Critiek
op politieke stelsels
Minister Slotemaker geeft Eerste
Kamer een opsomming.
Vele zaken door minister
ter hand genomen.
houde
zich aan zekere grenzen.
Nieuws in het kort.
Bij de stiefkinderen der
Muzen.
DINS D A" "G
7 FEBRUARI 1939
Financiën steeds weer
het struikelblok.
Regeling der spelling
niet ver meer af.
rp aVENHAGE, 6 Februari. Aan de
Memorie van Antwoord van minister Slote-
Ser de Bruine aan de Eerste Kamer inzake
de begrooting voor 1939 voor het departement
van onderwijs wordt o.m. ontleend;
Verschillende leden waren niet voldaan over
liet door den minister gevoerde beleid. Tal van
nnnten welke de volle aandacht verdienen,
wOTden', naar zij meenen, met tot oplossing
g'Dit'oordeel ln zijn algemeenheid bevreemdt
den minister omdat de feitelijke basis voor de
geschetste houding ontbreekt.
Wat de minister deed.
Over artikel 170 der Hooger-Onderwijs-wet
is reeds eenigen tijd geleden het advies van
niratoren en vervolgens dat van den onder-
SaadBevraagd; dit laatste ziet de minister
binnenkort tegemoet. Het vraagstuk van de
onleiding der artsen wordt door den minister
in nauw overleg met zijn ambtgenoot van so
ciale zaken onderzocht. De vraag, of bij toe
lating tot het artsenexamen zekere voorwaar
den niet liggende op wetenschappelijk en
practisch erf, gesteld moeten worden, heeft
hii in onderzoek genomen.
De paedagogisch-didactische opleiding der
leeraren is ter hand genomen. Een uitvoerig
wetsontwerp tot regeling van het voorberei
dend hooger en het algemeen vormend mid
delbaar onderwijs, waarvan bekend is. welk
een aantal belangrijke problemen daarbij aan
de orde komt, is in handen van den Raad van
StOp'het terrein van het nijverheidsonderwijs
valt op te merken, dat het aantal scholen en
cursussen evenals het aantal leerlingen toe
neemt.
De vraag, hoe het zevende en achtste leer
jaar moet worden ingericht voor leerlingen,
die geen ander dan gewoon lager onderwijs
volgen, is in ernstige studie.
Met zijn ambgenoot van sociale zaken is de
minister gezet bezig een voorziening te zoe
ken, die aan de jeugdwerkloosheid tegemoet
kont en waarbij ook bezitters van de onder
wijzers-acte arbeid zullen kunnen vinden.
Op het terrein van kunsten en wetenschap
pen wordt een ontwerp tot bescherming van
den architectentitel voorbereid; voorts geeft
de minister volle aandacht aan de bescherming
van kunstschatten bij oorlog en oorlogsgevaar,
aan de hand van het uitgebreide dezer dagen
verschenen rapport.
De minister acht zeer wel verklaarbaar, dat
men weinig behoefte gevoelt om zich over zijn
beleid in een breed debat met den minister te
begeven! Mochten echter de hier aan het
woord zijnde leden niet het oog, hebben, op het
geheel der paedagogische en cultureele ónder-
we" en, die aan de zorg van den minister zijn
toevertrouwd, doch uitsluitend denken aan
voorzieningen, waarmede belangrijke geldsom
men zijn gemoeid, dan is ook hij van oordeel,
dat voor het huidig tijdsgewricht een uitvoe
rige bespreking weinig baat kan brengen.
De
Alvorens in te gaan op de bijzondere vragen,
die zich inzake de spellingkwestie' voordoen,
legt de minister den vinger bij de verzekering
van verschillende leden, dat onrust en agitatie
op het punt van de schrijfwijze der Nederland-
sche taal zullen blijven voortduren, totdat de
spelling 1934 algemeen is ingevoerd. De mi
nister merkt hiertegenover op, dat eventueele
onrust en agitatie voor de regeering uiteraard
geen gegevens zijn, waarna zij haar beleid
regelt.
