H"
Politieke chaos in België,
Duinen, duinwater en waterleidingen.
Schoonheid van het duin wordt
door villa-bouw bedreigd.
Qsiö)' Per^lie
Zullen de nieuwe verkiezingen
een oplossing brengen
Litteraire
Kantteekeningen.
HET STRAND. Duizendguldenkruid verdwijnt langzamerhand als de duinen
uitdrogen.
-ET vraagstuk van de duinen, het duin
water en de waterleidingen houdt
thans weer vele gemoederen bezig.
In onze provinciale colleges is er over
gedebatteerd en in Den Haag is een proces
gevoerd tusschen een oud-gezant, die grond
bezitter is in Wassenaar en de gemeente Den
Haag. De eischende partij had als deskun
dige o.a. onze oud-stadgenoot prof. Jeswiet en
de advocaat van de gemeente bracht zelfs
hulde aan de rapporteurs van de tegenpartij.
Tegelijk heeft de Haagsche gemeenteraad
een bedrag gevoteerd om Lekwater in de dui
nen te brengen.
In Noord-Holland hebben we ook een proef
installatie om IJselmeerwater als drinkwa
ter te gebruiken.
Uit dit alles blijkt wel, dat we voor een om
mekeer staan in de wijze van drinkwaterwin
ning.
Wat gebeurt er eigenlijk precies met de
duinwaterwinning
In de duinen, ook dicht bij zee bevond zich
vroeger een groote hoeveelheid uitstekend
aoet water, dat daar gekomen was door den
regenval.
In de polders wordt dit regenwater in de
regenrijke perioden afgevoerd naar de zee.
In de duinen vloeide het deels af naar de
polders (Brouwerskolk bij Overveen!) deels
naar zee, wat op het strand nu soms nog zicht
baar is, en een groot gedeelte verdampte in
hoofdzaak omdat het opgenomen werd door
den plantengroei, die het met warm en winde
rig weer sterk verdampte. In den winter stond
het water soms zoo hoog, dat men op de
schaats naar Zandvoort kon rijden.
Hieruit volgt al dat een duinterrein dat
slecht begroeid is, een hoogeren waterstand
heeft dan één met een dichte begroeiing, bijv.
van bosschen, die ontzettend veel water ver
dampen.
En hieruit volgt ook dat een duinterrein dat
goed begroeid raakt of dat pas beboscht is,
een dalenden grondwaterstand zal vertoonen.
En dit is inderdaad in veel duinen zonder
waterleidingen ook waar te nemen fo.v. op
Texel.
Een tweede oorzaak van de uitdroging van
de duinen is te vinden in de vele vaarten,
sloten en kanalen die tot vlak bij de dui
nen gegraven worden, soms dwars door de
duinen zooals op Texel en Terschelling met de
opzettelijke bedoeling de duinen droger te ma
ken. In onze buurt worden die kanalen ge
graven om de zanderijen met een schuit te
kunnen bereiken.
Tegelijkertijd ontstaat dan goed tuin-land,
dat prachtig op „polderpeil" ligt en waar men
dus nooit klaagt over gebrek aan grondwater.
En ook niet over teveel in den winter en te
weinig in den zomer zooals in de streek van
Heemskerk.
Verder is er nog een schijnbare uitdroging
van de duinen in extra droge zomers en in
duinen met stuifkoppen zoodat de laagten
door den wind opgehoogd worden met zand
van de hoogten..
Al is dit maar één d.M. dan heeft dit een
drogeren toestand van die laagten tengevolge
De oorzaak hiervan is meestal te vinden in
een overbevolking van konijnen. Duinen zon
der konijnen en met waterleidingen zijn be
ter begroeid dan omgekeerd.
En dan hebben we de waterleidingen die
ontegenzeggelijk het hunne bijdragen tot uit
droging van de duinen.
Aan de hand van het voorgaande is ieder
lezer duidelijk, dat die waterleidingen niet de
eenige oorzaak zijn.
