BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Aan allen!
AAN ALLEN DIE BELANGSTELLEN IN DE
KINDERRUBRIEK.
Voorloopig worden geen nieuwe leden tot
de meisjesclub op Woensdagmiddag meer
toegelaten. Wanneer men lid wil werden moet
men eerst 4 weken rubriekertje zijn en trouw
geschreven hebben.
Momenteel telt de club 36 leden. De jongste
meisjes werken aan de borduurkaarten ter
wijl de meisjes van 9 jaar en ouder een thee-
potdekje, een kleedje of een theedoeken
hangertje onder handen hebben. Het plan
bestaat om te sparen voor een uitstapje in
de a.s. zomervacantie.
Beste POLLY. In de eerste plaats wensch
ik je een spoedig herstel toe. Prettig dat je
zoo gelukkig was met de c.pname van je ver
haak Je gedichtje is thans zoo keurig in orde,
dat ik er geen extra tijd aan behoef te be
steden maar het zoo naar de drukkerij kan
door geven. Ik zal het heden aan het slot
van de rubriek laten plaatsen. Het beste hoer
en mn groeten aan allen. Dag Polly.
Best WITWOLLETJE. Nog wel gefeliciteerd
met je ouders. Als ik buitenlandsche zegels
ontvang, dan zal ik aan je denken. Is je neef
je weer beter? Een volgend keer maar zorgen
dat je briefje met de oplossingen niet weg
raakt. Dag Witwolletje.
Lief KWIKSTAARTJE. Prettig dat je
heel graag naar de club gaat en een trouw
vriendinnetje van me wilt zijn. Een rapport
met zevens en achten vind ik goed. Blijf
maar je best doen. Misschien worden de
zevens dan wel achten en de achten negens.
Tot Woensdag. Dag Kwikstaartje.
Best TEEKENAARSTERTJE. Regenweer
op Woensdag schijn je niet erg te vinden om
dat je toch fijn naar de club kunt gaan.
Wat was het weer gezellig hè? Wat wordt er
met veel ijver gewerkt. Mej. G. en ik hebben
onze handen vol. Wil je er aan denken dat
men niet moet schrijven schrortje maar
schortje, niet kleetje maar kleedje. Dag
Teekenaarstert j e.
Best KRULLEKOPJE. Ja, dat je een
raadsel vergeten hebt op te lossen was jam
mer. Je kon nu niet voor een prijsje in aan
merking komen. Je kunt over eenige maanden
reeds van school af? Maar zou het niet veel
beter zijn als je nog een jaartje bleef? Ik
geloof van wel. Door ziekte ben je vaak wat
achter gekomen en zou het heusch zoo kwaad
nog niet zijn om nog een jaartje in de hoog
ste klas te blijven. In betrekking mag je nog
niet. Je bent nog geen veertien jaar en je
moeder heeft je hulp thuis nog niet noodig.
Ben je eenmaal van school af dan kan je
niet meer terug. Dag Krullekopje.
Lief BRUINOOGJE. Prettig dat het met
Je kleine zus zoo goed gaat. Gezellig dat je
ouders momenteel zooveel visite krijgen. Hun
12V2-jarig huwelijksfeest gaat dus niet zonder
meer voorbij. Hoe heet je zusje? Nog vele pret
tige dagen. Dag Bruinoogje.
Beste ANEMOON, Leg het lapje jute met
naald en zijde maar gereed. Als ik a.s. week
even gelegenheid heb je te helpen, vraag ik
je bij mij te komen. Ik hoor dan meteen wel
wanneer het werk af moet zijn. Je poppen-
jurkje kom ik bij gelegenheid wel eens zien.
Tot ziens dan. Dag Anemoon.
Beste BENJAMIN. Je teekening heb ik
niet tusschen de briefjes gevonden. Heb je
haar misschien vergeten af te geven? Haal
a.s. week de schade maar vcor me in. Heb je
1.1. Zondag nog gesjoeld? Dag Benjamin.
Liief ZWARTOOGJE. Ook jij gefeliciteerd
met je ouders. Ik wensch ze er in goede gezond
heid nog minstens 3 maal 12V2 jaar bij. Je
teekening vind ik snoezig. Dag Zwartoogje.
