De Sprong in het Leven
FEUILLETON
Oorspronkelijke Nederlandsche roman
door
FELICIA CORDEA.
28)
Ze moest zich bekennen, dat ze zich opnieuw
door haar temperament had laten meeslepen. Ze
was op hol geslagen als een ongebreideld paard.
Ze had ongetwijfeld kansen gehad, want Ver
schuur was een gentleman en indien ze rustig
met hem over de toekomst gesproken had, zou
ze waarschijnlijk in haar poging geslaagd zijn.
Ze was niet rustig gebleven enze had ge
faald!
Maar wat nu!?
Nu bleef haar werkelijk niets anders over, dan
ee nonderhoud met oTtulescu.
Irene sprong op en liep in de richting van
Totulescu's woning. Onderweg riep ze een taxi
aan. Gedurende den rit nam ze haar handspie
gel te voorschijn en probeerde in den schokken-
den wagen met lippenstift en poederdons haar
gezicht een extra „touch" te geven. Het was niet
noodig dat Totulescu iets van haar opwinding
bemerkte.
„Ik was toevallig hier in de buurt en het leek
me wel aardig je weer eens op te zoeken. Het is
lang geleden, dat ik hier voor het laatst was",
zei ze, toen ze bij hem aangekomen was.
Voor dat hij haar antwoordde, keek hij haar
even onderzoekend aan. Hij kende deze vrouw
en het leek hem, alsof er hier iets niet in den
haak was.
„Zeg eens, Irene, is er iets met je aan de
hand?"
„Iets aan de hand? Ach neen, feitelijk niets
bijzonders. Waarom vraag je dat?"
„Wel, het leek me maar zoo",
„Ofschoon de situatie wel op mijn zenuwen be
gint te werken, sedert ik weet, dat Verschuur de
brieven misschien toch gaat gebruiken".
„Als hij ze op het kritieke oogenblik tenmin
ste nog heeft".
Irene klemde haar lippen opeen. Goed dat
Totulescu niet wist, dat ze zoo juist bij haar man
haar mond voorbij gepraat had, en dat ze Ver-
schuurs argwaan wakker geschud had. En dat
hij stellig niet zou rusten, voordat hij wist, wat
voor plannen ze met dat meisje hadden. Of hij
misschien niet nu reeds bezig was alles te ont
rafelen? Als Totulescu nog iets wilde bereiken,
moest hij dit gauw doen.
„Zou deze juffrouw Elvira je niet een dezer
dagen haar beslissing mededeelen? Zei je niet,
dat je haar moest, opbellen! Toe Carol, doe me
een plezier en telefoneer haar nu".
„Ik geloof, dat je niet erg veel hoop hebt op
het slagen van mijn plan".
„Kijk eens, Carol, je moet het mij niet kwalijk
nemen, maar jullie denken misschien anders dan
wij. Ik kan het gevoel nu eenmaal niet kwijt
raken, dat dit meisje niet op je voorstel zal in
gaan. Je hebt geen rekening gehouden met de
mentaliteit van de Hollandsche vrouw".
„Denk je? Dat weet ik anders nog niet zoo
precies. Het zaakje loopt prachtig. Dit meisje eet
uit mijn hand. Ze heeft terstond toegehapt, toen
ik haar aansprak"
Ze was zoo mak als een lam, zeg ik je. En ze
is zoo happig op mooie dingen, dat ze er niet
aan denkt, het vooruitzicht op een rond somme
tje te laten loopen".
„Het spijt me wel, maar tk vrees toch, dat je
je vergist Jij denkt in de begrippen van jouw
land. Ik kan er niets aan doen, maar het zijn nu
eenmaal niet de onze. Ik voor mij ben bang, dat
het je bitter zal tegenvallen. En wat ik dan moet
doenWant je begrijpt, dat ik er dan nog
veel slechter voor sta dan tevoren. En dat heb
ik dan feitelijk aan jou te danken".
„Schei nu eens eindelijk uit met deze eeuwige
verwijten. Ik zal je bewijzen, dat ik de brieven
op mijn manier wel degelijk in handen krijg.