Maar als we weten dat in sommige water-
winplaatsen de dubbele hoeveelheid afgevoerd
wordt naar de steden van wat er nog met regen
en sneeuw bijkomt, dan is het duidelijk dat
veel waterleidingen voor een groot deel, zoo
niet voor het grootste deel er toe bijdragen
dat de waterstand daalt.
Het minst merkt men dit als in hoofdzaak
uit de diepte gewonnen wordt en een ondoor
dringbare klei- of veenlaag het oppervlakte
water verhindert om naar beneden te stroo
men.
Maar waar een gemeente zooals Amster
dam, in de eerste plaats oppervlaktewater
wint door middel van open kanalen, daalt het
grondwater tot 34 meter cn meer be
neden den vroegeren stand.
De gevolgen van deze uitdroging.
Op de hellingen en toppen, die vroeger ook
meer dan 1 M. boven het grondwater lagen
kunnen we daar niets van merken, omdat ook
vroeger het grondwater daar geen invloed
uitoefende. De wortels van de planten gaan
zelden dieper dan 1 M. en wat dieper gaat,
zooals de wortels van boomen als Eiken is ook
wel in staat de daling van het grondwater
mee te maken, door de wortels dieper te laten
groeien.
Op de lage plekken, die nat waren, treden
groote veranderingen op in de begroeiing.
De echte moerasplanten als Kattestaart, Par-
nassia en Moeras-orchideeën verdwijnen.
Soms houden ze jaren stand als peuterige
exemplaren. Komt er weer eens een natte zo
mer dan staan ze soms weer vroolijk te
bloeien.
Herstel van de moerasflora heeft ook dik
wijls plaats op een lager niveau door uitstui-
ving. Maar dit is slechts zeer plaatselijk en die
weinige plekjes gelden als de laatste refu-
giën van een verdwijnende duinflora. Ieder
jaar bezoek ik ze en kon tot mijn plezier con-
stateeren dat de daling van het grondwater
in de laatste jaren tot staan gekomen is, on
danks betere begroeiing van de duinen en uit
breiding van de bevolking en meer water
verbruik.
Schijnbaar is dus een evenwichtstoestand
ingetreden. Maar dit is alleen aan de opper
vlakte het geval.
Het zoete water drijft als het ware op het
zoute water, dat zwaarder is. Wordt er van
boven afgenomen dan wordt het automatisch
van onderen aangevuld metzout water.
De lezer gevoelt wel dat hier sprake is van
roofbouw en dat het volkomen logisch is dat
gedacht wordt aan het aanvullen met water
uit de groote rivieren en uit het IJselmeer.
Zoo heel vreemd is het eerste niet. Rotter
dam gebruikt uitsluitend rivierwater dat vroe
ger vrij slecht maar den laatsten tijd vrij
goed is, dank zij een moderne wijze van zuive
ring.
Maar het duinwater is zoo uitstekend, dat
het rivier- en IJselmeer-water er ver bij ach
terstaat, zoodat de deskundigen er ongaarne
toe overgaan het mindere water aan te voe
ren.
Ook verzet zich daartegen een militair be
zwaar. Bij een eventueele bezetting van ons
land ten oosten van de waterlinie is men in
staat de aanvoer-installaties onklaar te ma
ken.
Maar het zal er toch van moeten komen en
Den Haag heeft reeds een groot bedrag gevo
teerd om Lek-water aan te voeren.
Amsterdam gebruikt reeds veel water uit het
Abcouder meer en uit de Vecht. Een ander
middel is de verspilling tegen te gaan. Am
sterdam dat geen watermeters kent voor iede-
ren bewoner heeft een verbruik dat tweemaal
zoo groot is per bewoner als Haarlem.
Dit wijst wel op een verspilling van 50 pet.
Maar zelfs al zou men dit grootendeels tegen
kunnen gaan dan komt de uitbreiding van de
bevolking weer zijn aandeel vragen van het
waterverbruik.
