Mr. Goseling handhaaft zijn standpunt 'Aspirin Ossche marechaussee-brigade niet voor straf overgeplaatst. Zij moest weg uit onzuivere atmosfeer. OpqepaAtqnypi Een Niet. Half ziek - Hangerig D o N r> K R D A 'G 2 FEBRUARI 1939 DE nota van minister Goseling: over de zaak-Oss beslaat niet minder dan 93 folio-bladzijden druks. Aangezien het belang van deze nota grootendeels gelegen is in haar gedetailleerde docu mentatie over de verschillende, onder den verzamelnaam „de kwestie Oss" bekende, gevallen, is het niet wel doen lijk een excerpt op te stellen, dat op vol ledigheid kan bogen. Wij zijn gedwon gen zoo zegt het A. N. P. ons te beperken tot een uitgebreide inhouds opgave van het door den minister in de nota vervatte materiaal. De constructie der nota sluit aan bij de drie punten, welke in de motie AlbardaOud van 22 Juni 1933 waren opgenomen: I. De feiten en de omstandigheden, op grond waarvan de minister van justitie op 1 April 1938 aan de brigade der Koninklijke Marechaus see te Oss de (lees: uitoefening van de) opspo ringsbevoegdheid tijdelijk heeft doen ontnemen; II. het oordeel der regeering over het beleid van de gemeentelijke politie te Oss; III. al^datgene, wat de minister van justitie verder in verband met een en ander van belang acht. Ontneming uitoefening opsporingsbevoegdheid. De minister teekent hierbij aan, dat bedoeld hevel door hem als hoogsten justitieelen chef aan opsporingsambtenaren aangaande de uit oefening van hun taak gegeven aan de leden der brigade niet de qualiteit van opsporings ambtenaar .ontnam. Zij zouden op last van den proc, gew. opsporingsonderzoek kunnen instel len en aangiften in ontvangst kunnen nemen. Hun proces-verbalen, eventueel in overtreding van het bevel opgemaakt, zouden wettelijke be wijskracht hébben bezeten. Het optreden tegenover de gemeente Oss. De 2de paragraaf van liet le hoofdstuk behan delt het optreden der brigade in zaken betref fende de gemeente Oss uit het jaar 1937. In enkele kleine zaken hadden de leden der bri gade onderzoeken tegen gemeente-organen ingesteld, welke niet tot het constateeren van een strafbaar feit leidden, behalve in één ge val, waarin het strafbaar feit reeds vast stond, 'voordat de marechaussee zich er mee be moeide. In deze periode speelde zich de zaak der zgn. jeugdwerkloozenfraude af. De nota produceert de conclusie van het aan den hoofdinspecteur voor de werkverschaf fing door zijn onderzoeksambtenaren gezonden rapport d.d. 2 November 1937. De rapportee ren de ambtenaren zeggen in hun rapport, dat van fraude geen sprake kón zijn. Wel waren de leiders der werkverschaffing onvoorzichtig en administratief onjuist te werk gegaan. De nota memoreert eenige persuitingen over het onderhavige geval, welke eveneens als bijvoegsels worden geproduceerd. De minister ziet verband tusschen deze uitingen en de voor stelling, welke bij de hoofdfiguren der Ossche brigade leefde, dat bij de gemeente Oss aller lei misdrijven werden gepleegd, waarin de bri gade opheldering behoorde te brengen. Door deze ongefundeerde meening kwam de brigade volgens de nota tot een onjuiste houding tegenover den burgemeester, zoodat met reden op 15 November 1937 het bevel dat de brigade zich van onderzoek in aangelegenheden waar in de gemeente Oss en haar organen waren betrokken had te onthouden, werd gegeven. Dat die order, zooals van de ziide der mare chaussee wordt beweerd, nooit zou zijn gege ven, acht de minister, gehoord de verklarin gen van den substituut-officier mr. van dei- Burg te. eenen male onaannemelijk. De zaak van den „bankier". In de derde paragraaf van het 1ste hoofd stuk gaat de minister over tot de behandeling- van de zaak van den makelaar-bankier en assurantie-bezorger van den H. Na uitvoerige vermelding der overigens reeds bekende feiten zegt de minister over deze zaak o.m. dat hij