Nu! Terstond! Ik zal haar opbellen en je toonen,
dat mijn denkbeelden ook bij jullie Hollandsche
vrouwen opgaan".
Hij draaide het nummer.
„Hallo, kan ik even juffrouw Sittard spreken?"
Na eenige oogenblikken klonk Elvi's stem aan
den anderen kant. Totulescu greep Irene bij
haar arm en trok haar met het oor vlak bij den
hoorn om het gesprek mee aan te hooren.
„Hallo, met Elvi Sittard".
„Guten Tag, gnadiges Fraulein! Hier Philippe
Avarides. Het verheugt me zeer, dat ik het ge
noegen heb u te bereiken. U had me toegestaan
u vandaag op te bellen, nietwaar.
„Ach, het spijt me wel, mijnheer Totulescu,
maar ik heb met Mr. Furné over de zaak ge
sproken en hij is van meening, dat er niet de
minste reden voor mij is, mij aan een strafbare
daad schuldig te maken. Guten Tag!"
Totulescu liet den hoorn zakken. Door de stilte
sneed Irene's stem.
„Daar heb je het! Precies wat ik gezegd heb!
Je kon het immers op je vingers natellen, dat ze
het niet doet. En dan zou ik wel eens willen we
ten, hoe het komt, dat ze Totulescu tegen je
zegt. Ik dacht, dat je voor haar Avarides was.
Waar haalt zij den naam Totulescu vandaan?"
„Ik weet het niet! Wat kan er gebeurd zijn?
Hoe lang weet ze dat al
„Dat zal ik je zeggen. Dat weet ze van het eer
ste oogenblik af, dat jij haar weg kruiste en haar
aangesproken hebt".
„Hoe bedoel je dat".
„Als ze dat niet geweten had, had ze zich nooit
door jou laten aanspreken. Ik heb me al lang af
gevraagd, wat daar wel achter stak. Nu, mijn
hartelijken dank voor je fabelachtige medewer
king!"
Irene's sarcasme doorboorde het dunne laagje
beschaving, dat Totulescu's ware natuur ver
borg.
„Een ding wil ik je wel zeggen. Ik heb van de
heele geschiedenis schoon genoeg. Knap jij je
zaakje nu maar verder zelf op. Adieu!"
Een oogenblik keek Irene hem tusschen haar
samengeknepen oogleden scherp aan.
Voor dat product had zij haar toekomst in de
waagschaal gelegd en vernietigd! Was het de
moeite waard daar nog één woord aan te ver
spillen?
Ze draaide zich op haar hakken om en ging
weg.
Irene was niet woedend meer, zooals ze was,
toen ze haar man verlaten had. Irene was ver
twijfeld. Haar laatste hoop, haar laatste kans
weg! Vervlogen! Wat nu? Wat nu?
Welke middelen waren haar gebleven? Ver
schuur niet meerTotulescu niet meer
Wat dan? Wie dan?
Ze liep voor den tweeden keer dien dag zon
der doel voor oogen de straat op.
Als korte steeds afgebroken filmbeelden trok
ken fragmenten uit haar leven aan haar gees
tesoog voorbij van het oogenblik, dat ze Ver
schuur ontmoet had. tot nu. Nu stond ze aan
een keerpunt. Aan den rand van een afgrond.
Aan het begin van een weg naar omlaag, die
steeds verder, steeds dieper moest voeren.
Neen, dat niet! Zoo wilde ze niet eindigen.
Wat er ook in haar leven gebeurd was, dien weg
wilde ze niet gaan. Maar was er dan heelemaal
geen uitweg meer?
Daar schoot haar een gedachte door het hoofd.
Die kleine! Die indringster!
Misschien, als ze eens met haar sprak? Dat
zou een uitweg kunnen zijn, al was het een bit
tere uitweg.
Moest ze zich voor dat meisje, dat haar plaats
zou innemen, vernederen? De gedachte alleen
griefde reeds, maar wat bleef haar feitelijk an
ders over?
