BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Aan allen! MIJN KABOUTER, door W. B.—Z. kabouter gekregen, de vensterbank staan, ipm nn mpt. ppti sleutel DE BEER IS LOS! Lief WITWOLLETJE. Je rapportcijfers vind ik vrij goed. Prettig dat je ook in Goudmuiltje moogt medespelen. Doe maar goed je best en zorg er vooral voor je rol goed van buiten te leeren. Veel succes. Dag Witwolletje. Beste KLEINE ZUS. Hoe staat het le ven? Nog steeds op twee beenen?. A.s. Woens dag ben je natuurlijk ook van de partij. Tot ziens dan. L>ag Kleine Zus. Beste VERONIKA. L.l. Woensdag was ik geheel onverwachts verhinderd. A.s. Woens dag verwacht ik je met je zus. Als je je jurk afhebt, mag ik je werk zeker wel eens bewonderen? Je doet haar dan maar eens aan als je op visite komt. Tot Woensdag. Dag Veronika. Lief HARLEKIJNTJE. Je bent blij dat we a.s. Woensdagmiddag het sluitingsfeestje hebben, maar feitelijk toch weer niet blij, om dat je dan meteen de Woensdagmiddag- clubuurtjes gaat missen. Dat begrijp ik. Maar wanneer het binnenkort 's Woensdags mooi weer is dan is het veel beter in de buitenlucht te verblijven dan in een zaal tus- schen vier muren. Bovendien mag je van tijd tot tijd bij mij thuis op visite komen. Met mooi weer zitten we dan fijn in het tuintje. Met October hoop ik weer in de gelegen heid te zijn, de clubmiddagen in het zaaltje te houden. Dag Harlekijntje. Best DAUWDRUPJE. M'n dank voor je briefje. Je bent dus op tijd weer beter zoodat je a.s. Woensdag ook van de partij kunt zijn. Dag Dauwdrupje. Lief DOORNROOSJE. Ja, a.s. Woensdag maak jij het eerste clubuurtje mede. 'k Hoop dat je je goed zal amuseeren. De feestjes zijn tot heden steeds goed geslaagd en het mid dagje van a.s. Woensdag zal, naar ik ver trouw, ook wel weer naar wensch verloopen. Je brengt Dauwdrupje natuurlijk mee. Dag Doornroosje. Lief BLONDJE: De handwerkjes wor den op de visiteuurtjes bij mij thuis afge maakt. Ook nemen we het werk mede als we ean middagje naar buiten gaan. Jammer dat je zus nog steeds ziek is. Het beste met haar. Dag Blondje. Best. RAMENLAPSTERTJE. M'n dank voor de keurige teekening. 'k Zou wel ter stond in het huis m'n intrek willen nemen. M'n naam schrijf je echter fout. Je moet maar eens m'n naam onder de rubriek opzoe ken. Dag Ramenlapstertje. Lief LELIETJE VAN DALEN. Dat vriendinnetje van je is me er eentje zeg. Maar ze doet met schrijven dapper haar best en dat is hoofdzaak. Langzamerhand leert ze wel be ter stellen en zonder grove fouten schrijven. Tot Woensdag. Dag Lelietje van Dalen. Klein ZWARTOOGJE. Gelukkig dat je weer beter bent. Nu maar oppassen dat je niet weer kou vat. De bronchitis zou dan weer gemakkelijk kunnen terug komen en je opnieuw noodzaken binnen te blijven, 'k Hoop echt dat je a.s. Woensdag van de partij kunt zijn. Dag Zwartoogje. Best BRUINOOGJE. Wat een dapper zusje heb jij. Je moeder en ik zijn lot- of nog beter gezegd werkgenooten. Zij is aan de schoonmaak en ik ook. Prettig zoo vroeg te beginnen. Wanneer het heerlijk voor jaarsweer er is kan men er fijn van genie ten en behoeft men zich niet meer met sehoonmaakattributen bezig te houden. Jij helpt zeker dapper mee door flink op je zus te passen? Dag Bruinoogje. Lief GOUDHAARTJE. M'n dank voor je grappige teekening. Gelukkig dat je poes weer beter is en weer trek in lekkere beetjes heeft. Neen ik heb niet naar den Bonten Dins- dagavondtrein geluisterd, 'k Was moe en ben vroeg te bed gegaan. Naar je rapportcijfers ben ik