bij het vestigen van zijn oordeel op 1 April de beschikking had over een desbetref fend schrijven van den procureur-generaal, ernstige critiek op het optreden der brigade bevattende, over de afwijzende beschikking van de Bossche rechtbank op de vordering tot gevangenhouding en het verzoek om verlof tot huiszoeking, welke een duidelijk desaveu van het politieonderzoek inhield en daarnaast over het volledige dossier van de strafvervol ging contra van den H. De minister heeft dit dossier bestudeerd en daarbij bevonden, dat de door den procureur-generaal geoefende cri tiek volkomen gegrond was. Alles samengenomen was de conclusie van öen minister aan de hand van de vóór 1 April 1938 voorhanden gegevens deze, dat in de zaak van den H. door personeel van de brigade Oss lichtvaardig, onoordeelkundig en ondoordacht was te werk gegaan. Die zienswijze en con clusie te dezen meent de minister nog steeds te kunnen handhaven, ook wanneer men in aanmerking neemt, dat de substituut-officier van justitie mr. van der Burg later is terug gekomen op zijn verklaring, dat hij tot de arrestatie van van den H. op 19 Maart 1938 en de huiszoeking geen opdracht had gegeven. Een dergelijke verrassende verklaring (het terugkomen n.l. op de vroegere verklaring) mag geen grond vormen voor een verwijt, als zoude de minister zijn beslissing van 1 April hebben genomen zonder behoorlijk onderzoek op dit punt. Hij beschikte toen immers over een po- slj;i.eYe schriftelijke verklaring van denzelfden officier in tegenovergestelden zin en vervol gens: al ontlast de nadere verklaring van mr. van der Burg de brigade van het verwijt, dat zij eigenmachtig tot de arrestatie van de in beslagneming zou zijn overgegaan, gelijk de minister vóór 11 Mei 1938 moest aannemen, dat zij gedaan had, zij doet niets af aan de om standigheid, dat het beleid van mr. van dei- Burg in de zaak van den H. beheerscht is ge worden door de voorlichting van de zijde der brigade, voor welke voorlichting het personeel eer brigade verantwoordelijk blijft. De twee geestelijken. Aan de zaak van de beide geestelijken wor den uitvoerige beschouwingen gewijd. Na ver melding van eenige feiten o. m. ide stappen van een der pastoors bij den burgemeester, daarna bij den bisschop en de stap van dezen bij den p.g. bespreekt de nota de rappor ten door wachtmeester de G. tegen pastoor ri. opgemaakt. Daar aan de hand van de ingezonden rap porten de zaak tegen pastoor B. nog geens zins duidelijk was geworden, droeg de procu reur-generaal op 25 Maart den substituut officier van justitie op ter zake een aantal vragen aan den wachtmeester voor te leggen waaromtrent nog dienzelfden dag antwoord werd verlangd. De nota bevat lange citaten uit het proces verbaal van het verhoor van wachtmeester de G. op 26 Maart ten parkette van den pro cureur-generaal. Uit hetgeen in dit proces verbaal is vervat trekt de minister een groot aantal conclusies, waaraan wij de volgende ontleenen: In zake pastoor B,: dat det wachtmeester tegen dezen geestelijke een uitgebreid onderzoek instelde, zonder dat er eenige aanwijzing bestond, dat de pastoor een strafbaar feit had gepleegd, daar toch de geruchten over diens „moreele misdragingen" alle feiten betroffen, welke gelijk ook be vestiging vindt in de betrekkelijke rapporten en in de verklaring van den wachtmeester zelf zoo zij al gepleegd mochten zijn niet strafbaar waren, behoudens de feiten, welke volgens mevrouw Z. (deze letter is geen initiaal) zouden zijn gepleegd met mevrouw X. (evenmin een initiaal); dat de wachtmeester ten aanzien van de mededeelingen van mevrouw Z. had moeten bedenken, dat, gelet op hetgeen hij wist om trent de antecedenten van deze vrouw, haar gezindheid jegens pastoor B. en de wijze waarop zij haar wetenschap zou hebben ver kregen, aanleiding bestond tot groot voorbe houd en bijzondere