Het rapport van de commissïe-Fockema-An-
dreae, dat reeds ontvangen is en in het alge
meen duidelijke lijnen trekt, liet intusschen nog
enkele vragen open, waaromtrent de minister
spoedig een nader rapport verwacht. Alsdan zal
een wijziging van het Koninklijk besluit bevor
derd worden.
Een wetsontwerp met betrekking tot de
schrijfwijze der Nederlandsche taal is gereed en
wordt thans, aangezien het ook voor het rijk
over zee zal gelden, toegezonden aan de daar
toe aangewezen instanties in Nederlandseh-Oost-
Indië, Suriname en Curasao.
Dat tegen een regeling bij Koninklijk besluit,
die van de als wettelijke erkende spelling af
wijkt en niet «p een wet berust, bezwaren kun
nen worden ingebracht, heeft de regeering ten
vorige jare erkend, maar zij achtte en achte ook
thans nog een voortgaan op den bereids in 1934
ingeslagen weg in afwachting van de tot stand
te brengen wet voorshands geboden, zulks om
door een conservatoiren maatregel de verwar
ring niet te vergrooten en om niet door het
scheppen van een vacuum nieuwe onzekerheid
te doen ontstaan.
De „qualiteit" der onder
wijzers.
Algemeene reden tot klacht over de.„qualiteit"
der onderwijzers bestaat er naar de overtuiging
van den minister niet, al heeft hij metterdaad
getoond, dat hij de opleiding van de onderwijzers
niet in overeenstemming acht te zijn met eischen
die daaraan, ook in dezen tijd, in redelijkheid
gesteld mogen en moeten worden.
Bijzondere hoogleeraren.
De bepalingen van de hooger-onderwijswet
ten aanzien van de bijzondere hoogleeraren
vragen ook naar het oordeel van den minister
herziening. Hij heeft deze dan ook in voorbe
reiding genomen en vertrouwt binnen afzien-
baren tijd aan de Staten-Generaal een ont
werp te kunnen aanbieden ter wijziging en
aanvulling van de hooger-onderwijswet.
Wat de Katholieke economische hoogeschool
te Tilburg aangaat, is het den minister niet
duidelijk, welke consequenties eenige leden
willen getrokken zien uit de verandering van
de wettelijke positie der Rotterdamsche
hoogeschool.
Tot subsidieering van de handelshooge-
school te Rotterdam is destijds besloten op
gronden, die met het vraagstuk van de sub
sidieering van het bijzonder hooger onderwijs
geen verband houden.
Intusschen heeft de Tweede Kamer inder
daad zich in beginsel voor subsidieering van
Tilburg uitgesproken, zij het ook, dat zij in
beginsel geweigerd heeft het geld voor deze
subsidieering aan te wijzen.
Bij de voorbereiding der begrooting hoofd
stuk 6 voor het dienstjaar 1940 zal de re
geering zich, overeenkomstig de toelichting
van het amendement-Moller. omtrent den
post beraden.
De hooger-onderwijswet bindt de gemeente
Amsterdam inzake de benoeming van de
hoogleeraren niet aan beperking in de keuze
der personen.
Indien op dit puurt ook te Amsterdam
beperking van vrijheid aanmerkelijk of wen-
sehelijk wordt geacht dan zou daarmede nog
niet uitgemaakt zijn, dat het binden van den
gemeenteraad aan de voordracht van cura
toren de beste waarborgen zou bieden. Voor-
loopig komt het den minister voor. dat aller
eerst plaatselijk de zaak moet worden aan
gevat.
De minister houdt zich gezet bezig met de
vraagstukken, die op het erf van het voor
bereidend hooger en middelbaar onderwijs
leven, gelijk zal blijken uit het eerlang in
te dienen wetsontwerp en niet minder bij de
voorbereiding- der algemeene maatregelen
van bestuur, waarin leerplan en eindexamen
opnieuw zullen geregeld worden.
In hoeverre het onderwijs, aan de gymnasia
en de middelbare scholen verschaft, invloed
heeft op de latere geschiktheid der abituriën
ten tot zelfstandigen arbeid of op de neiging
om in den vreemde een werkkring te zoeken,
is nietgemakkelijk na te gaan. Ongetwijfeld
moet te dezen met tal van andere factoren
rekening worden gehouden. Ook hierbij moet
men zich voor generaliseeren hoeden.