zeer benieuwd. Dag Goudhaartje. Best ZANGERESJE. Hoe ik je teekenin- gen vind? In een woord schitterend en hoogst artistiek. Moet je daarom lachen? Mij best. Je kunt beter lachen dan huilen. Pret tig dat je op den a.s. Ouderavond met nog een ander meisje eenige liederen moogt zingen. Ja a.s. Woensdag vind ons sluitingsfeestje plaats. Ook naar jouw rapport ben ik benieuwd. Het beste met je poesenfamilie. Dag Zangei-esje. Lief REPELSTEELTJE. Dat je op school in je taalwerk weinig fouten maakt neem ik graag aan. In je briefjes komen ook zelden fouten voor. Je schrift is trouwens altijd keu rig en duidelijk. Prettig dat je voor je taal werk op school een prijs gewonnen hebt. Ja, a.s. Woensdagmiddag heeft het clubsluitings- feestje plaats. Tot Woensdag. Dag Repelsteeltje. Best KRULLEKOPJE. Gelukkig dat het met mej. O. goed gaat. 't Lijkt mij ook beter om voor de klas te staan dan in een herstel lingsoord te moeten blijven. Maar als men rust van noode heeft, is het prettig dat er gelegenheden zijn waar men die rust kan ge nieten. A.s. Woensdag ben je natuur lijk van de partij. Hoe gaat het met je been? Dag Krullekopje Lief TEEKENAARSTERTJE. M'n dank voor je teekening. Is je rammelaar al af? Dat is ook even vlug. Als het poppenspreitje af is, wil ik het graag eens zien. Vooral naar het borduurwerk ben ik erg benieuwd. Gelukkig dat je het op school best maakt. M'n groeten aan je moeder. Dag Teekenaarstertje. Best BIJDEHANDJE. Blijf nog maar een paar dagen binnen. Het is buiten nog niets gedaan wanneer men pas griep heeft ge had. 'k Hoop echter dat je a.s. Woensdag naar de club kunt gaan. Maar dat zal wel, vooral als je niet te vlug bent met naar bui ten gaan. Het beste hoor. Dag Bijdehandje. Lief BOODSCHAPSTERTJE. Je brief 'k Heb een Hij mag op En wind je l Dan kan hij wel tien stappen gaan. Hij zwaait met zijn hand dan zoo vroolijk, Zijn baardje gaat heusch op en neer. Ik moet er maar telkens naar kijken, 't Is toch zoo'n leuke meneer. Je ziet wel: ik heb nog meer speelgoed, Een kamer, twee poppen, een bed. Maar 't mooist is mijn kleine kabouter, Met hem heb ik altijd weer pret. En moet ik strakjes naar bed toe, Dan neem ik 't kaboutertje mee. Ik stop hem dan onder de dekens, Dan slapen we gauw alle twee. was dit keer erg dik. Er kwam van alles en nog wat uit de couvert. Ik dank je hartelijk voor de vier Verkade-bonnen. Het lijkt bij je thuis een klein ziekenhuis. Het beste met allen hoor. Als ik gelegenheid heb kom ik vanavond of morgen even aan om naar de zieken en herstellenden te zien. Dag Boodschapstertje. Lief ELFENKONINGINNETJE. Prettig dat je tante en nichtje eenige dagen bij je thuis gelogeerd hebben. Je nichtje mag zoo'n uitje wel en wenschte wel langer te blijven. Het gooien met steenen heeft je veel narig heid bezorgd. Het gooien op zichzelf is reeds gevaarlijk. Personen die een bril dragen loo- pen bovendien gevaar dat de bril geraakt wordt, waardoor glas in de oogen kan komen. Kan je nog uit het geraakte oog zien? Je zult wel respect voor steengooipartijen gekregen hebben. t Dag Elfenkoninginnetje. Best ZWARTKOPJE. Je weet, als je door je werk geen tijd hebt om mij te schrijven, be hoef je geen briefje in te leveren. Dat wordt a.s. Woensdag dubbel feest. Eerst op de club, dan bij een jarig vriendinnetje. Als je nu maar met je huiswerk klaar kunt komen Tot Woensdag. Dag Zwartkopje. Beste WINNETOU. Ja, vriend, je mag a.s. Woensdag het sluitingsfeestje van de club bijwonen. „Hoe meer zielen, hoe meer vreugd". Het vangt aan om 2.30 en eindigt on geveer 4.00. Het zaaltje bevindt zich in de J. P. Coenstraat, hoek Vareniusstraat. Dag Winnetou. Beste POLLY. Wat jammer vriend dat je weer ziek bent. Graag zou ik je a.s. Woensdag middag op de club zien, maar vrees dat je, nu je weer ziek bent, niet kunt komen, 'k Wensch je het beste toe en mocht je weer naar bui ten kunnen dan hoop ik je op het clubsluitings feestje te ontmoeten. Je gedichtje zal ik doen pla&tsen. Dag Polly. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. VAN EEN VOGELTJE. Een vogeltje vloog door de lucht; En doorkliefde die met snelle vlucht. Hij zag een jongen staan op 't mos, In het mooie, groene bosch! Steeds verder vloog hij, steeds vooruit. En hij piepte daarbij luid. En in de zoele zonneschijn, Vond hij het reuze-fijn. Doch lang zal die vrijheid niet duren! Wie zie ik daar zoo gluren? Het is een wezel, slank en fijn, Die loert daar op het vogelkijn. De moeder van het jongebeest, Die men de angst in d'oogen leest, Vloog angstig om de wezel heen Zie, de roover licht al zijn linkerbeen, Hij wil den sprong gaan maken! Doch 't zal hem niet genaken. Daar komt een tweede wezel aan. Zij willen saam ruzie maken gaan! Het wordt een heftige vechtpartij, De haren vliegen rond erbij Maar de vogels, groot en klein, Zijn weer gered, hoe fijn! M. G. VOET, Leeuweriklaan 23, IJmuiden-Oost. Schuilnaam Polly. Bankbiljetten werden in hun tegenwoordigen vorm voor 't eerst uitgegeven door de bank van Stockholm, ongeveer 300 jaar geleden. De Chineezen en de Egyptenaren gebruikten echter reeds eerder papieren en leeren geld. Kunnen jullie me vertellen, hoelang het gele den is, dat de bril, de badkuip, de zakdoek, de knoop, de das, het consumptie-ijs, het bier, de groente in blik en het bankbiljet werden uit gevonden? Niet? Luister dan maar: Pietje Pech dacht erin te zullen tippelen, maar tenslotte werd hij nog de held van den dag! Nu moet ik jullie toch eens iets grappigs ver tellen: een gek avontuur, dat ik onlangs beleefde en dat werkelijk schitterend afliep! Luister: Het was op een Maandagmorgen en ik sprong, als al tijd, op 't allerlaatste nippertje vóór school tijd in drie geweldige sprongen de trap af! M'n hart zat me heelemaal diep in m'n schoenen ge zonken, want je moet weten, dat ik in de eerste klas II. B. S. zit, dat we dien morgen geschiede- nis-repetitie zouden krijgen en dat ik er niets aan gedaan had. En de jongens noemen me niet voor niets Pietje Pech, want ik tippel er altijd in. Als ik niet gewerkt heb op natuurlijke, welverdiende wijze en als ik wèl gewerkt heb op on- of boven natuurlijke manier! Enfin! Maar ditmaal was het anders: Ik kwam dan de trap afgestoven, rukte de huisdeur open enhet haar net zoo hard weer in 't slot vallen! Wat was er gebeurd? Rechtop in de deur opening had nee, je gelooft het misschien niet eens! een reusachtige, ruige, bruine beer ge staan met z'n rechterarm naar me uitgestrekt, net of hij op 't punt stond, me een opstopper te geven. Nooit had ik nog zoo'n grooten, griezelig grooten beer gezien! Ik bleef met open mond naai de dichtgevallen deur kijken en terwijl 't hart me in de keel klopte, meende ik buiten een woest gesnuif te hooren als de ademhaling van een reus. Ik ging vlak voor de deur staan en luisterde.... 