Naar de Boesmansgrotten
fad&baUf-Uz..,
In/at daet (ai ifej
i/ëijim êijdt
Over het Vredespaleis
haar!
van
Haarlem leent geld
tegen 1\°/o
van Nswatugi en
Madiliyangwa in de Mafopo's
Granietheuvel in de Matopobergen.
Dr. W. C. N. VAN DER SLEEN
Ja lezer, ge hebt misschien reeds in gedach
ten uw tong verstuikt op deze plaatsnaam
pjes, maar ik moest er naar vragen en er nog
een zeker iemand uitvinden ook, die Ndtitja
Ndlovo heette en ik hèb hem gevonden.
En het was fijn! We reden Bulawayo uit in
wind en motregen en sloegen gauw ons kamp
op. In den aanhangwagen bij de heerlijke
warmte van den snorrenden primus lezen we
na wat er aizoo over die grotten geschreven
is en den volgenden morgen gaat het vroeg er
op uit. De lucht is nog bewolkt, maar de zon
staat op doorkomen en dus valt een vroolijk
licht op een zeer interessant landschap. Ter
wijl we benoorden Bulawayo haast niets an
ders gezien hebben dan groote uitgestrekthe
den bosehveld. treden hier plotseling alleen
staande granietheuvels op. Echte kopjes, van
1 en 10 en 100 en 500 meter middellijn
correspondeerende hoogte. De toppen zijn
meest kaal en gebarsten, vertonnen de zonder
lingste vormen en steenstapelingen. De hel
lingen zijn meestal ook met blokken bezaaid,
en begroeid met allerlei wintergroene planten,
waaronder vele groote euphorbia's. Tusschen
deze heuvels liggen grasvlakten, hier en daar
door struikgewas of laag bosch onderbroken
en daarin, meest tegen de heuvels aangebouwd
liggen de dorpen van de laatsten der Mata
belen. Hier had Lobengula met zijn dapperen
een laatste toevlucht gevonden tegen den
steeds verder doordringenden witmensch er
hier wist Rhodes het uiteindelijke vredesver
drag te verkrijgen. Maar daarover later. Eerst
op de Boesmansgrot af en dan moeten we al
lereerst een kleine kraai vinden die in hel
Engelsch Whitewater heet en waar onze gids
wonen moet als leeraar van de London Mis
sion School aldaar. Een mooi smoesje om in
elke interessant uitziende kraal eens even te
gaan vragen. Het zijn kleine dorpen, meest
van een vijf tot tien hutten, die gezamenlijk
omgeven zijn door een heg van doorntakken
of van stammetjes met zijtakken, geen onbe
rispelijke palissade dus. De open ruimte bin
nen de omheining is meest keurig schoon ge
houden en bevat behalve de hutton nog een
paar kleine, uit boomtakken gebouwde om
heiningen, waarbinnen 's nachts de geiten of
schapen worden ondergebracht. Voor het vee
is er meestal een aparte omheining op wat
grooteren afstand. De hutten zijn van het
gewone type. Rond, gebouwd van takken,
maar met klei afgesmeerd. Dat die klei hier
roode laterict is, geeft een aardig, kleurig as
pect. De takken zijn weer van riet en heel
aardig trapsgewijs gelegd..De menschen zijn
helaas minder interessant, omdat ze meest
Europeesche kleederdracht hebben aangeno
men. De wollen dekens ziet men maar weinig
meer; natuurlijk bij het vrouwelijk geslacht
nog wel veel kleurige opschik in den vorm
van kralenkettingen en hoofddoek, maar ook
al zijden sjaals en dergelijke. Wel heel flin
ke gezichten en flinke gestalten. Het kost
weinig moeite, zich de lange, forsche kerels
nog in de uniform van Dingaan's soldaten voor
te stellen. Toen moeten het prachtkerels ge
weest zijn, met alleen wat dierenhuiden en
veerpluimen en het forsche schild met de ver
vaarlijke stoot-assegaai. Nu dragen ze rijbroe
ken en lumber jackets en rijken op fonkelende
fietsen. Daar kan ik altijd nog maar slecht
tegen!
Whitewater gevonden.
Zoo navragende vinden we Whitewater.
Een weggetje lijkt naar de kraal te loopen,
maar brengt ons bij het kerkje, dat aardig in
een amphitheater van kolossale rotsen ligt.
De deur staat open, maar er is niemand; een
pad leidt naar een aardige kleine woning.