Moerasflora zal zich herstellen.
Indien men zooveel water in de duinen
brengt, of zooveel minder verbruikt dat
het waterpeil eenige meters stijgt zal zeker de
moerasflora zich herstellen. Bij Wijk aan Zee
hebben we kunnen zien hoe het water snel
steeg in de laagten toen tijdens het bouwen
van een nieuwe sluis het overtollige water uit
den bouwput naar Wijk aan Zee gepompt
werd.
Maar het was van te korten duur om een
verandering te constateeren in de flora.
De fauna vooral zal er op vooruit gaan. Een
den zullen overal broedplaatsen zoeken langs
de plassen en alle mogelijke vogels zullen
drinkgelegenheden vinden.
De duinen met plassen als op Texel en
Voorne zijn veel rijker aan vogels dan de dro
ge Bloemendaalsche duinen.
En waar hier op een enkele plek een plasje
is, of een kunstmatig meer gegraven is als bij
Bakkum werkt dit als een magneet op de vo
gelbevolking.
Op den boomgroei zal dit geen anderen in
vloed hebben dan wat berken en wilgen. Die
houden van een nat voetje.
En op de hellingen en toppen zal het in het
geheei geen invloed hebben.
We hebben in de duinen drie belagers van
hun schoonheid en natuurlijk karakter:
De ergste is de villabouw, een mindere is de
konijnen-overbevolking en een nog mindere
is de aardappel-roofbouw die in sommige dui
nen veel kwaad doet.
De waterleidingen kunnen ook veel kwaad
doen. vooral als er met open kanalen gewon
nen wordt.
Maar ze zijn ook een rem tegen villabouw en
vele waterleiding-directies zorgen in ander
opzicht weer goed voor hun duinen. En als
nu de periode van waterroof voorbij raakt, het
wetenschappelijk inzicht en de plan-econo'-
mie ook hier zegeviert, dan mogen we dubbel
dankbaar zijn dat onze duinen door middel
van de waterleidingen in handen van de
gemeenschap gekomen zijn.
Dit mogen ook de bollenkweekers beden
ken, die. zich in den laatsten tijd ook weren
tegen de waterleidingen. En uitingen van die
zijde dat het duin een dorre vlakte zou wor
den door de waterleidingen, zijn niet houd
baar.
Het beste bollenland aan den duinrand
wordt nog altijd gevonden bij Noordwijker-
hout, vlak bij de winplaats van de Amster-
damsche waterleiding, maar op polderpeil. En
klaagt men in Heemskerk ook niet telkens over
te veel water?
Intusschen hoop ik toch, dat de roof-
bouw-periode op ons ..zoete" duinwater snel
ler afgesloten wordt dan nu het geval is. En
ook uit billijkheidsoverwegingen.
Want de duinen zijn toch te mooi en te goed
om als wingewest dienst te doen. We moeten
ze beschouwen als een nationaal-park, als
een natuurmonument waar we integendeel
iets voor offeren moeten.
Zooals we ook offers brengen voor het be
houd van kunstschatten.
En als dan die duinen weer iets terug geven
geestelijke en lichamelijke gezondheid aan
duizenden stedelingen dan herinnert dit ons
aan den dubbelen plicht die duinen te bewaren,
aan den villabouw en andere vormen van na-
tuurvernietiging een halt toe te roepen, en ook
aan roofbouw op het water.
C. SIPKES.
Als u tóch iets moet verliezer-
En u Hebt 't voor't kiezen
Dan uw V
ievér dan een uur
verd'reh levensduur!
Kwestie Martens nog
steeds de twistappel.
