Mr. Goseling handhaaft zijn standpunt
'Aspirin
Ossche marechaussee-brigade niet voor straf
overgeplaatst.
Zij moest weg uit onzuivere
atmosfeer.
OpqepaAtqnypi
Een Niet.
Half ziek - Hangerig
D
o N r> K R D A 'G 2 FEBRUARI 1939
DE nota van minister Goseling: over de
zaak-Oss beslaat niet minder dan 93
folio-bladzijden druks. Aangezien
het belang van deze nota grootendeels
gelegen is in haar gedetailleerde docu
mentatie over de verschillende, onder
den verzamelnaam „de kwestie Oss"
bekende, gevallen, is het niet wel doen
lijk een excerpt op te stellen, dat op vol
ledigheid kan bogen. Wij zijn gedwon
gen zoo zegt het A. N. P. ons te
beperken tot een uitgebreide inhouds
opgave van het door den minister in de
nota vervatte materiaal.
De constructie der nota sluit aan bij de drie
punten, welke in de motie AlbardaOud van 22
Juni 1933 waren opgenomen:
I. De feiten en de omstandigheden, op grond
waarvan de minister van justitie op 1 April
1938 aan de brigade der Koninklijke Marechaus
see te Oss de (lees: uitoefening van de) opspo
ringsbevoegdheid tijdelijk heeft doen ontnemen;
II. het oordeel der regeering over het beleid
van de gemeentelijke politie te Oss;
III. al^datgene, wat de minister van justitie
verder in verband met een en ander van belang
acht.
Ontneming uitoefening
opsporingsbevoegdheid.
De minister teekent hierbij aan, dat bedoeld
hevel door hem als hoogsten justitieelen chef
aan opsporingsambtenaren aangaande de uit
oefening van hun taak gegeven aan de leden
der brigade niet de qualiteit van opsporings
ambtenaar .ontnam. Zij zouden op last van den
proc, gew. opsporingsonderzoek kunnen instel
len en aangiften in ontvangst kunnen nemen.
Hun proces-verbalen, eventueel in overtreding
van het bevel opgemaakt, zouden wettelijke be
wijskracht hébben bezeten.
Het optreden tegenover de
gemeente Oss.
De 2de paragraaf van liet le hoofdstuk behan
delt het optreden der brigade in zaken betref
fende de gemeente Oss uit het jaar 1937. In
enkele kleine zaken hadden de leden der bri
gade onderzoeken tegen gemeente-organen
ingesteld, welke niet tot het constateeren van
een strafbaar feit leidden, behalve in één ge
val, waarin het strafbaar feit reeds vast stond,
'voordat de marechaussee zich er mee be
moeide.
In deze periode speelde zich de zaak der
zgn. jeugdwerkloozenfraude af.
De nota produceert de conclusie van het aan
den hoofdinspecteur voor de werkverschaf
fing door zijn onderzoeksambtenaren gezonden
rapport d.d. 2 November 1937. De rapportee
ren de ambtenaren zeggen in hun rapport, dat
van fraude geen sprake kón zijn. Wel waren
de leiders der werkverschaffing onvoorzichtig
en administratief onjuist te werk gegaan.
De nota memoreert eenige persuitingen
over het onderhavige geval, welke eveneens als
bijvoegsels worden geproduceerd. De minister
ziet verband tusschen deze uitingen en de voor
stelling, welke bij de hoofdfiguren der Ossche
brigade leefde, dat bij de gemeente Oss aller
lei misdrijven werden gepleegd, waarin de bri
gade opheldering behoorde te brengen. Door
deze ongefundeerde meening kwam de brigade
volgens de nota tot een onjuiste houding
tegenover den burgemeester, zoodat met reden
op 15 November 1937 het bevel dat de brigade
zich van onderzoek in aangelegenheden waar
in de gemeente Oss en haar organen waren
betrokken had te onthouden, werd gegeven.
