HET SPORTGESPREK
DE TRAGEDIE VAN 1573
M'
Over een hoogen rechter en een admiraal.
P. C. Hooft over het beleg van Haarlem.
ET de uitgave van de episode „Het
beleg van Haarlem" uit Hooft's
„Neederlandsche Histooriën" is on
getwijfeld een zeer prijzenswaar
dig werk verricht. Terecht merken de bewer
kers op, dat Hooft speciaal bij het jongere
geslacht als geschiedschrijver feitelijk veel
te weinig bekend is. Hooft dat is voor velen
de lyricus, de blijspeldichter, de pastorale en
politieke dramaturg. Inderdaad, maar dat is
Hooft niet alleen. Hij is óók de historiekun
stenaar bij uitnemendheid, de schepper van
„De Neederlandsche Histooriën seedert de
ooverdraght der lieerschappije van Kijzar
Karei den Vijfden op Kooning Philips zijnen
Zoon", aan welk chef d'oeuvre de zeventiende
eeuwsche meester negentien jaar van zijn
welbesteed leven wijdde.
PIETER CORNEMSZOON HOOFT (1581-1647),
naar een schilderij van Jurriaan Ovens.
(Illustratie uit „Het Beleg van Haarlem").
De historicus Hooft heeft evenzeer als de
lyricus recht op onze volle belangstelling. Niet
alleen omdat hij van het belangrijke en be
wogen tijdvak 1555-1584 een voortreffelijk en
weloverdacht beeld geeft, maar ook omdat zijn
epische stijl haast zonder weerga is, omdat in
den geschiedschrijver de „dichterprins"
spreekt, door wiens machtig beeldend vermo
gen de moedertaal tot waarachtig leven ge
bracht wordt.
Echter hebben wij rekening te houden met
het nuchtere feit, dat slechts een betrekkelijk
klein percentage lezers zich voor geschied
schrijving interesseert en met het even nuch
tere feit, dat Hooft's levenswerk niet minder
dan 27 flinke deelen omvat, welke omvang
voor menigen adspirant-lezer een geduchten
hinderpaal vormt. En daarom kan een frag
ment als dit aan letterlievend Nederland een
belangrijken dienst bewijzen: het kan ons na
der brengen tot de groote, veelzijdige figuur,
die Hooft is geweest en ons wellicht aansporen
in ruimere mate van zijn oeuvre als histo
ricus kennis te nemen. Maar ook het lezen
van dit fragment alleen al zal ieder, die ge
voel heeft voor onze nationale literatuur, ge
notvolle oogenblikken bezorgen. En diegenen,
die in Hooft's taaidomein nog voor puzzles
mochten komen te staan, zullen in de bijge
voegde „Verklaring van stof- en taalmoeilijk
heden" een wegwijzer vinden, die hen op de
juiste paden houdt.
Haarlem vóór het beleg.
IN een brief aan zijn tijdgenoot Huygens
schrijft Hooft over het beleg en den val
van Haarlem: zoo zoude deeze beleeghe-
ring mij, onder verbetering, wel de pijnlijkste
dunken, die tot noch toe in Nederlandt is uit-
gestaen. 't Welk de waerom is, die mij daer-
aan zoo veel woorden heeft doen te kost leg
gen".
