BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Aan allen! AAN ALLEN DIE BELANGSTELLEN IN DE KINDERRUBRIEK. Voorloopig worden geen nieuwe leden tot de meisjesclub op Woensdagmiddag meer toegelaten. Wanneer men lid wil werden moet men eerst 4 weken rubriekertje zijn en trouw geschreven hebben. Momenteel telt de club 36 leden. De jongste meisjes werken aan de borduurkaarten ter wijl de meisjes van 9 jaar en ouder een thee- potdekje, een kleedje of een theedoeken hangertje onder handen hebben. Het plan bestaat om te sparen voor een uitstapje in de a.s. zomervacantie. Beste POLLY. In de eerste plaats wensch ik je een spoedig herstel toe. Prettig dat je zoo gelukkig was met de c.pname van je ver haak Je gedichtje is thans zoo keurig in orde, dat ik er geen extra tijd aan behoef te be steden maar het zoo naar de drukkerij kan door geven. Ik zal het heden aan het slot van de rubriek laten plaatsen. Het beste hoer en mn groeten aan allen. Dag Polly. Best WITWOLLETJE. Nog wel gefeliciteerd met je ouders. Als ik buitenlandsche zegels ontvang, dan zal ik aan je denken. Is je neef je weer beter? Een volgend keer maar zorgen dat je briefje met de oplossingen niet weg raakt. Dag Witwolletje. Lief KWIKSTAARTJE. Prettig dat je heel graag naar de club gaat en een trouw vriendinnetje van me wilt zijn. Een rapport met zevens en achten vind ik goed. Blijf maar je best doen. Misschien worden de zevens dan wel achten en de achten negens. Tot Woensdag. Dag Kwikstaartje. Best TEEKENAARSTERTJE. Regenweer op Woensdag schijn je niet erg te vinden om dat je toch fijn naar de club kunt gaan. Wat was het weer gezellig hè? Wat wordt er met veel ijver gewerkt. Mej. G. en ik hebben onze handen vol. Wil je er aan denken dat men niet moet schrijven schrortje maar schortje, niet kleetje maar kleedje. Dag Teekenaarstert j e. Best KRULLEKOPJE. Ja, dat je een raadsel vergeten hebt op te lossen was jam mer. Je kon nu niet voor een prijsje in aan merking komen. Je kunt over eenige maanden reeds van school af? Maar zou het niet veel beter zijn als je nog een jaartje bleef? Ik geloof van wel. Door ziekte ben je vaak wat achter gekomen en zou het heusch zoo kwaad nog niet zijn om nog een jaartje in de hoog ste klas te blijven. In betrekking mag je nog niet. Je bent nog geen veertien jaar en je moeder heeft je hulp thuis nog niet noodig. Ben je eenmaal van school af dan kan je niet meer terug. Dag Krullekopje. Lief BRUINOOGJE. Prettig dat het met Je kleine zus zoo goed gaat. Gezellig dat je ouders momenteel zooveel visite krijgen. Hun 12V2-jarig huwelijksfeest gaat dus niet zonder meer voorbij. Hoe heet je zusje? Nog vele pret tige dagen. Dag Bruinoogje. Beste ANEMOON, Leg het lapje jute met naald en zijde maar gereed. Als ik a.s. week even gelegenheid heb je te helpen, vraag ik je bij mij te komen. Ik hoor dan meteen wel wanneer het werk af moet zijn. Je poppen- jurkje kom ik bij gelegenheid wel eens zien. Tot ziens dan. Dag Anemoon. Beste BENJAMIN. Je teekening heb ik niet tusschen de briefjes gevonden. Heb je haar misschien vergeten af te geven? Haal a.s. week de schade maar vcor me in. Heb je 1.1. Zondag nog gesjoeld? Dag Benjamin. Liief ZWARTOOGJE. Ook jij gefeliciteerd met je ouders. Ik wensch ze er in goede gezond heid nog minstens 3 maal 12V2 jaar bij. Je teekening vind ik snoezig. Dag Zwartoogje. Best MADELIEFJE. Heb ik je briefje de vorige week niet beantwoord? Daar begrijp ik niets van. Als je naam niet in de rubriek stond, dan ligt de fout bij mij. 