Critiek op politieke stelsels Minister Slotemaker geeft Eerste Kamer een opsomming. Vele zaken door minister ter hand genomen. houde zich aan zekere grenzen. Nieuws in het kort. Bij de stiefkinderen der Muzen. DINS D A" "G 7 FEBRUARI 1939 Financiën steeds weer het struikelblok. Regeling der spelling niet ver meer af. rp aVENHAGE, 6 Februari. Aan de Memorie van Antwoord van minister Slote- Ser de Bruine aan de Eerste Kamer inzake de begrooting voor 1939 voor het departement van onderwijs wordt o.m. ontleend; Verschillende leden waren niet voldaan over liet door den minister gevoerde beleid. Tal van nnnten welke de volle aandacht verdienen, wOTden', naar zij meenen, met tot oplossing g'Dit'oordeel ln zijn algemeenheid bevreemdt den minister omdat de feitelijke basis voor de geschetste houding ontbreekt. Wat de minister deed. Over artikel 170 der Hooger-Onderwijs-wet is reeds eenigen tijd geleden het advies van niratoren en vervolgens dat van den onder- SaadBevraagd; dit laatste ziet de minister binnenkort tegemoet. Het vraagstuk van de onleiding der artsen wordt door den minister in nauw overleg met zijn ambtgenoot van so ciale zaken onderzocht. De vraag, of bij toe lating tot het artsenexamen zekere voorwaar den niet liggende op wetenschappelijk en practisch erf, gesteld moeten worden, heeft hii in onderzoek genomen. De paedagogisch-didactische opleiding der leeraren is ter hand genomen. Een uitvoerig wetsontwerp tot regeling van het voorberei dend hooger en het algemeen vormend mid delbaar onderwijs, waarvan bekend is. welk een aantal belangrijke problemen daarbij aan de orde komt, is in handen van den Raad van StOp'het terrein van het nijverheidsonderwijs valt op te merken, dat het aantal scholen en cursussen evenals het aantal leerlingen toe neemt. De vraag, hoe het zevende en achtste leer jaar moet worden ingericht voor leerlingen, die geen ander dan gewoon lager onderwijs volgen, is in ernstige studie. Met zijn ambgenoot van sociale zaken is de minister gezet bezig een voorziening te zoe ken, die aan de jeugdwerkloosheid tegemoet kont en waarbij ook bezitters van de onder wijzers-acte arbeid zullen kunnen vinden. Op het terrein van kunsten en wetenschap pen wordt een ontwerp tot bescherming van den architectentitel voorbereid; voorts geeft de minister volle aandacht aan de bescherming van kunstschatten bij oorlog en oorlogsgevaar, aan de hand van het uitgebreide dezer dagen verschenen rapport. De minister acht zeer wel verklaarbaar, dat men weinig behoefte gevoelt om zich over zijn beleid in een breed debat met den minister te begeven! Mochten echter de hier aan het woord zijnde leden niet het oog, hebben, op het geheel der paedagogische en cultureele ónder- we" en, die aan de zorg van den minister zijn toevertrouwd, doch uitsluitend denken aan voorzieningen, waarmede belangrijke geldsom men zijn gemoeid, dan is ook hij van oordeel, dat voor het huidig tijdsgewricht een uitvoe rige bespreking weinig baat kan brengen. De Alvorens in te gaan op de bijzondere vragen, die zich inzake de spellingkwestie' voordoen, legt de minister den vinger bij de verzekering van verschillende leden, dat onrust en agitatie op het punt van de schrijfwijze der Nederland- sche taal zullen blijven voortduren, totdat de spelling 1934 algemeen is ingevoerd. De mi nister merkt hiertegenover op, dat eventueele onrust en agitatie voor de regeering uiteraard geen gegevens zijn, waarna zij haar beleid regelt. Het rapport van de commissïe-Fockema-An- dreae, dat reeds ontvangen is en in het alge meen duidelijke lijnen trekt, liet intusschen nog enkele vragen open, waaromtrent de minister spoedig een nader rapport verwacht. Alsdan zal een wijziging van het Koninklijk besluit bevor derd worden. Een wetsontwerp met betrekking tot de schrijfwijze der Nederlandsche taal is gereed en wordt thans, aangezien het ook voor het rijk over zee zal gelden, toegezonden aan de daar toe aangewezen instanties in Nederlandseh-Oost- Indië, Suriname en Curasao. Dat tegen een regeling bij Koninklijk besluit, die van de als wettelijke erkende spelling af wijkt en niet «p een wet berust, bezwaren kun nen worden ingebracht, heeft de regeering ten vorige jare erkend, maar zij achtte en achte ook thans nog een voortgaan op den bereids in 1934 ingeslagen weg in afwachting van de tot stand te brengen wet voorshands geboden, zulks om door een conservatoiren maatregel de verwar ring niet te vergrooten en om niet door het scheppen van een vacuum nieuwe onzekerheid te doen ontstaan. De „qualiteit" der onder wijzers. Algemeene reden tot klacht over de.