De pijnlijkheid van deze meest tragische pe
riode uit de geschiedenis van onze stad begint,
zooals wij in" Hooft's beschrijving lezen, feite
lijk al vóór de „beleeghering". Want onder de
burgerij heerscht ernstig meeningsverschil
over de vraag, of men al of niet verzet zal bie
den aan de verwachte komst der Spaansche
troepen. De meerderheid der vroedschap
spreekt zich uit vóór onderhandeling met Don
Frederik en als gevolg van dit besluit worden
Jonker Christoffel van Schaaghen, oud-bur
gemeester Dirk de Vries en meester Adriaan
van Assendelft met een geheime missie naar
Amsterdam gezonden, waar de zoon van Alva
zich met zijn legermacht ophoudt. Nauwelijks
is dit in de stad bekend geworden, of een hef
tige verontwaardiging maakt zich van een
deel der burgerij meester. En zoo gebeurt het,
dat den volgenden dag hopman Wybout Rip-
perda, „ooverste der stadt", de schutters en
andere burgers in den „Nieuwen Doel" het
gebouw De Doelen in de GasthuisstraÜft, dat
uit 1562 dateert verzamelt en in tegen
woordigheid van Jonker Landslot van. Brede-
rode, Adriaan van Dort, schout, en Gerrit
Stuyver, fel te keer trekt tegen hen, die „met
vollen run naa den vijandt toejaaghen, zoo
ras maar als zijn trom op 't uyterst onzer
grenzen gehoort wordt".
En hij adviseert met klem: „Beeter,
in 't betrachten van eer en eedt tot
den uytersten snik aadems, tot de
laatste drup bloeds voor de vrijheit
der steede gevochten, dan zich wil-
ligh in slaaverny geworpen en de
verfoeyde ziel. onder duyzenderley
dartelheit baldadigheid), hoon en
quellaadje der Spaansche moedwil,
verlooren".
Ripperda's woorden maken diepen indruk.
In een ommezien is de publieke opinie vóór
den tegenstand gewonnen en worden maat
regelen voor de verdediging der stad getrof
fen. Prins Willem van Oranje wordt van de
nieuwe situatie op de hoogte gesteld en vier
vendels versterking ijlings binnen de muren
gevoerd.
Inmiddels licht Hooft ons in over de drie
door de vroedschap naar Don Frederik af
gevaardigde afgezanten. Dirk de Vries blijft
rustig te Amsterdam, waarmede hij zich het
veege lijf redt. De beide anderen keeren op 5
December 1572 naar Haarlem terug, waar zij
onmiddellijk in hechtenis genomen en ver
volgens naar Delft, de residentie van den
Prins, gebracht worden. Het vergaat hun
slecht, want meester Adriaan wordt om een
voorbeeld te stellen „openbaarlijk onthalst"'
en „Jonker Christoffel overleed in de gevan-
genis aan misquaam (mishandeling)zoo men
zeyde, van zwaar pynighen". In Haarlem zelf
worden eenige leden der vroedschap, die vóór
onderhandeling hadden gestemd, tijdelijk in
arrest gesteld en nieuwe burgemeesters en
„scheepenen" candidaten van de schutterij
aangesteld. De nieuwe burgemeesters zijn
Jonker Jan van Vliet, Niklaas van der Laan,
Gerrit Stuyver en Pieter Kies.
De Spanjaarden voor de stad.
lp) E Spanjaarden laten er geen gras over
groeien. Reeds den achtsten December
hebben bij Spaarndam, waar het land tenge
volge van het doorsteken der dijken gedeel
telijk onder water staat, de eerste gevechten
met de voorposten der Haarlemsche verde
diging plaats. Kort daarop vólgt de omsinge
ling der stad door den vijand en zijn Duitsche
en Waalsche huurlingen. „De Spanjaarden",
zoo lezen wij, .sterk zessenderthig vendelen
kneghten, sloeghen zich voor de fcruyspcort
needer; de Duytschen, ach tien vendelen, on
der den Graave van Ooversteyn, voor de
Houtpoort; de Waaien, tweeentwintigh ven
delen, onder Noircarmes, Capres en Liques.
in 't West teeghens den duynkant". Don
Frederik vestigde zijn hoofdkwartier in het
Huis te Kleef. Sommigen schatten de geza
menlijke sterkte der belegeraars op dertig
duizend man. Hooft zelf acht deze schatting
aan den hoogen kant, maar in elk geval was
hun aantal aanmerkelijk grooter dan dat der
weerbare verdedigers, die aanvankelijk uit
weinig meer dan twaalfhonderd krijgslieden
bestonden. Het gelukt echter via het bevroren
water van de Haarlemmermeer, waar de
Spaansche schepen door het ijs ingesloten
waren manschappen, geschut, wapens en
voedsel binnen de stad te krijgen. De verdedi
ging telt tenslotte vierduizend soldaten,
waaronder zich ook Engelschen, Schotten,
Franschen, Walen en Duitschers bevinden.