Ik was deze week in een Brusselsche bios
coop. Toen het filmjournaal vertoond werd,
verscheen ook het „nieuwe ministe
rie" op het doek. Het gelach, dat toen uit de zaal
opsteeg, is kenmerkend voor den huidigen toe
stand in België. Men is hier de laatste weken
verzeild geraakt in een dergelijken chaos van
ministers, ex-ministers, toekomstige ministers
en ex-toekomstige ministers, dat het besluit
tot ontbinding van het parlement en het uit
schrijven van nieuwe verkiezingen min of meer
als een opluchting werkt. In de huidige periode
van economische en politieke onzekerheid zijn
nieuwe verkiezingen met als inzet het nationa-
liteitenvraagstuk en de sociale tegenstellingen
gevaarlijk, maar de laatste weken van steeds
wisselende regeeringen en politieke agitatie wa
ren niet minder gevaarlijk en deden daarbij nog
eenigszins komisch aan.
Het is met de politiek in België op alle ma
nieren spaak geloopen, gelijk wel blijkt uit de
scherpe woorden, die Koning Leopold III liet
hooren om de „politieke dwalingen van den
laatsten tijd, die geen anderen uitweg dan de
ontbinding laten", te laken.
Over de directe aanleiding tot het ontbindings-
besluit kan ik kort zijn. Eenerzijds waren het
de liberalen, die geen deel willen uitmaken van
de regeering, zoolang dr. Martens Academielid
is, anderzijds weken de meeningen van socia
listen en Katholieken op financieel gebied zoo
uiteen, dat voor de stabiliteit van hun combi
natie opnieuw na enkele weken gevreesd moest
worden. Bovendien vreesde men, dat de „haute
finance" zich weinig toeschietelijk voor de schat
kist zou toonen zoolang de liberalen in de oppo
sitie bleven.
En zoo bevindt België zich op het gevaarlijke
punt, waarop zal moeten blijken of de nationale
eenheid bestand is tegen deze krachtproef der
nieuwe verkiezingen. Verschillende persorga
nen meenen te moeten betwijfelen dat de uitge
schreven verkiezingen, die volgens het even
redig kiesrecht plaats vinden, ingrijpende
machtsverschuivingen zullen brengen. Stippen
wij hierbij aan dat de thans ontbonden en in
1936 gekozen Kamer bestond uit 70 socialisten,
63 Katholieken, 23 liberalen, 20 rexisten, 16 na
tionalisten en 9 communisten. De Senaat be
stond uit 167 leden, waarvan 101 gekozen wor
den door het algemeen kiezerscorps, 44 door de
provinciale raden en 22 door coöptatie van den
Senaat. Hiervan waren 66 socialisten, 57 Ka
tholieken, 19 liberalen, 12 rexisten, 9 Vlaam-
sche nationalisten en 4 communisten.
Het gematigde Katholieke dagblad, de „Ving-
tième Siècle' schrijft: „Het is niet het kiezers
corps, dat de zaak Marlens zal oplossen en het
nieuwe Parlement zal haar weer op haar tafel
vinden, noch zal de kortheid der gestelde ter
mijn een verbetering van de parlementaire ver
tegenwoordiging vergemakkelijken. (Binnen 5
dagen moeten de eandidaten gesteld worden voor
de verkiezingen die op 2 April a.s. plaats vin
den). Ook zal het kiezerscorps niet de lijn van
de economische en financieele politiek bepalen,
waaromtrent de huidige hooge heeren van de
economie en de technici der publieke financiën
niet tot een accoord kunnen komen".
Evenals de socialistische organen stelt ook dit
blad de liberalen verantwoordelijk voor de poli
tieke agitatie, waarin het land nu weken lang
gedompeld wordt. De conservatieve „Nation
beige", die steeds met felheid tegen de Vlaam-
sehe eischen heeft gestreden, noemt deze ver
kiezingen „een sprong in het duister", met als
voornaamste thema's het geval Martens en in
Wallonië: de deflatie voorgesteld als een sa
menzwering der bezittenden tegen het levenspeil
der arbeiders. Dit blad gelooft, dat de meenings-
verschillen na de verkiezingen nog scherper zul
len blijken dan er voor. „De krachtsverhoudin
gen in de nieuwe Kamers zullen dezelfde blijven
en het eenig verschil zal zijn. dat de toestand van
het land inmiddels slechter is geworden".
