ik ben er plotseling op ge komen om eens te gaan teekenen. Dat is nog niet lang geleden. Ik was eens op verjaars visite en daar kreeg het feestvarken teeke- ningen-in-een-lijstje cadeau van een kennis. Toen dacht ik bij mezelf: teekenen, dat kan 'k ook. Ik heb me voor dertig centen geïnstal leerd en ben begonnen. Ik had 't eigenlijk nog nooit gedaan „U brengt het er best af." Aan de muur hangt ook nog de Amster- 'damsche Poort, en de Sasser Poort in Zwolle De tondeuse snort gulzig. „Doet U nog meer in uw vrijen tijd, meneer Vos?" „Houtsnijwerk is ook een liefhebberij van me. Hier in Haarlem zijn nog meer kappers, die in hun vrijen tijd liefhebberen. Neemt u bijvoorbeeld den Jamboreekapper, den heer Vogel, die schildert zeegezichten Prachtig hoor. En kapper Bult legt zich toe op pastelteekeningen. De heer Vermeer uit Bloemendaal heeft met kunstfotografie heel wat prijzen gewonnen. En kapper de Munnik maakt met wol allerlei afbeeldingen op flu- weelen doeken. Ik heb bijv. een keeshond van hem gezien. Heel aardig. En zoo zijn er meerWilt u even uw hoofd stil houden, meneer?" „Ja, ja, mijn hoofd wel maar niet m'n mond want ik moet nog meer weten." Lichte haarvlokken dalen geruischloos „Vraagt U maar, meneer." De schaar knerpt door een voorlok. „Zijn er nog meer kappers, die in hun vrijen tijd iets bijzonders doen?" „Och, ja, onze collega Goormachtig in Vlis- singen, die maakt tafreelen." „Met penseel en verf?" „Neen, met de kwast en haar!" „Met haar? Hoe kan dat nou.... „Toch is het zoo, hij heeft het Vredespaleis, het stadhuis in Middelburg en den Herten kamp gemaakt. Uit de verte lijken het net schilderijen. Maar in werkelijkheid bestaan de tafreelen uit opgeplakt haar." Het haar van de klanten?" „Juist meneer, uit de haren, die Goor machtig van het hoofd van zijn clientèle knipt. Dames en heerenhaar." De schaar zet ter verduidelijking een flin- ken hap, een weerspannige lok tuimelt en blijft even op het schort-slabbetje liggen. „Kun je nou van zooiets een ding als een schilderij maken?" „Ik niet, maar de Vlissinger doet het, en voor het tafreel van den „Hertenkamp" heeft hij de natuurlijke haarkleuren behouden. Voor andere tafreelen kleurt hij het haar wel eens. Maar de kleur van de herten zit ook in de menschelijke haren. En de herfsttinten van het bosch zijn daar ook uit te halen." „Dan moet meneer Goormachtig zeker een boel oude heeren met wit haar knippen voor dat hij aan een sneeuwlandschap kan be ginnen?" Alleen de schaarpunten klepperen ten ant woord. eigen fouten zien. En dat zegt ook wat. Je draagt bij tot je eigen cultiveering. Je ver breedt je gedachten. Want door bijvoorbeeld de Groote Kerk na te teekenen ga je dat gebouw van onderen tot boven bekijken en je ziet steenen en torentjes en andere fraaie dingen, waaraan je vroeger voorbij liep. Je ontdekt, je oogen gaan open, je geniet meer. Vroeger stapte ik nooit in de Damstraat van mijn fiets af, maar nu doe ik het wel, want je hebt van daaruit zoo'n prach tig gezicht op die Groote Kerk, op al die opklimmende torentjes. En dat waarnemen van schoonheid beperkt zich niet tot het onderwerp waar je mee be zig bent. Want ik was laatst in Hilversum. En daar zag ik het moderne stadhuis. Wat een lijnen, wat een lijnen! Een openbaring, als je er oog voor hebtHet haar nat ma ken of droog houden, meneer?" „Laat 't maar droog, 't regent al genoeg in ons landje. De kam ploegt allemaal gelijke voren in 't haar. Het mag regenen zooveel als 't wil, als er van binnen maar zon is. Ziezoo, u bent alweer netjes, meneer." De witte doek om den hals wordt losge knoopt en uitgeslagen. De haarvlokken wor den bijeen gebezemd. Daar gaan ze in den hoek Dat die meneer in Vlissingen daar nou van die mooie tafreelen van kan maken.... v. H. Drie leeningen samen 3.300.000 In de gistermiddag gehouden vergadering van den gemeenteraad van Haarlem kwam een voorstel van B. en W. aan de orde om te beslui ten di'ie geldleeningen aan te gaan tot een geza menlijk bedrag van f 3.300.000 tegen 2Vz pet. Het betreft twee onderhandsche leeningen een van f 800.000, duur 8 jaar en een van f245.000, duur 10 jaar. Voorts een emissie van f 2.055.000, duur 10 jaar. De rente der leeningen zal 2V2 pet. bedragen. Het betreft hier voor het grootste gedeelte het opnemen van nieuw geld, slechts een klein gedeelte is bestemd voor converteering. Dit voorstel is door den raad aangenomen. EEN HITLER-SNOR VERBOD IN ONTARIO. GODERICH, (Ontario) 6 December. Kort geleden is in den provincialen raad alhier eenstemmig een besluit aangenomen, waarbij het, op straffe van opsluiting, verboden is zich op straat te vertoonen met een snor, welke ge lijkenis vertoont met die van Hitler. (A.N.PJ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1938 | | pagina 8