Verder beschikken de Haarlemmers o.a. nog
over zeshonderd weerbare mannen, „die zelfs
den soldaaten in koenheit niet toegaaven",
ongeveer duizend ..delvers", die aan de ver
sterking der wallen en schansen werken en
driehonderd dappere vrouwen onder Kenau
Simons Hasselaar, „een moedighe mannin,
weduwe van zessenveertigh jaaren, onbespro
ken van leeven en van een der beste huyzen,
die niet sehreumde met spiets, bus en rappier,
in vrouwen gewaadt, den vijandt te keer te
gaan".
Hooft geeft vervolgens een treffende schil
dering van het verloop van de bestormingen
der stad, die door de verdedigers, behalve
met de wapens, met gloeiende kolen, heete
asch en gesmolten lood afgeweerd -worden, de
uitvallen der belegerden, waarbij hun een
enkele maal een groote buit in handen valt
en de mislukte pogingen van de troepen en
de vloot van den Prins om de benarde stad te
ontzetten.
Dat er met ongekende verbittering gevoch
ten werd en de strijd met vele gruweldaden
gepaard ging, komt in Hooft's relaas telken
male tot uiting. Zoo geschiedde het, dat de
Spanjaarden nadat zij een legertje van twee
duizend man, dat ter ontzetting van de stad
uitgezonden doch door den mist den koers
kwijtgeraakt was, verslagen hadden, een
hoofd over de wallen gooiden met de geschre
ven mededeeling er bij, dat dit aan een hop
man van den vernietigden troep behoord
had. De Haarlemmers hingen daarop prompt
twaalf gevangenen op, hieuwen van elf
slachtoffers de hoofden af en rolden die in
een vat in het vijandelijke kamp.
Op het vat was een papier geplakt
met de opdracht" „men zoude den
Hartoghe van Alva voor den tienden
pennink, waar om hij hen beleeghert
hield, de tien koppen ter handt stellen
en 't elfde voor fret interest) oft
woeker; op dat hij oover geen' taaye
betaaling te klaaghen hadde"
krijgslieden de stad binnentrekken en de
Spaansche terreur in al haar gruwelijkheid
over de bevolking losbarst. „Ende verzwolgh
men de lust deezer moorddadigheit op éénen
dagh niet, maar toefde van tijdt tot tijdt, als
om der wreedheit de smaak te lenghen
En na dit bloedige slotbedrijf valt het doek
over de tragedie van het beleg van Haarlem,
die zooals begrijpelijk, „groote versleeghenheit
baarde door 't gansche landt" en onder de
verdedigers en burgerbevolking der stad
honger en ziekten zijn niet vreemd aan dit
hooge cijfer tegen de tienduizend slacht
offers eischte. Waaraan Hooft toevoegt, „dat
ook den Spanj aardt den zeeghe op niet
weenigh bloeds stond", n.l. vijfduizend man,
onder wie zich verscheidene bekende aan
voerders bevonden.
J. H. V.
„Het beleg van Haarlem" uit Hooft's „Neder-
landsche Historiën". Ingeleid en toegelicht
door H. Godthelp en A. J. Schneiders.
Uitgegeven door J. M. Meulenhoff te Am
sterdam.
Een daad en een speech, die
Amerika interesseeren.
vl
De val.
AAR hoe taai het verzet óok maanden
lang wordt gevoerd, tenslotte is de
ongelijke strijd niet langer vol te houden, in
de eerste plaats omdat de Prins niet bij mach
te is den belegerden hulp te bieden. Steeds
nauwer sluit de tang der omsingeling zich om
de stad en de toevoer van levensmiddelen van
buitenaf wordt daardoor vrijwel onmogelijk.