'k Hoop voor taan beter op te letten. Vind je het nieuwe handwerkje prettig? Tot ons clubuurtje. Dag Madeliefje. Beste KLEINE ZUS. M^ar meisjelief wat ben je nu gaan deen? Ik hoop dat je weer gauw beter wordt zoodat je weer naar school en de club kunt gaan. Het beste hoor. Dag Kleine Zus. Beste VERONIKA. Prettig dat je met de Kennemerlaanwedstrijd een prijsje gewon nen hebt.Mooie zakdoekjes komen altijd te pas. Je hebt er ook wat koude lijden voor over gehad. Die arme Joop. Ik hoop dat ik haar weer spoedig op de club zie. Dag Ve- ronika. Lief LELIETJE VAN DALEN. Ja meisje, dat kan nu eenmaal niet anders. Overal zijn grenzen aan verbonden. Houdt men er geen rekening mede, dat zijn orde en regel zoek. dan wordt het een chaos. In het belang van de clubleden moest ik de leden in twee groe pen verdeelen. Het beste leek mij de ver deeling te doen plaats hebben volgens een vastgestelde leeftijdsgrens n.l. een groep van leden die 9 jaar en ouder zijn en een groep van 8 jaar en jonger. Deze grens heb Ik een maal gesteld en daar koud ik mij aan. Volgend jaar kom je bij de meisjes van 9 jaar en ouder. Dag Lelietje van Dalen. Beste VERGEET MIJ NIET. Je hebt niet naar de Dinsdag Bonteavondtrein geluisterd maar naar de Bonte Dinsdagavondtrein. Ja. ik heb cok even geluisterd, doch hetgeen ge geven werd kon me niet bekoren. Jij hebt er ook niet veel aan gevonden. Ik was dus de eenige niet die het luisteren spoedig op gaf. De vorige week vond ik het optreden van Snip en Snap wel aardig. Prettig dat je op de naailes zoo flink met je werk vordert. Dag Vergeet mij niet. Beste DICKY BIG MANS. A.s. Woensdag krijgen jullie een nieuw werkje. Hoe vind je dat? Natuurlijk prettig. Tot Woensdag. Dag Dicky Bigmans. Beste JÖPIE SLIM. Ja, de IJmuider Cou rant wordt Zaterdag's niet alleen door jou met ongeduld opgewacht. Vele rubriekertjes ver langen naar haar om zoo spoedig mogelijk de briefjes te lezen. Wanneer de uitslagen van een gehouden wedstrijd bekend gemaakt zal worden, dan is er geen rubriekertje dat niet verlangend naar de courant uit ziet. 'k Hoop dat je bij een volgende gelegenheid weer tot de gelukkigen behort. Dag Jopie Slim. Best CROCUSJE. A.s. Maandag hoop ik aan je verjaardag te denken en je een kaart te sturen. Gelukkig dat je zusjes her steld zijn. 'k Hoop ook dat je zuster spoedig haar werk zal kunnen hervatten. Het beste met haar. Dag Crocusje. Lief ZONNESTRAALTJE. Gelukkig dat je weer beter bent. Nu maar oppassen hoor. In den winter wordt men zoo gemakkelijk ziek. Dag Zonnestraaltje. Best ZONDAGSKIND. Je hebt je nieuwe handwerk 1.1. Woensdag ontvangen en het zal denkelijk wel naar je zin zijn. De stof laat zich prettig bewerken en is niet te grof en niet te fijn. Wat hebben jullie dezen winter toch veel zieken thuis. Is de een beter dan volgt de an der weer. 'k Wensch je zuster beterschap toe. Dag Zondagskind. Lief DOORNROOSJE. Ja, ook ik heb ge hoord dat in alle winkels de kaplaarzen en overschoenen totaal waren uitverkocht. Men zou in sommige winkels in den loop van de week weer een nieuwe zending aan krijgen, 'k Denk dat je momenteel in Beverwijk al evenmin zult slagen. De winkels werden tij dens de laatste sneeuwperiode letterlijk be stormd. Men wilde graag droege voeten hou den en dan zijn kap- of overschoenen on ontbeerlijk. Prettig dat jij er ook een paar krijgt, 'k Hoop voor je dat ze weer spoedig verkrijgbaar zijn. Dag Doornroosje. Best DAUWDRUPJE. Prettig dat je 1.1. Woensdag ook weer op de club gekomen bent. A.s. Woensdag ben je toch zeker ook van de partij? 