Dat die order, zooals van de ziide der mare
chaussee wordt beweerd, nooit zou zijn gege
ven, acht de minister, gehoord de verklarin
gen van den substituut-officier mr. van dei-
Burg te. eenen male onaannemelijk.
De zaak van den „bankier".
In de derde paragraaf van het 1ste hoofd
stuk gaat de minister over tot de behandeling-
van de zaak van den makelaar-bankier en
assurantie-bezorger van den H. Na uitvoerige
vermelding der overigens reeds bekende
feiten zegt de minister over deze zaak o.m.
dat hij bij het vestigen van zijn oordeel op 1
April de beschikking had over een desbetref
fend schrijven van den procureur-generaal,
ernstige critiek op het optreden der brigade
bevattende, over de afwijzende beschikking
van de Bossche rechtbank op de vordering tot
gevangenhouding en het verzoek om verlof
tot huiszoeking, welke een duidelijk desaveu
van het politieonderzoek inhield en daarnaast
over het volledige dossier van de strafvervol
ging contra van den H. De minister heeft dit
dossier bestudeerd en daarbij bevonden, dat
de door den procureur-generaal geoefende cri
tiek volkomen gegrond was.
Alles samengenomen was de conclusie van
öen minister aan de hand van de vóór 1 April
1938 voorhanden gegevens deze, dat in de zaak
van den H. door personeel van de brigade Oss
lichtvaardig, onoordeelkundig en ondoordacht
was te werk gegaan. Die zienswijze en con
clusie te dezen meent de minister nog steeds
te kunnen handhaven, ook wanneer men in
aanmerking neemt, dat de substituut-officier
van justitie mr. van der Burg later is terug
gekomen op zijn verklaring, dat hij tot de
arrestatie van van den H. op 19 Maart 1938 en
de huiszoeking geen opdracht had gegeven.
Een dergelijke verrassende verklaring (het
terugkomen n.l. op de vroegere verklaring) mag
geen grond vormen voor een verwijt, als zoude
de minister zijn beslissing van 1 April hebben
genomen zonder behoorlijk onderzoek op dit
punt. Hij beschikte toen immers over een po-
slj;i.eYe schriftelijke verklaring van denzelfden
officier in tegenovergestelden zin en vervol
gens: al ontlast de nadere verklaring van mr.
van der Burg de brigade van het verwijt, dat
zij eigenmachtig tot de arrestatie van de in
beslagneming zou zijn overgegaan, gelijk de
minister vóór 11 Mei 1938 moest aannemen, dat
zij gedaan had, zij doet niets af aan de om
standigheid, dat het beleid van mr. van dei-
Burg in de zaak van den H. beheerscht is ge
worden door de voorlichting van de zijde der
brigade, voor welke voorlichting het personeel
eer brigade verantwoordelijk blijft.
De twee geestelijken.
Aan de zaak van de beide geestelijken wor
den uitvoerige beschouwingen gewijd. Na ver
melding van eenige feiten o. m. ide stappen
van een der pastoors bij den burgemeester,
daarna bij den bisschop en de stap van dezen
bij den p.g. bespreekt de nota de rappor
ten door wachtmeester de G. tegen pastoor
ri. opgemaakt.
Daar aan de hand van de ingezonden rap
porten de zaak tegen pastoor B. nog geens
zins duidelijk was geworden, droeg de procu
reur-generaal op 25 Maart den substituut
officier van justitie op ter zake een aantal
vragen aan den wachtmeester voor te leggen
waaromtrent nog dienzelfden dag antwoord
werd verlangd.