„Al 't kooren op zynde, werd het voeder der
beesten, die ook verslonden waren, menschen-
kost, en begost men broodt van hennip- en
raapzaadt te bakken. Voor toespijs strekte
't vlees van paarden, honden, katten en ander
gedierte, dat onrein en verwaaten, door de
noodt tot not gemaakt werd". Zoo is de toe
stand in Juni 1573. Het einde nadert in snel
tempo.
Na verschillende mislukte onderhandelin
gen met den vijand, waarbij burgemeester
Van Vliet aan het hoofd der deputatie staat,
volgt op 13 Juli de overgave „op genaade oft
ongenaade", waarna Don Frederik en zijn
KLEINE KOl/I-
(Van onzen correspondent te New-York).
De daad die de hooge rechter heeft gedaan
is louter negatief. Justice Louis D. Brandeis
heeft den president der republiek zijn ont
slag aangeboden in een briefje van drie re
gels. En Roosevelt heeft dit ontslag aanvaard
in een langeren blief, toonbeeld van echt-
menschelijke hartelijkheid. Justice Louis D.
Brandeis is pas hersteld van een ernstige
ziekte, hij is in de tachtig en nu gaat hij zijn
plaats in de Supreme Court verlaten. Het
Supreme Court is zoo iets als bij u de Hooge
Raad der Nederlanden. Zoo iets in sommige
opzichten: de hoogste cassatie en de hoog
ste administratieve rechtbank. Vooral in die
laatste hoedanigheid is het Supreme Court
populair. Zij heeft herhaaldelijk de maatre
gelen van den president aan de Grondwet te
toetsen gehad. Als zoodanig is zij een politiek
instrument. Daarover valt, principieel en in
het algemeen, wel wat te zeggen. Geen jurist
zal het goedkeuren dat een gerechtelijk col
lege een politiek instrument is. Zeker niet
wanneer zijn leden worden benoemd door den
president der republiek, die dat instrument
immers moet bespelen. Zoo wordt het allicht
een klavier der presïdentieele consciëntie,
naar welks pijpen het volk in al zijn gele
dingen heeft te dansen. Voor een jurist is dit
onuitstaanbaar. Voor hem zijn de onaantast
baarheid en de integriteit van den rechter de
allereerste voorwaarde voor diens eerbiedwek
kendheid. De Hooge Raad der Nederlanden
wordt in dezen ook samengesteld door een
publiekrechtelijk en politiek lichaam: de
Tweede Kamer. Maar deze benoemingswij ze
vindt haar loutering in het feit dat de Tweede
Kamer uit honderd leden bestaat en dat het
formeele benoemingsrecht berust bij de Ko
ningin, die een niet-politiek persoon is. Het
Supreme Court der Vereenigde Staten wordt
in feite samengesteld door den President der
Vereenigde Staten, die alléén is en die wél een
politiek persoon is. De verkiezing door den
Senaat is in wezen slechts een formaliteit.
Maar laten wij ons op dit oogenblik niet al te
zeer verdiepen in deze overigens wel zeer be
langrijke half-juristische en half-politieke
kwestie. En constateeren wij slechts dat uit
hoofde van zijn samenstelling en werkwijze
het Supreme Court een zeer groote olaats in
neemt in de belangstelling van het souvereine
volk der Vereenigde Staten. Iedere schoen
poetser en iedere bus-conducteur weet wat het
Supreme Court is. Een populariteit die uw
Hooge Raad niet bezit. Van tien Nederlanders,
zoo durf ik wedden, zijn er negen die het ver
schil tusschen den edelachtbaren heer kan
tonrechter en den edelhoogachtbaren heer
president van den Hoogen Raad der Neder
landen niet kennen. En vraag aan tien intel-
lectueelen wie deze edelhoogachtbare presi
dent is en ervaar dan dat tien het u niet kun
nen zeggen. Ik geloof dat er vele redenen zijn,
die den Hoogen Raad niet jaloersch behoeven
te maken op het Supreme Court. Een daarvan
is het kenmerkende verschil in populariteit.