De minister zou de bezwaren willen pogen
te overwinnen door een selectie bij de toe
lating tot het voorbereidend hooger en middel
baar onderwijs waaraan het koninklijk besluit
van 19 Maart 1938 zal kunnen bevorderlijk
zijn; benevens do er een regeling van het
voorbereidend hooger en middelbaar onder
wijs zelf en van de eindexamens, waartoe het
tweede rapport-Bolkestein een belangrijke
bijdrage zal leveren.
Gaarne is minister bereid eventueel wen-
schelijke wijzigingen in de geldende regeling
voor de klassesplitsing aanstcoids te bevor
deren, indien dit zonder vermeerdering van
uitgaven mogelijk is.
Ook vermindering van het getal lessen, voor
het maximum-salaris als ieeraar vereischt,
zal worden overwogen, zocdra voor dit doel
geld beschikbaar zal komen.
De minister acht een redelijke en geleide
lijke uitbreiding van het ambachts-dagonder-
wijs nog steeds noodig, zoowel wat betreft het
aantal scholen, als wat aangaat de toevoe
ging aan bestaande scholen van nieuwe af-
deelingen of leervakken en verbetering van
schoolgebouwen werkplaatsen, inrichting,
enz.
De leerlingenschaal.
Bij de behandeling van de ontwerp-be-
grooting in de Tweede Kamer der Staten-
Generaal heeft de minister eenige malen te
kennen gegeven hoe zeer hij het betreurt, dat
het hem niet mogelijk is een voorstel tot ver
laging van de leerlingenschaal te doen. Over
de groote wenschelijkheid van verlaging dier
schaal bestaat er tusschen den minister en
wien ook geen verschil van meening. De mi
nister heeft dit reeds bij herhaling gezegd,
Slechts omtrent de financieele mogelijkheid
van verlaging der schaal in de huidige bud-
getaire omstandigheden bestaat verschil van
Inzicht.
Invoering van de 40-schaal zou voer het
gewoon lager onderwijs een aantal van ruim
3000 onderwijzers vereischen .hetgeen bij een
gemiddeld salaris van f 2176 plus 4y2 pet.
aan pensioensbijdragen in de toekomst een
uitgave van rond f 7 milllcen zou vorderen.
Deze verhooging van uitgaven alleen reeds
maakt, dat aan de invoering van deze schaal
niet kan worden gedacht.
Met de leden, die te recht de vergelijking
tusschen de wijze van subsidieering van de
lichamelijke opvoeding en van de openbare
leeszalen en bibliotheken wraakten, is de mi
nister van oordeel, dat een consequent doorge
voerde lichamelijke opvoeding van zeer veel
belang, moet worden geacht. Het verplicht
stellen van dit vak bij het lager onderwijs zou
echter van de openbare kassen aanzienlijke
offers vragen, hetgeen de minister thans niet.
verantwoord acht.
Het vraagstuk der beveiliging van onze na
tionale schatten van geschiedenis, kunst en
wetenschap in oorlogstijd ziet ook de minister
als uitermate belangrijk en urgent. Helaas
is het tevens buitengewoon moeilijk en boven
dien kostbaar, zooals blijken kan bij kennis
neming van het onlangs aan hem uitgebrachte
rapport van den directeur van het rijksbureau
voor de monumentenzorg, dr. J. Kalf.
Decentraliseering. verdeeling van althans
het allerbelangrijkste uit dien kunstschat over
een aantal bomvrije bergplaatsen elders, aan
gebracht op minder aan gevaar blootgestelde
punten, waarbij in de eerste plaats de duin
streek in aanmerking komt. Overleg hierover
is met defensie gaande. Ook hier komen ech
ter de kosten om den hoek kijken.
Toelating van Duitsche emigranten
in Nederland.
Duitsch radio-bericht wekt ongegronde hoop.