„qualiteit" der onderwijzers bestaat er naar de overtuiging van den minister niet, al heeft hij metterdaad getoond, dat hij de opleiding van de onderwijzers niet in overeenstemming acht te zijn met eischen die daaraan, ook in dezen tijd, in redelijkheid gesteld mogen en moeten worden. Bijzondere hoogleeraren. De bepalingen van de hooger-onderwijswet ten aanzien van de bijzondere hoogleeraren vragen ook naar het oordeel van den minister herziening. Hij heeft deze dan ook in voorbe reiding genomen en vertrouwt binnen afzien- baren tijd aan de Staten-Generaal een ont werp te kunnen aanbieden ter wijziging en aanvulling van de hooger-onderwijswet. Wat de Katholieke economische hoogeschool te Tilburg aangaat, is het den minister niet duidelijk, welke consequenties eenige leden willen getrokken zien uit de verandering van de wettelijke positie der Rotterdamsche hoogeschool. Tot subsidieering van de handelshooge- school te Rotterdam is destijds besloten op gronden, die met het vraagstuk van de sub sidieering van het bijzonder hooger onderwijs geen verband houden. Intusschen heeft de Tweede Kamer inder daad zich in beginsel voor subsidieering van Tilburg uitgesproken, zij het ook, dat zij in beginsel geweigerd heeft het geld voor deze subsidieering aan te wijzen. Bij de voorbereiding der begrooting hoofd stuk 6 voor het dienstjaar 1940 zal de re geering zich, overeenkomstig de toelichting van het amendement-Moller. omtrent den post beraden. De hooger-onderwijswet bindt de gemeente Amsterdam inzake de benoeming van de hoogleeraren niet aan beperking in de keuze der personen. Indien op dit puurt ook te Amsterdam beperking van vrijheid aanmerkelijk of wen- sehelijk wordt geacht dan zou daarmede nog niet uitgemaakt zijn, dat het binden van den gemeenteraad aan de voordracht van cura toren de beste waarborgen zou bieden. Voor- loopig komt het den minister voor. dat aller eerst plaatselijk de zaak moet worden aan gevat. De minister houdt zich gezet bezig met de vraagstukken, die op het erf van het voor bereidend hooger en middelbaar onderwijs leven, gelijk zal blijken uit het eerlang in te dienen wetsontwerp en niet minder bij de voorbereiding- der algemeene maatregelen van bestuur, waarin leerplan en eindexamen opnieuw zullen geregeld worden. In hoeverre het onderwijs, aan de gymnasia en de middelbare scholen verschaft, invloed heeft op de latere geschiktheid der abituriën ten tot zelfstandigen arbeid of op de neiging om in den vreemde een werkkring te zoeken, is nietgemakkelijk na te gaan. Ongetwijfeld moet te dezen met tal van andere factoren rekening worden gehouden. Ook hierbij moet men zich voor generaliseeren hoeden. De minister zou de bezwaren willen pogen te overwinnen door een selectie bij de toe lating tot het voorbereidend hooger en middel baar onderwijs waaraan het koninklijk besluit van 19 Maart 1938 zal kunnen bevorderlijk zijn; benevens do er een regeling van het voorbereidend hooger en middelbaar onder wijs zelf en van de eindexamens, waartoe het tweede rapport-Bolkestein een belangrijke bijdrage zal leveren. Gaarne is minister bereid eventueel wen- schelijke wijzigingen in de geldende regeling voor de klassesplitsing aanstcoids te bevor deren, indien dit zonder vermeerdering van uitgaven mogelijk is. Ook vermindering van het getal lessen, voor het maximum-salaris als ieeraar vereischt, zal worden overwogen, zocdra voor dit doel geld beschikbaar zal komen. De minister