Niemand thuis. Een ander pad, een andere
woning, nu geen rondavel, maar een werkelijk
huis. Er omheen een paar bloembedden in een
open ruimte die omgeven is door een krans
van gewitte steenen van de grootte van een
kinderhoofdje. In dezen rand is een opening
en daarin staat een keurig groen geschilderd
hekje. Wij begrijpen dadelijk, dat de beleefd
heid eischt, door het hek binnen te komen en
niet zoo maar over den steenrand te stappen.
Wij betreden dus het erf.
Niemand. Dat wordt vervelend, maar als ik
rond het huis loop, hoor ik onderdrukt lachen.
Ik klop aan de voordeur, die even later open
gaat en in de donkere ruimte er achter zie ik
een rij prachtig witte tanden schitteren. Als
die naar voren komen, blijkt er een alleraar
digst negervrouwtje aan vast te zitten, in een
blauw jurkje, met het gebruikelijke kind op
den rug. Zij verstaat tien woorden Engelsch
en spreekt er vijf, dat is net genoeg om te
doen begrijpen, dat we werkelijk bij het huis
van meester Ndtitja Ndlovo zijn aangeland,
maar de meeseer isen zij zwaait met den
molligen liiv arm driekwart van het hemel
ruim af, zoeuat de kleine op haar rug van
schrik bukt. Daar moet de baas ergens wezen.
Zie maar dat jc hem vindt! Dat ziet er slecht
uit, maar ik houd haar den brief voor. Kan
niet lezen, beduidt zij. Ik lees hem dan voor
in mijn mooist Zoeloekaffersch, met intonatie
naar eigen vinding. Een tweede vrouw komt
meelachen. Ze snappen er niets van. Tot één
woord komt, nwapoelamatsjitepawoe of zoo
iets. O, bedoel je dat. Hun oogen stralen nog
helderder. We begrijpen mekaar volkomen.
Plots werpt, ze het ondereind van haar rug
met een smak achteruit, waardoor het wurm,
dat daar troont, ineens een voet hooger komt
ite zitten, haalt een flinken reisdeken, dien
ze om het schaap heenslaat en voor de borst
vastbindt en zegt met een beminnelijken glim
lach; Come on, of te wel: Ga maar mee. De
tweede zwarte dame heeft een keurige zij
den sjaal met lange franje over haar afge
trapte Zondagsche japon aangetrokken ei
beent mee door het hooge gras, tusschen de
struiken door, over takkenomheiningen rond
maïsvelden, door een beek, over een heuvelrug,
nog eens dwars door een omheind maisveld..
tot in de verte een groep hutten zichtbaar
wordt, waar tientallen menschen omheen
loopen, allemaal keurig feestelijk aangedaan.
Als we nader komen, maakt zich een lumber-
jacket met grijs flanellen pantalon uit de groep
los. Dat is de meester-zendeling-dominee met
den onuitspreekbaren naam. Wat jammer dat
hij 't niet geweten heeft, hij heeft het nu juist
zoo vreeselijk druk. O, als hij ons maar een
gids kan meegeven, kan ik wel met mijn eigen
oogen zien. Dat gebeurde.
Ernest kreeg opdracht, ons den weg te wij
zen en beende al gauw met een verdrietig ge
zicht voor ons uit. Een paar stuivers maakten
hem spraakzamer. Er was dansen, dien mid
dag! O, had de meester het daarom zoo druk?
Ja, die was er altijd bij. En daarom wilden de
beide vrouwtjes ons zoo graag naar den baas
toebrengen! Order om thuis op de kinderen te
passen en pap te kokenmaar nu een
pracht reden om tóch te gaan. Ernest was zoo
op het gezicht een jaar of veertien. Naai
school ging hij niet meer. Hij wist al alles en
was nu special farmer. Wij zouden zeggen mo-
delboer. Had een paar geiten en koeien. Naai
vrouw en kinderen heb ik maar niet ge
vraagd. Dat leek mij beter tegenover den
meester. Maar het kereltje sprak heel aardig
Engelsch en wist ons nogal wat te vertellen.
