1 BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Aan allen! Deze week heb ik weinig briefjes ontvan gen. Jullie mocht trouwens schrijfvacantie nemen, mits na de Paaschvacantie weer trouw geschreven wordt. Het weer is schitterend mooi geweest. Men heeft volop van buiten lucht en zonneschijn kunnen genieten. Wat zullen jullie heerlijk gespeeld hebben. A.s. Dinsdag is de vacantie weer voorbij. Allen gaan weer vol moed naar school, om na schooltijd, wanneer het weer goed is, er weer met volle teugen van te genieten. Ik wensch jullie nog veel prettige speeluur- tjes toe, maar vertrouw er op dat jullie ook aan mij zult denken, zoodat ik volgende week weer een stapel briefjes moet beantwoor den Het sparen van zilverpapier, theelood, staniol, enz. ten bate van de T.B.C.- bestrijding. Hartelijk dank ik allen die mij deze week weer bovenstaande afval-artikelen deden toe komen. Een oud-rubriekertje bracht mij zelfs een groote doos vol. Weten jullie wel dat een verzameling van zilverpapier, enz. tamelijk veel geld kan opbrengen? Kort geleden is een voorraad verkocht, waarvoor f 25.00 werd ontvangen. Gaat eens na hoeveel eieren van 10 voor f 0.42 of hoeveel L. melk a 13 cent voor f 25.00 gekocht kunnen worden. Melk en eieren voor zieken, die zelf de financiën niet bezitten om de versterkende middelen te koo- pen. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat jullie ieder stukje komt brengen, maar wel dat jullie spaart. In ieder gezin neemt men een speciale doos, die men voor het verzame len van genoemde afvalproducten houdt, capsules van melkflesschen er onder begre pen. Is de doos vol dan wordt ze bij mij thuis, Roggeveenstraat 27, gebracht. Mocht men mij niet thuis treffen dan wil men op no. 29 ook graag den voorraad voor mij in ont vangst nemen. Heeft men geen gelegenheid het verzamelde te komen brengen, dan wil ik na ontvangen bericht, het gaarne laten halen. Vriendinnen en vrienden, allen ijverig aan het sparen. Wek tevens anderen op jullie voorbeeld te volgen tot heil van de zieken die hulp noodig hebben. Lief DAUWDRUP JE. Ja, ook ik heb een prettige vacantie gehad. Het weer werkte ook zoo. echt mede. De vacantie was zeldzaam mooi. Jij genoot dus volop met je groote zus. Lief van haar, je steeds mede te nemen en je allerlei pretjes te bezorgen. Wat is men weer goed op je geweest, 'k Begrijp dat zoo'n groot ei een echte verrassing voor je was. Nog veel genoegen. Dag Dauwdrup je. Best DOORNROOSJE. Je hoopt dat ik niet ziek ben geweest in de vacantie? Meis- jelief gelukkig niet. Wel was ik erg blij va cantie te hebben. De winter is voor mij, vooral de laatste jaren, erg druk en heb ik zoo in het voorjaar wel een paar rustige dagen hoog noodig. A.s. Dinsdag ga ik uitgerust en dank baar voor alles wat ik in de vacantie mocht genieten met frisschen moed weer aan het werk. Neen in Velserbeek ben ik niet ge weest. Bij gelegenheid zal ik de dierenafdee- ling aldaar eens gaan bezichtigen. Wat een verwennerij zeg, zoo'n groot gevuld Paasch-ei. Je gedichtje vond ik niet geschikt voor plaat sing. Dag Doornroosje. Lief SNEEUWWITJE. 