acht een redelijke en geleide lijke uitbreiding van het ambachts-dagonder- wijs nog steeds noodig, zoowel wat betreft het aantal scholen, als wat aangaat de toevoe ging aan bestaande scholen van nieuwe af- deelingen of leervakken en verbetering van schoolgebouwen werkplaatsen, inrichting, enz. De leerlingenschaal. Bij de behandeling van de ontwerp-be- grooting in de Tweede Kamer der Staten- Generaal heeft de minister eenige malen te kennen gegeven hoe zeer hij het betreurt, dat het hem niet mogelijk is een voorstel tot ver laging van de leerlingenschaal te doen. Over de groote wenschelijkheid van verlaging dier schaal bestaat er tusschen den minister en wien ook geen verschil van meening. De mi nister heeft dit reeds bij herhaling gezegd, Slechts omtrent de financieele mogelijkheid van verlaging der schaal in de huidige bud- getaire omstandigheden bestaat verschil van Inzicht. Invoering van de 40-schaal zou voer het gewoon lager onderwijs een aantal van ruim 3000 onderwijzers vereischen .hetgeen bij een gemiddeld salaris van f 2176 plus 4y2 pet. aan pensioensbijdragen in de toekomst een uitgave van rond f 7 milllcen zou vorderen. Deze verhooging van uitgaven alleen reeds maakt, dat aan de invoering van deze schaal niet kan worden gedacht. Met de leden, die te recht de vergelijking tusschen de wijze van subsidieering van de lichamelijke opvoeding en van de openbare leeszalen en bibliotheken wraakten, is de mi nister van oordeel, dat een consequent doorge voerde lichamelijke opvoeding van zeer veel belang, moet worden geacht. Het verplicht stellen van dit vak bij het lager onderwijs zou echter van de openbare kassen aanzienlijke offers vragen, hetgeen de minister thans niet. verantwoord acht. Het vraagstuk der beveiliging van onze na tionale schatten van geschiedenis, kunst en wetenschap in oorlogstijd ziet ook de minister als uitermate belangrijk en urgent. Helaas is het tevens buitengewoon moeilijk en boven dien kostbaar, zooals blijken kan bij kennis neming van het onlangs aan hem uitgebrachte rapport van den directeur van het rijksbureau voor de monumentenzorg, dr. J. Kalf. Decentraliseering. verdeeling van althans het allerbelangrijkste uit dien kunstschat over een aantal bomvrije bergplaatsen elders, aan gebracht op minder aan gevaar blootgestelde punten, waarbij in de eerste plaats de duin streek in aanmerking komt. Overleg hierover is met defensie gaande. Ook hier komen ech ter de kosten om den hoek kijken. Toelating van Duitsche emigranten in Nederland. Duitsch radio-bericht wekt ongegronde hoop. De Joodsche perscommissie voor bijzondere berichtgeving verzoekt ons het volgende mede te deelen: Zeer groote verwarring is helaas bij vele Joden in Duitschland teweeg gebracht door een voor Engeland bestemde uitzending van de Duitsche radio. Hierin werd een bericht omtrent Nederland gepubliceerd, waardóór de indruk werd gewekt, dat de Nederlandsche regeering 7400 Duitsche emigranten, van wie 6400 vol wassenen en 1000 kinderen, toestemming zal verleenen, om zich gedurende een bepaalden tijd in Nederland te vestigen of op te houden. Merkwaardigerwijze komen deze cijfers over een met de mededeelingen, opgenomen in de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer inzake de algemeene beschouwingen over de rijksbegrooting voor 1939. Daarin wordt gespro ken van de ruim 7000 Duitsche emigranten ver leende vergunningen tot toelating, terwijl in aan sluiting daaraan wordt medegedeeld, dat ver dere toelating van „groote aantallen vluchte lingen" niet verantwoord wordt geacht. Daarom zal slechts in zeer bijzondere omstandigheden nog toestemming worden verleend. Kennelijk houdt de bovenbedoelde Duitsche radiouitzen ding" verband met deze gegevens. Het hoogst betreurenwaardige gevolg ervan is inmiddels echter geweest, dat bij vele Duit sche Joden ten onrechte nieuwe gevoelens van hoop zijn opgewekt omtrent de mogelijkheid van toelating tot Nederland. Al te duidelijk is dit reeds tot uiting gekomen in een stroom van brieven en aanvragen om toelating, welke alle refereeren aan de Duitsche radiozending op 3 Februari j.l. Een halve eeuw geleden Uit Haarlem's Dagblad van 1889. 