'k Zal om goed weer voor je duimen. Misschien helpt hetwel niet. Dag Dauw drupje. Lief BERGKONINGINNETJE. Prettig, dat je met je verjaardag een regenkapje krijgt. Ik vind ze de meeste meisjes aardig staan. Bovendien zijn ze doelmatig. Je zult het druk krijgen, maar dat is, wanneer men gezond is, juist prettig. Heb je 1.1. Donderdag van de film genoten? Dag Bergkoninginnetje. Best BLONDJE. Zoo had ik goed gera den. Dat dacht ik wel. In den regel raad ik wel goed als het dergelijke zaakjes betreft. Je Vlissingsche vriendin zal het wel prettig vinden, dat je haar een brief geschreven hebt. Tot Woensdag. Dag Blondje. Lief RAMENLAPSTERTJE. Dat is waar. Men heeft voor dezelfde spelen in de verschil lende streken van ons land andere benamin gen. Het spel dat men in Vlissingen „tikkertje" noemt, noemt men hier „tikkieloop" en in Utrecht „krijgertje". Tegen z.g.n. aantikken zegt men in Vlissingen „buut", in Utrecht „één, twee, drie, af" en hier „aangeplakt". De, in een bepaalde streek gangbare termen, neemt men spoe dig over. Je merkt over een poosje zelfs niet meer dat je voorheen bij de verschillende spelen andere woorden gebruikte. Dag Ramen, lapstertje. Best ZANGERESJE. Dat is geen pretje, 's morgens te ontdekken dat je lokaal met water staat. De kinderen vinden zoo iets wel leuk, maar de leerkracht niet. Wat zal de nieuwe donker blauwe jas je keurig staan en dan daar nog lakschoenen bij. Als ik je nu maar herken als ik je Zondag's eens tegen kom. Ja, die kleintjes zongen snoezig en met een ernst als of hun leven er van af hing. Bij gelegenheid laat ik ze nog eens zingen. Dag Zangeresje. En nu een verzoekje aan allen die de rubriek lezen en inzonderheid aan de clubleden die den vorigen winter ook lid waren: A.s. Maandag, 16 Januari is Gretha Tolman (Handwerkstertje) die reeds maanden ziek is, jarig. Ze zal overgelukkig zijn met belang stelling' in den vorm van een kaart. Moge een ieder, die maar even in de gelegenheid is, haar een kaart sturen. Ze zal er hoogst dankbaar voor zijn. Haar adres luidt: Gretha Tolman, IJmuiderstraatweg hoek Linschotenstraat, IJmuiden. Hieronder volgt een gedicht dat gemaakt is door Polly. Van Hek, den hond. Hek is een aardig beest, Nooit is hij ondeugend geweest. Hij ging voor Moe vaak boodschappen doen, Dan kreeg hij van Maatje een klappende zoen. Hij was ook nimmer stout En at steeds zoet z'n bordje havermout. Liegen en elk leelijk woord Dat vindt hij ongehoord. Voor grapjes is hij altijd te vinden En hij heeft dan ook veel vrinden. Daarom kind'ren, groot of klein, Probeer ook eens zoo flink te zijn! M. G. VOET. IJmuiden, Leeuweriklaan 23. Veel groeten van, Mej. E. VIJLBRIEF EEN PRAATJE OVER SCHAATSENRIJDEN Hebben jullie er wel eens over nagedacht, hoe het kwam, dat je eenige weken geleden zoo heerlijk op het ijs hebt kunnen schaat senrijden? Omdat we 't geleerd hebben zul je misschien zeggen en omdat het ijs zoo lekker dik was. Maar waarom maken ze dan kunstba- nen niet van glas of prachtig glad metaal, maar altijd van ijs? Omdat het ijs onder je schaatsen smelt. Dat gelooven jullie maar zoo dadelijk niet hè? Maar neem nu eens een stevige wandelstok en leun daar eens flink op. Wat zie je dan gebeu ren? Onder den stok komt een kleine holte in het ijs, als er tenminste nog ijs is en die holte is gevuld met water. Door de druk, die op het ijs uitgeoefend is, smelt het. En dit gebeurt nu ook bij het schaatsenrijden. De schaatsen of liever de ijzers zijn maar heel smal en op deze smalle ijzers oefenen wij met ons heele gewicht een vrij grooten druk uit op het ijs en evenals onder den WANNEER we zoo gezellig happen in een chocoladereep of wanneer Moeder ons tracteert op een dampend en geurend kopje chocolademelk, dan kunnen we ons moeilijk voorstellen, dat er een tijd geweest is, dat deze lekkernij onbekend was. Onbekend niet alleen voor onze Hollandsche jon gens en meisjes, maar onbekend voor bijna iedereen. Ik zeg met opzet bijna iedereen. Waar onze voorouders vóór de ontdekking van Ame rika