Best MADELIEFJE. Heb ik je briefje de
vorige week niet beantwoord? Daar begrijp
ik niets van. Als je naam niet in de rubriek
stond, dan ligt de fout bij mij. 'k Hoop voor
taan beter op te letten. Vind je het nieuwe
handwerkje prettig? Tot ons clubuurtje. Dag
Madeliefje.
Beste KLEINE ZUS. M^ar meisjelief wat
ben je nu gaan deen? Ik hoop dat je weer
gauw beter wordt zoodat je weer naar school
en de club kunt gaan. Het beste hoor.
Dag Kleine Zus.
Beste VERONIKA. Prettig dat je met
de Kennemerlaanwedstrijd een prijsje gewon
nen hebt.Mooie zakdoekjes komen altijd te
pas. Je hebt er ook wat koude lijden voor
over gehad. Die arme Joop. Ik hoop dat ik
haar weer spoedig op de club zie. Dag Ve-
ronika.
Lief LELIETJE VAN DALEN. Ja meisje,
dat kan nu eenmaal niet anders. Overal zijn
grenzen aan verbonden. Houdt men er geen
rekening mede, dat zijn orde en regel zoek.
dan wordt het een chaos. In het belang van
de clubleden moest ik de leden in twee groe
pen verdeelen. Het beste leek mij de ver
deeling te doen plaats hebben volgens een
vastgestelde leeftijdsgrens n.l. een groep van
leden die 9 jaar en ouder zijn en een groep
van 8 jaar en jonger. Deze grens heb Ik een
maal gesteld en daar koud ik mij aan. Volgend
jaar kom je bij de meisjes van 9 jaar en
ouder. Dag Lelietje van Dalen.
Beste VERGEET MIJ NIET. Je hebt niet
naar de Dinsdag Bonteavondtrein geluisterd
maar naar de Bonte Dinsdagavondtrein. Ja.
ik heb cok even geluisterd, doch hetgeen ge
geven werd kon me niet bekoren. Jij hebt er
ook niet veel aan gevonden. Ik was dus de
eenige niet die het luisteren spoedig op gaf.
De vorige week vond ik het optreden van
Snip en Snap wel aardig. Prettig dat je op
de naailes zoo flink met je werk vordert.
Dag Vergeet mij niet.
Beste DICKY BIG MANS. A.s. Woensdag
krijgen jullie een nieuw werkje. Hoe vind je
dat? Natuurlijk prettig. Tot Woensdag. Dag
Dicky Bigmans.
Beste JÖPIE SLIM. Ja, de IJmuider Cou
rant wordt Zaterdag's niet alleen door jou met
ongeduld opgewacht. Vele rubriekertjes ver
langen naar haar om zoo spoedig mogelijk
de briefjes te lezen. Wanneer de uitslagen van
een gehouden wedstrijd bekend gemaakt zal
worden, dan is er geen rubriekertje dat niet
verlangend naar de courant uit ziet. 'k Hoop
dat je bij een volgende gelegenheid weer tot
de gelukkigen behort.
Dag Jopie Slim.
Best CROCUSJE. A.s. Maandag hoop
ik aan je verjaardag te denken en je een
kaart te sturen. Gelukkig dat je zusjes her
steld zijn. 'k Hoop ook dat je zuster spoedig
haar werk zal kunnen hervatten. Het beste
met haar. Dag Crocusje.
Lief ZONNESTRAALTJE. Gelukkig dat je
weer beter bent. Nu maar oppassen hoor. In
den winter wordt men zoo gemakkelijk ziek.
Dag Zonnestraaltje.