7 Februari: In het jaar 1888 is het Bisschoppelijk Museum voor Kerkelijke Oudheid, Kunst en Geschiedenis aan den Kruisweg te Haarlem, bezocht door 277 personen. De. verzameling voorwerpen is weer vrij belangrijk uitgebreid. Mr. Patijn: Matiging in sommige gevallen noodig geacht. Buitenlandsche kwesties voor Eerste Kamer behandeld. Aan de Memorie van Antwoord van minister Patijn. aan de Eerste Kamer inzake de begroo ting van Buitenlandsche Zaken voor 1939 wordt het volgende ontleend: Buitenlandsche politiek. Wil er van een Volkenbond sprake zijn, dan is het niet voldoende, dat de wensch tot hand having van een internationale rechtsorde bij een deel der staten en dan nog meest kleinere aanwezig zij, maar dan moet die geest algemeen zijn. Als de ervaring leert, dat zulks niet het ge val is en dat, vooral bij groote mogendheden, de wil tot het handhaven van een internationale rechtsorde ontbreekt, is er voor de kleine staten slechts één conclusie mogelijk: te constateer en, dat het oogenblik voor de verwezenlijking der volkenbondsgedachte nog niet is aangebroken. Den kleinen mogendheden te verwijten, dat zij deze conclusie hebben getrokken, komt den mi nister ten eenenmale onjuist voor. Betrekkingen met Duitschland. Het belang van goede betrekkingen met Duitsch land, met nadruk door eenige leden bepleit, be hoefde der regeering zeker niet te worden voor gehouden. Zij is er zich ten volle van bewust dat, afgescheiden van overwegingen van inter nationaal gemeenschapsgevoel, hetwelk ook in ons volk als traditie leeft, Nederland's zakelijke positie in de wereld te allen tijde zoowel waar borg als beweegreden, zal vormen voor het stre ven naar een goede verstandhouding tot nadere mogendheden en met name ook tot Duitschland. Dat omgekeerd dit streven ten opzichte van Ne derland ook aan Duitsche zijde bestaat, zag de regeering met voldoening en waardeering be vestigd in de jongste rede van den rijkskanse lier. Evenzeer overbodig was het dan ook van den kant der bovenbedoelde leden er op aan te drin gen „dat van de zijde der regeering zou wordèn tegengegaan al datgene wat die betrekkingen kan vertroebelen". Dat bedoelde leden, ter mo tiveering van dien aandrang (welke overigens alleen betrekking hebben kan op datgene wat de regeering zou vermogen tegen te gaan), wij zen op den indruk, welken het verbod van den Nederlandsch-Duitschen voetbalwedstrijd te Rotterdam in de Duitsche pers gemaakt heeft., getuigt niet van begrip voor het toch zoo duide lijk aangewezen standpunt dat de Nederlandsche overheid, bezield met Nederlandsche opvattingen van gastvrijheid, had in te nemen. Immers is het verbod louter ingegeven door den ernstigen wensch om, door preventief ingrijpen, elke on aangename bejegening, welke aan gasten van Nederland onder den verschen indruk van buiten Nederland gebeurde feiten door daden of uitin gen van niet te voren aanwijsbare individuen ten deel zou kunnen vallen, te voorkomen. Dat een groot aantal leden met beter begrip voor 't Nederlandsch stnndpunt aanleiding heeft kunnen vinden ten dezen van instemming met deze opvatting blijk te geven, strekt haar tot voldoening, te meer, daar de motiveering dezer instemming getuigde van denzelfden wensch om de betrekkingen met den buurstaat voor ver storing te bewaren. Wat deze leden in hun repliek aan eerstbe- doelden opmerken over de houding diergenen in den lande, die zich, zelfs tot in het Nederland sche parlement toe, beijveren, in Duitschland verkeerde voorstellingen te wekken ten opzichte van de bedoelingen, welke bij de regeerings- maatregelén in het algemeen, en bij het uitvaar digen van meer vérmeid verbod in het bijzon der, hebben voorgezeten, heeft de volledige in stemming" van den minister. Elk weldenkende moet dit bedrijf veroordee- len. Critiek matige zich. Meer schade dan zij wellicht zelf vermoeden, doen echter ook zij, die, al