Leeuwen waren er niet meer en giraffen ook
niet. Maar de luipaarden haalden nogal eens
wrat vee weg en de bavianen konden veel ver
nielen als je niet oppaste. We hoorden ze ver
scheiden keeren en zagen ze klauteren langs
de rotsblokken. Want onze wandeling ging
voortdurend tusschen steile granietkopjes
door, vaak tot muren verlengd. Tot wij na
een dik uur een heel grooten gladden gra-
nietheuvel beginnen te bestijgen. Voetje voor
voetje gaat het steil omhoog, dan nog een
eind op gelijke hoogte langs de schuine hel
ling, tot we afdalen in een kleine kloof en, die
naar boven toe volgende, plotseling voor een
hoogen, overhellenden rotswand staan. Daar
is een heerlijke schuilplaats. Een echte abri
sous roche, zooals onze voorouders die in voor-
historischen tijd in Zuid-Frankrijk bewoon
den. En tegen den achterwand staan de Boes-
mansteekeningen, giraffen en koedoes en
nog veel ander gedierte, ook afbeeldingen van
mannen en vrouwen. Ze staan er als de bisons
in de grot van Altamira, half in den steen uit
gekrast, maar vooral door kleurige strepen
van chocoladebruin of roestrood, soms ook
door vlakvullingen in kleur duidelijk gemaakt.
En dat moet duizend jaar oud zijn! Als de
oogen zich voldoende verlustigd hebben aan
de mooie diergestalten gaan we ook eens met
de vingers kijken. Overal liggen stesnscher-
ven verspreid en in de kleine loopgraaf, die
indertijd voor het onderzoek dwars door de
grot heen gegraven is, steken overal de scher
pe steensplinters uit den wand. Al gauw lig
gen een paar mooie stukjes bij elkaar op een
ouden zakdoek. Niet alleen van heldere kwarts,
ook mooie jaspis, een steensoort, die zich bij
zonder goed bewerken laat. Geen potscherven
echter te vinden, maar wel.een stukje kleur
krijt uit oerouden tijd, haematiet, ijzererts,
dat precies dezelfde kleur afgeeft, die de gi-
raffenteekening vertoont. Die heeft de pro
fessor nog niet in zijn museum en daar heb
ik altijd plezier in. Maar ik heb hem een brief
je geschreven en een stukje gestuurd!
Nog eens glijdt mijn oog langs den beschil
derden wand. Wat had ik graag eens zoo'n
Boesmansfeest. meegemaakt, want dat deze
teekeningen overblijfselen zijn van een gods
dienstig feest, dat staat wel vast. Dat weten we
van Frobenius, die nog met Boesmans gejaagd
heeft. En die wilden nooit op jacht, wanneer
zij niet eerst onder het uitspreken van bezwe
ringsformules een der jaarbare diersoorten in
het zand hadden geteekend en er hun pijl op
hadden afgeschoten. Was het schot raak, dan
waren de voorteekenen gunstig, miste de
schutter, dan kon je even goed niet gaan.
Werd inderdaad een dier geschoten op jacht,
dan werd altijd in een bamboekokertje wat
bloed meegenomen en dit geofferd bij het in
het zand geteekende dier. Dergelijke bezwe
ringsplechtigheden moeten ook de aanleiden-
de oorzaak zijn geweest van het maken der
rotsteekeningen in de Fransche holen, waar
de voorhistorische mensch zijn plechtige fees
ten heeft gevierd. Die woonden niet in dezelf
de grotten. Zij hadden al hun kerk en hun
woongrotten. De Boesmans hadden het nog
niet zoover gebracht.
Resten van een machtig ras.
De echte Boesmans zijn bijna uitgestorven.
Er leeft nog een troep van een paar honderd
aan den rand der Kalahari woestijn en een
Engelschman, mr. Bain, heeft zich als hun
woordvoerder opgeworpen om van de regee
ring in Kaapstad gedaan te krijgen, dat ze in
een reservaat op behoorlijken weidegrond
worden geplaatst. Ik heb in Kaapstad een 20-
tal van deze menschjes ontmoet of eigenlijk
opgezocht, die daar gekomen waren om bij
het parlement een verzoek in te dienen.
Merkwaardige kleine menschen met een per
kamentachtig gele huid en heel bijzondere
driehoekige gezichtjes. Ze kampeerden op een
oud tentoonstellingsterrein en liepen er rus
tig rond in hun schamele stukjes beestenvel
met snoeren kralen en een paar ruwe lappen.
Ze dansten en zongen en waren vroolijk en
vonden het een best leventje. Ik heb ze gefo
tografeerd en gefilmd de treurige overblijfse
len van een eenmaal machtig over heel Afrika
verspreid ras. Naar hen gingen mijn gedach
ten uit toen ik tegenover de kunstwerken van
hun voorouders stond die zij zelf niet meer
kunnen maken.