voorzichtigheid; dat in dit geheele onderzoek geen „verdach te" gehoord wend en wel omdat er ten slotte geen „verdachte" bleek te zijn; dat het onderzoek plaats had op zoodanige wijze de verklaringen der getuigen werden uitgewerkt, aan deze voorgelezen en door haar onderteekend dat geen andere indruk kon ontstaan dan dat de pastoor verdacht wend van misdrijven, welke vermeendelijk aanwe zige omstandigheid uiteraard wereldkundig moest worden. In de zaak van pastoor V.: Dat omtrent oude feiten waarvan geen be wijs was verkregen, en waarvan het eene verjaard was, thans wel bezwarende verkla ringen werden afgelegd, doch door getuigen, die vroeger een ontlastende verklaring had den afgelegd hetgeen niet vermeld werd, noch mondeling (volgens de verklaring van dien substituut-officier van Justitie), noch ook, zoo als voor de hand zou hebben ge legen, in - bet nieuwe verbaal zelf: -• dat. een „onwillige" getuige, teneinde hem. tot eeh andere verklaring te brengen, ge durende geruimen tijd geconfronteerd werd met een zeer ongunstig bekend staand per soon, die destijds de eenige was, die een voor den pastoor bezwarende verklaring had af- dat de wachtmeester over was gegaan tot het hooren van een nieuwe reeks getuigen zonder dat er één aanwijzing bestond, dat de pastoor eenig nieuw strafbaar feit zou heb ben gepleegd of die getuigen daarover iets zouden kunnen verklaren; Dat geen „verdachte" werd gehoord. De genomen maatregel in het licht der fieten, omstandigheden en gedra gingen dan overziende, merkt de mi nister op, een bestraffing der brigade of een schorsing niet te hebben ge wild en geen oogenblik te hebben ge dacht aan ontslag wegens ongeschikt heid. Wel achtte hij het noodzakelijk dat de leden der brigade uit de sfeer, waarin zij verstrikt waren geraakt, werden weggenomen. Hij achtte het bovendien noodzakelijk dat de te ver plaatsen ambtenaren hun opsporings- onderzoekïngen te Oss zouden staken omdat hij niet mocht riskeeren, dat nog anderen het slachtoffer werden van hun onevenwichtige ambtsuit oefening. Meer heeft de minister niet beoogd en het is geen oogenblik zijn wensch geweest wien dan ook persoonlijk of het wapen der Konink lijke Marechaussee als zoodanig te treffen. De maatregel is tegen de geheele brigade geno men omdat de onjuiste gedragingen moesten worden gezien als symptomen van een bij die brigade heerschenden geest. Tenslotte neemt de minister stelling tegen de meening, dat het aan hem te wijten zou zijn geweest dat de genomen maatregel noodeloos ruchtbaar heid zou hebben verkregen. Nieuwe feiten na 1 April 1938. Tenslotte wordt in de nota de vraag gesteld of er na 1 April 1938 nieuwe feiten zijn ge bleken, welke hebben uitgewezen dat de maat regel door den minister ten onrechte zou zijn genomen. De minister zegt daarvan het vol gende „Het komt mij voor, dat, afgezien van de om standigheid, dat bij onderzoek geen bewijs is verkregen van de mishandeling van den arbei der W. welke mishandeling ik echter ook nimmer als vaststaande heb voorgesteld en van eenige punten van zeer ondergeschikt be lang, hier alleen, in aanmerking kan komen het feit, dat de arrestatie van den makelaar bankier van den H. en de inbeslagneming in zijn woning en kantoor w e 1 met machtiging van den substituut-officier van Justitie heb ben plaats gehad. Deze verandering in des of ficiers verklaringen heb ik uiteraard niet kunnen voorzien-; De nadere verklaring kan den wachtmeester ten aanzien van dit onder deel van desre eene zaak wel tot op zekere hoogte disculpeeren, doch de wachtmeester blijft verantwoordelijk voor zijn voorlichting te dezen. Men kan zich in het algemeen de vraag stel len, of de substituut-officier van justitie, die tenslotte de brigade heeft laten begaan, haar optreden niet op verschillende punten heeft gedekt. Ik heb op 7 April reeds te