van het bestaan van den cacaoboon niet af wisten, dronken de bewoners van Peru en Mexico en van misschien meer Zuid- en Middel- Amerikaansche Staten al een drank bereid uit de cacaoboonen. De Spanjaarden en wel de Spaansche avonturier Cortez met zijn mannen, waren de eerste Europeanen, die in 1516 den drank, bereid uit den cacaoboon, leerden ken nen. Voor den toenmaligen keizer van Mexico, Montezuma, werden dagelijks 50 koppen van deze drank bereid en voor zijn hovelingen te zamen 2000 koppen. Hier maakten de bovenge noemde Spanjaarden er kennis mee. Het was echter in de verste verte niet de drank, dien wij kennen. Het was een breiachtige massa. Geen wonder, want ze bereidden hem uit de fijnge stampte boonen vermengd met specerijen. Spaan sche peper, suiker, honing, vanille en soms nog fijngewreven mais. Deze massa werd gekookt en dan later koud gedronken. Aan 't keizerlijk hof dronk men dezen drank uit gouden schalen met gouden lepels. Men noemde den drank „choco- latl" (choco cacao, latl water). De inwoners van het toenmalige Mexico, de Azteken gebruik ten de boonen ook als betaalmiddel. 1000 boonen hadden in ons tegenwoordig geld uitgedrukt een waarde van f 1.65. Een slaaf kocht men toen voor 100 boonen. In 1520 stuurt een Spanjaard bereide chocolade naar Spanje, die daar zoo in den smaak valt, dat er weldra chocoladefabrie ken verrezen. Men hield echter de fabricage ge heim en scheen dit langen tijd te hebben kunnen volhouden. Als Francis Drake in een buitgemaakt Spaansch schip een groote partij balen cacao boonen aantreft, laat hij dezen „rommel" over boord gooien. In de dagen van Lodewijlc XIV, die immers met een Spaansche prinses getrouwd was, kreeg de cacaodrank in Frankrijk bekend heid, doch het duurde nog tot 1776 voor in Frankrijk de eerste chocoladefabriek opgericht werd. In Cromwell's tijd kende men in Engeland al de chocolade. In 1657 werd er al een choco ladefabriek opgericht en in Londen werden al spoedig chocoladehuizen opgericht, in den geest van onze tegenwoordige koffiehuizen. Aanvan kelijk was hier de chocolade een drank uit sluitend voor de aanzienlijken, die 's morgens tegen een uur of elf elkaar ontmoetten in zoo'n chocoladehuis en er een kop cacao gingen drin ken, zooals men nu een kop koffie gaat drinken. In Italië werd de chocolade omstreeks het jaar 1600 ingevoerd door iemand uit Florence, An tonio Carletti, die ze in West-Indië had leeren kennen. Vanhier raakte ze in 't overige Europa bekend. Langen tijd, nog in mijn jeugd praatte men, als men 't over chocolade had, over Zeeuwsche chocolade. De lijfarts van den keurvorst van Brandenburg, den Grooten Keurvorst (1640 1688), de Hollander Bontekoe, heeft veel bijge dragen tot de invoering der chocolade in Duitsch- land, waar in 1736 de eerste chocoladefabriek werd gesticht door vorst Wilhelm von der Lippe te Steinhude in 't vorstendom Lippe. Het waren Portugeezen, die hier aan de Duitschers leerden hoe de cacaoboonen moesten verwerkt worden. Een kop chocolade smaakte toen echter heel an ders dan tegenwoordig. Ze was n.l. veel vetter, want de helft van den cacaoboon bestaat uit vet en dit vet kon men toen nog niet verwijde ren. Het -gelukte in 1828 den Hollander Van Houten de gemalen cacaoboonen te ontvetten. Hij was ook de eerste, die de chocolade in poe- dervorm leverde, die weldra bekend werd onder den tegenwoordig nog gebruikten naam van ca cao. Smul nu maar lekker van een reep of kop chocolade. „W. B.Z wandelstok en tusschen deze en het ijs ontstaat dus een dun laagje water en hierover glijdt nu je schaats zoo gemakkelijk heen. Als het heel, heel hard vriest, zóó hard, dat het laagje water onmiddellijk weer bevriest, dan zou je niet kun nen rijden, vandaar dat ze in 't hooge Noorden niet schaatsenrijden. Poolreizigers doen dan ook daar hun tochten niet per schaats. Om precies dezelfde reden wordt ook de glijbaan op de sneeuw zoo glad als ijs, in werkelijkheid wordt ze ook een ijsbaan. Door de druk van ons gewicht smelt de sneeuw tot water, dat onmiddellijk weer bevriest. W. B.