Best ZONDAGSKIND. Je hebt je nieuwe
handwerk 1.1. Woensdag ontvangen en het zal
denkelijk wel naar je zin zijn. De stof laat zich
prettig bewerken en is niet te grof en niet te
fijn. Wat hebben jullie dezen winter toch veel
zieken thuis. Is de een beter dan volgt de an
der weer. 'k Wensch je zuster beterschap toe.
Dag Zondagskind.
Lief DOORNROOSJE. Ja, ook ik heb ge
hoord dat in alle winkels de kaplaarzen en
overschoenen totaal waren uitverkocht. Men
zou in sommige winkels in den loop van de
week weer een nieuwe zending aan krijgen,
'k Denk dat je momenteel in Beverwijk al
evenmin zult slagen. De winkels werden tij
dens de laatste sneeuwperiode letterlijk be
stormd. Men wilde graag droege voeten hou
den en dan zijn kap- of overschoenen on
ontbeerlijk. Prettig dat jij er ook een paar
krijgt, 'k Hoop voor je dat ze weer spoedig
verkrijgbaar zijn. Dag Doornroosje.
Best DAUWDRUPJE. Prettig dat je 1.1.
Woensdag ook weer op de club gekomen bent.
A.s. Woensdag ben je toch zeker ook van
de partij? 'k Zal om goed weer voor je duimen.
Misschien helpt hetwel niet. Dag Dauw
drupje.
Lief BERGKONINGINNETJE. Prettig, dat
je met je verjaardag een regenkapje krijgt.
Ik vind ze de meeste meisjes aardig staan.
Bovendien zijn ze doelmatig. Je zult het druk
krijgen, maar dat is, wanneer men gezond
is, juist prettig.
Heb je 1.1. Donderdag van de film genoten?
Dag Bergkoninginnetje.
Best BLONDJE. Zoo had ik goed gera
den. Dat dacht ik wel. In den regel raad ik
wel goed als het dergelijke zaakjes betreft.
Je Vlissingsche vriendin zal het wel prettig
vinden, dat je haar een brief geschreven
hebt. Tot Woensdag. Dag Blondje.
Lief RAMENLAPSTERTJE. Dat is waar.
Men heeft voor dezelfde spelen in de verschil
lende streken van ons land andere benamin
gen. Het spel dat men in Vlissingen „tikkertje"
noemt, noemt men hier „tikkieloop" en in
Utrecht „krijgertje".
Tegen z.g.n. aantikken zegt men in
Vlissingen „buut", in Utrecht „één, twee, drie,
af" en hier „aangeplakt". De, in een bepaalde
streek gangbare termen, neemt men spoe
dig over. Je merkt over een poosje zelfs niet
meer dat je voorheen bij de verschillende
spelen andere woorden gebruikte. Dag Ramen,
lapstertje.
Best ZANGERESJE. Dat is geen pretje,
's morgens te ontdekken dat je lokaal met
water staat. De kinderen vinden zoo iets wel
leuk, maar de leerkracht niet. Wat zal de
nieuwe donker blauwe jas je keurig staan en
dan daar nog lakschoenen bij. Als ik je nu
maar herken als ik je Zondag's eens tegen
kom. Ja, die kleintjes zongen snoezig en met
een ernst als of hun leven er van af hing. Bij
gelegenheid laat ik ze nog eens zingen. Dag
Zangeresje.
En nu een verzoekje aan allen die de rubriek
lezen en inzonderheid aan de clubleden die
den vorigen winter ook lid waren:
A.s. Maandag, 16 Januari is Gretha Tolman
(Handwerkstertje) die reeds maanden ziek is,
jarig. Ze zal overgelukkig zijn met belang
stelling' in den vorm van een kaart. Moge een
ieder, die maar even in de gelegenheid is, haar
een kaart sturen. Ze zal er hoogst dankbaar
voor zijn. Haar adres luidt: Gretha Tolman,
IJmuiderstraatweg hoek Linschotenstraat,
IJmuiden.
Hieronder volgt een gedicht dat gemaakt
is door Polly.
Van Hek, den hond.
Hek is een aardig beest,
Nooit is hij ondeugend geweest.