Wij wandelden terug door het fantastische
rotseneiland en vondeq in de kraal zang ei
cans nog in vollen gang. Er werd binnen ge
geten en gedronken en buiten dansten de
vrouwtjes verscheidene met een kind op den
rug onder eentonig gezang dat geaccentueerd
werd door stampen met de voeten. De meesten
droegen om de enkels banden van uitgeholde
noten waarin steentjes waren gedaan om ze
te laten rammelen. Net als de boschnegers in
Suriname en net als de papoea's op Nieuw
Guinea. Wij hadden graag meegedanst
meegegeten maar werden niet geïnviteerd. De
meester nam tijd om ons den weg verder naar
de kerk te wijzen waar de auto's stonden,
doch we waren op weg er heen nog bijna ver
dwaald want de zon was al lang onder en de
duisternis valt hier snel.
Moeilijke tocht
Maar we vonden alles in goede orde terug.
Gauw ingestapt en weg. Een eindje bij kerk
en zendingsstation vandaan rijden en dan het
eerste beste kampeerplekje opzoeken. Wacht,
hier is water, midden over den weg. Onze
wielen plassen er door. Aan den anderen kant
omhoog en dan ligt een mooi grasland links
van den weg, met een paar boomen er in. Even
uitstappen om te zien of alles goed is, geen
greppel langs den weg of zoo? Neen, mooi
vlak, en dus kruip ik weer achter het stuur
en zwaai links het land op. Niet te dicht bij
den weg; mijn lampen verlichten volkomen
vlak grasland, dus rijd ik rustig door. Honderd,
tweehonderd meter, wat glinstert daar tus
schen het gras? Ik stop en stap uit. Plons in
het water tot over mijn enkels, loop plonzend
rond den wagen, die in mooi groen gras in
een diepen plas staat. Verder vooruit komt
het water tot mijn kuiten. Groote goden, als
we maar niet al vast zitten, links en rechts
achter overal water, dan wordt het links
achter droger en het lukt me, met den aan
hangwagen zóó achteruit te rijden, dat ik op
droger grond kom. Weer even verkennen, ja,
langs het oude spoor moet het gaan. Met een
grooten boog weet ik het weer te pakken en
rijd langzaam terug. Helaas te langzaam.
Waar ik heengaande met een behoorlijk
vaartje overheen was gereden, zakken mijn
wielen nu plotseling weg in den modder en
slaan door. Vooruit, achteruit, het geeft niets.
Duwen, trekken, niks gedaan. Nergens is
iemand te zien. Dus zelf te voet het bosch in
om takken te hakken en met een waschbak
zand van den weg gehaald. Dat helpt. Met
een krijgen de wielen vat op den grond en ik
rijd wel twee meter voor ik weer in de modder
zak. Maar de methode is nu bekend en vijf
maal toepassen was voldoende. Ondertusschen
zat de veenmodder tot in mijn nekharen en
waren we precies drie uur aan het ploeteren
geweest. Een vuil einde van een schoonen dag.
Neen, hij liep schoon af. Wij zijn terug gere
den tot waar de beek over den weg vloeide,
hebben den wagen er midden in gezet en er
alles gewasschen. En toen ons dagelijksch
maaltje van rijst met uien en corned beef
gekookt. En geslapen!
(Nadruk verboden)
die beeldhouwen kan
„Morgen meneer Vos".
„Morgen, meneer, Knippen of scheren?"
.Knippen graag".
Des barbiers stoel biedt een geriefelijke zit.
een kriebelig papiertje wordt om den hals ge
draaid teneinde de haren buiten te houden,
een witte lap omhult de ledematen als een
schort en wordt boven toegehaald als een
slabbetje tegen het morsen, de schaarpun
ten klappen hongerig op elkaar
„Kort van achteren en van voren meneer?"
„Ja, haal d'r maar heel wat af. Kale koppen
moesten we allemaal hebben, meneer Vos, dan
zaten we niet steeds zoo met de handen in
het haar."
„Meneer is optimistisch, als dat zoo was zou
ik een probaat middel voor den wereldvrede
weten."
„En?"
„Ook allemaal kale hoofden, meneer. Dan
zaten we elkaar nooit meer in de haren!"
„Het is te probeeren."