kennen gegeven niet alleen verwacht en gewenscht te hébben maar ook daarvan reeds aanstonds te hebben doen blijken, dat deze functionaris minder sterk onder den invloed ware geweest van het kordate optreden van sommige leden der bri gade. Dit oordeel is sindsdien niet gewijzigd. Intusschen moge billijkheidshalve niet worden uit het oog verloren dat deze substituut-offi cier van justitie zijn ambt aanvaardend na de groote zuivering van Oss niet onontvanke lijk kan zijn gebleven voor de in de pers bij voortduring tot uiting gekomen verheerlijking- der Ossche brigade, gepaard met scherpe cri tiek op de gemeentepolitie en haar hoofd". Gunstig oordeel over de Gemeentepolitie. De titel van het tweede deel der nota luidt: ,Het oordeel der regeering over het beleid van de gemeentelijke politie te Oss". Wij c-iteeren de voornaamste passages: „Evenmin als het aangaat het aandeel van de gemeente politie in de opruiming te ver- kiemen, even onredelijk ware het haar te ver wijten, dat de misdadigheid zoo lang heeft kunnen voortwoekeren. Immers daargelaten nog, dat de meerderheid der groote misdrij ven buiten de gemeente Oss is gepleegd, zoo dat de gemeentepolitie met het opsporings werk geen rechtstreeksche bemoeiing kon hebben, ook vóór 1934 was de brigade ko ninklijke marechaussee te Oss gevestigd en onderzocht deze verscheidene in haar bewa kingsgebied gepleegde groote misdrijven, zon der er in te slagen deze op te helderen. Ook haar was het niet gelukt de misdadigheid van het „Ossche milieu" den kop in te drukken. Van den ijver van de gemeentepolitie mo gen de volgende cijfers een beeld geven. Met de groote opruiming werden 72 misdadigers aan de justitie overgeleverd, waarvan 54 dooi de gemeentepolitie en 18 door de marechaus see. Burgemeester Ploegmakers. Te dezen kan worden verklaard, dat de heer Ploegmakers zoowel bij de leden van het kabinet, die met zijn ambtsverrichtingen bemoeienis hebben, als ook bij het provin ciaal gouvernement bekend staat als een be kwaam, volijverig en onkreukbaar magistraat en bij de justitie als een tactvol en bekwaam hulpofficier. De procureur-generaal, fungee- rend directeur van politie te 's-Hertogen- bosch beoordeelt hem als een goed hoofd van de plaatselijke politie, Als hoofd van politie heeft de heer Ploegmakers zeer veel voor de verbetering van zijn korps gedaan. Omvang en peil van zijn bemoeiingen op dit gebied liggen boven het gemiddelde. In het derde deel van de nota wijdt de minis ter o.m. beschouwingen aan zijn verhouding tot zijn ambgenoot van defensie, waaromtrent hij betreffende het geval Oss tal van bijzonder heden mededeelt. De minister meent, dat hij te recht heeft verklaard, dat reeds op 1 April de instemming van den minister van defensie in zake de verplaatsingen voor zoover deze instemming nöodig was .was verzekerd. Eenige beschouwingen vdjdt. de minister daar na aaii de behartiging der rijkspolitiezorg en de organisatie der rijkspolitie, alsmede aan het beginsel „rechtszekerheid en rechtsgelijkheid". Indien er ten aanzien van de in het geding ge brachte geestelijken strafbare feiten waren constateerd, zouden zij denzelfden weg hebben gevolgd als iedere, andere burger in Nederland, De minister betoogt, dat de rijkspolitie, ook de marechaussee, voor wat de uitoefening van haar taak betreft zonder voorbehoud staat onder de bevelen van den minister van justitie. B. en W. van Amsterdam willen niet medewerken. De Nederlandsche trust-maatschappij Trustee voor hypothecaire obligatieleening ten laste van „Artis" verzoekt ons opname van het, volgende: Sedert de vergadering van obligatiehouders van 30 November 1938, in welke het bekende bestuursvoorstel werd verworpen, hebben de obligatiehouders, ter vergadering vertegen woordigd door mr. I. Bunker, een plan in gediend, in groote trekken hierop neerko mende, dat