'k Betuig je, hoe wel wat laat, m'n deelneming met het verlies van je groot moeder. Je hield veel van haar en zult haar dus erg missen. Ja, de vacantie is weer ongeveer voorbij. Het weer was prachtig, zoodat iedereen van buitenlucht en zonne schijn, waar men na den winter groote be hoefte aan heeft, heeft kunnen genieten. A.s. Dinsdag moet je zeker ook weer naai school? Dag Sneeuwwitje. Best GOUDMUILTJE. Heden heb ik drie cent in je briefje gevonden en het bedrag op de lijst aangeteekend Het geval van de vorige week begrijp ik niet goed. Het was echter zooals ik je in de rubriek schreef. Wat heer lijk dat je nu een grooten tuin bij je woning hebt. Met mooi weer kan je er heerlijk van genieten. Deze week heb ik reeds van mijn tuin genoten. Met een handwerkje of lectuur heb ik er reeds uren in doorgebracht. Het weer was ook zoo bij uitstek mooi. Nog veel genoegen. Dag GOUDMUILTJE. Beste WINNETOU. M'n dank voor je ge dichtje. 'k Zal het heden laten plaatsen. Ja, de foto is, jammer genoeg, mislukt. Bij een volgende gelegenheid zal ik buiten laten op stellen. Natuurlijk heb je ook genoten van het mooie weer. Het liet zich voor de vacantie niet aanzien dat het weer zoo aangenaam zou wor den. De weersvoorspellingen gaven voor de Paaschdagen ook niet veel hcop en ondanks - aïles, waren het dagen, zooals we in jaren niet hebben medegemaakt. Voor meerdere gedich ten houd ik mij warm aanbevolen. Dag Winnetou. Onderstaand Winnetou. gedichtje is gemaakt door DOOD. Er was een huis, Daar woonde een gezin, Vader, moeder, zoon en dochter in. Ze hadden een aapje, Dat veel speelde met het knaapje De jongen ging weg, Niets geen bijzonders, zeg, Maar toen hij thuis kwam, Hè, wat vond hij dat lam, Een zucht, een gil, En alles was stil De aap gaf 't knaapje een laatste poot, En toenwas hijdood. WINNETOU. Veel groeten van, Mej. E. VIJLBRIEF. MIES IS JARIG door W. B. Z. Truus, Marietje, Jet en Stien, Hillegonda, Jozefien Zijn gevraagd op de partij Iedereen is even blij. Straks komt er een loterij En er zijn geen nieten bij. Ieder trekt nu een lootje. Aan 't eind komt het cadeautje Mies laat alle schatten zien, 'k Geloof het waren er wel tien, Stoelendans werd toen gedaan, Eentje moest er blijven staan. Daarna werd gepresenteerd, IJs met vruchtjes gegarneerd. En toen alles was voorbij. Kwam als slot de loterij. Hillegonda *en Marie, Kregen elk een schoolétui, Truus, Jet, Stien en Josefien, Kregen elk een weefmachien. GRAPJE VAN FRITSJE Frits heeft een broertje gekregen, een broertje met een buitengewoon krachtige stem, welke het vlijtig oefent. Als Frits een paar weken later uit school thuis komt, vindt hij papa en mama aan het wiegje van de kleine. /t Is een schattebout," zegt de gelukkige moe der. „Kijk man, hij heeft precies jouw kin en mond". ,En de oogjes en oortjes heeft hij van zijn mamatje," verklaart de vader, „vind je ook niet, Fritsje?" De jongen bekijkt het kleine wezen een poosje met critischen blijk, dan zegt hij: „Dat is best mogelijk papa. Maar de stem heeft hij van onzen autotoeter!" DE OUDE „POOLSCHE ROK". Groothertog Carl August van Saksen droeg op zijn ouden dag bij voorkeur een gemakkelijk zittende jas met grooten kraag, die in de wan deling „Poolsche rok" werd genoemd. Hoe ouder die jas was, hoe gemakkelijker! 't Viel het personeel altijd erg moeilijk, den groothertog tot het aanschaffen van een nieuw exemplaar te bewegen. Eens op een dag stak hij welgemutst zijn arm in den jas. die zijn kamerdienaar Hecker voor hem ophield, maarz'n gezicht betrok en leek wel een donderwolk, toen hij zijn arm er weer uittrok en bromde: „Wat is dat voor een ding?" ,Een nieuwe Poolsche rok, Hoogheid," ant woordde Hecker, „de oude was al een paar keer versteld en zóó dun en glimmend geworden, dat een groothertog ze heusch niet meer kan dragen. Ik heb dus maar een nieuwe laten maken" Hecker was een oude, trouwe dienaar en kon DE KRAAI door W. B.