In den spiegel wordt de haarvracht bij elke
„Een wonderlijke liefhebberij."
„Dat is het zeker, meneer. En dan hebben
we ook nog den kapper Hondeman in Harlin-
gen. Die maakt prachtige beelden uit massief
palmenhout. Zoo heeft hij o.a. een Romein-
schen wagenrenner gemaakt. Een prachtig
ding. Het is bijna niet te gelooven dat de
paarden, de wagen en de man, ja zelfs de
dunne leidsels uit palmenhout gesneden zijn"
„Hoe legt hij het aan om 't zoo te krijgen'"
„Heel gewoon, met zijn beitels en messen
bewerkt hij het hout, en houwt er zoo het
beeld uit. Hij heeft ook een beeld van zijn
vrouw gemaakt."
„Nou, zoo heel gewoon is dat toch niet...
De tondeuse klimt langs den nek op als tegen
een begroeiden heuvel.
„Neen, er is een boel geduld en nog meer
vaardigheid voor noodig."
De. tondeuse daalt weer, tevreden gonzend
„Het geeft 'veel voldoening, die vrijetijd-
arbeid, nietwaar?"
„Dat is het nu, meneer, je begint met iets
en je voleindigt het. Ik merk het zelf ook met
mijn teekeningen. Een heeleboel menschen
zeggen: ik kan niet teekenen. Maar dan vraag
ik: hoe weet je dat? Je moet het eerst pro
beeren en nog eens probeeren. Ik kende er
ook niets van. En nu gaat het.- Nu ja, je
maakt fouten. Natuurlijk, maar je gaat je
De kapper Hondema in Harlingen heeft dit beeld van een Romeinschen wagenrenner In
zijn vrijen tijd uit palmenhout gehouwen. Wist U dat er zulke kunstzinnige kappers beston
den? Welk een vaardigheid is ervoor noodig om zulk een prachtig stuk werk te maken....
Dit is het Vredespaleis gemaakt vanhaar! De Vlissingsche kapper H. Goormachtig plakt
het afgeknipte haar van zijn clientèle op linnen, en ziehier één der fraaie resultaten
van zijn liefhebberij. Onze speurtocht naar vrijetijdbezigheden brengt ons tot merk
waardige ontdekkingenMen mompelt intusschen in Vlissingen dat kapper Goor
machtig het Vredespaleis juist van haar heeft gemaakt omdat het in werkelijkheid gebouwd
werd mét den opzet dat de menschen elkaar nooit meer in de haren zullen zitten. U moet
het dus ook symbolisch zien
schaarknip en onder het gezellig snorren van
de tondeuse steeds lichter. Boven den spiegel
hangen penteekeningen, gezichten op de
Groote Kerk in Haarlem.
,Op uw verjaardag gekregen, meneer Vos?"
,Neen, meneer, zelf gemaakt."
„Zoo dat is kranig'. Vroeger zeker veel tee-
kenles gehad?"
,Ook dat niet. Ik ben er plotseling op ge
komen om eens te gaan teekenen. Dat is nog
niet lang geleden. Ik was eens op verjaars
visite en daar kreeg het feestvarken teeke-
ningen-in-een-lijstje cadeau van een kennis.
Toen dacht ik bij mezelf: teekenen, dat kan
'k ook. Ik heb me voor dertig centen geïnstal
leerd en ben begonnen. Ik had 't eigenlijk
nog nooit gedaan
„U brengt het er best af."
Aan de muur hangt ook nog de Amster-
'damsche Poort, en de Sasser Poort in
Zwolle
De tondeuse snort gulzig.
„Doet U nog meer in uw vrijen tijd, meneer
Vos?"
„Houtsnijwerk is ook een liefhebberij van
me. Hier in Haarlem zijn nog meer kappers,
die in hun vrijen tijd liefhebberen.
Neemt u bijvoorbeeld den Jamboreekapper,
den heer Vogel, die schildert zeegezichten
Prachtig hoor. En kapper Bult legt zich toe
op pastelteekeningen. De heer Vermeer uit
Bloemendaal heeft met kunstfotografie heel
wat prijzen gewonnen. En kapper de Munnik
maakt met wol allerlei afbeeldingen op flu-
weelen doeken. Ik heb bijv. een keeshond van
hem gezien. Heel aardig. En zoo zijn er
meerWilt u even uw hoofd stil houden,
meneer?"
