1
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Aan allen!
Deze week heb ik weinig briefjes ontvan
gen. Jullie mocht trouwens schrijfvacantie
nemen, mits na de Paaschvacantie weer trouw
geschreven wordt. Het weer is schitterend
mooi geweest. Men heeft volop van buiten
lucht en zonneschijn kunnen genieten. Wat
zullen jullie heerlijk gespeeld hebben. A.s.
Dinsdag is de vacantie weer voorbij. Allen
gaan weer vol moed naar school, om na
schooltijd, wanneer het weer goed is, er weer
met volle teugen van te genieten.
Ik wensch jullie nog veel prettige speeluur-
tjes toe, maar vertrouw er op dat jullie ook
aan mij zult denken, zoodat ik volgende week
weer een stapel briefjes moet beantwoor
den
Het sparen van zilverpapier, theelood,
staniol, enz. ten bate van de T.B.C.-
bestrijding.
Hartelijk dank ik allen die mij deze week
weer bovenstaande afval-artikelen deden toe
komen. Een oud-rubriekertje bracht mij zelfs
een groote doos vol. Weten jullie wel dat een
verzameling van zilverpapier, enz. tamelijk
veel geld kan opbrengen? Kort geleden is een
voorraad verkocht, waarvoor f 25.00 werd
ontvangen. Gaat eens na hoeveel eieren van
10 voor f 0.42 of hoeveel L. melk a 13 cent
voor f 25.00 gekocht kunnen worden. Melk en
eieren voor zieken, die zelf de financiën niet
bezitten om de versterkende middelen te koo-
pen. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat
jullie ieder stukje komt brengen, maar wel
dat jullie spaart. In ieder gezin neemt men
een speciale doos, die men voor het verzame
len van genoemde afvalproducten houdt,
capsules van melkflesschen er onder begre
pen. Is de doos vol dan wordt ze bij mij
thuis, Roggeveenstraat 27, gebracht. Mocht
men mij niet thuis treffen dan wil men op no.
29 ook graag den voorraad voor mij in ont
vangst nemen. Heeft men geen gelegenheid
het verzamelde te komen brengen, dan wil
ik na ontvangen bericht, het gaarne laten
halen. Vriendinnen en vrienden, allen ijverig
aan het sparen. Wek tevens anderen op jullie
voorbeeld te volgen tot heil van de zieken
die hulp noodig hebben.
Lief DAUWDRUP JE. Ja, ook ik heb een
prettige vacantie gehad. Het weer werkte
ook zoo. echt mede. De vacantie was zeldzaam
mooi. Jij genoot dus volop met je groote zus.
Lief van haar, je steeds mede te nemen en je
allerlei pretjes te bezorgen. Wat is men weer
goed op je geweest, 'k Begrijp dat zoo'n groot
ei een echte verrassing voor je was. Nog
veel genoegen.
Dag Dauwdrup je.
Best DOORNROOSJE. Je hoopt dat ik
niet ziek ben geweest in de vacantie? Meis-
jelief gelukkig niet. Wel was ik erg blij va
cantie te hebben. De winter is voor mij, vooral
de laatste jaren, erg druk en heb ik zoo in
het voorjaar wel een paar rustige dagen hoog
noodig. A.s. Dinsdag ga ik uitgerust en dank
baar voor alles wat ik in de vacantie mocht
genieten met frisschen moed weer aan het
werk. Neen in Velserbeek ben ik niet ge
weest. Bij gelegenheid zal ik de dierenafdee-
ling aldaar eens gaan bezichtigen. Wat een
verwennerij zeg, zoo'n groot gevuld Paasch-ei.
Je gedichtje vond ik niet geschikt voor plaat
sing.
Dag Doornroosje.
Lief SNEEUWWITJE. 'k Betuig je, hoe
wel wat laat, m'n deelneming met het verlies
van je groot moeder. Je hield veel van haar en
zult haar dus erg missen. Ja, de vacantie is
weer ongeveer voorbij. Het weer was prachtig,
zoodat iedereen van buitenlucht en zonne
schijn, waar men na den winter groote be
hoefte aan heeft, heeft kunnen genieten.
A.s. Dinsdag moet je zeker ook weer naai
school?