Hoe populair het Supreme Court in Ame
rika is blijkt uit de groote aandacht die de
kranten aan Justice Brandeis' terugtreden
wijden. Hij moge voor een goed deel Roose
velt's New-Deal politiek gesteund hebben, ook
onder de felle bestrijders van die politiek telt
hij klaarblijkelijk niet anders dan vrienden.
Hij was de oudste van de hoogste rechters der
Vereenigde Staten en op één na de oudste in
dienstjaren. Hij was de zoon van een deftige
Joodsche familie, die oorspronkelijk van Oos-
tenrijksche afkomst was. In het begin van
zijn loopbaan stond hij aan het hoofd van een
groot en voornaam advocatenkantoor. In het
begin van zijn optreden als rechter in het
Supreme Court telde hij vele vijanden. Doch
zijn integriteit, knapheid en menschelijke
charme maakten van deze vijandschap hoog
achting en vriendelijke gezindheid. En, zooals
gezegd, ofschoon hij aan 10 van de 16 New-
Deal-wetten zijn sanctie gaf ook onder de
anti-New-Dealers telde hij alleen maar vrien
den. Brandeis is steeds een principieel, of
schoon niet orthodox Jood geweest. Hij inte
resseerde zich altijd voor het lot zijner mede-
Joden. Hij was een even vurig Zionist als ge
trouw staatsburger der Vereenigde Staten.
GROOTE HOUTPOORT
SCHOTIER5T0REN
N OOODEN
HAARLEM TIJDENS HET EELEG, naar een oude kaart uit de 17de eeuw.
oude kaartteekenaars teekenden hun plattegronden van de plek uit, waar zij
stonden, zoodat het Noorden hier beneden en het Zuiden boven ligt.
(Illustratie uit „Het beleg van Haarlem").
Men zegt dat hij het is geweest die in 1920
de Balfour-Declaratie, die de verwezenlijking
wilde zijn van het Zionistische program, te
Londen heeft verworven. Li den laatsten
herfst heeft hij onmiddellijk na de anti-Jood-
sche maatregelen in Duitschland president
Roosevelt opgezocht en het werd bekend dat
de hooge figuur met de wapperende witte
haren de trappen van het Witte Huis beklom
men had om voor zijn ras te pleiten. Nu, na
zijn aftreden, beoogt hij ook zich te wijden
aan Joodsche aangelegenheden.
In zijn privé-leven is ex-justice Brandeis de
eenvoud zelf. Zijn Washingtonsche woning is
onopvallend. Zijn appartement is de kiuis
van een geleerde: vol met boeken en tijd
schriften. Daarbij werkt zijn secretaris. Zelf
werkt hij in een kleine, vrijwel kale kamer.
Van de negen leden van het Supreme Court
had hij, zoo schrijven de Amerikaansche
kranten, het eerbiedwekkendste uiterlijk. En
de New-York Times, een van de waardigste,
ernstigste en meest-gezaghebbende dagbladen
schrijft: „Het aftreden van Justice Brandeis
neemt van de banken van het Supreme Court
een van de grootste rechters van onzen tijd
weg. Bijna een kwart-eeuw is het geleden
sedert Woodrow Wilson de aanbeveling tot
zijn benoeming aan den senaat zond. De storm
die daartegen toen opstak lijkt nu welhaast
ongeloofelijk. Zijn wijsheid, zijn uitzonderlijk
doorzicht, de preciesheid van zijn formulee-
ringen en zijn groote eerlijkheid hebben hem
geplaatst tusschen de belangrijkste leden van
het Hof". Zooals dat steeds gaat: reeds thans
worden gissingen gemaakt over Brandeis' op
volging. De namen die genoemd worden zijn
die van Senator Swellcnbach en van rechter
Harold M. Stephens.