—Z. „Komt nu vogels, allemaal," Riep de kraai in vogeltaal, „Maakt je nesten nu vast klaar, Want de lente is weer daar. Ja, de boomen zijn nog kaal En het land ziet wel wat vaal. Maar ik maak mijn nestje klaar, Want de lente is weer daar. 'k Zoek wat strootjes en wat riet. Die een boer hier achterliet. 'k Maak heel gauw mijn nestje klaar, Want de lente is weer daar. 'k Leg dan eitjes, fijn zacht groen, Zooals kraaien altijd doen. 't Nestje is nu kant en klaar, Want de lente is weer daar. - dus in 't algemeen een potje breken. Maar van daag had hij 't toch niet geraden. „Je weet," zei de groothertog, „dat ik stier lijk het land heb aan nieuwe jassen. Je had me 't in ieder geval eerst moeten vragen. Waar is de oude?" „Die heb ik in de voorkamer. Zoodra Uwe Hoogheid aangekleed is, breng ik hem weg." „Wat doe je er dan mee?" „Ik verkoop uw oude jassen aan een kleeren- koopman". „En hoeveel krijg je ervoor?" „Och, Hoogheid, ze zijn altijd zoo erg afgedra gen, dat ik er hoogstens een daalder voor krijg.'" „Nou dan, ik wil niet, dat je schade lijdt. Hier is een daalder. En breng mij nu onmiddellijk m'n oude jas". IK zou hier boven kunnen zeiten Jan Adriaansz. Leeghwater, want over hem gaat het hier en 't is op veler verzoek dat ik nog eens wat over dien merkwaardigen man schrijf. Eigenlijk heette hij Jan Adriaansz. Jullie weten wel, dat maar heel weinig menschen in dien tijd een achternaam hadden en dat had hij ook niet. Als hij later zooveel meren en plas sen heeft drooggemaakt, krijgt hij van het dank bare volk den bijnaam van Leeghwater en dan voegt hij dezen bij zijn naam en noemt zich in 't vervolg Jan Adriaansz. Leeghwater. Hij is in 1575 geboren als zoon van een eenvoudig tim merman en molenmaker in het dorpje De Rijp, dat gebouwd was op een smalle strook land tus- schen de Schermer en de Beemster, twee groote plassen, wier golven steeds knabbelden aan den grond, waarop Jan's wiegje stond. Daar vader druk werk had aan de vele bruggen en sluizen en watermolens in dit waterrijke deel van N. Holland, was niets natuurlijker dan dat Jan ook in 't bedrijf van vader werd opgeleid, 's Win ters was er echter in het timmervak weinig te doen; Jan was er de jongen niet naar om dan met de handen over elkaar te gaan zitten. Hij legde zich in dezen tijd dan toe op teekenen en houtsnijkunst, leerde zelfs Fransch en Duitsch. Later repareerde hij ook klokken; was ook een uitstekend meubelmaker en metselaar. Als met selaar heeft hij o.a. gewerkt aan het stadhuis te Amsterdam, volgens Vondel het achtste Wereld wonder. Als Jan de streek doortrekt om molens en sluizen te repareeren, ziet hij telkens weer opnieuw, hoe de plassen steeds grooter worden Ook van de boeren hoort hij niets dan klachten over het steeds meer afgeknabbeld wordende land. Als hij alle plassen en meren, die hij op zijn vele tochten ziet, telt, komt hij een eind in de dertig en hij is er van overtuigd, dat het hier zal gaan als met den Sint Elizabethsvloed bij Dor drecht of als in Zeeland bij Reimerswaal als de waterwolf niet bedwongen wordt. Die plassen kunnen drooggemaakt denkt Jan; er zijn immers al enkele meex-tjes drooggemaakt. Maar de boe ren vinden zijn plannen, als hij er met hen over spreekt, onzin. Deels om de groote kosten, deels omdat ze meenen. dat de eenden, die nu nestelen in 't oeverriet, zullen verdwijnen en ze dus geen eieren meer kunnen rapen en omdat de andere vogels