Hij ging voor Moe vaak boodschappen doen,
Dan kreeg hij van Maatje een klappende
zoen.
Hij was ook nimmer stout
En at steeds zoet z'n bordje havermout.
Liegen en elk leelijk woord
Dat vindt hij ongehoord.
Voor grapjes is hij altijd te vinden
En hij heeft dan ook veel vrinden.
Daarom kind'ren, groot of klein,
Probeer ook eens zoo flink te zijn!
M. G. VOET.
IJmuiden, Leeuweriklaan 23.
Veel groeten van,
Mej. E. VIJLBRIEF
EEN PRAATJE OVER SCHAATSENRIJDEN
Hebben jullie er wel eens over nagedacht, hoe
het kwam, dat je eenige weken geleden
zoo heerlijk op het ijs hebt kunnen schaat
senrijden? Omdat we 't geleerd hebben zul je
misschien zeggen en omdat het ijs zoo lekker
dik was. Maar waarom maken ze dan kunstba-
nen niet van glas of prachtig glad metaal, maar
altijd van ijs? Omdat het ijs onder je schaatsen
smelt. Dat gelooven jullie maar zoo dadelijk niet
hè? Maar neem nu eens een stevige wandelstok
en leun daar eens flink op. Wat zie je dan gebeu
ren? Onder den stok komt een kleine holte in
het ijs, als er tenminste nog ijs is en die holte is
gevuld met water. Door de druk, die op het ijs
uitgeoefend is, smelt het. En dit gebeurt nu ook
bij het schaatsenrijden. De schaatsen of liever de
ijzers zijn maar heel smal en op deze smalle
ijzers oefenen wij met ons heele gewicht een vrij
grooten druk uit op het ijs en evenals onder den
WANNEER we zoo gezellig happen in
een chocoladereep of wanneer Moeder
ons tracteert op een dampend en
geurend kopje chocolademelk, dan
kunnen we ons moeilijk voorstellen, dat er een
tijd geweest is, dat deze lekkernij onbekend was.
Onbekend niet alleen voor onze Hollandsche jon
gens en meisjes, maar onbekend voor bijna
iedereen. Ik zeg met opzet bijna iedereen. Waar
onze voorouders vóór de ontdekking van Ame
rika van het bestaan van den cacaoboon niet af
wisten, dronken de bewoners van Peru en
Mexico en van misschien meer Zuid- en Middel-
Amerikaansche Staten al een drank bereid uit
de cacaoboonen. De Spanjaarden en wel de
Spaansche avonturier Cortez met zijn mannen,
waren de eerste Europeanen, die in 1516 den
drank, bereid uit den cacaoboon, leerden ken
nen. Voor den toenmaligen keizer van Mexico,
Montezuma, werden dagelijks 50 koppen van
deze drank bereid en voor zijn hovelingen te
zamen 2000 koppen. Hier maakten de bovenge
noemde Spanjaarden er kennis mee. Het was
echter in de verste verte niet de drank, dien wij
kennen. Het was een breiachtige massa. Geen
wonder, want ze bereidden hem uit de fijnge
stampte boonen vermengd met specerijen. Spaan
sche peper, suiker, honing, vanille en soms nog
fijngewreven mais. Deze massa werd gekookt en
dan later koud gedronken. Aan 't keizerlijk hof
dronk men dezen drank uit gouden schalen met
gouden lepels. Men noemde den drank „choco-
latl" (choco cacao, latl water). De inwoners
van het toenmalige Mexico, de Azteken gebruik
ten de boonen ook als betaalmiddel. 1000 boonen
hadden in ons tegenwoordig geld uitgedrukt een
waarde van f 1.65. Een slaaf kocht men toen
voor 100 boonen. In 1520 stuurt een Spanjaard
bereide chocolade naar Spanje, die daar zoo in
den smaak valt, dat er weldra chocoladefabrie
ken verrezen. Men hield echter de fabricage ge
heim en scheen dit langen tijd te hebben kunnen
volhouden. Als Francis Drake in een buitgemaakt
Spaansch schip een groote partij balen cacao
boonen aantreft, laat hij dezen „rommel" over
boord gooien. In de dagen van Lodewijlc XIV, die
immers met een Spaansche prinses getrouwd
was, kreeg de cacaodrank in Frankrijk bekend
heid, doch het duurde nog tot 1776 voor in
Frankrijk de eerste chocoladefabriek opgericht
werd. In Cromwell's tijd kende men in Engeland
al de chocolade. In 1657 werd er al een choco
ladefabriek opgericht en in Londen werden al
spoedig chocoladehuizen opgericht, in den geest
van onze tegenwoordige koffiehuizen. Aanvan
kelijk was hier de chocolade een drank uit
sluitend voor de aanzienlijken, die 's morgens
tegen een uur of elf elkaar ontmoetten in zoo'n
chocoladehuis en er een kop cacao gingen drin
ken, zooals men nu een kop koffie gaat drinken.