't Gesnuif werd zachter en zachter en toen ik niets meer hoorde, opende ik voorzichtig de deur en keek naar buiten. De beer was een eindje verder gewandeld en stond nu rechtop op den hoek van een straat met z'n kleine zwarte oogjes om zich heen te kijken. Hij knipoogde op echt „menschelijke" manier tegen de zon en wreef met één poot over z'n maag net of hij iemand wilde beduiden, dat hij juist heerlijk gegeten had. Dan viel hij opeens plomp voorover maakte rechtsomkeert en wag gelde op vier pooten terug. Tot mijn vreugde sloeg hij den weg naar mijn school in. Wat een bof, wat een bof! Ik volgde hem op veiligen afstand, en nu werd de gewone schoolweg van iederen morgen opeens net een film. De beer koos een hoofdstraat en toen had je 't lieve leven aan den gang. De eerste die hem zag was een vrouw met een melkkan in de hand: ze liet van schrik de kan vallen, zoodat hij aan scherven viel, sloeg de armen woest omhoog en zette het gillend op een loopen! Maar reeds bij de eerste de beste huisdeur, waar ze schuilen kon, vloog ze 't portiek in en stond opeens krom van 't lachen. De volgende was een dikke stevige werkman in een manchesterpak: ook hij stoof opzij z'n pakje brood en kruikje koffie in den steek la tend enkwam terecht temidden van een troep menschen, die zich op de knieën sloegen van 't lachen! Toen lachte hij ook maar mee. Maar erger verging het een oud heertje met een hoogen hoed op, die er uitzag, of hij naar een begrafenis ging. Het heertje had de scherven van den melkkan gehoord en draaide nu lang zaam en plechtig zijn hoofd om naar den rustver stoorder. Eén moment en. bom, nog vóór hij precies wist, wat er gebeurde, had de beer hem vlug als een acrobaat op zijn rug omhoog ge heven en tegen een winkeldeur gesmakt! Met z'n hoed op één oor bleef hij daar beteuterd staan kijken, hoe de film verder zou af loopen. De beer waggelde onverstoorbaar voort als zag of hoorde hij niets, doch waar hij z'n neus maar even» vertoonde, stoven links en rechts de menschen opzij. Steeds meer toeschouwers slo ten zich aan bij de troep lachende menschen, die op veiligen afstand den beer volgden. En tel kens, als het ruige dier even stilstond, was 't 'n gegil en gedrang van belang. Uit alle ramen sta ken hoofden en 't was een lawaai, dat hooren en zien je verging. Nog vermakelijker werd de film, toen we aan een kruispunt kwamen, waar een agent op een schavotje stond. Deze stond kalm met z'n armen zijwaarts gestrekt, kreeg toen opeens den beer in 't oog enbegon met z'n armen woest rond te zwaaien; daarna maakte hij een beweging of hij eronder wou kruipen maar tenslotte vond hij dit toch zeker tè kinderachtig voor een man van de wet en dus trok hij met een heldhaftig en te gelijkertijd eenigszins pijnlijk gezicht zijn sabel en de menschen vormden een grooten kring met den beer in het midden en bleven ademloos toe kijken Maar dan opeens drong een havelooze man met een doodsbenauwd gezicht, vuurrood van 't hollen, zich door de menigte heen en wierp zich, vóór iemand er iets van begreep, bovenop den beer! Het dier keek hem aan, verhief zich op de achterpooten en sloeg den rechterpoot uit met 't zelfde gebaar als hij tegen mij gedaan had. Maar de man greep handig den neusring van het dier en draaide deze een klein weinigje om en't volgende moment lag Bruin tam aan de voeten van zijn meester. Onmiddellijk drong de menschenmenigte op en 't werd zoo'n gedrang, dat ik niets meer kon zien. Ik hoorde alleen nog een paar jongens zeggen: „sneu, dat 't uit is!" Toen moest ik wel naar school, er zat niets anders op! Maar o kinderen, wat een bof, dat 't juist het eerste uur