dan niet moedwillig, de grenzen overschrijden van de critiek, welke in een tijd van tegen elkander botsende en elkander onderling uitsluitende politieke ideolo gieën en hare practische consequenties op zich zelf onvermijdelijk is. Jammerlijk schieten de zulken tekort in die wijze matiging, welke juist nu geboden is, wil ooit een normaal internatio naal verkeer tusschen landen en volken zich kunnen herstellen, een ideaal, dat altijd aan de regeering voor oogen zal blijven staan. Mogen beide groepen de regeering soms be moeilijken in haar onveranderd streven om goe de betrekkingen te onderhouden met een staat, welks politieke ideologie nu eenmaal tegenge steld is aan de Nederlandsche, zoo weet zij dat dit streven in overeenstemming is met het hier- voren reeds in herinnering gebrachte interna tionaal gemeenschapsgevoel van het Nederland sche volk, dat geenszins blind is voor de om standigheden, waaronder Duitschland zich na de volt akking van het oorlogslot wederom heeft opgericht. De regeering zal, volhardende in haar gedragslijn, er dan te eerder op mogen rekenen dat de bevoegde Duitsche organen de midde len zullen bezigen die hun ten dienste staan, op dat in de publieke uitingsvormen waarover men in Duitschland beschikt, niet voorstellingen om trent Nederland een plaats vinden die niet met de waarheid overeenstemmen, iets waartegen ons land even gegronde bedenkingen heeft als welk ander land ook. Afzien aan Duitsche zijde van het afgaan op bronnen, waarvan het troebel karakter bekend is als uitgangspunt van daarom onvermijdelijk onjuiste beoordeelingen, is daar bij een eerste vereischte. AANVRAGE VOOR EEN WERKLOOZEN- MELDINGS- EN KANTOORGEBOUW. Op vragen van den heer Amelink betreffende het door de overheid betalen van de loonkosten voor den bouw van een pand voor den Haag- schen Bestuurdersbond heeft de minister van So ciale Zaken geantwoord, dat bij schrijven van 4 Januari 1939 het gemeentebestuur van 's-Gra- venhage een verzoek heeft ingediend tot mede werking aan het stichten van een werkloozen- meldings- en kantoorgebouw door de N.V. Mij. tot Exploitatie van een volksgebouw. De minister heeft op deze aanvrage nog geen beslissing genomen. Verdere uitvoering van het Boschplan. B. en W. van Amsterdam stellen den raad voor over te gaan tot het doen uitvoeren van werken als onderdeelen van den aanleg van het bosch, vormende het werkprogramma-1939. Deze werken omvatten o.m. het aanleggen van wegen en sportterreinen en het maken van bruggen. Verder zal worden voortgegaan met het in den Buitendijkschen Buitenveldertschen Polder afgraven van den bovengrond, welke voor boombeplanting ongeschikt is. De afge graven grond zal worden vervoerd naar de kern van den ontworpen heuvel en daarin en in enkele taiudophoogingen worden verwerkt. Voor de uitvoering van al deze werken verzoe ken B. en W. den raad een bedrag van 2.265.000 gulden beschikbaar te stellen. Jeugdactie voor algemeene hulp verleening aan kinderen. In hotel „Pomcaia" te Utrecht, is een ver gadering gehouden van het landelijk comité van Jeugdactie hulp aan Joodsche vluchtelin gen. Uit de mededeelingen van den secretaris bleek, dat de jeugdactie zich in de twee maan den van haar bestaan uitgebreid heeft over 45 plaatsen in Nederland. 38 vereentgingen en organisaties van allerlei politieke en reli gieuze overtuiging hebben adhaesie betuigd met het deel. In aansluiting op den wensch, op de eer ste vergadering van het landelijk comité uit gesproken, werd vastgesteld, dat de jeugd actie zal zijn een permanent algemeen hulp werk bij voorkeur voor jongeren onder jongeren en ten bate van jongeren en dat, onder vol ledige erkenning van ieders politieke en reli gieuze overtuiging, de jeugdactie principieel samenwerking van jeugdigen uit alle kringen wenscht tot hulpverleening aan noodlijden den. In verband hiermee werd besloten onmid dellijk in contact te treden met de betreffende comités, om ook de zorg voor het nood lijdende Spaansche en Nederlandsche kind in de jeugdactie te