—Z. MET DE NIEUWE ROLSCHAATSEN door W. B.-Z. Suus reed op de asfaltbaan Met de nieuwe schaatsen aan, Ze reed zoo keurig en zoo vlug De heele straat af: heen en terug. 't Was glad op de asfaltbaan, Auto's moesten langzaam gaan, Suusje maakt opeens een smak, Ze viel op 't nieuwe trainingspak. Suus was spoedig op de been Ze reed vliegensvlug weer heen. Het was een reuze-groot geluk. Haar trainingspak was heel niet stuk. 'T INDIANENDORP IN DE WILDERNIS Een Engelsch journalist bezoekt de Havasupai Indianen. Een Engelsch journalist heeft onlangs een merkwaardige vacantie beleefd. Hij vloog n.l. met een vliegtuig op de bekende Lindberghlijn, de vliegdienst van New-York over Chicago en Kansas City naar Los Angeles en San Francisco, tot aan de Zuidpunt van het diepe dal Grand Canyon der Coloradorivier en liet zich daar afzetten temidden van de Indianen. Reeds lang had hij gepopeld deze onbekende stammen eens te bezoeken, want hij had deze route reeds meer dere malen gevlogen en dan altijd met groote belangstelling gekeken naar het groene dal, be vloeid door talrijke prachtige watervallen, waar in, temidden van een ware woestijn van rotsen, opeens menschelijke woningen opdoemden. Het Indianengebied in het Zuidwesten omvat een gebied, dat bijna net zoo groot is als Duitschland Er wonen echter slechts tusschen de 200.000 en 300.000 menschen: Indianen, Cowboys en enkele blanken. Sommige deelen van dit land, vooral aan den bovenloop van de Colorado, zijn thans nog op de kaart met wit aangegeven, hetgeen zeggen wil, dat ze nog niet doorvorscht zijn. De journalist, dien we voor 't gemak Williams zullen noemen, landde in Albuquerque in Nieuw-Mexico en ging vandaar in een oud Fordje verder. De afstand van Albuquerque tot de Grand Canyon bedraagt 700 kilometer, als men langs den grooten verkeersweg rijdt, doch Williams maakte een omweg over Santa Fé, den Chelly-canyon en het Noordelijk gelegen Nava jo-reservaat. Een woest, maar hoogst interessant landschap kreeg hij te zien: duizend kilometer ver reed hij door woestijngebieden, waar het zand alle kleu ren van den regenboog vertoonde, over heide gronden, door kale oerwouden in het hoogge bergte, over kale hoogvlakten, waarin slechts steile tafelbergen of uitgedoofde kraters omhoog staken, door kilometers-lange beddingen van zwarte, hardgeworden lavastroomen, door ver steende wouden en langs oude boomstompen, die misschien voor millioenen jaren daar gegroeid waren. Dagenlang reed hij zonder een blanke te zien; slechts nu en dan kwam hij een paar Navajo- Indianen te paard tegen of een wagen met een hoefijzervormig tentdak, waarin een paar vrou wen gezeten waren. Deze droegen het pikzwarte haar in 't midden gescheiden. Ze ^aren gekleed in zwartzijden plooirokken met groenzijden schorten, roode keursjes en blouses met paarlen bestikt. Deze Indianen zijn volstrekt niet vijan dig tegen een blanke, dien ze tegenkomen. De Navajo's zijn zelfs bijzonder vriendelijk en wel willend, als men ze beleefd behandelt. Na in de eenzame blokhut van een blanke in de nabijheid van Camron te hebben overnacht, zette Williams op een morgen om vijf uur zijn tocht voort en bereikte na enkele uren den Zuidoostrand van den Grand Canyon. Een overweldigend schouw spel: 80 k.m. naar het Noorden en ongeveer 120 k.m. naar het Westen strekte zich dé