De Katholieke Vlaamsche „Standaard" doet
een wat optimistischer geluid hooren. Volgens
dit blad zal de inslag van deze verkiezingen het
financieel herstel zijn en zij herinnert aan het
gezonde programma van het Katholieke Blok:
inkrimping van staatsuitgaven, spaarzaamheid
en besnoeiing.
Het blad verwacht een bevestiging van de
Vlaamsche standvastigheid, die gedurende de
afgeloopen week zoo duidelijk is gebleken, ter
wijl de cultuurzelfstandigheid thans ongetwijfeld
op den voorgrond zal treden, met als-eerste stap
Farnassia, dc eerste plant, die verdwijnt, als
de duinen uitdrogen.
De Zwerftocht van Belcampo.
A'dam, Uitgeversmaatschappij
Kosmos.
Belcampo is een masker waarachter een
zonderling schrijver verborgen zit die om ve
lerlei redenen onze bijzondere aandacht ver
dient. Het boek dat wij hier aan te kondigen
hebben werd vroeger al eens in beperkte op
laag door hemzelf uitgegeven, een „private
edition" die misschien nog wel eens biblio-
phiele waarde zou kunnen krijgen, en daar
vóór schijnt hij op dezelfde wijze ook „Ver
halen van Belcampo" in het licht gezonden
te hebben, die ons langs een omweg in handen
kwamen.
Dat „De Zwerftocht" nu, zeer behoorlijk
door Kosmos uitgegeven, een veel grooter aan
tal lezers zal kunnen bereiken lijkt mij ook
voor hen een voordeel, want werk van dit ge
halte is even zeldzaam als merkwaardig. De
zeldzaamheid erkent de lezer al op de eerste
bladzijden. Zoo luchtige kost wordt ons door
onze landgenooten zelden voorgezet in zoo
verzorgden vorm. Het merkwaardige ontdekt
de lezer langzamerhand als hij die luchtigheid
analyseert, en als elementen daarvan: een
gefundeerde beschaving, een studentikooze
beeldformatie en een ingeboren gevoel voor
muzikantengijn afzonderlijk zet. Wederom
dooreengemengd vormen zij het merkwaar
dige product van Belcampo's verhaaltechniek,
waarin beurtelings gevoelige ernst en lachen
de spot optreden of van tijd tot tijd in elkaar
overgaan. Boeiend is deze verteltrant zeker en
men denkt zich den schrijver als een mensch
die, onder gegeven omstandigheden voor zijn
kennis geen emplooi vindend en voor zijn nei
gingen geen klankbord, de gelukkige gedach
te krijgt een en ander in zyn rugzak te pak
ken en als vrij man het vrije veld in te gaan
De lezers danken er een onderhoudend boek
aan.
Met in den rugzak de verworven academi
sche kennis, het talent van den snelteekenaar-
portrettist en de gave van het goede humeur,
dat den drang naar vrijheid moet vergezellen,
trekt Belcampo er op uit en bereist te voet of
als opgepikt autogast Frankrijk, Zwitserland,
Italië en een stuk Balkan om door Duitsch-
land weer naar het vaderland terug te keeren.
Hij slaapt in hooibergen, teekent een portret
voor een maal eten en leeft zoo eenige maan
den als een gentleman-schnorder. Wie dat
vrijwillig gaat doen moet niet te oud, goed
gezond en welgehumeurd zijn, anders loopt
het spaak. Bij Belcampo loopt het niet spaak
en hij komt opgefrischt weer thuis. De ele
menten waaruit zijn wezen bestaat ko
men om beurten uit zijn relaas te voorschijn.