De Joodsche perscommissie voor bijzondere
berichtgeving verzoekt ons het volgende mede
te deelen:
Zeer groote verwarring is helaas bij vele
Joden in Duitschland teweeg gebracht door een
voor Engeland bestemde uitzending van de
Duitsche radio. Hierin werd een bericht omtrent
Nederland gepubliceerd, waardóór de indruk
werd gewekt, dat de Nederlandsche regeering
7400 Duitsche emigranten, van wie 6400 vol
wassenen en 1000 kinderen, toestemming zal
verleenen, om zich gedurende een bepaalden tijd
in Nederland te vestigen of op te houden.
Merkwaardigerwijze komen deze cijfers over
een met de mededeelingen, opgenomen in de
memorie van antwoord aan de Eerste Kamer
inzake de algemeene beschouwingen over de
rijksbegrooting voor 1939. Daarin wordt gespro
ken van de ruim 7000 Duitsche emigranten ver
leende vergunningen tot toelating, terwijl in aan
sluiting daaraan wordt medegedeeld, dat ver
dere toelating van „groote aantallen vluchte
lingen" niet verantwoord wordt geacht. Daarom
zal slechts in zeer bijzondere omstandigheden
nog toestemming worden verleend. Kennelijk
houdt de bovenbedoelde Duitsche radiouitzen
ding" verband met deze gegevens.
Het hoogst betreurenwaardige gevolg ervan is
inmiddels echter geweest, dat bij vele Duit
sche Joden ten onrechte nieuwe gevoelens van
hoop zijn opgewekt omtrent de mogelijkheid
van toelating tot Nederland. Al te duidelijk is
dit reeds tot uiting gekomen in een stroom van
brieven en aanvragen om toelating, welke alle
refereeren aan de Duitsche radiozending op 3
Februari j.l.
Een halve eeuw geleden
Uit Haarlem's Dagblad van 1889.
7 Februari:
In het jaar 1888 is het Bisschoppelijk
Museum voor Kerkelijke Oudheid, Kunst
en Geschiedenis aan den Kruisweg te
Haarlem, bezocht door 277 personen. De.
verzameling voorwerpen is weer vrij
belangrijk uitgebreid.
Mr. Patijn:
Matiging in sommige gevallen noodig geacht.
Buitenlandsche kwesties voor
Eerste Kamer behandeld.
Aan de Memorie van Antwoord van minister
Patijn. aan de Eerste Kamer inzake de begroo
ting van Buitenlandsche Zaken voor 1939 wordt
het volgende ontleend:
Buitenlandsche politiek.
Wil er van een Volkenbond sprake zijn, dan
is het niet voldoende, dat de wensch tot hand
having van een internationale rechtsorde bij een
deel der staten en dan nog meest kleinere
aanwezig zij, maar dan moet die geest algemeen
zijn. Als de ervaring leert, dat zulks niet het ge
val is en dat, vooral bij groote mogendheden, de
wil tot het handhaven van een internationale
rechtsorde ontbreekt, is er voor de kleine staten
slechts één conclusie mogelijk: te constateer en,
dat het oogenblik voor de verwezenlijking der
volkenbondsgedachte nog niet is aangebroken.
Den kleinen mogendheden te verwijten, dat zij
deze conclusie hebben getrokken, komt den mi
nister ten eenenmale onjuist voor.
Betrekkingen met
Duitschland.
Het belang van goede betrekkingen met Duitsch
land, met nadruk door eenige leden bepleit, be
hoefde der regeering zeker niet te worden voor
gehouden. Zij is er zich ten volle van bewust
dat, afgescheiden van overwegingen van inter
nationaal gemeenschapsgevoel, hetwelk ook in
ons volk als traditie leeft, Nederland's zakelijke
positie in de wereld te allen tijde zoowel waar
borg als beweegreden, zal vormen voor het stre
ven naar een goede verstandhouding tot nadere
mogendheden en met name ook tot Duitschland.
Dat omgekeerd dit streven ten opzichte van Ne
derland ook aan Duitsche zijde bestaat, zag de
regeering met voldoening en waardeering be
vestigd in de jongste rede van den rijkskanse
lier.