De nota bevat lange citaten uit het proces
verbaal van het verhoor van wachtmeester
de G. op 26 Maart ten parkette van den pro
cureur-generaal. Uit hetgeen in dit proces
verbaal is vervat trekt de minister een groot
aantal conclusies, waaraan wij de volgende
ontleenen:
In zake pastoor B,:
dat det wachtmeester tegen dezen geestelijke
een uitgebreid onderzoek instelde, zonder dat
er eenige aanwijzing bestond, dat de pastoor
een strafbaar feit had gepleegd, daar toch de
geruchten over diens „moreele misdragingen"
alle feiten betroffen, welke gelijk ook be
vestiging vindt in de betrekkelijke rapporten
en in de verklaring van den wachtmeester
zelf zoo zij al gepleegd mochten zijn niet
strafbaar waren, behoudens de feiten, welke
volgens mevrouw Z. (deze letter is geen
initiaal) zouden zijn gepleegd met mevrouw
X. (evenmin een initiaal);
dat de wachtmeester ten aanzien van de
mededeelingen van mevrouw Z. had moeten
bedenken, dat, gelet op hetgeen hij wist om
trent de antecedenten van deze vrouw, haar
gezindheid jegens pastoor B. en de wijze
waarop zij haar wetenschap zou hebben ver
kregen, aanleiding bestond tot groot voorbe
houd en bijzondere voorzichtigheid;
dat in dit geheele onderzoek geen „verdach
te" gehoord wend en wel omdat er ten slotte
geen „verdachte" bleek te zijn;
dat het onderzoek plaats had op zoodanige
wijze de verklaringen der getuigen werden
uitgewerkt, aan deze voorgelezen en door haar
onderteekend dat geen andere indruk kon
ontstaan dan dat de pastoor verdacht wend
van misdrijven, welke vermeendelijk aanwe
zige omstandigheid uiteraard wereldkundig
moest worden.
In de zaak van pastoor V.:
Dat omtrent oude feiten waarvan geen be
wijs was verkregen, en waarvan het eene
verjaard was, thans wel bezwarende verkla
ringen werden afgelegd, doch door getuigen,
die vroeger een ontlastende verklaring had
den afgelegd hetgeen niet vermeld werd,
noch mondeling (volgens de verklaring van
dien substituut-officier van Justitie), noch
ook, zoo als voor de hand zou hebben ge
legen, in - bet nieuwe verbaal zelf: -•
dat. een „onwillige" getuige, teneinde hem.
tot eeh andere verklaring te brengen, ge
durende geruimen tijd geconfronteerd werd
met een zeer ongunstig bekend staand per
soon, die destijds de eenige was, die een voor
den pastoor bezwarende verklaring had af-
dat de wachtmeester over was gegaan tot
het hooren van een nieuwe reeks getuigen
zonder dat er één aanwijzing bestond, dat
de pastoor eenig nieuw strafbaar feit zou heb
ben gepleegd of die getuigen daarover iets
zouden kunnen verklaren;
Dat geen „verdachte" werd gehoord.
De genomen maatregel in het licht
der fieten, omstandigheden en gedra
gingen dan overziende, merkt de mi
nister op, een bestraffing der brigade
of een schorsing niet te hebben ge
wild en geen oogenblik te hebben ge
dacht aan ontslag wegens ongeschikt
heid. Wel achtte hij het noodzakelijk
dat de leden der brigade uit de sfeer,
waarin zij verstrikt waren geraakt,
werden weggenomen. Hij achtte het
bovendien noodzakelijk dat de te ver
plaatsen ambtenaren hun opsporings-
onderzoekïngen te Oss zouden staken
omdat hij niet mocht riskeeren, dat
nog anderen het slachtoffer werden
van hun onevenwichtige ambtsuit
oefening.
Meer heeft de minister niet beoogd en het
is geen oogenblik zijn wensch geweest wien
dan ook persoonlijk of het wapen der Konink
lijke Marechaussee als zoodanig te treffen. De
maatregel is tegen de geheele brigade geno
men omdat de onjuiste gedragingen moesten
worden gezien als symptomen van een bij die
brigade heerschenden geest. Tenslotte neemt
de minister stelling tegen de meening, dat
het aan hem te wijten zou zijn geweest dat
de genomen maatregel noodeloos ruchtbaar
heid zou hebben verkregen.