Hij kan wijsgeerig denken: „Wanneer je alles
gedaan hebt wat je kon en het heeft geen
vrucht gedragen, ben je lang niet zoo mismoe
dig, als wanneer je niet de, energie hebt kun
nen vinden, om alles te doen wat je kon....
(pag. 62) en met het studentikooze maakt ge
reeds op den dag van zijn afreis kennis: „In
Utrecht wist ik een huisnummer, waaraan een
vriend gekluisterd was, en toen hij haastig
naar zijn kantoor moest, terwijl ik een paar
spiegeleieren aan het gezinsverband ontrukte,
dacht ik bij mezelf: „De hoorigheid is in Ne
derland nog niet afgeschaft", en toen ik zijne
struische gemalin beschouwde, moest ik er
wel achteraan denken: „En de lijfeigenschap
staat nog in vollen bloei". Mijn vriend had
zich kort geleden voortgeplant en het heele
huis was vol bezorgdheid".
Zorgeloos aantrekkelijk, zoo als een geestig
orkestlid kan zitten vertellen, klink een ci
taat als dit: „Ze was zoo lief tegen me als
maar een Fransche vrouw zijn kan, en dat is
heed wat, ze poseerde met engelengeduld en
toen het niet mooi was, werd ze niet eens
kwaad. Denk eens aan, een vrouw, die het niet
erg vindt, dat men een slecht portret van
haar maakt. Dat is iets om dadelijk ten huwe
lijk te vragen".
Men behoeft na het lezen dezer paar aan
halingen niet lang in twijfel te zijn: deze
zwerftocht is een boek dat men met een per
manent binnenpretje zal blijven lezen tot aan
de laatste pagina. Slechts een heel enkele
maal zal de lezer Belcampo op een herhaling
van een geestigheid betrappen; zijn verhaal
blijft frisch tot den terugkeer en zijn ontdek
king, dat Nederland al dien tijd op dezelfde
plaats was blijven liggen.
De ongebreidelde fantasie van zijn „Ver
halen" is in den Zwerftocht genormaliseerd
tot een luchtiger spel van den geest met aller-
hand realiteiten. Wat er „gezocht" lijkt in de
verhalen is in den zwerftocht verdwenen, al
zijn die verhalen litterair gezien al even inte
ressant. Doch daar hebben wij het nu vandaag
niet over. Wel noteeren wij een enkel zinnetje
daaruit, omdat het ons een verre sympathie
voor den geest roept, die Belcampo voor een
ander, even curieus Nederlandsch auteur zou
kunnen gevoelen: met den Nescio, die den
„Uitvreter" schreef. Een dier verhalen vangt
aldus aan: „Wie in een vliegtuig boven Pam
pus zweefde, moest bij het neerblikken den
indruk krijgen, dat er inkt gemorst was op
Nederland". Een geestelijke beeldformatie die
door Nescio-Grönloh gevonden had kunnen
zijn. Wat niets ten nadeele van Belcampo be
oogt: integendeel. Wij wenschen zijn Zwerf
tocht een langen duur van belangstelling bij
ons lezend publiek, dat er slechts wel bij kan
varen zoo het zich iets van zijn opgewektheid
kan toeëigenen.
C. C. S. Crone. Het feestelijke
Leven. Amsterdam, Wereld
bibliotheek.
Het is het eerste dat wij van dezen nog
jongen schrijver (journalist, zoo wij ons niet
bedriegen) lezen. Belcampo's blijmoedigheid
wordt er uitgelatenheid naastwat niet
wegneemt dat Het Feestelijk Leven misschien
als litterair product meer te beteekenen heeft
Maar er is iets van na-pijn in het gevoel dat
de lezing bij ons achterlaat. Er is ironie in
den titel en het feestelijke is in deze levens
verre te zoeken. In het leven van den bur
german, die vrouw en kind verliest na zijn
baantje te zijn kwijtgeraakt, heeft Crone alle
wendingen, die zijn aandoeningen nemen,
uiterst scherp in het overigens nuchtere ver
haal-verloop geprojecteerd. Zoo scherp, dat
het pijn gaat doen hem bezig te voelen, zoo-
als het pijnlijk kan zijn een mooie poes met
een angstig muisje te zien spelen. Het verhaal
van Buysman's herinneringsleven is waarlijk
prachtig, maar triest En men zou, ondanks
alle verdienste die niet te ontkennen valt.
tegen Crone's verhaaltrant alleen kunnen
aanvoeren, dat zijn bitterheid te monotoon en
te opzettelijk is. Een bijzonder schrijver is hij
zonder twijfel.