strooken grond, tot Artis behoo- rende, en h.i. voor de exploitatie van niet- overwegend belang zijnde, doch als bouw terrein het meest waardevol, zouden worden verkocht en dat voor het overige Artis in stand zoude blijven. Deze strooken waren gelegen langs de Plantage Middenlaan, de Kerklaan en de Muidergracht. De bestaande concertzaal, het bureau van Artis, de restau ratie gebouwen, de bibliotheek en musea, voor zoover die niet in het Aquarium gehuisvest zijn en een drietal dienstwoningen waren er onder begrepen, welke gebouwen, indien zij niet verkocht zouden worden, naar de meening van den Trustee kostbare herstellingen zou den behoeven. De opbrengst van die strooken gronds en gebouwen zou dan strekken ter betaling aan obligatiehouders, waardoor, ge paard aan het bekende aanbod van de ge meente, de obligatiehouders een hoogere uit- keering zouden ontvangen dan in het verwor pen aanbod was voorzien. Aan de gemeente zou kunnen worden aangeboden, dat zij in plaats van voor 8 ton, Artis zou verwerven, zonder de bedoelde strooken grond en ge bouwen, voor 6 ton. Door het bestuur van Artis, gezamenlijk met den trustee, is dit denkbeeld ter sprake, ge bracht bij het gemeentebestuur. Naar aanleiding hiervan schreven B. en W, den 25sten Januari 1939 aan het bestuur van Artis het volgende: „Het door u; tezamen met den heer mr. Van Hall, op 19 Januari j.l. bij den wethouder voor de Financiën ter sprake gebrachte denkbeeld, een deel van de terreinen van Artis te verkoopen, om daardoor in de gelegenheid te komen, een hooger bod aan obligatiehou ders te doen, heeft in de vergadering van ons college een punt van bespreking uitgemaakt. Het spijt ons u te moeten mededeelen, dat dit denkbeeld voor ons geen grondslag tot het opnieuw onderhandelen ten behoeve van het behoud van Artis kan uitmaken". Het bestuur van Artis heeft den trustee hierop medegedeeld, dat het hoopt, spoedig met den trustee in nader overleg te kunnen treden aangaande de vraag, langs welken weg thans een oplossing gevonden zou moeten wór den. De trustee meent naar aanleiding hier van vooralsnog gebruik te moeten blijven ma ken van het door obligatiehouders tot uiterlijk 1 Juli a.s. verleend uitstel van executie. Nu Is het opletten en on middellijk Ingrijpen, dus bij de eerste teekenen direct Aspirin nemen! HET BEPROEFDE GENEESMIDDEL BIJ GRIEP! 20 tabletten in een buisje 75 cent. (Adv. Ingez. Med.) Vreemde „autohandel". Politie onderzoekt de handelwijze van een Amsterdammer De politie van het bureau Overtoom te Am sterdam heeft een Amsterdammer, een goede bekende, aangehouden die er vreemde prak tijken op na houdt. In den nacht van 15 Januari was een auto gêstolen en deze man had zich er mede belast den wagen over de grens te brengen en in Bel gië te verkoopen. Toen dat niet lukte, ging hij naar den eigenaar van de auto en deelde dezen mede, dat hij' wist, waar de auto was en den wagen voor tweehonderd gulden wel weer in zijn bezit wilde stellen. De eigenaar ging hier op in, doch inmiddels was de auto in België in beslag genomen. De ,/mtohandal-aar", wien de tweehonderd gulden reeds Jer hand waren gesteld, kon nu echter .de auto niet meer leveren, weshalve hij op het bureau Overtoom belandde. De po litie onderzoekt nu of deze, man ook iets te maken h'éeft met het complot „autohandela ren" dat er zijn werk v-ari maakt gestolen auto's ten verkoop over de grens te brengen. Artisgrond wordt geen bouw terrein. Een halve eeuw geleden Uit Haarlem's Dagblad van 1889. Visschers leeren zwemmen. Dezer dagen zijn in het zwembad Maurits- kade te 's Gravenhage de zwemlessen begon nen, die door de Christelijke Sportvereenitging K.V.S. te Scheveningen aan Scheveningsche visschers gegeven worden.. Meer dan 350 visschers hebben zich voor deze lessen aangemeld. Het ligt in de be doeling hun na gebleken bekwaamheid in