Nieuwe feiten na 1 April 1938.
Tenslotte wordt in de nota de vraag gesteld
of er na 1 April 1938 nieuwe feiten zijn ge
bleken, welke hebben uitgewezen dat de maat
regel door den minister ten onrechte zou zijn
genomen. De minister zegt daarvan het vol
gende
„Het komt mij voor, dat, afgezien van de om
standigheid, dat bij onderzoek geen bewijs is
verkregen van de mishandeling van den arbei
der W. welke mishandeling ik echter ook
nimmer als vaststaande heb voorgesteld en
van eenige punten van zeer ondergeschikt be
lang, hier alleen, in aanmerking kan komen
het feit, dat de arrestatie van den makelaar
bankier van den H. en de inbeslagneming in
zijn woning en kantoor w e 1 met machtiging
van den substituut-officier van Justitie heb
ben plaats gehad. Deze verandering in des of
ficiers verklaringen heb ik uiteraard niet
kunnen voorzien-; De nadere verklaring kan
den wachtmeester ten aanzien van dit onder
deel van desre eene zaak wel tot op zekere
hoogte disculpeeren, doch de wachtmeester
blijft verantwoordelijk voor zijn voorlichting
te dezen.
Men kan zich in het algemeen de vraag stel
len, of de substituut-officier van justitie, die
tenslotte de brigade heeft laten begaan, haar
optreden niet op verschillende punten heeft
gedekt.
Ik heb op 7 April reeds te kennen gegeven
niet alleen verwacht en gewenscht te hébben
maar ook daarvan reeds aanstonds te hebben
doen blijken, dat deze functionaris minder
sterk onder den invloed ware geweest van het
kordate optreden van sommige leden der bri
gade. Dit oordeel is sindsdien niet gewijzigd.
Intusschen moge billijkheidshalve niet worden
uit het oog verloren dat deze substituut-offi
cier van justitie zijn ambt aanvaardend na de
groote zuivering van Oss niet onontvanke
lijk kan zijn gebleven voor de in de pers bij
voortduring tot uiting gekomen verheerlijking-
der Ossche brigade, gepaard met scherpe cri
tiek op de gemeentepolitie en haar hoofd".
Gunstig oordeel over de
Gemeentepolitie.
De titel van het tweede deel der nota luidt:
,Het oordeel der regeering over het beleid
van de gemeentelijke politie te Oss".
Wij c-iteeren de voornaamste passages:
„Evenmin als het aangaat het aandeel van
de gemeente politie in de opruiming te ver-
kiemen, even onredelijk ware het haar te ver
wijten, dat de misdadigheid zoo lang heeft
kunnen voortwoekeren. Immers daargelaten
nog, dat de meerderheid der groote misdrij
ven buiten de gemeente Oss is gepleegd, zoo
dat de gemeentepolitie met het opsporings
werk geen rechtstreeksche bemoeiing kon
hebben, ook vóór 1934 was de brigade ko
ninklijke marechaussee te Oss gevestigd en
onderzocht deze verscheidene in haar bewa
kingsgebied gepleegde groote misdrijven, zon
der er in te slagen deze op te helderen. Ook
haar was het niet gelukt de misdadigheid van
het „Ossche milieu" den kop in te drukken.
Van den ijver van de gemeentepolitie mo
gen de volgende cijfers een beeld geven. Met
de groote opruiming werden 72 misdadigers
aan de justitie overgeleverd, waarvan 54 dooi
de gemeentepolitie en 18 door de marechaus
see.
Burgemeester Ploegmakers.