Dag Sneeuwwitje.
Best GOUDMUILTJE. Heden heb ik drie
cent in je briefje gevonden en het bedrag op
de lijst aangeteekend Het geval van de vorige
week begrijp ik niet goed. Het was echter
zooals ik je in de rubriek schreef. Wat heer
lijk dat je nu een grooten tuin bij je woning
hebt. Met mooi weer kan je er heerlijk van
genieten. Deze week heb ik reeds van mijn
tuin genoten. Met een handwerkje of lectuur
heb ik er reeds uren in doorgebracht. Het
weer was ook zoo bij uitstek mooi. Nog veel
genoegen.
Dag GOUDMUILTJE.
Beste WINNETOU. M'n dank voor je ge
dichtje. 'k Zal het heden laten plaatsen. Ja,
de foto is, jammer genoeg, mislukt. Bij een
volgende gelegenheid zal ik buiten laten op
stellen. Natuurlijk heb je ook genoten van het
mooie weer. Het liet zich voor de vacantie niet
aanzien dat het weer zoo aangenaam zou wor
den. De weersvoorspellingen gaven voor de
Paaschdagen ook niet veel hcop en ondanks -
aïles, waren het dagen, zooals we in jaren niet
hebben medegemaakt. Voor meerdere gedich
ten houd ik mij warm aanbevolen.
Dag Winnetou.
Onderstaand
Winnetou.
gedichtje is gemaakt door
DOOD.
Er was een huis,
Daar woonde een gezin,
Vader, moeder, zoon en dochter in.
Ze hadden een aapje,
Dat veel speelde met het knaapje
De jongen ging weg,
Niets geen bijzonders, zeg,
Maar toen hij thuis kwam,
Hè, wat vond hij dat lam,
Een zucht, een gil,
En alles was stil
De aap gaf 't knaapje een laatste poot,
En toenwas hijdood.
WINNETOU.
Veel groeten van,
Mej. E. VIJLBRIEF.
MIES IS JARIG
door
W. B. Z.
Truus, Marietje, Jet en Stien,
Hillegonda, Jozefien
Zijn gevraagd op de partij
Iedereen is even blij.
Straks komt er een loterij
En er zijn geen nieten bij.
Ieder trekt nu een lootje.
Aan 't eind komt het cadeautje
Mies laat alle schatten zien,
'k Geloof het waren er wel tien,
Stoelendans werd toen gedaan,
Eentje moest er blijven staan.
Daarna werd gepresenteerd,
IJs met vruchtjes gegarneerd.
En toen alles was voorbij.
Kwam als slot de loterij.
Hillegonda *en Marie,
Kregen elk een schoolétui,
Truus, Jet, Stien en Josefien,
Kregen elk een weefmachien.
GRAPJE VAN FRITSJE
Frits heeft een broertje gekregen, een broertje
met een buitengewoon krachtige stem, welke het
vlijtig oefent.
Als Frits een paar weken later uit school thuis
komt, vindt hij papa en mama aan het wiegje
van de kleine.
/t Is een schattebout," zegt de gelukkige moe
der. „Kijk man, hij heeft precies jouw kin en
mond".
,En de oogjes en oortjes heeft hij van zijn
mamatje," verklaart de vader, „vind je ook
niet, Fritsje?"
De jongen bekijkt het kleine wezen een poosje
met critischen blijk, dan zegt hij:
„Dat is best mogelijk papa. Maar de stem heeft
hij van onzen autotoeter!"
DE OUDE „POOLSCHE ROK".
Groothertog Carl August van Saksen droeg
op zijn ouden dag bij voorkeur een gemakkelijk
zittende jas met grooten kraag, die in de wan
deling „Poolsche rok" werd genoemd.
Hoe ouder die jas was, hoe gemakkelijker!
't Viel het personeel altijd erg moeilijk, den
groothertog tot het aanschaffen van een nieuw
exemplaar te bewegen.
Eens op een dag stak hij welgemutst zijn arm
in den jas. die zijn kamerdienaar Hecker voor
hem ophield, maarz'n gezicht betrok en
leek wel een donderwolk, toen hij zijn arm er
weer uittrok en bromde: „Wat is dat voor een
ding?"