En Irene ging, want wat haar fouten ook
mochten zijn, als er iets gedaan moest worden en
ze had haar besluit genomen, dan ging ze ook
rechtstreeks op haar doel af.
Zoo kwam het, dat Elvi, haar pension nade
rend, van de tegenovergestelde zijde een dame
zag naderen, die merkwaardig veel op Irene
Verschuur leek. Maar niet de stralende, triom-
feerende Irene, die ze eens gezien had. Een
bleeke vrouw, die haar smalle, roode lippen en
haar harde oogen met groote moeite tot een
vriendelijke uitdrukking dwong.
„Wat ter wereld komt zij hier doen", dacht
Elvi „en wat ziet ze er uit! Zoekt ze mij?"
Elvi zag, dat Irene het inderdaad ,op haar ge
munt had. Ze kwam regelrecht op haar af en
vroeg:
„Bent u juffrouw Sittard?"
„Ja, die ben ik".
„Ik zou u heel graag even willen spreken*»
Een oogenblik weifelde Elvi. Toen zei zet
„Het lijkt me het beste, dat u dan even binnen
komt. Ik woon hier". Ze ging Irene voor naar
de spreekkamer, waarvan ze de deur dicht deed.
Wat een eigenaardige, geladen atmosfeer lag er
over deze vrouw! Elvi's zenuwen, die na de op
windende gebeurtenissen van den morgen toch
reeds gevoelig waren, merkten duidelijk de span
ning.
„Waarmee kan ik u van dienst zijn, mevrouw
Verschuur?"
„Ik kom zoo juist van den heer Totulescu",
begon Irene, direct met de deur in huis vallend.
„Ik was er bij, toen hij met u telefoneerde en ik
heb het gesprek mee aangehoord".
„Dan weet u ook, welk antwoord ik hem ge
geven heb".
„Ja, dat weet ik. En ik ben heel blij, dat u hem
dit antwoord gegeven hebt. Ik heb me er van
het eerste oogenblik af, dat hij met zijn plan
voor den dag kwam, tegen verzet. Hij deed het
bovendien niet voor mij. Deze man had er heel
veel voor over om in dit proces niet genoemd te
worden. Hij wilde de brieven terug hebben in
zijn eigen belang".
„Mevrouw Verschuur, ik stel het wel erg op
prijs, dat u heelemaal hierheen gekomen bent
om mij dit te vertellen. Maarhet gaat mij
feitelijk niet aan".
„Dat is zoo. Ik dacht alleen, dat u het niet on
interessant zou vinden, eens de ware toedracht
van de zaak te vernemen".
(Wordt vervolgd).
Voor de Kersttafel. Op de eierveiling te Amsterdam werden Donder
dagmiddag 300 kalkoenen geveild. Eenige slachtoffers, nog onbewust
van hun lot, gereed voor de veiling
In verband met zijn 40-jarig jubileum als dirigent van „Toonkunst werd prof.
dr. Willem Mengelberg Donderdagavond in het Concertgebouw te Amsterdam
gehuldigd. De jubilaris (x) dankt het koor, dat hem onder leiding yan den heer
Cleuver (links) toegezongen heeft
De aankomst van dr. Schacht,
president van de „Reichsbank" te
Londen
De kleine Prins Edward met zijn moeder, de Hertogin van Kent, op
weg naar Buckingham Palace te Londen voor het kerstfeest, dat
Koningin Elizabeth van Engeland voor de Prinsesjes Elizabeth en
Margaret Rose gaf
Hr. Ms. mijnenlegger instructievaarluig „Willem van der Zaan", voor
het Departement van Defensie bij de Ned. Dok Mij. te Amsterdam in
aanbouw, is Donderdag tewater gelaten
r' -
De toestand in Palestina. Abou Kemal, een der leiders van de
rebellen, geeft zijn instructies in de nabijheid van Tiberiade
Nadat de grootere boomen voor het naderend Kerstfeest „gestoken" zqn,
worden op de kerstboom-kweekerijen in 't Gooi weer jonge denneboompjes
geplant, welke over 6 a 7 jaren de huiskamers met Kerstmis zullen sierea