Te dezen kan worden verklaard, dat de
heer Ploegmakers zoowel bij de leden van
het kabinet, die met zijn ambtsverrichtingen
bemoeienis hebben, als ook bij het provin
ciaal gouvernement bekend staat als een be
kwaam, volijverig en onkreukbaar magistraat
en bij de justitie als een tactvol en bekwaam
hulpofficier. De procureur-generaal, fungee-
rend directeur van politie te 's-Hertogen-
bosch beoordeelt hem als een goed hoofd van
de plaatselijke politie, Als hoofd van politie
heeft de heer Ploegmakers zeer veel voor de
verbetering van zijn korps gedaan. Omvang
en peil van zijn bemoeiingen op dit gebied
liggen boven het gemiddelde.
In het derde deel van de nota wijdt de minis
ter o.m. beschouwingen aan zijn verhouding
tot zijn ambgenoot van defensie, waaromtrent
hij betreffende het geval Oss tal van bijzonder
heden mededeelt. De minister meent, dat hij te
recht heeft verklaard, dat reeds op 1 April de
instemming van den minister van defensie in
zake de verplaatsingen voor zoover deze
instemming nöodig was .was verzekerd.
Eenige beschouwingen vdjdt. de minister daar
na aaii de behartiging der rijkspolitiezorg en de
organisatie der rijkspolitie, alsmede aan het
beginsel „rechtszekerheid en rechtsgelijkheid".
Indien er ten aanzien van de in het geding ge
brachte geestelijken strafbare feiten waren
constateerd, zouden zij denzelfden weg hebben
gevolgd als iedere, andere burger in Nederland,
De minister betoogt, dat de rijkspolitie, ook de
marechaussee, voor wat de uitoefening van haar
taak betreft zonder voorbehoud staat onder de
bevelen van den minister van justitie.
B. en W. van Amsterdam willen niet
medewerken.
De Nederlandsche trust-maatschappij
Trustee voor hypothecaire obligatieleening
ten laste van „Artis" verzoekt ons opname
van het, volgende:
Sedert de vergadering van obligatiehouders
van 30 November 1938, in welke het bekende
bestuursvoorstel werd verworpen, hebben de
obligatiehouders, ter vergadering vertegen
woordigd door mr. I. Bunker, een plan in
gediend, in groote trekken hierop neerko
mende, dat strooken grond, tot Artis behoo-
rende, en h.i. voor de exploitatie van niet-
overwegend belang zijnde, doch als bouw
terrein het meest waardevol, zouden worden
verkocht en dat voor het overige Artis in
stand zoude blijven. Deze strooken waren
gelegen langs de Plantage Middenlaan, de
Kerklaan en de Muidergracht. De bestaande
concertzaal, het bureau van Artis, de restau
ratie gebouwen, de bibliotheek en musea, voor
zoover die niet in het Aquarium gehuisvest
zijn en een drietal dienstwoningen waren er
onder begrepen, welke gebouwen, indien zij
niet verkocht zouden worden, naar de meening
van den Trustee kostbare herstellingen zou
den behoeven. De opbrengst van die strooken
gronds en gebouwen zou dan strekken ter
betaling aan obligatiehouders, waardoor, ge
paard aan het bekende aanbod van de ge
meente, de obligatiehouders een hoogere uit-
keering zouden ontvangen dan in het verwor
pen aanbod was voorzien. Aan de gemeente
zou kunnen worden aangeboden, dat zij in
plaats van voor 8 ton, Artis zou verwerven,
zonder de bedoelde strooken grond en ge
bouwen, voor 6 ton.
Door het bestuur van Artis, gezamenlijk met
den trustee, is dit denkbeeld ter sprake, ge
bracht bij het gemeentebestuur.
Naar aanleiding hiervan schreven B. en W,
den 25sten Januari 1939 aan het bestuur van
Artis het volgende:
„Het door u; tezamen met den heer mr. Van
Hall, op 19 Januari j.l. bij den wethouder
voor de Financiën ter sprake gebrachte
denkbeeld, een deel van de terreinen van Artis
te verkoopen, om daardoor in de gelegenheid
te komen, een hooger bod aan obligatiehou
ders te doen, heeft in de vergadering van ons
college een punt van bespreking uitgemaakt.