enorme kloof voor hem uit. Een wereld van rotsen met roode en violette spleten en donkere toppen, waartusschen zich in de duizelingwekkende diepte het zilveren lint van de Colorado slingert. Drie dagen moest Williams wachten, voor hij het wagen kon in den Canyon, waar de Hava- supai-Indianen wonen, af te dalen, want voort durend ontlaadden zich regens en onweer bo ven het dal. Maar aan den morgen van den vier den dag kon hij zijn ongeduld niet langer be dwingen. Even een telefoontje naar den blan ken opzichter in het dal en deze zond hem een gids met twee paarden naar boven. Doch het duurde nog anderhalf uur, voor deze aankwa men. Van Hilltop, een gehucht aan den top van het Indianenpad, naar het dorp der Havasupai- Indianen is een afstand van 23 k.m. en op de eerste drie mijlen bedraagt het verval reeds 1500 m. De Indiaansche gids Pete geheeten, nam Williams' rugzak over; hijzelf behield slechts zijn veldflesch en camera. Al zijn overige bezittingen had hij in den wagen achtergelaten, want men had hem verteld, dat de Indianen volkomen eer lijk waren en niets zouden aanraken. Het smalle pad voert in duizelingwekkende steilte naar be neden door een schitterend rotslandschap. Afge broken rotsblokken vullen de kloof en daarbo ven verheffen zich vaste stukken, die bedriege- lijk veel op beelden lijken. Van twee van deze beelden, die aan weerskanten van de kloof staan, vertellen de Indianen de volgende sage: Heel lang geleden wilde eens een Havasupaihoofd- man, die ontevreden was met zijn lot, met zijn vrouw vluchten, maar precies aan den uitgang van de kloof veranderden de Goden 't trouwe- looze paar in steenen beelden. En zoo staan zij daar al eeuwenlang en waken ervoor, dat nie mand Canyon, waar steeds vrede en geluk heerschen, verlaat. Den volgenden keer vertel ik je, wat Williams in het dorp der Ilavasupai-Indianen beleefde. DE „SPOOKSTEM" IN DE AUTO. 't Nieuwste snufje uit Amerika is het vol gende: een groote autofabriek vervaardigt sprekende taximeters. Zoodra de auto start en de wijzer van de taximeter begint te stijgen, klinkt een geheim zinnige stem, die door een gramofoonplaat te voorschijn wordt getooverd. De stem waar schuwt den chauffeur, de uiterste voorzich tigheid te betrachten. Eerst is de stem zacht en vriendelijk, maar naarmate de wagen har der gaat rijden wordt ze barsch en streng. Als de auto 60 KM heeft bereikt, wijst de stem er op, dat dit reeds méér dan de maxi mumsnelheid is voor groote steden en om geving, slechts buiten rijdt men hiermee nog veilig. Bij 75 K.M. geeft de stem een waarschu. wing: „Nu kunt u uw wagen nog beheerschen, maar let goed op de wagen, die achter u aan komen. Apropos, zijn uw remmen in orde?" Bij 100 KM wordt de stem woedend en her haalt steeds weer: „u rijdt onverantwoordelijk, maar u moet het zelf weten" en tusschen de 120 en 130 K.M. klinkt een grafstem die een voudig meedeelt: „ik vx-ees voor uw leven". De Amerikanen schijnen dit een aardig grapje te vinden, tenminste de taximeters met stem worden druk verkocht. JAPAN. Land en volk zijn „héél anders dan anders" Als in een Europeesche stad een koning of an der hooggeplaatst persoon zijn intrede doet, roe pen alle menschen hoera! De Japanner echter treedt stilletjes terzijde: hij voelt zich niet waar dig den hoogen gast te aanschouwen en bedekt zijn gelaat. In Europa zijn de toppen der heuvels en ber gen met trotsche kasteelen en hooge kerken ge kroond. De Japansche tempels liggen in het dal, ten teeken van deemoed. Wij hangen onze schilderijen en platen aan de muren van onze kamer, zoodat iedereen ze kan zien. De Japanner bewaart ze opgerold in kast jes en hangt ze zoo nu en dan eens een poosje op om er