En nu nog een enkel woord over de speech
van den admiraal. Dat is een geheel ander
onderwerp. Het voert ons van de rust en de
bezonkenheid van den tempel des rechts naai
de onrust en de bewogenheid die de wereld
teisteren. De admiraal is Clark H. Wood
ward. Hij heeft gesproken voor een aantal
ingenieurs die werkzaam zijn in de metaal
nijverheid. En zijn toespraak heeft niet nage
laten indruk te maken op de Amerikaansche
openbare meening. De admiraal heeft gewe
zen op het feit dat de Vereenigde Staten in
1917 zeer onvoldoende voorbereid waren voor
hun deelneming aan den wereldoorlog. „Bij
de crises, die op het oogenblik in Europa en
Azië heerschen", zoo zeide rear-admiral Clark
H. Woodward, „moeten wij er diep van door
drongen zijn dat wij voor iedere eventuali
teit, en dat wel op uiterst korten termijn, ge
reed moeten zijn. Het is te laat, daarmee te
beginnen, wanneer een conflict is uitgebroken.
Zulke voorbereidingen moeten geschieden op
wetenschappelijke en economische basis en
met een koel hoofd, zoolang er nog tijd voor
is. En wij moeten niet praten over her-bewa
pening, zoolang er van bewapening eigenlijk
nog niets eens sprake is. Gedurende de 160
jaren van ons nationaal bestaan hebben de
Vereenigde Staten nooit een leger en een vloot
gehad die deze groote natie waardig zijn ge
weest. Het eenige dat wij op dit gebied heb
ben verricht, is de uitvoering van een onvol
doend verdedigingsstelsel geweest. Wanneer
wij ooit, wat God verhoede, weer den oorlog-
in moeten, dan kunnen wij het ons niet ver
oorloven ons geplaatst te zien tegenover de
zelfde desorganisatie als in 1917-1918. Wij zul
len waarschijnlijk nooit meer bondgenooten
hebben, die gedurende vele maanden den
vijand zullen tegenhouden. Wij moeten hier
voor kunnen rekenen op onze industrie en
onze industrie is op dit oogenblik al evenmin
gereed".
Dit is slechts een korte aanhaling uit 's ad
miraals opzienbarende redevoering. Maar zij
is kenschetsend voor een groot deel van de
publieke opinie in de Vereenigde Staten. Want
wie meent dat na vele dagen varen over den
Atlantischen Oceaan het oorlogsgerucht, dat
in Europa heerscht, eenigszins verstomd zal
zijn, heeft het mis. Hier houdt men zich
evenzeer en even hartstochtelijk met deze
dingen bezig als in het oude werelddeel. En
men ziet hier niet alleen Europa, doch ook
Azië. Verscheen niet onlangs in de Ameri
kaansche pers de mededeeling, dat Japanners
groote stukken grond in Costa Rica hebben
aangekocht om daar katoen te gaan verbou
wen en werd daarbij niet van gezaghebbende
zijde zonder omwegen de waarschijnlijkheid
geopperd, dat deze katoen slechts een voor
wendsel is en dat het in werkelijkheid de be
doeling zou zijn, in Costa Rica Japansche
vliegtuigbases te bouwen? Zonder eenigen
twijfel trachten zoowel Duitschland als Japan
groote belangen te veroveren in Midden- en
Zuid-Amerika. De Vereenigde Staten zijn be
zig daar hun tactiek tegenover te stellen. Zij
dingen op alle mogelijke wijzen niet alleen
naar de gunst van de groote republieken
Mexico, Argêntinië en Brazilië, maar ook naar
dien van de voor Europeesche begrippen vrij
vage figuren der kleinere Midden- en Zuid-
Amerikaansche democratische en totalitaire
staatshoofden. De kleine, sterke man van
Cuba, de merkwaardige halfbloed-korporaal
kan daarover meepraten. Hij wordt hier ge
fêteerd als een halfgod.