J. H. DE BOIS
de heraanpassing van het ministerie van Onrf
wijs en de in ai haar consequenties door!^"
voerde officieele eentaligheid. Tevens herinrf6"
het blad er aan, dat niet alleen de „Franskf
jonsch liberalisten aan de andere 2ijde van
barricade'' staan maar ook de rexisten, die
laatste weken als hun bondgenootcn zijn on
treden. „Bij Rex is geen enkele nationaal"-!6*
wuste Vlaming nog op zijn plaats".
Ondertusschen schreeuwen de Rexisten reprf-
hoog van den toren en oordeelt de heer Vp
Degrelle eenigszins haastig, dat België zich reer^
midden in de revolutie bevindt. Zijn gramsch
verdeelt zich gelijkelijk over den
•.verrader"
dr. Martens en het democratisch regime.
En wat gaat men nu met de zaak Martens tii
dens deze verkiezingsperiode beginnen? De r
geering zou die natuurlijk het liefst wat op de*
achtergrond zien. Intusschen doen opnieuw
ruchten de ronde, dat dr. Martens toch al"
Academielid zou aftreden. Hier lijkt mij a
wensch vader van de gedachte, want de Vlaan^
sche pers heeft deze geruchten steeds weer te'!
gengesproken. Van de voorgenomen enquêtecom
missie heeft het ministerie Pierlot, dat tot na dè
verkiezingen aanblijft, afgezien. Men was er in
het Vlaamsche land verre van enthousiast voor
en als verzoeningsmiddel om de Liberalen
tot deelneming aan de regeering te bewegen
heeft het plan jammerlijk gefaald. Onder dè
huidige omstandigheden, midden in den verkil
zingsstrijd, zou een dergelijke commissie boven-
dien de aandacht van de publieke opinie, jour!
nalisten en politieke partijen opslokken en tot
hevige agitatie leiden.
De „Indépendance beige" is van meening, dat
de politieke partijen en de regeering de plicht
hebben binnen acht dagen de zaak-Martens op
te lossen, het komt er niet op aan hoe. Want de
verkiezingen moeten in het helle licht kunnen
plaats vinden en de partijen moeten in volle
vrijheid hun programma's tegenover elkaar
stellen.
Het is eenigszins naief aan te nemen, dat van
die vrijheid iets terecht zou komen indien de
zaak Martens tot een oplossing komt, die één
bevolkingsgroep van dit land tot verbittering
drijft. Neen, de zaak Martens is nog steeds twist
appel en de regeering zal er zich wel voor wach
ten, het vuurtje nog harder te stoken.
De Beurs van de Dameskroniek.
Het R.A.I.-gebouw verheugt zich in deze
dagen in een extra belichting en in de be
langstelling van een talrijk publiek. Om pre
cies zeven uur, het tijdstip waarop des avonds
de Beurs van de Dameskroniek weer geopend
wordt, beginnen de bezoeksters en bezoekers
al te komen en in den loop van den avond
stroomt er een steeds talrijker massa naar
binnen om de nieuwste snufjes der industrie
en huisvlijt in oogenschouw te nemen,, hier
en daar te proeven, te probeeren, te koopen
en met reclamepapieren te worden overladen.
Want aan dat laatste ontkomt niemand.