betrekken. Aan het centraal comité werd opgedragen, onverwijld stappen te doen om tot aanslui ting bij het Nederlandsch-jeugdleidersinstituut te komen. De actie voer asyl-recht, speciaal voor kin deren, zal worden voortgezet. SPOORWEGPERSONEEL GAAT IN UTRECHT FEESTVIEREN. In verband met herdenking van het eeuwfeest. ZESTIGDUIZEND BEZOEKERS VERWACHT. Naar wij vernemen zal de directie der N.V. Nederlandsche Spoorwegen het in September te vieren eeuwfeest ook voor het personeel in al zijn geledingen niet onopgemerkt voorbij laten gaan. Rekening houdende met de beschikbare gel den, zal de herdenking van deze heugelijke ge beurtenis bestaan uit een aanbieding aan het geheele personeel met echtgenooten van een feestdag te Utrecht. Daarvoor komen 30.000 employés in aanmer king. zoodat de domstad dien tijd aan zestig duï. zend bezoekers(sters) gastvrijheid zal hebben te verleenen. Dit bezoek zal verdeeld worden over twintig dagen, zoodat drie duizend gasten per dag wor den verwacht. Zij zullen telkens 's morgens officieel ontvan gen en door de directie toegesproken worden. Na een gemeenschappelijken koffiemaaltijd ligt het in de bedoeling het gezelschap in twee ge deelten een speciale revuevoorstelling in Ti- voli alsmede een rondrit per autobus aan te bieden. Tenslotte zal het personeel door een finan cieele bijdrage in de gelegenheid gesteld worden 's avonds op eigen gelegenheid in de stad ver tier te zoeken. Bij het omleggen van de jaaglijn van zijn schip om een in het Oosterdiep bij Veendam lig- genden baggermolen is Maandagmiddag de vijf tigjarige schipper Drenth uit Veendam in het water gevallen en verdronken. Te Lienden is een complete geheime dis tilleerderij gevonden. Prof. dr. H. W. Julius heeft Maandag zijn ambt als hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht aanvaard met een rede over: „Bacterio logie en gezondheidsleer in den maalstroom". Een tweejarig kindje is in een woning in de Teylerstraat te 's-Gravenhage in een teil met heet zeepsop gevallen. De kleine liep ernstige brandwonden op. Het echtpaar G. Davelaar en W. Davelaar- v. d. Haar te Bameveld hoopt op 23 Febr. a.s zijn 60-jarig huwelijksfeest te herdenken. Hedennacht zijn aan den Baarsjesweg te Amsterdam twee kleine huisjes, waarin een kunstsmederij en een sigarenopslagplaats waren ondergebracht, door brand verwoest. Op het Daniël Willinkplein te Amsterdam is een 23-jarige vrouw uit een tram gevallen en met een hersenschudding naar het Wilhel- mina-gasthuis overgebracht. Op vijftigjarigen leeftijd is overleden de heer T. P. K. Hoogenboom, mede-directeur van de N.V. Fentener van Vlissmgen Co.' Katoenfabrieken te Helmond. Bij de Ned. Scheepsbouw Mij. te Amster dam is een 19-jarige jongen van een in aan bouw zijnd schip gevallen en daardoor zeer ernstig gewond. Het zesjarig dochtertje van de familie J v. d. Broek te Veghel is Zaterdagmiddag bij het plotseling oversteken van den weg door een motorrijder gegrepen. Het kind is korten tijd later overleden. Een Utrechtenaar, die in Amsterdam de bloemetjes had buiten gezet, miste na het feest een bedrag van 2.000. Dezer dagen was ik in een bekend Amster- damsch artisten-kroegje. Houten vloer, bruine houten tafeltjes, biljart, tapkast geen blinde zee-olifant zou er meer schade kunnen aanrichten dan voor f 10.75, het vaatwerk niet meegerekend, dat ik toch al tijd nog op minstens f 3.36 taxeer. Daar zitten de artisten, de bohème, de toffe jongens van den geest, de rakkers van de ontroering, de bevrijdende daad, de bezieling, de grootheid van palet, lier en woord. Nou moe Er zijn veel artistelingen. Nalaopers. Aan gapers, Imitators, Schoudersklo|ppers: „Ha, die Piet" en zwetsers. Groote-woorden-kra- mers, Geweldige theorie-verkondigers. Afbre- kers. Makers. Doeners. Ik zal 'm hier en darissen. Mot-je-mijn-net-hebbers. Dat zit daar rond de ronde tafel in het midden, om het biljart, waar een houten blad op is gelegd vanwege de plaatsruimte en de biervlekken - en aan het buffet op hooge stoeltjes, de eere-zetels voor de