E. E.
„Joodsche Nationale leger"
kondigt zich aan.
JERUZALEM, 2 Maart. Een geheimzin
nige radiouitzending heeft vandaag plaats ge
had. Door een geheimen zender klonk een
mysterieuze stem, die in het Hebreeuwsch
verklaarde, te spreken namens het „Joodsche
Nationale Leger". Dit neemt de verantwoor
delijkheid op zich van de bomaanslagen, die
Maandag gepleegd zijn en waarbij 36 Arabie
ren gedood zijn en 54 gewond.
De geheimzinnige stem zeide, dat de kracht
van de Joden niet onderschat moet worden. De
uitzending werd begonnen en beëindigd met
de woorden „Groet van Zion" en volgens den
omroeper zal de uitzending geregeld herhaald
worden. (United Press)-
VAN DE WET
De werkzaamheden
van het Bureau voor
Medische Sportkeuring
Geneeskundige keuring van sportbeoefe
naren door middel van sportkeuringsbureaux
is in ons land nog van betrekkelijk jongen
datum; het is nog maar acht jaar geleden
dat het eerste bureau in Nederland werd op
gericht met het doel. die maatregelen te tref
fen, welke kunnen verhinderen dat zij, die
zich aan lichaamsoefeningen wijden, daar
van voor hun gezondheid nadeel ondervinden
Daaruit blijkt, dat de medische sportkeuring
een voorbehoedende taak heeft, immers, zij
tracht te voorkomen dat door de sportbe
oefening schade aan het lichaam wordt toe
gebracht, wanneer die sport te zware eischen
aan dat lichaam stelt.
Ook in Haarlem is een bureau gevestigd,
waarvan de arts D. Hubert voorzitter en dé
heer H. L. W a r n i e r secretaris is. Wij hebben
aan beide heeren eens naar hun bevindingen
gevraagd.
De heer Hubert belicht het onderwerp
van medischen kant.
„Er valt weliswaar een belangrijke toene
ming te constateeren in het aantal van hen,
die zich voor keuring aanmelden, maar er zijn
toch nog steeds vele sportvereenigingen, die
er nog niet toe zijn overgegaan, hun leden
en vooral de jongeren te verplichten, zich aan
een keuring te onderwerpen. Dat is natuurlijk
in de eerste plaats wenschelijk voor de adspi-
ranten, opdat kan worden vastgesteld of zij
aangeboren of verkregen afwijkingen hebben,
die gevaar op kunnen leveren bij sport
beoefening.
Voorts kan uit het onderzoek blijken: a. of
het beoefenen van een bepaalden tak van
sport de kracht van den gekeurde te boven
gaat en b. of hij ongeschikt is om aan groote
wedstrijden deel te nemen en een zware trai
ning te volgen. Dit geldt zoowel voor meer ge
vorderden als voor adspiranten.
Het is dan ook in hooge mate wenschelijk,
dat alle sportvereenigingen consequent hun
adspiranten laten keuren, waarvan het voor
deel zeer zeker tegen de geringe kosten op
weegt. En tevens zou het nuttig zijn voor de
ouderen, alvorens zij aan zwaardere wed
strijden gaan deelnemen.
Meermalen hebben wij door een tijdig on
derzoek jongelui behoed voor de gevolgen van
de beoefening van een tak van sport, die hen
vroeg of laat door ongelukken of gebreken
duur te staan zou zijn gekomen en waarvan
die sport dan de schuld zou hebben gekregen".
De heer Warnier, referendaris, belast met
de leiding van de afdeeling Lichamelijke op
voeding ter Gemeente-secretarie, sprak zijn
bevreemding uit over het feit, dat zoovele ver-
eenigingen voor de kosten der keuring terug
schrikken, hoewel die kosten toch zeer gering
zijn en een door den geneesheer bevolen her
keuring niet behoeft te worden betaald.