Evenzeer overbodig was het dan ook van den
kant der bovenbedoelde leden er op aan te drin
gen „dat van de zijde der regeering zou wordèn
tegengegaan al datgene wat die betrekkingen
kan vertroebelen". Dat bedoelde leden, ter mo
tiveering van dien aandrang (welke overigens
alleen betrekking hebben kan op datgene wat
de regeering zou vermogen tegen te gaan), wij
zen op den indruk, welken het verbod van den
Nederlandsch-Duitschen voetbalwedstrijd te
Rotterdam in de Duitsche pers gemaakt heeft.,
getuigt niet van begrip voor het toch zoo duide
lijk aangewezen standpunt dat de Nederlandsche
overheid, bezield met Nederlandsche opvattingen
van gastvrijheid, had in te nemen. Immers is het
verbod louter ingegeven door den ernstigen
wensch om, door preventief ingrijpen, elke on
aangename bejegening, welke aan gasten van
Nederland onder den verschen indruk van buiten
Nederland gebeurde feiten door daden of uitin
gen van niet te voren aanwijsbare individuen
ten deel zou kunnen vallen, te voorkomen.
Dat een groot aantal leden met beter begrip
voor 't Nederlandsch stnndpunt aanleiding heeft
kunnen vinden ten dezen van instemming met
deze opvatting blijk te geven, strekt haar tot
voldoening, te meer, daar de motiveering dezer
instemming getuigde van denzelfden wensch om
de betrekkingen met den buurstaat voor ver
storing te bewaren.
Wat deze leden in hun repliek aan eerstbe-
doelden opmerken over de houding diergenen in
den lande, die zich, zelfs tot in het Nederland
sche parlement toe, beijveren, in Duitschland
verkeerde voorstellingen te wekken ten opzichte
van de bedoelingen, welke bij de regeerings-
maatregelén in het algemeen, en bij het uitvaar
digen van meer vérmeid verbod in het bijzon
der, hebben voorgezeten, heeft de volledige in
stemming" van den minister.
Elk weldenkende moet dit bedrijf veroordee-
len.
Critiek matige zich.
Meer schade dan zij wellicht zelf vermoeden,
doen echter ook zij, die, al dan niet moedwillig,
de grenzen overschrijden van de critiek, welke
in een tijd van tegen elkander botsende en
elkander onderling uitsluitende politieke ideolo
gieën en hare practische consequenties op zich
zelf onvermijdelijk is. Jammerlijk schieten de
zulken tekort in die wijze matiging, welke juist
nu geboden is, wil ooit een normaal internatio
naal verkeer tusschen landen en volken zich
kunnen herstellen, een ideaal, dat altijd aan de
regeering voor oogen zal blijven staan.
Mogen beide groepen de regeering soms be
moeilijken in haar onveranderd streven om goe
de betrekkingen te onderhouden met een staat,
welks politieke ideologie nu eenmaal tegenge
steld is aan de Nederlandsche, zoo weet zij dat
dit streven in overeenstemming is met het hier-
voren reeds in herinnering gebrachte interna
tionaal gemeenschapsgevoel van het Nederland
sche volk, dat geenszins blind is voor de om
standigheden, waaronder Duitschland zich na de
volt akking van het oorlogslot wederom heeft
opgericht. De regeering zal, volhardende in haar
gedragslijn, er dan te eerder op mogen rekenen
dat de bevoegde Duitsche organen de midde
len zullen bezigen die hun ten dienste staan, op
dat in de publieke uitingsvormen waarover men
in Duitschland beschikt, niet voorstellingen om
trent Nederland een plaats vinden die niet met
de waarheid overeenstemmen, iets waartegen
ons land even gegronde bedenkingen heeft als
welk ander land ook. Afzien aan Duitsche zijde
van het afgaan op bronnen, waarvan het troebel
karakter bekend is als uitgangspunt van daarom
onvermijdelijk onjuiste beoordeelingen, is daar
bij een eerste vereischte.
AANVRAGE VOOR EEN WERKLOOZEN-
MELDINGS- EN KANTOORGEBOUW.