„Ja, ja, mijn hoofd wel maar niet m'n mond
want ik moet nog meer weten."
Lichte haarvlokken dalen geruischloos
„Vraagt U maar, meneer."
De schaar knerpt door een voorlok.
„Zijn er nog meer kappers, die in hun
vrijen tijd iets bijzonders doen?"
„Och, ja, onze collega Goormachtig in Vlis-
singen, die maakt tafreelen."
„Met penseel en verf?"
„Neen, met de kwast en haar!"
„Met haar? Hoe kan dat nou....
„Toch is het zoo, hij heeft het Vredespaleis,
het stadhuis in Middelburg en den Herten
kamp gemaakt. Uit de verte lijken het net
schilderijen. Maar in werkelijkheid bestaan
de tafreelen uit opgeplakt haar."
Het haar van de klanten?"
„Juist meneer, uit de haren, die Goor
machtig van het hoofd van zijn clientèle
knipt. Dames en heerenhaar."
De schaar zet ter verduidelijking een flin-
ken hap, een weerspannige lok tuimelt en
blijft even op het schort-slabbetje liggen.
„Kun je nou van zooiets een ding als een
schilderij maken?"
„Ik niet, maar de Vlissinger doet het, en
voor het tafreel van den „Hertenkamp" heeft
hij de natuurlijke haarkleuren behouden.
Voor andere tafreelen kleurt hij het haar wel
eens. Maar de kleur van de herten zit ook in
de menschelijke haren. En de herfsttinten
van het bosch zijn daar ook uit te halen."
„Dan moet meneer Goormachtig zeker een
boel oude heeren met wit haar knippen voor
dat hij aan een sneeuwlandschap kan be
ginnen?"
Alleen de schaarpunten klepperen ten ant
woord.
eigen fouten zien. En dat zegt ook wat. Je
draagt bij tot je eigen cultiveering. Je ver
breedt je gedachten.
Want door bijvoorbeeld de Groote
Kerk na te teekenen ga je dat gebouw
van onderen tot boven bekijken en je
ziet steenen en torentjes en andere
fraaie dingen, waaraan je vroeger
voorbij liep. Je ontdekt, je oogen
gaan open, je geniet meer. Vroeger
stapte ik nooit in de Damstraat van
mijn fiets af, maar nu doe ik het wel,
want je hebt van daaruit zoo'n prach
tig gezicht op die Groote Kerk, op al
die opklimmende torentjes.
En dat waarnemen van schoonheid beperkt
zich niet tot het onderwerp waar je mee be
zig bent. Want ik was laatst in Hilversum.
En daar zag ik het moderne stadhuis. Wat
een lijnen, wat een lijnen! Een openbaring,
als je er oog voor hebtHet haar nat ma
ken of droog houden, meneer?"
„Laat 't maar droog, 't regent al genoeg in
ons landje.
De kam ploegt allemaal gelijke voren in 't
haar.
Het mag regenen zooveel als 't wil, als er
van binnen maar zon is. Ziezoo, u bent alweer
netjes, meneer."
De witte doek om den hals wordt losge
knoopt en uitgeslagen. De haarvlokken wor
den bijeen gebezemd. Daar gaan ze in den hoek
Dat die meneer in Vlissingen daar nou van
die mooie tafreelen van kan maken....
v. H.
Drie leeningen
samen 3.300.000
In de gistermiddag gehouden vergadering
van den gemeenteraad van Haarlem kwam een
voorstel van B. en W. aan de orde om te beslui
ten di'ie geldleeningen aan te gaan tot een geza
menlijk bedrag van f 3.300.000 tegen 2Vz pet.
Het betreft twee onderhandsche leeningen
een van f 800.000, duur 8 jaar en een van
f245.000, duur 10 jaar.
Voorts een emissie van f 2.055.000, duur 10
jaar.
De rente der leeningen zal 2V2 pet. bedragen.
Het betreft hier voor het grootste gedeelte
het opnemen van nieuw geld, slechts een klein
gedeelte is bestemd voor converteering.
Dit voorstel is door den raad aangenomen.
EEN HITLER-SNOR VERBOD IN ONTARIO.
GODERICH, (Ontario) 6 December. Kort
geleden is in den provincialen raad alhier
eenstemmig een besluit aangenomen, waarbij
het, op straffe van opsluiting, verboden is zich
op straat te vertoonen met een snor, welke ge
lijkenis vertoont met die van Hitler. (A.N.PJ