geschiedenisrepetitie was! Want na tuurlijk kwam daar niets van. De heele klas zat te gnuiven toen ik het verhaal van den beer ver telde meneer incluis en ik, Pietje Pech, was de held van den dag! GRAPJES UIT DE SCHOOL Meester: „Wie was Columbus?" Jantje: „Columbus was een vogel!" Meester: „Hoe kom je daar nu bij?" Jantje: „In ons leesboek staat toch: het ei van Columbus?" Meester: „Als je een kat neemt en ze in 't donker tegen de haren opstrijkt, wat vliegt je dan in 't gezicht, Piet?" Piet: „De kat, meester." Meester: „Wie van jullie kan me een voorbeeld geven van de valschheid van een kat?" Peter (zoontje van een hotelhouder): „Als ze gebraden is, doet ze net of ze een haas is!" Meester: „Wanneer kan men 't beste appel- plukken?" Karei: „Als de boer slaapt en de hond aan de ketting ligt." DEZER dagen hoorde ik een straatmuzi kant allerlei oude deuntjes spelen en o.a. ook „En wij gaan met z'n allen naar de Zaan, Waar de wieken van den molen lustig slaan". Dit bracht me op de gedachte een praatje met jullie te houden over onze molens, waar we heel de wereld door om bekend zijn, en die toch ïioe langer hoe meer verdwijnen. Als dan ook de dichter van boven staand schoon lied nog weer een liedje op de Zaan zou maken, dan zou hij zeer zeker de laat ste regel anders moeten maken want ook aan de Zaan zijn de molens zoo goed als verdwenen. In geen streek van ons land hebben misschien zoo veel molens gestaan als in de Zaanstreek. Wat was het een prachtig gezicht, als je met den trein door die streek ging, al die molenwieken in de rondte te zien draaien. In de dagen van Leegh- water, Jullie weten wel, dat was de man, die voor Prins Maurits zijn kunst vertoonde om niet alleen meer dan een half uur onder water te blij ven, maar tevens onder water een fluit bespeel de, en op een blad papier met pen en inkt schreef stonden er minstens 250 houtzaagmo lens, 150 oliemolens, 60 pelmolens, 40 papier molens en 20 groote watermolens. Bovendien waren er nog tal van molens waar tabak, graan en specerijen vermalen werden. Volgens een Zaansch schrijver is er een tijd geweest, dat er 812 windmolens aan de Zaan stonden. En niet alleen aan de Zaan stonden zooveel molens, bijna overal in ons waterrijke land stonden tal van molens. Vooral hier in Noord-Holland, dat in de I6e eeuw uit bijna evenveel water als land be stond vonden we tot in 't begin dezer eeuw een groot aantal windwatermolens. En 't was vooral aan den straks genoemden Leeghwater, die be halve een goede duiker ook een goed molenma ker was, te danken, dat het water, niet het land hoe langer hoe meer deed afbrokkelen maar dat het bedwongen werd en waar eens het water golfde, een vruchtbare landstreek kwam. Leegh water heeft heel wat plassen en meren droog gemaakt en daarvoor verscheidene molens ge bouwd; denk maar aan de Purmer, Schermer, Wormer en de Beemster. Lang niet altijd had hij hierbij de medewerking van de omwonen den. Schippers, visschers en boeren hadden heel wat bezwaren tegen zijn plannen. Van de droog making van de Beemster zou misschien niets ge komen zijn, als niet eenige rijke kooplieden uit Amsterdam en Den Haag de heele Beemster ge kocht en Leeghwater opgedragen hadden de plas droog te malen. Nadat er 21 molens gebouwd waren, begint in Mei 1608 de droogmaling en 4 jaar later, Mei 1612, is de Beemster droog. Leegh waters naam wordt ver over de grenzen bekend. Hij wordt in Frankrijk en in Oost- Friesland geroepen om daar door zijn sluizen en molens