Het spijt ons u te moeten mededeelen, dat
dit denkbeeld voor ons geen grondslag tot het
opnieuw onderhandelen ten behoeve van het
behoud van Artis kan uitmaken".
Het bestuur van Artis heeft den trustee
hierop medegedeeld, dat het hoopt, spoedig
met den trustee in nader overleg te kunnen
treden aangaande de vraag, langs welken weg
thans een oplossing gevonden zou moeten wór
den. De trustee meent naar aanleiding hier
van vooralsnog gebruik te moeten blijven ma
ken van het door obligatiehouders tot uiterlijk
1 Juli a.s. verleend uitstel van executie.
Nu Is het opletten en on
middellijk Ingrijpen, dus
bij de eerste teekenen
direct Aspirin nemen!
HET BEPROEFDE GENEESMIDDEL BIJ GRIEP!
20 tabletten in een buisje 75 cent.
(Adv. Ingez. Med.)
Vreemde „autohandel".
Politie onderzoekt de handelwijze van een
Amsterdammer
De politie van het bureau Overtoom te Am
sterdam heeft een Amsterdammer, een goede
bekende, aangehouden die er vreemde prak
tijken op na houdt.
In den nacht van 15 Januari was een auto
gêstolen en deze man had zich er mede belast
den wagen over de grens te brengen en in Bel
gië te verkoopen. Toen dat niet lukte, ging hij
naar den eigenaar van de auto en deelde dezen
mede, dat hij' wist, waar de auto was en den
wagen voor tweehonderd gulden wel weer in
zijn bezit wilde stellen. De eigenaar ging hier
op in, doch inmiddels was de auto in België in
beslag genomen.
De ,/mtohandal-aar", wien de tweehonderd
gulden reeds Jer hand waren gesteld, kon nu
echter .de auto niet meer leveren, weshalve hij
op het bureau Overtoom belandde. De po
litie onderzoekt nu of deze, man ook iets te
maken h'éeft met het complot „autohandela
ren" dat er zijn werk v-ari maakt gestolen
auto's ten verkoop over de grens te brengen.
Artisgrond wordt geen bouw
terrein.
Een halve eeuw geleden
Uit Haarlem's Dagblad van 1889.
Visschers leeren zwemmen.
Dezer dagen zijn in het zwembad Maurits-
kade te 's Gravenhage de zwemlessen begon
nen, die door de Christelijke Sportvereenitging
K.V.S. te Scheveningen aan Scheveningsche
visschers gegeven worden..
Meer dan 350 visschers hebben zich voor
deze lessen aangemeld. Het ligt in de be
doeling hun na gebleken bekwaamheid in
het zwemmen eeh diploma uit t'ereiken.
Nog wilde autobusdiensten
verboden.
Bij vonnis van 31 Januari 1939 heeft de
arrondissementsrechtbank te Amsterdam uit
spraak gedaan in de procedures in de hoofa
zaak tegen de volgende ondernemers van
wilde autobusdiensten:
S. en A. Tours, Haarlem—Amsterdam en
AmsterdamAmersfoort; N.V. Avan-ti, Am
sterdam—Den Haag; Lindbergh Touringcars
N.V. AmsterdamArnhem, Amsterdam—Gro
hingen; N.V. Autoverhuurcentrale, Amster
dam—Den Haag; N.V. Royale, Amsterdam-
Utrecht en N.V. Schouten (De Zilvermeeuw)
Amsterdam-Eindhoven.
Al deze vorderingen, strekkende tot schade
vergoeding en tot stopzetting van de diensten
zijn den Nederiandschen spoorwegen toege
wezen.
Geen C. A. O. in tic textielindustrie
Te Enschedé is een conferentie gehouden tus
schen de vier Twentsche Fabrikantenvereeni-
gingen en de besturen der drie samenwerkende
organisaties van textielarbeiders. Deze confe
rentie was belegd naar aanleiding van een brief
der organisaties, waarin om een collectief con
tract ter verbetering der arbeidsvoorwaarden
werd gevraagd. De conferentie leidde tot een
negatief resultaat, daar van werkgeverszijde
werd medegedeeld, dat onder de huidige Om
standigheden van inwilliging der verzoeken geen
sprake kan zijn.