In Italië werd de chocolade omstreeks het jaar
1600 ingevoerd door iemand uit Florence, An
tonio Carletti, die ze in West-Indië had leeren
kennen. Vanhier raakte ze in 't overige Europa
bekend.
Langen tijd, nog in mijn jeugd praatte men,
als men 't over chocolade had, over Zeeuwsche
chocolade. De lijfarts van den keurvorst van
Brandenburg, den Grooten Keurvorst (1640
1688), de Hollander Bontekoe, heeft veel bijge
dragen tot de invoering der chocolade in Duitsch-
land, waar in 1736 de eerste chocoladefabriek
werd gesticht door vorst Wilhelm von der Lippe
te Steinhude in 't vorstendom Lippe. Het waren
Portugeezen, die hier aan de Duitschers leerden
hoe de cacaoboonen moesten verwerkt worden.
Een kop chocolade smaakte toen echter heel an
ders dan tegenwoordig. Ze was n.l. veel vetter,
want de helft van den cacaoboon bestaat uit
vet en dit vet kon men toen nog niet verwijde
ren. Het -gelukte in 1828 den Hollander Van
Houten de gemalen cacaoboonen te ontvetten.
Hij was ook de eerste, die de chocolade in poe-
dervorm leverde, die weldra bekend werd onder
den tegenwoordig nog gebruikten naam van ca
cao. Smul nu maar lekker van een reep of kop
chocolade. „W. B.Z
wandelstok en tusschen deze en het ijs ontstaat
dus een dun laagje water en hierover glijdt nu
je schaats zoo gemakkelijk heen. Als het heel,
heel hard vriest, zóó hard, dat het laagje water
onmiddellijk weer bevriest, dan zou je niet kun
nen rijden, vandaar dat ze in 't hooge Noorden
niet schaatsenrijden. Poolreizigers doen dan ook
daar hun tochten niet per schaats. Om precies
dezelfde reden wordt ook de glijbaan op de
sneeuw zoo glad als ijs, in werkelijkheid wordt
ze ook een ijsbaan. Door de druk van ons gewicht
smelt de sneeuw tot water, dat onmiddellijk
weer bevriest.
W. B.—Z.
MET DE NIEUWE ROLSCHAATSEN
door W. B.-Z.
Suus reed op de asfaltbaan
Met de nieuwe schaatsen aan,
Ze reed zoo keurig en zoo vlug
De heele straat af: heen en terug.
't Was glad op de asfaltbaan,
Auto's moesten langzaam gaan,
Suusje maakt opeens een smak,
Ze viel op 't nieuwe trainingspak.
Suus was spoedig op de been
Ze reed vliegensvlug weer heen.
Het was een reuze-groot geluk.
Haar trainingspak was heel niet stuk.
'T INDIANENDORP IN DE WILDERNIS
Een Engelsch journalist bezoekt de
Havasupai Indianen.