Op vragen van den heer Amelink betreffende
het door de overheid betalen van de loonkosten
voor den bouw van een pand voor den Haag-
schen Bestuurdersbond heeft de minister van So
ciale Zaken geantwoord, dat bij schrijven van
4 Januari 1939 het gemeentebestuur van 's-Gra-
venhage een verzoek heeft ingediend tot mede
werking aan het stichten van een werkloozen-
meldings- en kantoorgebouw door de N.V. Mij.
tot Exploitatie van een volksgebouw.
De minister heeft op deze aanvrage nog geen
beslissing genomen.
Verdere uitvoering van het
Boschplan.
B. en W. van Amsterdam stellen den raad
voor over te gaan tot het doen uitvoeren van
werken als onderdeelen van den aanleg van
het bosch, vormende het werkprogramma-1939.
Deze werken omvatten o.m. het aanleggen van
wegen en sportterreinen en het maken van
bruggen. Verder zal worden voortgegaan met
het in den Buitendijkschen Buitenveldertschen
Polder afgraven van den bovengrond, welke
voor boombeplanting ongeschikt is. De afge
graven grond zal worden vervoerd naar de
kern van den ontworpen heuvel en daarin en
in enkele taiudophoogingen worden verwerkt.
Voor de uitvoering van al deze werken verzoe
ken B. en W. den raad een bedrag van
2.265.000 gulden beschikbaar te stellen.
Jeugdactie voor algemeene hulp
verleening aan kinderen.
In hotel „Pomcaia" te Utrecht, is een ver
gadering gehouden van het landelijk comité
van Jeugdactie hulp aan Joodsche vluchtelin
gen.
Uit de mededeelingen van den secretaris
bleek, dat de jeugdactie zich in de twee maan
den van haar bestaan uitgebreid heeft over
45 plaatsen in Nederland. 38 vereentgingen
en organisaties van allerlei politieke en reli
gieuze overtuiging hebben adhaesie betuigd
met het deel.
In aansluiting op den wensch, op de eer
ste vergadering van het landelijk comité uit
gesproken, werd vastgesteld, dat de jeugd
actie zal zijn een permanent algemeen hulp
werk bij voorkeur voor jongeren onder jongeren
en ten bate van jongeren en dat, onder vol
ledige erkenning van ieders politieke en reli
gieuze overtuiging, de jeugdactie principieel
samenwerking van jeugdigen uit alle kringen
wenscht tot hulpverleening aan noodlijden
den.
In verband hiermee werd besloten onmid
dellijk in contact te treden met de betreffende
comités, om ook de zorg voor het nood
lijdende Spaansche en Nederlandsche kind in
de jeugdactie te betrekken.
Aan het centraal comité werd opgedragen,
onverwijld stappen te doen om tot aanslui
ting bij het Nederlandsch-jeugdleidersinstituut
te komen.
De actie voer asyl-recht, speciaal voor kin
deren, zal worden voortgezet.
SPOORWEGPERSONEEL GAAT
IN UTRECHT FEESTVIEREN.
In verband met herdenking van
het eeuwfeest.
ZESTIGDUIZEND BEZOEKERS VERWACHT.
Naar wij vernemen zal de directie der N.V.
Nederlandsche Spoorwegen het in September te
vieren eeuwfeest ook voor het personeel in al
zijn geledingen niet onopgemerkt voorbij laten
gaan.
Rekening houdende met de beschikbare gel
den, zal de herdenking van deze heugelijke ge
beurtenis bestaan uit een aanbieding aan het
geheele personeel met echtgenooten van een
feestdag te Utrecht.
Daarvoor komen 30.000 employés in aanmer
king. zoodat de domstad dien tijd aan zestig duï.
zend bezoekers(sters) gastvrijheid zal hebben te
verleenen.
Dit bezoek zal verdeeld worden over twintig
dagen, zoodat drie duizend gasten per dag wor
den verwacht.
Zij zullen telkens 's morgens officieel ontvan
gen en door de directie toegesproken worden. Na
een gemeenschappelijken koffiemaaltijd ligt het
in de bedoeling het gezelschap in twee ge
deelten een speciale revuevoorstelling in Ti-
voli alsmede een rondrit per autobus aan te
bieden.