De uitvoer van tuinbouwproducten
naar Engeland.
Er worclt nog onderhandeld.
Wij hebben in ons nummer van Woensdag
een bericht van het Alg. Hdbld. overgenomen
volgens hetwelk de Britsche regeering in prin
cipe zou hebben besloten den invoer van
sommige land- en tuinbouwproducten uit een
groote gedeelte van ons land met ingang van
15 Mei a.s. te verbieden, uit vrees voor het
binnensleepen, met die producten, van den
colorado-kever.
Naar aanleiding daarvan deelt de
regeeringspersdienst mede, dat be
doelde berichten in den gegeven vorm
overdreven en voorbarig zijn.
Zooals bekend mag worden verondersteld,
heeft de Britsche regeering reeds sinds eenige
jaren den invoer van sommige land- en tuin
bouwproducten uit Frankrijk, Zwitserland,
België en Luxemburg verboden gedurende het
geheele jaar of een deel van het jaar op grond
van het veelvuldig voorkomen van den Colo
rado-kever in genoemde landen.
Nu de kever in den loop van 1938 ook in het
Zuiden van ons land op meerdere plaatsen
aangetroffen, heeft de Britsche regeering aan
de Nederlandsche regeering doen weten dat
zij zich genoodzaakt ziet, ook ten aanzien van
den invoer van soortgelijke producten uit
Nederland maatregelen te nemen.
Omtrent deze maatregelen zijn be
sprekingen tusschen Nederlandsche
en Britsche officieele instanties gaan
de; een beslissing is nog niet genomen.
2 Februari
De aandeelhouders der Panama-ka
naalmaatschappij hebben den heer De
Lesseps voor het gerechtshof gedagvaard,
teneinde de ontbinding der oude maat
schappij en de benoeming van liquida-
teurs met uitgebreide volmacht te ver
krijgen, opdat de nieuwe maatschappij
in het bezit gerake van het geheele
actief of een deel daarvan.
Door het gerechtshof is de behande
ling der zaak tot aanstaanden Zaterdag
uitgesteld, ten einde de conclusiën van
den procureur der republiek te hooren.
Vrienden, ik heb een niet. Een niet op een
twintigje in de Staatsloterij. Een twintigje van
heelemaal niets. Nul in de nulde macht. De
wortel, de coëfficiënt, de tweede, de derde, de
duizendste macht? van nul. En dat is niet veel.
Weg villa aan de Azuren kust; weg zeiljacht op
de blauwe zee, abonnement op den schouwburg,
reis naar Marokko, weg girobiljet voor u, mijn
hoogvereerden kleermaker, voor u mijn waar
den boekhandelaar, voor u mijn hooggeachten
sigarettenwinkelier.
Dat papiertje, „Bewijs van l/20ste aandeel
in het lot nommer 12056", eens een veelgekoes-
terde, welbeminde, voorzichtig bewaarde kost
baarheid. Een vod, een niks, een niemendal is
het geworden. In teederheid is het ontvangen,
in snippers is het weggeworpen. Dwarrelend
is het neergedaald in mijn prullemand, als een
miezerig en slap sneeuwbuitje.
Hoe dikwijls heb ik het uitgerekend: op
100— ware het 4.25 waard, op 1000.—
42.50, op 5000— 213.15, op 100.000.—
4250.—. Maar ik vergat uit te rekenen op:
0.000.000 is het 0.00 waard. En wat ik ver
gat was de waarheid. Gaat het niet dikwijls
zoo: met de waarheid en met het vergeten in
's menschen korte leven?
Vrienden, ik heb een niet.
En waar moet ik nu, des avonds voor het
slapen gaan, aan denken? Waarover droomen?