Een Engelsch journalist heeft onlangs een
merkwaardige vacantie beleefd. Hij vloog n.l.
met een vliegtuig op de bekende Lindberghlijn,
de vliegdienst van New-York over Chicago en
Kansas City naar Los Angeles en San Francisco,
tot aan de Zuidpunt van het diepe dal Grand
Canyon der Coloradorivier en liet zich daar
afzetten temidden van de Indianen. Reeds lang
had hij gepopeld deze onbekende stammen eens
te bezoeken, want hij had deze route reeds meer
dere malen gevlogen en dan altijd met groote
belangstelling gekeken naar het groene dal, be
vloeid door talrijke prachtige watervallen, waar
in, temidden van een ware woestijn van rotsen,
opeens menschelijke woningen opdoemden. Het
Indianengebied in het Zuidwesten omvat een
gebied, dat bijna net zoo groot is als Duitschland
Er wonen echter slechts tusschen de 200.000 en
300.000 menschen: Indianen, Cowboys en enkele
blanken. Sommige deelen van dit land, vooral
aan den bovenloop van de Colorado, zijn thans
nog op de kaart met wit aangegeven, hetgeen
zeggen wil, dat ze nog niet doorvorscht zijn.
De journalist, dien we voor 't gemak Williams
zullen noemen, landde in Albuquerque in
Nieuw-Mexico en ging vandaar in een oud
Fordje verder. De afstand van Albuquerque tot
de Grand Canyon bedraagt 700 kilometer, als
men langs den grooten verkeersweg rijdt, doch
Williams maakte een omweg over Santa Fé, den
Chelly-canyon en het Noordelijk gelegen Nava
jo-reservaat.
Een woest, maar hoogst interessant landschap
kreeg hij te zien: duizend kilometer ver reed hij
door woestijngebieden, waar het zand alle kleu
ren van den regenboog vertoonde, over heide
gronden, door kale oerwouden in het hoogge
bergte, over kale hoogvlakten, waarin slechts
steile tafelbergen of uitgedoofde kraters omhoog
staken, door kilometers-lange beddingen van
zwarte, hardgeworden lavastroomen, door ver
steende wouden en langs oude boomstompen, die
misschien voor millioenen jaren daar gegroeid
waren.
Dagenlang reed hij zonder een blanke te zien;
slechts nu en dan kwam hij een paar Navajo-
Indianen te paard tegen of een wagen met een
hoefijzervormig tentdak, waarin een paar vrou
wen gezeten waren. Deze droegen het pikzwarte
haar in 't midden gescheiden. Ze ^aren gekleed
in zwartzijden plooirokken met groenzijden
schorten, roode keursjes en blouses met paarlen
bestikt. Deze Indianen zijn volstrekt niet vijan
dig tegen een blanke, dien ze tegenkomen. De
Navajo's zijn zelfs bijzonder vriendelijk en wel
willend, als men ze beleefd behandelt. Na in de
eenzame blokhut van een blanke in de nabijheid
van Camron te hebben overnacht, zette Williams
op een morgen om vijf uur zijn tocht voort en
bereikte na enkele uren den Zuidoostrand van
den Grand Canyon. Een overweldigend schouw
spel: 80 k.m. naar het Noorden en ongeveer 120
k.m. naar het Westen strekte zich dé enorme
kloof voor hem uit. Een wereld van rotsen met
roode en violette spleten en donkere toppen,
waartusschen zich in de duizelingwekkende
diepte het zilveren lint van de Colorado slingert.