door de klepperende molenwieken op de vlucht gejaagd zullen worden. Ook de visschers voelen zich door zijn plannen in hun bestaan be dreigd en toen Jan ten slotte zijn pogingen met goeden uitslag bekroond zag en hij zijn plannen kon volvoeren, ontzagen deze laatsten zich niet meei-malen de aangelegde ï-ingdijken door te steken. Jan hield echter vol, overtuigd, dat men eens zou inzien, dat ze ongelijk hadden. De hem gegeven naam Leeghwater heeft hem gelijk ge geven. Achtereenvolgens worden door hem drooggemaakt de Beemster, de Purmer, de Baar- dorpermeer, de Wormer, de Heer Hugowaard en de Schermer. Bij 't beleg van 's Hertogenbosch in 1629 is hij bij Frederik Hendi-ik om de moeras sen om deze vesting droog te malen en 't zoo mogelijk te maken, dat Fred. Hendrik de stad kan innemen. Maar niet alleen door dit alles is> hij een beroemd man gewoi'den, ook door zijn kunst van duiken. Met dominé Pieters, de Doops gezinde predikant van De Rijp vertoont hij zijn kunst eerst in de buurt van Rijswijk, voor Mau- rits, Frederik Hendrik en Willem Lodewijk, latei- in de nabijheid van Amsterdam voor een saam- gesti-oomde menigte. Beiden, zoowel de dominé als Jan Adriaansz, zoo heette hij toen nog, blij ven ruim een half uur onder water. Beiden krij gen van Maui-its vergunning hun kunst, de wa terkunst, in het land te beoefenen, terwijl aan een ieder verboden wordt in de eerste 10 jai-en deze kunst na te doen. Jammer genoeg hebben geen van beiden eenig geschrift nagelaten, waar uit op te maken is, waardoor het him mogelijk was zoo lang onder water te blijven. Leeghwater heeft ook plannen gemaakt om het Haarlemmer meer droog te maken. Hij schreef er zelfs een boek ovei-, „het Haarlemmermeei-boek" in 1643. Het is er toen niet van gekomen, maar als later in de 19e eeuw dit wel gebeui-t, dan wordt één der stoomgemalen „Leeghwater" genoemd. Lan gen tijd heeft men zijn sterfjaar niet geweten, maar uit een acte van notaris Nic. Cruys te Am sterdam, blijkt, dat hij in 1650 te Amsterdam is overleden. Als jullie ooit in De Rijp komen, ga dan eens kijken naar het mooie raadhuis, dat door Leeghwater ontworpen is en waar in 1875 bij de herdenking van zijn 300sten geboortedag een mai-meren gedenkteeken is aangebracht en in Sept. 1937 heeft men bij de 325 jarige hex-den- king van de di-oogmaking van de Beemster zijn borstbeeld aangebracht in het z.g. oude Hee renhuis te Midden-Beemster. RIDDERS IN DONKER AFRIKA Een koning van 150 kg. en geschenken bij 't gewicht. Waar komen de harnassen vandaan? De Amerikaansche ontdekkingsreiziger Lawrence Thaw, die zooeven van een Afrika-i-eis in de Nieuwe Wereld is teruggekomen, vex-telt won derbaarlijke dingen over een negei-staat, die hij in Afrika ontdekt heeft. Dingen, die zóó merk waardig zijn, dat niemand ze zou gelooven, als Thaw niet een filmstrook van 1000 m. lengte, waarop dit alles is vastgelegd, als bewijsstuk had meegebracht. Lawrence Thaw reisde in gezelschap van zijn vrouw dwars door Afi-ika van Algiers naar Nai robi. Toen hij nu op zijn tocht aan een kleine zij rivier van de Benue kwam, deelden zijn zwax-te gidsen hem mede, dat de expeditie hier moest wachten. Want men was gekomen aan de grens van het rijk van koning Lamido Bolba Djamaha en kon slechts verder ti-ekken, als de toestemming van Zijne Majesteit was ingekomen. Het was even wel niet noodig, een vei-zoek aan den koning te richten, want daar hadden de negers met hun trommeltelegi-afie reeds voor gezorgd. De door