Waaraan de heerlijkheid mijner goud-omran
de, ziilver-bepoeierde, diamant-glanzende illu
sies binden?
Een dartele knaap is een vermoeide grijsaard
geworden, Een snelle jager naar het geluk: een
trage treder in 's levens tredmolen.
Een juichend kind: een zwijgende oude.
Een lieve droomer: een korzelige kritikaster.
lederen avond was de eerste blik in de krant
voor de lange cijferlijst.
lederen avond is nu de eerste blik in de krant
voor den burgerlijken stand.
Op mijn pad geurden de rozen van het rozig-
ste verlangen. Zij zijn overwoekerd door distels,
onkruid en cacbeeë'n, waardoor de padden
glibberig glippen.
Er was licht in de verte. Er is duisternis aan
de kim.
De zon was warm en goud - De maan is
spookachtig en koel
Daar is een leven met lieve hoop.
En daar is een sterven met vergane ver
wachting.
Vrienden, er is een niet gevallen op het be
wijs van I/20ste aandeel in het lot nummer
12056.
Zoo is het leven.
Zoo is het lot.
En zoo zijn de nommers.
Er is een illusie gestorven.
Zij ruste in vrede.
Mr. E. ELIAP
Met Mijnhardtjes vlugge verbetering.
Doos 30 en 50 ct.
(Adv. Ingez. MedJ
Stagnatie in Duitsche textiel
fabrieken.
Door vertrek der Nederlandsche arbeiders.
De pogingen van de directies der textielfa
brieken te Gronau en Nordhorn in Duitsch-
land om met het deviezenbureau een regeling
te treffen, waardoor alle Nederlandsche ar
beidskrachten aan het werk zouden kunnen
blijven, hebben een negatief resultaat opgele
verd. Het gevolg hiervan is, dat van de onge
veer achthonderd werklieden, woonachtig in
de gemeenten Losser, Overdinkel, Glanerbrug
en Denekamp, ruim 50 pet. zijn ontslagen. De
rest kan blijven doorwerken op de volgende
bepalingen:
De arbeiders krijgen thans 2/3 van het
netto-loon in Nederlandsch geld uitbetaald,
de rest in marken. Voorheen gold de regeling,
waarbij de werklieden 2/3 van het bruto-loon
uitbetaald kregen. Dit verschil brengt met
zich mede, dat de arbeiders, die thans kunnen
blijven werken, een loonsverlaging krijgen van
drie tot vijf gulden per week. Als gevolg hier
van probeeren vele arbeiders thans in Ne
derland werk te vinden.
Door het verleende ontslag en door
het vertrek van werklieden, die reeds
in Enschedé en omgeving in andere
fabrieken werk gevonden hebben, on
dervinden de Duitsche fabrieken,
vooral omdat het hier goede vaklie
den betreft, groote stagnatie.
De directies trachten alsnog een re
geling te verkrijgen, waardoor zooveel
mogelijk Nederlandsche arbeiders
voor hun bedrijven behouden kunnen
worden.
Sabotage van verduisterings-
oefeningen gestraft.
Tijdens de verduisteringsoefeningen ter be
veiliging tegen luchtgevaar, die in October j.l.
in de gemeente Diemen gehouden zijn, is door
de politie tegen ongeveer dertig personen pro
ces-verbaal opgemaakt, omdat zij zich, in
strijd met de desbetreffende gemeentelijke
verordeningen, zonder noodzaak tijdens de
oefening op straat hadden bevonden.
Woensdag stond de eerste van dit dertigtal
terecht voor den Amsterdamschen politie
rechter, clr. N. Muller.
De officier van Justitie eischte 25 boete
en de politierechter, die er in zijn vonnis op
wees, dat het van het hoogste belang is, dat
tijdens deze verduisteringsoefeningen de
hand wordt gehouden aan de voorschriften,
veroordeelde den verdachte conform dezen
eiscb.