Drie dagen moest Williams wachten, voor hij
het wagen kon in den Canyon, waar de Hava-
supai-Indianen wonen, af te dalen, want voort
durend ontlaadden zich regens en onweer bo
ven het dal. Maar aan den morgen van den vier
den dag kon hij zijn ongeduld niet langer be
dwingen. Even een telefoontje naar den blan
ken opzichter in het dal en deze zond hem een
gids met twee paarden naar boven. Doch het
duurde nog anderhalf uur, voor deze aankwa
men. Van Hilltop, een gehucht aan den top van
het Indianenpad, naar het dorp der Havasupai-
Indianen is een afstand van 23 k.m. en op de
eerste drie mijlen bedraagt het verval reeds
1500 m. De Indiaansche gids Pete geheeten, nam
Williams' rugzak over; hijzelf behield slechts zijn
veldflesch en camera. Al zijn overige bezittingen
had hij in den wagen achtergelaten, want men
had hem verteld, dat de Indianen volkomen eer
lijk waren en niets zouden aanraken. Het smalle
pad voert in duizelingwekkende steilte naar be
neden door een schitterend rotslandschap. Afge
broken rotsblokken vullen de kloof en daarbo
ven verheffen zich vaste stukken, die bedriege-
lijk veel op beelden lijken. Van twee van deze
beelden, die aan weerskanten van de kloof staan,
vertellen de Indianen de volgende sage: Heel
lang geleden wilde eens een Havasupaihoofd-
man, die ontevreden was met zijn lot, met zijn
vrouw vluchten, maar precies aan den uitgang
van de kloof veranderden de Goden 't trouwe-
looze paar in steenen beelden. En zoo staan zij
daar al eeuwenlang en waken ervoor, dat nie
mand Canyon, waar steeds vrede en geluk
heerschen, verlaat.
Den volgenden keer vertel ik je, wat Williams in
het dorp der Ilavasupai-Indianen beleefde.
DE „SPOOKSTEM" IN DE AUTO.
't Nieuwste snufje uit Amerika is het vol
gende: een groote autofabriek vervaardigt
sprekende taximeters.
Zoodra de auto start en de wijzer van de
taximeter begint te stijgen, klinkt een geheim
zinnige stem, die door een gramofoonplaat te
voorschijn wordt getooverd. De stem waar
schuwt den chauffeur, de uiterste voorzich
tigheid te betrachten. Eerst is de stem zacht
en vriendelijk, maar naarmate de wagen har
der gaat rijden wordt ze barsch en streng.
Als de auto 60 KM heeft bereikt, wijst de
stem er op, dat dit reeds méér dan de maxi
mumsnelheid is voor groote steden en om
geving, slechts buiten rijdt men hiermee nog
veilig. Bij 75 K.M. geeft de stem een waarschu.
wing: „Nu kunt u uw wagen nog beheerschen,
maar let goed op de wagen, die achter u aan
komen. Apropos, zijn uw remmen in orde?"
Bij 100 KM wordt de stem woedend en her
haalt steeds weer: „u rijdt onverantwoordelijk,
maar u moet het zelf weten" en tusschen de
120 en 130 K.M. klinkt een grafstem die een
voudig meedeelt: „ik vx-ees voor uw leven".
De Amerikanen schijnen dit een aardig
grapje te vinden, tenminste de taximeters met
stem worden druk verkocht.
JAPAN.
Land en volk zijn „héél anders dan anders"
Als in een Europeesche stad een koning of an
der hooggeplaatst persoon zijn intrede doet, roe
pen alle menschen hoera! De Japanner echter
treedt stilletjes terzijde: hij voelt zich niet waar
dig den hoogen gast te aanschouwen en bedekt
zijn gelaat.
In Europa zijn de toppen der heuvels en ber
gen met trotsche kasteelen en hooge kerken ge
kroond. De Japansche tempels liggen in het dal,
ten teeken van deemoed.
Wij hangen onze schilderijen en platen aan de
muren van onze kamer, zoodat iedereen ze kan
zien. De Japanner bewaart ze opgerold in kast
jes en hangt ze zoo nu en dan eens een poosje op
om er alleen en in stilte van te genieten.
Als een Europeaan door een ander beleedigd
is, probeert hij zich te wreken en maakt een
reuzenkabaal; de Japanner berooft zichzelf van
het leven.
Als een Europeaan door een auto is aangere
den, roept hij de politie erbij om zijn recht te
krijgen. Een Japanner daarentegen geeft den
chauffeur een geschenk om hem te troosten.