alleen en in stilte van te genieten. Als een Europeaan door een ander beleedigd is, probeert hij zich te wreken en maakt een reuzenkabaal; de Japanner berooft zichzelf van het leven. Als een Europeaan door een auto is aangere den, roept hij de politie erbij om zijn recht te krijgen. Een Japanner daarentegen geeft den chauffeur een geschenk om hem te troosten. Wij Europeanen boksen en worstelen. De Ja panner legt zijn tegenstander neer met een lich ten, eleganten Jiu-Jitsugreep. In verscheidene streken van Japan krijgen de dokters slechts dan hun jaarlijksch inkomen als niemand in de familie ziek geworden is. Wordt men ziek, dan helpt de dokter gratis. Kinderen krijgen iti Japan nooit een oorvijg of een pak op hun broek. De Japansche weduwe draagt geen zwarte, maar witte kleeren. Ze huilt en jammert niet, als er bezoek komt. De bezoeker huilt en de weduwe moet hem of haar troosten. EEN „VOORDEELIG" ZAAKJE Er was eens een meneer, die Fluiter heette. Hij was lid van de firma Fluiter en Vedelaar, in muziekinstrumenten. Eens op een dag ontving de heer Fluiter een brief, volgeplakt met héél vreemde postzegels. De brief zag er erg buitenlandsch uit en kwam eventjes uit Tibet. De heer Fluiter zette groote oogen op. Hij opende de brief, die verzonden was door een ze keren Rhana Saga Hum uit Lharssa, kuchte en sprak tot zijn bediende: „Spreek je talen?" „Ze ker, meneer. Ik spreek Engelsch, Fransch, Duitsch en Italiaansch." „Meer niet?" „Meer niet, meneer." „Spreek je geen Tibetaansch?" „Helaas niet." Dezelfde vraag werd aan de typiste gesteld, maar eveneens met negatief resultaat. En de loopjongen had natuurlijk ook nooit van z'n le ven Tibetaansch geleerd. De heer Fluiter keek van den een naar den ander en zei toen tegen de juffrouw: „Belt u dan maar direct een vertaal bureau op. Er moet een ontzaglijke bestelling in de brief staan, want herhaaldelijk komt er het getal 100.000 in voor. N u zal ik nogeens voordeelige zaken kunnen doen: een wildvreemde meneer, die heelemaal uit Tibet schrijft, aan Fluiter en Vedelaar, in muziekinstrumenten! De juffrouw ging onmiddellijk aan het tele- foneeren, kwam tien minuten later terug en zei: „Ik heb acht vertaalbureaux opgebeld, maar nie mand kent Tibetaansch." „Belt u dan maar een negende bureau op. De brief zal en moet worden vertaald," sprak Flui ter. De juffrouw weer aan 't bellen. Na tien mi nuten zei ze: „Eén van de bureaux verwijst me naar een professor, die Tibetaansch kent. Maar die zal er wel erg veel geld voor vragen." „Doet er niet toe. De brief zal worden vertaald. Kijk, het getal 100.000 komt er eventjes vijfmaal in voor! Misschien ben ik met één slag een rijk man. Fluiter overhandigde den loopjongen een bank biljet van f 25.plus de brief en deze ijlde naar den professor. Een uur later kwam de loopjongen terug en overhandigde zijn meester grinnekend de verta ling, die f 30 had gekost. Deze luidde: Hooggeachte vreemde man! Ik dank den vreemden reiziger die mij het adres van uw schitterend handelshuis heeft gegeven. 100.000 maal. Ik ben een arm man en leei met mijn vrouw en mijn acht kleine kinderen in armoe dige omstandigheden, ofschoon wij reeds 100.000 maal om rijkdom hebben gebeden. Miin acht kleine kinderen 100.000 goede geesten mogen ze beschermen! houden veel van lawaai en zouden dus graag zelf wat muziek maken. Ik zou- u, vreemde man, 100.000 maal danken, indien u mij acht kleine mondharmonica's cadeau wilde doen. Een arme vader, een arme moeder en acht kleine kinderen groeten u 100.000 maal! Rhana Saga Hum te Lhassa. Meneer Fluiter zinkt verpletterd op een stoel en kreunt: „Een voordeelig zaakje!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 10