Tenslotte zal het personeel door een finan
cieele bijdrage in de gelegenheid gesteld worden
's avonds op eigen gelegenheid in de stad ver
tier te zoeken.
Bij het omleggen van de jaaglijn van zijn
schip om een in het Oosterdiep bij Veendam lig-
genden baggermolen is Maandagmiddag de vijf
tigjarige schipper Drenth uit Veendam in het
water gevallen en verdronken.
Te Lienden is een complete geheime dis
tilleerderij gevonden.
Prof. dr. H. W. Julius heeft Maandag zijn
ambt als hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te
Utrecht aanvaard met een rede over: „Bacterio
logie en gezondheidsleer in den maalstroom".
Een tweejarig kindje is in een woning in
de Teylerstraat te 's-Gravenhage in een teil met
heet zeepsop gevallen. De kleine liep ernstige
brandwonden op.
Het echtpaar G. Davelaar en W. Davelaar-
v. d. Haar te Bameveld hoopt op 23 Febr. a.s
zijn 60-jarig huwelijksfeest te herdenken.
Hedennacht zijn aan den Baarsjesweg te
Amsterdam twee kleine huisjes, waarin een
kunstsmederij en een sigarenopslagplaats waren
ondergebracht, door brand verwoest.
Op het Daniël Willinkplein te Amsterdam
is een 23-jarige vrouw uit een tram gevallen
en met een hersenschudding naar het Wilhel-
mina-gasthuis overgebracht.
Op vijftigjarigen leeftijd is overleden de
heer T. P. K. Hoogenboom, mede-directeur
van de N.V. Fentener van Vlissmgen Co.'
Katoenfabrieken te Helmond.
Bij de Ned. Scheepsbouw Mij. te Amster
dam is een 19-jarige jongen van een in aan
bouw zijnd schip gevallen en daardoor zeer
ernstig gewond.
Het zesjarig dochtertje van de familie J
v. d. Broek te Veghel is Zaterdagmiddag bij
het plotseling oversteken van den weg door
een motorrijder gegrepen. Het kind is korten
tijd later overleden.
Een Utrechtenaar, die in Amsterdam de
bloemetjes had buiten gezet, miste na het
feest een bedrag van 2.000.
Dezer dagen was ik in een bekend Amster-
damsch artisten-kroegje. Houten vloer, bruine
houten tafeltjes, biljart, tapkast geen
blinde zee-olifant zou er meer schade
kunnen aanrichten dan voor f 10.75, het
vaatwerk niet meegerekend, dat ik toch al
tijd nog op minstens f 3.36 taxeer.
Daar zitten de artisten, de bohème, de toffe
jongens van den geest, de rakkers van de
ontroering, de bevrijdende daad, de bezieling,
de grootheid van palet, lier en woord.
Nou moe
Er zijn veel artistelingen. Nalaopers. Aan
gapers, Imitators, Schoudersklo|ppers: „Ha,
die Piet" en zwetsers. Groote-woorden-kra-
mers, Geweldige theorie-verkondigers. Afbre-
kers. Makers. Doeners. Ik zal 'm hier en
darissen. Mot-je-mijn-net-hebbers.
Dat zit daar rond de ronde tafel in het
midden, om het biljart, waar een houten blad
op is gelegd vanwege de plaatsruimte en de
biervlekken - en aan het buffet op hooge
stoeltjes, de eere-zetels voor de bar-krukken
en dat vergoodt zich zelf, dat vormt klieken
en kransen en clans, dat het aardig is voor
een provinciaal als ik ben, daar eens tusschen
te zitten om eens te meer te ervaren, dat het
peil van de gelagkamer van de eerste de
beste pattelands herberg aardig wat hooger
staat dan dit wereldbestormerdom, dat hier
zijn verzamelplaats gevonden heeft.
Een van de opvallendste eigenschappen
van dit artistieke milieu is, dat er vrijwel al
leen maar artistiekelingen en vrijwel heele-
maal geen scheppende, zoekende, worstelende
kunstenaars zitten. Die schept en zoekt en
worstelt, die werkt. En wie kunstenaar is,
houdt z'n mond dicht en bemint het zwetsen
niet.