tocht zou stellig worden toegestaan, doch 't zou noodzakelijk zijn, rijke geschenken te geven. En.... zoo vertelden de zwartjesdie ge schenken moesten minstens 150 kg. wegen! Thaw was zeer vei-baasd over deze mededee- ling en begon direct de „geschenken" kleine snuisterijen uit een bazar bij elkaar te schar relen. Reeds den volgenden dag kwam het antwoord ook door middel van trommelsignalen gege ven binnen. Den vreemdelingen werd vrije doortocht verleend. De expeditie trok onmiddellijk op. Toen men de rivier had doorwaad en tegen den oever op klauterde, doken opeens vier zwarte krijgslieden te paai-d uit de struiken op. De ontdekkingsrei ziger kon zijn oogen haast niet gelooven, toen hij zag, dat de zwarte mannen van top tot teen in echte harnassen gehuld wai-en. Precies zulke har nassen als de middeleeuwsche ridders droegen tot ver in de 16de eeuw toe. Ook de paarden dei- zwarte ridders droegen stalen uitrustingen, kortom: man en paard zagen er precies zoo uit als de ridders, die je in je geschiedenisboekje af gebeeld ziet. Deze vier geharnaste ï'idders waren zooveel als het eere-escorte, dat de koning zijn blanke gasten tegemoet zond om het tot den troon te geleiden. Na een dagmarsch kwam het gezelschap in de residentie aan. De paleiswachters droegen even eens harnassen en toen de expeditie op audiëntie ging, zagen Thaw en zijn kameraden een vx-eese- lijk grappigen, ontzaglijk dikken neger op den troon zitten. De tolk vei-klaarde, dat Zijne Ma jesteit 150 kg. woog en dat de geschenken dus ook dat gewicht moesten hebben. En op 't zelfde moment daalde de dikkerd van den troon, ging op een reusachtige weegschaal staan en noodig- de de gasten uit, hun geschenken op de andere schaal te leggen. Met veel moeite bracht men ten slotte de schalen in evenwicht. Eerst toen deze plechtigheid was afgeloopen, bleek de koning be reid tot een gesprek. Natuurlijk ging Thaw's belangstelling in de eei-ste plaats uit naar de harnassen en bijwijze van antwoord op zijn vx-agen klapte de koning in de handen en gaf zijn „opperbevelhebber" of ,minister van oorlog" een bevel. Vlak daarop begon toen een troepenschouw. Over de twee honderd soldaten marcheerden op, allen gekleed in harnassen en met stalen helmen op het hoofd. In plaats van zwaarden droegen ze echter pijl en boog. Thaw vroeg verlof, de parade te mogen filmen en kx-eeg eerst de toestemming hiertoe, toen de tolk den koning had duidelijk gemaakt, dat hier door zijn enorme strijdmacht over de heele we reld bekend en beroemd zou wox-den. Een zorg vuldig ondex-zoek van de harnassen bracht aan het licht, dat ze van uitstekend staal vervaar digd en zeer kunstig bewexkt waren. Doch on danks al zijn speuren en vragen was het Thaw niet mogelijk, oudex-dom en hexkomst van de uitrustingen te weten te komen. Want de ko ning werd tenslotte zenuwachtig door de over- groote belangstelling en weigerde nog een woord te zeggen. Ook was hij tot geen prijs te bewegen, een der hax-nassen te verkoopen. Hij beval den tolk kortaf, dat hij er geen woord meer over hooren wilde. Waar komen nu deze middeleeuwsche harnas sen midden in donker Afrika opeens vandaan? Stammen ze nog uit de middeleeuwen en heeft de een of andex-e Arabische koopman ze daar gebracht? Of zijn ze afkomstig uit een wapen magazijn van de kruisvaardex-s in Palestina? 