bar-krukken en dat vergoodt zich zelf, dat vormt klieken en kransen en clans, dat het aardig is voor een provinciaal als ik ben, daar eens tusschen te zitten om eens te meer te ervaren, dat het peil van de gelagkamer van de eerste de beste pattelands herberg aardig wat hooger staat dan dit wereldbestormerdom, dat hier zijn verzamelplaats gevonden heeft. Een van de opvallendste eigenschappen van dit artistieke milieu is, dat er vrijwel al leen maar artistiekelingen en vrijwel heele- maal geen scheppende, zoekende, worstelende kunstenaars zitten. Die schept en zoekt en worstelt, die werkt. En wie kunstenaar is, houdt z'n mond dicht en bemint het zwetsen niet. Een onmiskenbaar en even duidelijk zicht baar feit is de ongewasschenheid van deze ondergeschoven Muzenkinderen en hun on loochenbare afkeer voor schaar en scheer mes. Ik zat daar midden tusschen in in dat houden kroegje en onder den adem van Thalia en Melpomene en vond mij zelf een driedubbelovergehaalde bourgeois, een hope- looze burgerman, een zielige tuinjongen in de eindelooze bloemenweelden waar de geest bloeit en wiegt op den adem der ontroering. En ik dacht ook dat al deze praatjesmakers en kletsers en zwetsers geen steentje bijdragen tot den tempel der cultuur, die zonder hen en met hen precies even onberoerd en onbewogen zijn builen naar den eeuwig--blauwen hemel heft. En verder dacht ik dat de heele groote wereld buiten dat heele kleine kroegje zich heelemaal niet bekommert om wat die me- neeren met die ongeschoren kaken en die prachtige kuiven hebben te beweren over de Muzen, die glimlachend staren naar den blauwen hemel, over dat cafétje heen. En terwijl ik dat dacht en de houten bruln- berookte zoldering zich scheen te openen voor de diepste diepten en de hoogste hoogten, die het praten der menschheid begrenzen, zetten zich -ongevraagd want zoo doe je wanneer je een vrijgevochten kunstenmaker bent twee heeren-in-truien naast mij en begonnen, te praten over een anderen heer in een andere trui die aan een ander tafeltje zat. Het was niet diep en het was niet hoog en het was geenszins hemelsch. Het was zelfs een beetje helsch. Het was heusch een beetje valsch. Die heer in die trui daarginds was een prul en een kladder en een klodder en een burger mannetje Toen kwam die klodder van een burgerman netje naar die twee andere trui-mannen toe en zette zich bij hen en bij mij en hij kreeg dikke handdrukken en ferme schouderklop pen en het was „kerel" voor en „Kees" na. En er waren een hartelijkheid en een eeuwi ge vriendschap die voor mij als bourgeois on bereikbaar zijn als de zevende hemel. Maar die zevende hemel werd een bruin- doorrookte zoldering. En het bestaan van den burger, glad ge schoren en met een onkunstzinnig pakje aan, leek mij ineens zuiverder dan dat van deze muzenkinderen En dan nog niet eens zoozeer wat het bad en den kapper alleen betreft. Mr. E. ELIAS. Mooie handen met Purol Ze blijven er zacht en gaaf door. Doos 30 en 60 ct. (Adv. Ingez. Med.), Brand in Diergaarde te Rotterdam. Floraserre lijdt groote schade. Maandagmiddag is brand uitgebroken in een opslagschuur achter de Floraserre in de Rot terdamsche diergaarde. Het bleek noodig de hulp van de Rotterdamsche brandweer in te roepen, die met zes slangenwagens en motor spuit 2 in de diergaarde verscheen. Na een uur hard werken verminderde het vuur ziender- oogen. Vooral de Floraserre heeft groote schade opgeloopen. T. S. GOSLINGA OVERLEDEN. Voorzitter van den Raad van Arbeid te Amsterdam. Te Amsterdam is op 57-jarigen leeftijd over leden de heer T. S. Goslinga, voorzitter van den Raad van Arbeid te Amsterdam. De heer Goslinga, die geboren werd op 6 Januari 1881, was van 1919 tot 16 Juli 1938 voorzitter van den Raad van Arbeid te Leiden en trad met ingang van 16 Juli 1938 als op volger van mr. dr. J. van Bruggen als voor zitter van den Raad van Arbeid te Amster dam op. Ook was hij gerulmen tijd lid van het bestuur der Vereeniging van Raden van Arbeid.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 3