Nauwelijks hebt ge uw neus binnen de deur
gestoken, of het begint al. „Als ingesloten
nummertje op een nul eindigtreductie
voor een voorstelling, „dame, kent u onze
wasehmiddelen reeds? wilt u eens kennis
maken met onze stofzuigers? voelt u iets
voor een cursus in leerarbeid? mogen wij
uw zakdoek parfumeeren? neemt u een
doosje cacao en een folder mee! hiermee
zuigt eh. wrijft men het zeil heeft u inte
resse voor gasfornuizen?" Enzoovoort, enzoo-
voort.
Alles is in vollen gang in de R.A.I. Zoo u
iets mocht ontgaan, dan is er altijd wel een
actieve verkooper of verkoopster om u daarop
te wijzen. En al die'papieren? Och, als u een
maal rustig thuiszit, vindt u er wellicht toch
nog iets bij dat u interesseert. De demonstra
ties trekken altijd op directe wijze veler be
langstelling. Zoo b.v. de blazer van het Vene-
tiaansch glaswerk. Hij blaast en gloeit en
modelleert en de menschen kijken ademloos
toe hoe het eene fijne figuurtje na het an
dere uit zijn handen komt. Voor kunstliefheb
bers op ander gebied is er de kerncollectie van
boeken in de groote stand der Wereldbiblio
theek en de schilderijententoonstelling van
Nederlandsche kunstenaars; voor de practici
zijn er garneer- en kousen-stopapparaten en
slim uitgevonden theezeefjes, voor reislustigen
een groote touringcar. De man met de ge
dresseerde vogeltjes is voor de geregelde be
zoekers van deze tentonstelling al geen onbe
kende meer. Hongerigen vinden hier een pof
fertjes- en wafelkraam en een restaurant en
voor iedereen is er de muziek, het cabaret,
waarvoor men een kleine entree betaalt, en
de actieve, ondernemende en gezellige sfeer
die er in deze dagen in het R.A.I.-gebouw
heerscht.
Bekende figuur van den „Rand"
overleden.
KAAPSTAD 8 Maart (A. N. P.) In zij»
woning te Linden is dezer dagen overleden de
heer A. B. Giesken, een pionier van den „Rand".
Hij was hierheen gekomen, omdat hij in een
Nederlandsch dagblad gelezen had, aldus de
„Rand Daily Mail", dat de wegen van Johan
nesburg met goed bestraat waren. Hij was bij
zijn aankomst zeer teleurgesteld toen hij moest
constateeren, dat de goudstad slechts een mijn
werkerskamp was.
De heer Giesken was geboren in Haarlem in
1862. Hij kwam naar Durban, reisde per spoor
naar Ladysmith en legde de rest te voet af. Drie
weken lang heeft hij geloopen om naar Johan
nesburg te komen, waar hij op 17 Juni 1883
aankwam.
Na zijn teleurstelling te hebben overwonnen,
begaf hij zich in het bouwbedrijf. Tijdens den
oorlog met de Engelschen streed hij aan de zijde
van de boeren. Daarna vestigde hij zich op eon
boerderij te Linden. Deze wordt thans door zijn
zoons gedreven.
Conflict met Rajkot nadert
zijn einde.
Met het einde van Gandhi's vasten is ook het
conflict in den staat Rajkot feitelijk als geëin
digd te beschouwen.
In een lange verklaring brengt Gandhi hulde
aan den onderkoning, aan wien de bereikte rege
ling te danken zou zijn.
Gandhi heeft de uitnoodiging van den onder
koning om een bezoek te brengen aan New Delhi,
zoodra zijn gezondheidstoestand het toelaat, aan
genomen. In een persoonlijk onderhoud zullen
dan de zaken geregeld worden.
Uit Bombay wordt gemeld, dat de grondge
dachte van de regeling van het Rajkot-conüict
is, dat de heerscher van Rajkot belooft een raad
gevend lichaam in te stellen.
Indien meeningsverschillen ontstaan, zuil®11
deze aan een hooge juridische autoriteit worden
voorgelegd.