't Is nauwelijks aan te nemen, dat middeleeuw sche wapenrustingen het, bij voortdurend ge bruik, tot nu toe zouden hebben uitgehouden! Of.... wox-den de harnassen in een eigen fa briek van koning Lamido Bolba Djamaha ge maakt? Raadsel op raadsel en de wetenschap kan hierop tot dusver nog geer antwoord geven! DE STOTTERENDE JONGEN Een jongen zal leeren zwemmen. „Nu", zegt de zwemmeester als'hii W den hengel heeft, „en wat wil je nu aan leeren?" nU 1 ee«t „Dd.... duiken!" Onmiddellijk gaat hij kopje onder. En zonri hij weer boven is gekomen, stottert de D.... d.... duiken...." 30n*en: Een flinke kerel, denkt de zwemmeester en h jongen gaat nogeens kopje onder. Dit keer duurt het erg lang, voor hij bovpn komt. En zoodra hij weer spreken kan de jongen: „D.d.duiken.Degmt „Heb je nu nog niet genoeg gedoken"' „D.d.duiken m.m.... mae ju van den dokter!" stottex-t de jongen. DE BLOKFLUIT Wie een blokfluit bezit, gaat aan 't fluiten dat is „nogal wiedes". Maar Jopie overdreef het heusch een beetje van den allervroegsten, prillen morgen tot des avonds laat, als de buren al sliepen (of tenmin ste trachtten te slapen) blies Jopie op z'n blok fluit. Geen wijsje was veilig voor hem! En als hij 's Zondags buiten wandelde, ging hii aan den rand van 't bosch zitten en blies zoo hard en zóó hardnekkig, dat alle menschen ijlings de beenen namen. Eens op een dag werd er bij Jopie thuis ge beld. Een vx-eemde man stond voor de deur. „Dag meneer," zei de man, „ik heb hier iets moois voor u!" Jopie was erg gevleid, dat de man hem die nog maar een lange, vlegelachtige jongen van veex-tien jaar was „meneer" noemde en liet hem dus binnen. „Meneer," begon de man weer, „ik heb toe vallig gehoord, dat u een blokfluit bezit, waarop u prachtig kunt spelen." „Nou, nouprachtig", kwam Jopie be scheiden. „Ja, ja," zei de man, „ik heb gehoord, dat het eenvoudig schitterend is! Nu, meneer, ik heb hier een eenvoudig apparaatje meegebracht, dat u in staat stelt, het muzikale genot te vertien voudigen, neen, te verhonderdvoudigen!" „Zoo, zoo?" vroeg Jopie. „Ja meneer," zei de man, „want met dit ap paraat kan alles wat u speelt, worden opgeno men. En later kunt u 't afdraaien en hoort het dan nog eens. Zullen we eens een opname ma ken?" „Graag," zei Jopie en hij greep z'n blokfluit. „Klaar?" „Ja!" „Vooruit dan maar." Het apparaat dx-aaide en Jopie blies een liedje, twee liedjes, alle liedjes, die hij kende. „'t Is uit," zei Jopie eindelijk. „Bravo, bx-avo!" zei de man, „wilt u nu de plaat hoox-en?" „Gx-aag!" De man legde de plaat op het toestel. Het ge luid van Jopie's blokfluit klonk door de kamer. „Klinkt het zóó?" vroeg Jopie, „heb ik zóó ge blazen?" „Precies zoo," zei de man „verbluffend ge lijk". „O, wat èrg!" zei Jopie. „Px-achtig, prachtig!?" zei de man, enmag ik meneer nu het apparaat verkoopen?" „Nee, zei Jopie langzaam, „maar ik wil u iets verkoopen. „Wat?" „De blokfluit!" zei Jopie. 'T IS SCHOONMAAKTIJD door W. B. Z. Zeg poppekind, 't is heerlijk weex-, Ik zet jou voor in 't tuintje neer. Ik moet de deux-en zeepen gaan En dweil meteen de vloer dan aan. De meubels zet ik in de was En zeem daarna het vensterglas. Heusch, poppekind, je staat daar goed. Je weet wel, dat ik werken moet. 'k Moet ook nog je dekens wasschen Maar 'k houd van wasschen en van plasae Daarna geef ik schoon beddegoed. Ik weet precies, hoe of het moet. 'k Help moeder goed in schoonmaaktijd. Moes zegt: „Je wordt een knappe meid. En wat je heel vroeg hebt geleerd Dat doe je later nooit verkeerd". Dus pop wacht nu nog even maar Over een uurtje ben ik klaar.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8