het zwemmen eeh diploma uit t'ereiken. Nog wilde autobusdiensten verboden. Bij vonnis van 31 Januari 1939 heeft de arrondissementsrechtbank te Amsterdam uit spraak gedaan in de procedures in de hoofa zaak tegen de volgende ondernemers van wilde autobusdiensten: S. en A. Tours, Haarlem—Amsterdam en AmsterdamAmersfoort; N.V. Avan-ti, Am sterdam—Den Haag; Lindbergh Touringcars N.V. AmsterdamArnhem, Amsterdam—Gro hingen; N.V. Autoverhuurcentrale, Amster dam—Den Haag; N.V. Royale, Amsterdam- Utrecht en N.V. Schouten (De Zilvermeeuw) Amsterdam-Eindhoven. Al deze vorderingen, strekkende tot schade vergoeding en tot stopzetting van de diensten zijn den Nederiandschen spoorwegen toege wezen. Geen C. A. O. in tic textielindustrie Te Enschedé is een conferentie gehouden tus schen de vier Twentsche Fabrikantenvereeni- gingen en de besturen der drie samenwerkende organisaties van textielarbeiders. Deze confe rentie was belegd naar aanleiding van een brief der organisaties, waarin om een collectief con tract ter verbetering der arbeidsvoorwaarden werd gevraagd. De conferentie leidde tot een negatief resultaat, daar van werkgeverszijde werd medegedeeld, dat onder de huidige Om standigheden van inwilliging der verzoeken geen sprake kan zijn. De uitvoer van tuinbouwproducten naar Engeland. Er worclt nog onderhandeld. Wij hebben in ons nummer van Woensdag een bericht van het Alg. Hdbld. overgenomen volgens hetwelk de Britsche regeering in prin cipe zou hebben besloten den invoer van sommige land- en tuinbouwproducten uit een groote gedeelte van ons land met ingang van 15 Mei a.s. te verbieden, uit vrees voor het binnensleepen, met die producten, van den colorado-kever. Naar aanleiding daarvan deelt de regeeringspersdienst mede, dat be doelde berichten in den gegeven vorm overdreven en voorbarig zijn. Zooals bekend mag worden verondersteld, heeft de Britsche regeering reeds sinds eenige jaren den invoer van sommige land- en tuin bouwproducten uit Frankrijk, Zwitserland, België en Luxemburg verboden gedurende het geheele jaar of een deel van het jaar op grond van het veelvuldig voorkomen van den Colo rado-kever in genoemde landen. Nu de kever in den loop van 1938 ook in het Zuiden van ons land op meerdere plaatsen aangetroffen, heeft de Britsche regeering aan de Nederlandsche regeering doen weten dat zij zich genoodzaakt ziet, ook ten aanzien van den invoer van soortgelijke producten uit Nederland maatregelen te nemen. Omtrent deze maatregelen zijn be sprekingen tusschen Nederlandsche en Britsche officieele instanties gaan de; een beslissing is nog niet genomen. 2 Februari De aandeelhouders der Panama-ka naalmaatschappij hebben den heer De Lesseps voor het gerechtshof gedagvaard, teneinde de ontbinding der oude maat schappij en de benoeming van liquida- teurs met uitgebreide volmacht te ver krijgen, opdat de nieuwe maatschappij in het bezit gerake van het geheele actief of een deel daarvan. Door het gerechtshof is de behande ling der zaak tot aanstaanden Zaterdag uitgesteld, ten einde de conclusiën van den procureur der republiek te hooren. Vrienden, ik heb een niet. Een niet op een twintigje in de Staatsloterij. Een twintigje van heelemaal niets. Nul in de nulde macht. De wortel, de coëfficiënt, de tweede, de derde, de duizendste macht? van nul. En dat is niet veel. Weg villa aan de Azuren kust; weg zeiljacht op de blauwe zee, abonnement op den schouwburg, reis naar Marokko, weg girobiljet voor u, mijn hoogvereerden kleermaker, voor u mijn waar den boekhandelaar, voor u mijn hooggeachten sigarettenwinkelier. Dat papiertje, „Bewijs van l/20ste aandeel in het lot nommer 12056", eens een veelgekoes- terde, welbeminde, voorzichtig bewaarde kost baarheid. Een vod, een niks, een niemendal is het geworden. In teederheid is het ontvangen, in snippers is het weggeworpen. Dwarrelend is het neergedaald in mijn prullemand, als een miezerig en slap sneeuwbuitje. Hoe dikwijls heb ik het uitgerekend: op 100— ware het 4.25 waard, op 1000.