Wij Europeanen boksen en worstelen. De Ja
panner legt zijn tegenstander neer met een lich
ten, eleganten Jiu-Jitsugreep.
In verscheidene streken van Japan krijgen de
dokters slechts dan hun jaarlijksch inkomen als
niemand in de familie ziek geworden is. Wordt
men ziek, dan helpt de dokter gratis.
Kinderen krijgen iti Japan nooit een oorvijg
of een pak op hun broek.
De Japansche weduwe draagt geen zwarte,
maar witte kleeren. Ze huilt en jammert niet, als
er bezoek komt. De bezoeker huilt en de weduwe
moet hem of haar troosten.
EEN „VOORDEELIG" ZAAKJE
Er was eens een meneer, die Fluiter heette.
Hij was lid van de firma Fluiter en Vedelaar, in
muziekinstrumenten.
Eens op een dag ontving de heer Fluiter een
brief, volgeplakt met héél vreemde postzegels.
De brief zag er erg buitenlandsch uit en kwam
eventjes uit Tibet.
De heer Fluiter zette groote oogen op. Hij
opende de brief, die verzonden was door een ze
keren Rhana Saga Hum uit Lharssa, kuchte en
sprak tot zijn bediende: „Spreek je talen?" „Ze
ker, meneer. Ik spreek Engelsch, Fransch,
Duitsch en Italiaansch."
„Meer niet?"
„Meer niet, meneer."
„Spreek je geen Tibetaansch?"
„Helaas niet."
Dezelfde vraag werd aan de typiste gesteld,
maar eveneens met negatief resultaat. En de
loopjongen had natuurlijk ook nooit van z'n le
ven Tibetaansch geleerd. De heer Fluiter keek
van den een naar den ander en zei toen tegen de
juffrouw: „Belt u dan maar direct een vertaal
bureau op. Er moet een ontzaglijke bestelling in
de brief staan, want herhaaldelijk komt er het
getal 100.000 in voor.
N u zal ik nogeens voordeelige zaken kunnen
doen: een wildvreemde meneer, die heelemaal
uit Tibet schrijft, aan Fluiter en Vedelaar, in
muziekinstrumenten!
De juffrouw ging onmiddellijk aan het tele-
foneeren, kwam tien minuten later terug en zei:
„Ik heb acht vertaalbureaux opgebeld, maar nie
mand kent Tibetaansch."
„Belt u dan maar een negende bureau op. De
brief zal en moet worden vertaald," sprak Flui
ter. De juffrouw weer aan 't bellen. Na tien mi
nuten zei ze: „Eén van de bureaux verwijst me
naar een professor, die Tibetaansch kent. Maar
die zal er wel erg veel geld voor vragen."
„Doet er niet toe. De brief zal worden vertaald.
Kijk, het getal 100.000 komt er eventjes vijfmaal
in voor! Misschien ben ik met één slag een rijk
man.
Fluiter overhandigde den loopjongen een bank
biljet van f 25.plus de brief en deze ijlde naar
den professor.
Een uur later kwam de loopjongen terug en
overhandigde zijn meester grinnekend de verta
ling, die f 30 had gekost. Deze luidde:
Hooggeachte vreemde man! Ik dank den
vreemden reiziger die mij het adres van uw
schitterend handelshuis heeft gegeven. 100.000
maal. Ik ben een arm man en leei met mijn
vrouw en mijn acht kleine kinderen in armoe
dige omstandigheden, ofschoon wij reeds 100.000
maal om rijkdom hebben gebeden. Miin acht
kleine kinderen 100.000 goede geesten mogen
ze beschermen! houden veel van lawaai en
zouden dus graag zelf wat muziek maken. Ik zou-
u, vreemde man, 100.000 maal danken, indien u
mij acht kleine mondharmonica's cadeau wilde
doen.
Een arme vader, een arme moeder en acht
kleine kinderen groeten u 100.000 maal!
Rhana Saga Hum te Lhassa.
Meneer Fluiter zinkt verpletterd op een stoel
en kreunt: „Een voordeelig zaakje!"