„Aan het Haarlemsche bureau zijn zestien
doktoren verbonden, waarvan er, de maanden
Juli en Augustus uitgezonderd, eiken Woens
dagavond twee ongeveer tien keuringen ver
lichten. Deze keuring geschiedt in het Groote
Gasthuis. Eenigen tijd geleden hebben de Re
genten een tweeden avond op aanvraag be
schikbaar gesteld, doch daarvan is tot nu toe
nog slechts sporadisch gebruik gemaakt.
Het aantal keuringen bedraagt per jaar 300
a 350 en behalve in 1937 is er een voortduren
de stijging waar te nemen.
In het eerste jaar van de instelling (1928)
meldden zich nog geen 200 gegadigden aan,
doch naarmate het instituut meer bekendheid
verkreeg, kwamen er steeds meer. In 1937
werden gekeurd: 169 voetballers, 4 korfballers.
21 gymnasten, 29 zwemmers, 7 roeiers (in 1938
meer), 21 athleten, 2 handballers, 7 boksers,
17 worstelaars en gewichtheffers, 15 wande
laars, 2 skiloopers, 1 wielrenner en 3 zonder
nadere aanduiding, in totaal 295. Het is jam
mer. dat het bureau zonder eenige subsidie
moet werken; wel ont
vangen de doktoren
sinds 1934 een klein
honorarium, dat echter
veel te gering is naar
verhouding van hun
arbeid. Zij stellen zich
beschikbaar uit liefde
voor de sport en uit be
langstelling voor het i
werk, waarvan zij de
beteekenis inzien; men
kan hun streven dan
ook niet genoeg waar-
deeren. Het zal duide
lijk zijn, dat het bu
reau ieder jaar met I
een financieel tekort
werkt. Van de gegadig
den wordt ongeveer 66
procent goedgekeurd; voor de overigen wor
den verschillende beslissingen genomen, te
weten: .onvoorwaardelijke afkeuring, afkeu
ring voor wedstrijden, doch niet voor sport
beoefening en ten derde een groep, die voor
bepaalde behandeling naar hun huisarts
wordt verwezen.
In hoofdzaak melden zich jongeren (van 14-
20 jaar) aan; er komen slechts weinigen, die
boven de 25 zijn. Ook het aantal meisjes is
gering; de verhouding tot de jongens is 1 op 8.
Bij de oprichting van het bureau sloten zich
34 vereenigingen aan, thans bedraagt dit aan
tal 40. Eenige jaren geleden heeft de Minister
van Waterstaat bepaald, dat adspirant-zweef-
vliegers zich aan een speciale keuring bij een
der bureaux van de Federatie moesten onder
werpen. In 1938 werden door ons bureau twee
dergelijke onderzoeken verricht, waarvan de
eischen in overleg met het Departement van
Waterstaat worden vastgesteld. Deze eischen
zijn natuurlijk meer uitgebreid dan voor ge
wone sportbeoefening".
„Acht u een algemeene verplichte keuring
van sportbeoefenaren gewenscht?"
„Daar gevoel ik weinig voor: ik zou daaren
tegen wenschen, dat het besef rijpte, hoe
nuttig deze keuring is. Als dat besef langza
merhand in de sportwereld doordringt, zou
liet zich als het ware als een olievlek uitbrei
den".
H. L. Warnier
Blijde gebeurtenis aan liet
Japansche Hof.
Keizerin schenkt het leven aan een dochter.
TOKIO, 2 Maart (Domei-A.N.P.) De keize
rin heeft het leven geschonken aan een doch
ter. Moeder en kind maken het goed. De
blijde tijding is aan de bevolking meegedeeld
door de radio, door het loeien der sirenes ge
durende een minuut. De keizerin heeft thans
twee zoons en vier dochters. Een dochter is
enkele jaren geleden gestorven.
Voor de bevolking zal het, naar United
Press meldt, drie dagen feest zijn. Alle huizen
van de residentie moeten gedurende deze
dagen bevlagd zijn.