— 42.50, op 5000— 213.15, op 100.000.— 4250.—. Maar ik vergat uit te rekenen op: 0.000.000 is het 0.00 waard. En wat ik ver gat was de waarheid. Gaat het niet dikwijls zoo: met de waarheid en met het vergeten in 's menschen korte leven? Vrienden, ik heb een niet. En waar moet ik nu, des avonds voor het slapen gaan, aan denken? Waarover droomen? Waaraan de heerlijkheid mijner goud-omran de, ziilver-bepoeierde, diamant-glanzende illu sies binden? Een dartele knaap is een vermoeide grijsaard geworden, Een snelle jager naar het geluk: een trage treder in 's levens tredmolen. Een juichend kind: een zwijgende oude. Een lieve droomer: een korzelige kritikaster. lederen avond was de eerste blik in de krant voor de lange cijferlijst. lederen avond is nu de eerste blik in de krant voor den burgerlijken stand. Op mijn pad geurden de rozen van het rozig- ste verlangen. Zij zijn overwoekerd door distels, onkruid en cacbeeë'n, waardoor de padden glibberig glippen. Er was licht in de verte. Er is duisternis aan de kim. De zon was warm en goud - De maan is spookachtig en koel Daar is een leven met lieve hoop. En daar is een sterven met vergane ver wachting. Vrienden, er is een niet gevallen op het be wijs van I/20ste aandeel in het lot nummer 12056. Zoo is het leven. Zoo is het lot. En zoo zijn de nommers. Er is een illusie gestorven. Zij ruste in vrede. Mr. E. ELIAP Met Mijnhardtjes vlugge verbetering. Doos 30 en 50 ct. (Adv. Ingez. MedJ Stagnatie in Duitsche textiel fabrieken. Door vertrek der Nederlandsche arbeiders. De pogingen van de directies der textielfa brieken te Gronau en Nordhorn in Duitsch- land om met het deviezenbureau een regeling te treffen, waardoor alle Nederlandsche ar beidskrachten aan het werk zouden kunnen blijven, hebben een negatief resultaat opgele verd. Het gevolg hiervan is, dat van de onge veer achthonderd werklieden, woonachtig in de gemeenten Losser, Overdinkel, Glanerbrug en Denekamp, ruim 50 pet. zijn ontslagen. De rest kan blijven doorwerken op de volgende bepalingen: De arbeiders krijgen thans 2/3 van het netto-loon in Nederlandsch geld uitbetaald, de rest in marken. Voorheen gold de regeling, waarbij de werklieden 2/3 van het bruto-loon uitbetaald kregen. Dit verschil brengt met zich mede, dat de arbeiders, die thans kunnen blijven werken, een loonsverlaging krijgen van drie tot vijf gulden per week. Als gevolg hier van probeeren vele arbeiders thans in Ne derland werk te vinden. Door het verleende ontslag en door het vertrek van werklieden, die reeds in Enschedé en omgeving in andere fabrieken werk gevonden hebben, on dervinden de Duitsche fabrieken, vooral omdat het hier goede vaklie den betreft, groote stagnatie. De directies trachten alsnog een re geling te verkrijgen, waardoor zooveel mogelijk Nederlandsche arbeiders voor hun bedrijven behouden kunnen worden. Sabotage van verduisterings- oefeningen gestraft. Tijdens de verduisteringsoefeningen ter be veiliging tegen luchtgevaar, die in October j.l. in de gemeente Diemen gehouden zijn, is door de politie tegen ongeveer dertig personen pro ces-verbaal opgemaakt, omdat zij zich, in strijd met de desbetreffende gemeentelijke verordeningen, zonder noodzaak tijdens de oefening op straat hadden bevonden. Woensdag stond de eerste van dit dertigtal terecht voor den Amsterdamschen politie rechter, clr. N. Muller. De officier van Justitie eischte 25 boete en de politierechter, die er in zijn vonnis op wees, dat het van het hoogste belang is, dat tijdens deze verduisteringsoefeningen de hand wordt gehouden aan de voorschriften, veroordeelde den verdachte conform dezen eiscb.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 9