moerassen en meren droog te leggen. Ook in 't gebied om de stad Dantzig vinden we de Hollandsche wind- en watermolens, die daar ge bouwd zijn door Hollanders, die daar in de I6de eeuw door de toenmalige heerschers geroepen waren om die gebieden droog te leggen. Leeghwater was niet de eerste molenbouwér, want in 1394 werd reeds èn te Haarlem èn te Brielle een molen gebouwd. Hier te Haarlem was het een windkorenmolen, te Brielle een windwatermolen. Jammer genoeg heeft men bijna overal de windkracht in de laatste jaren door stoom en electriciteit vervangen en zijn dientengevolge de molens aan 't verdwijnen. Het -terkst spreekt dat ook al weer aan de Zaan. In 1840 waren daar nog 192 windmolens, in 1896 nog 108, in 1918 nog 60 en nu nog maar een stuk of 10. Merkwaardig genoeg begint men nu aan de Zuidkust van Java moerassen met het oog op de bestrijding van malaria, droog te leg gen met behulp van windmolens die geheel ge bouwd worden als onze Hollandsche windmolens. We krijgen dus een Ilollandsch landschap aan Java's Zuidkust W. B.—Z. VOOR VADER door W. B. Z. Wat 'k vader zal geven Ik weet het nog niet Een das geeft mijn moesje, Sigaren geeft Piet. En opa geeft boeken Ik meen van wel twee, En oma geeft geloof ik een portemonnaie. 't Is Zondag de dag, dat mijn pappie verjaart. Mijn tante Marie bakt dan vast weer een taart Ons Sientje geeft bloemen Ze heeft 't verteld. Zus Mies heeft een heel mooie wandplaat besteld. Wat zal ik nu geven? Waar houdt pappie van? Ik wil graag iets maken Als ik het maar kan. Wacht, 'k verf gauw een kistje Geel, zwart en wat bruin En 'k vul het met crocusjes Al uit onzen tuin. Wat zal pappie kijken Hij is vast heel blij! Ik heb 't zelf ook bedacht En 't is echt nu van mij. ONTMOETING MET EEN IJSBEER De beroemde baron von Münchhausen beleefde eens het volgende minder bekende avontuur: Toen hij op een jacht was in de nabijheid van de Noordpool en toevallig al z'n kruit verscho ten had, kwam er plotseling een vervaarlijke groote ijsbeer op hem af. De baron behield echter zijn tegenwoordigheid van geest, nam twee groote zeeschelpen van het strand, liet de beer kalm naderbij komen en sloeg, toen hij vlakbij was, de schelpen met zoo veel kracht tegen elkaar, dat de kop van den beer erdoor werd afgesneden en in de sneeuw rolde. De beer echter, ook niet van gisteren, raapte fluks z'n kop op en holde met den kop tusschen de tanden hard weg! GEHOORZAAM KARELTJE Onderwijzer: Karei, beschrijf me eens de wanden van jullie huiskamer. Kareltje: O nee, meneer, moeder heeft me streng verboden, op de muren te schrijven! HET OPSTEL De kinderen moeten een opstel maken over een reisje naar Amsterdam. Kleine Dolf schrijft: „We reisden met de spoor naar Amsterdam, gingen daar naar Artis en be zochten onze familie." VOORZICHTIG Frans: „Grootmoeder, kunt u goed noten kraken?" Grootmoeder: „Nee jongen- ik heb geen no tenkraker in huis en mijn tanden zijn te zwak". Frans: „Mooi, grootmoeder. Wilt U dan mijn noten zoolang bewaren tot ik terugkom?" IK EET ALLEEN door W. B.Z. Ze zijn allemaal ziek, Moes, Anton en Riek. Paps is naar 't kantoor 't Is stilletjes hoor. Ik eet telkens een hap Zoo lang duurt die pap Het is heusch niet fijn Alleen hier te zijn. Hè, 'k ben eindelijk klaar, 'k Vind alles zoo naar. 'k Speel even met poes En ga dan naar moes. Moest komt morgen benêe We eten dan met z'n twee. Het is heusch niet zoo fijn Om zoo eenzaam te zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8