Een onmiskenbaar en even duidelijk zicht
baar feit is de ongewasschenheid van deze
ondergeschoven Muzenkinderen en hun on
loochenbare afkeer voor schaar en scheer
mes.
Ik zat daar midden tusschen in in dat
houden kroegje en onder den adem van
Thalia en Melpomene en vond mij zelf een
driedubbelovergehaalde bourgeois, een hope-
looze burgerman, een zielige tuinjongen in de
eindelooze bloemenweelden waar de geest
bloeit en wiegt op den adem der ontroering.
En ik dacht ook dat al deze praatjesmakers
en kletsers en zwetsers geen steentje bijdragen
tot den tempel der cultuur, die zonder hen en
met hen precies even onberoerd en onbewogen
zijn builen naar den eeuwig--blauwen hemel
heft.
En verder dacht ik dat de heele groote
wereld buiten dat heele kleine kroegje zich
heelemaal niet bekommert om wat die me-
neeren met die ongeschoren kaken en die
prachtige kuiven hebben te beweren over de
Muzen, die glimlachend staren naar den
blauwen hemel, over dat cafétje heen.
En terwijl ik dat dacht en de houten bruln-
berookte zoldering zich scheen te openen voor
de diepste diepten en de hoogste hoogten, die
het praten der menschheid begrenzen, zetten
zich -ongevraagd want zoo doe je wanneer
je een vrijgevochten kunstenmaker bent
twee heeren-in-truien naast mij en begonnen,
te praten over een anderen heer in een andere
trui die aan een ander tafeltje zat. Het was
niet diep en het was niet hoog en het was
geenszins hemelsch. Het was zelfs een beetje
helsch. Het was heusch een beetje valsch.
Die heer in die trui daarginds was een prul en
een kladder en een klodder en een burger
mannetje
Toen kwam die klodder van een burgerman
netje naar die twee andere trui-mannen toe
en zette zich bij hen en bij mij en hij kreeg
dikke handdrukken en ferme schouderklop
pen en het was „kerel" voor en „Kees" na.
En er waren een hartelijkheid en een eeuwi
ge vriendschap die voor mij als bourgeois on
bereikbaar zijn als de zevende hemel.
Maar die zevende hemel werd een bruin-
doorrookte zoldering.
En het bestaan van den burger, glad ge
schoren en met een onkunstzinnig pakje aan,
leek mij ineens zuiverder dan dat van deze
muzenkinderen
En dan nog niet eens zoozeer wat het bad
en den kapper alleen betreft.
Mr. E. ELIAS.
Mooie handen met Purol
Ze blijven er zacht en gaaf door.
Doos 30 en 60 ct.
(Adv. Ingez. Med.),
Brand in Diergaarde te Rotterdam.
Floraserre lijdt groote schade.
Maandagmiddag is brand uitgebroken in een
opslagschuur achter de Floraserre in de Rot
terdamsche diergaarde. Het bleek noodig de
hulp van de Rotterdamsche brandweer in te
roepen, die met zes slangenwagens en motor
spuit 2 in de diergaarde verscheen. Na een uur
hard werken verminderde het vuur ziender-
oogen. Vooral de Floraserre heeft groote schade
opgeloopen.
T. S. GOSLINGA OVERLEDEN.
Voorzitter van den Raad van Arbeid
te Amsterdam.
Te Amsterdam is op 57-jarigen leeftijd over
leden de heer T. S. Goslinga, voorzitter van
den Raad van Arbeid te Amsterdam.
De heer Goslinga, die geboren werd op 6
Januari 1881, was van 1919 tot 16 Juli 1938
voorzitter van den Raad van Arbeid te Leiden
en trad met ingang van 16 Juli 1938 als op
volger van mr. dr. J. van Bruggen als voor
zitter van den Raad van Arbeid te Amster
dam op.
Ook was hij gerulmen tijd lid van het bestuur
der Vereeniging van Raden van Arbeid.