,Een nieuwe Poolsche rok, Hoogheid," ant
woordde Hecker, „de oude was al een paar keer
versteld en zóó dun en glimmend geworden, dat
een groothertog ze heusch niet meer kan dragen.
Ik heb dus maar een nieuwe laten maken"
Hecker was een oude, trouwe dienaar en kon
DE KRAAI
door W. B.—Z.
„Komt nu vogels, allemaal,"
Riep de kraai in vogeltaal,
„Maakt je nesten nu vast klaar,
Want de lente is weer daar.
Ja, de boomen zijn nog kaal
En het land ziet wel wat vaal.
Maar ik maak mijn nestje klaar,
Want de lente is weer daar.
'k Zoek wat strootjes en wat riet.
Die een boer hier achterliet.
'k Maak heel gauw mijn nestje klaar,
Want de lente is weer daar.
'k Leg dan eitjes, fijn zacht groen,
Zooals kraaien altijd doen.
't Nestje is nu kant en klaar,
Want de lente is weer daar. -
dus in 't algemeen een potje breken. Maar van
daag had hij 't toch niet geraden.
„Je weet," zei de groothertog, „dat ik stier
lijk het land heb aan nieuwe jassen. Je had me
't in ieder geval eerst moeten vragen. Waar is de
oude?"
„Die heb ik in de voorkamer. Zoodra Uwe
Hoogheid aangekleed is, breng ik hem weg."
„Wat doe je er dan mee?"
„Ik verkoop uw oude jassen aan een kleeren-
koopman".
„En hoeveel krijg je ervoor?"
„Och, Hoogheid, ze zijn altijd zoo erg afgedra
gen, dat ik er hoogstens een daalder voor krijg.'"
„Nou dan, ik wil niet, dat je schade lijdt. Hier
is een daalder. En breng mij nu onmiddellijk
m'n oude jas".
IK zou hier boven kunnen zeiten Jan
Adriaansz. Leeghwater, want over hem
gaat het hier en 't is op veler verzoek dat
ik nog eens wat over dien merkwaardigen
man schrijf. Eigenlijk heette hij Jan Adriaansz.
Jullie weten wel, dat maar heel weinig menschen
in dien tijd een achternaam hadden en dat had
hij ook niet. Als hij later zooveel meren en plas
sen heeft drooggemaakt, krijgt hij van het dank
bare volk den bijnaam van Leeghwater en dan
voegt hij dezen bij zijn naam en noemt zich in
't vervolg Jan Adriaansz. Leeghwater. Hij is in
1575 geboren als zoon van een eenvoudig tim
merman en molenmaker in het dorpje De Rijp,
dat gebouwd was op een smalle strook land tus-
schen de Schermer en de Beemster, twee groote
plassen, wier golven steeds knabbelden aan den
grond, waarop Jan's wiegje stond. Daar vader
druk werk had aan de vele bruggen en sluizen
en watermolens in dit waterrijke deel van N.
Holland, was niets natuurlijker dan dat Jan ook
in 't bedrijf van vader werd opgeleid, 's Win
ters was er echter in het timmervak weinig te
doen; Jan was er de jongen niet naar om dan
met de handen over elkaar te gaan zitten. Hij
legde zich in dezen tijd dan toe op teekenen en
houtsnijkunst, leerde zelfs Fransch en Duitsch.
Later repareerde hij ook klokken; was ook een
uitstekend meubelmaker en metselaar. Als met
selaar heeft hij o.a. gewerkt aan het stadhuis te
Amsterdam, volgens Vondel het achtste Wereld
wonder. Als Jan de streek doortrekt om molens
en sluizen te repareeren, ziet hij telkens weer
opnieuw, hoe de plassen steeds grooter worden
Ook van de boeren hoort hij niets dan klachten
over het steeds meer afgeknabbeld wordende
land. Als hij alle plassen en meren, die hij op zijn
vele tochten ziet, telt, komt hij een eind in de
dertig en hij is er van overtuigd, dat het hier zal
gaan als met den Sint Elizabethsvloed bij Dor
drecht of als in Zeeland bij Reimerswaal als de
waterwolf niet bedwongen wordt. Die plassen
kunnen drooggemaakt denkt Jan; er zijn immers
al enkele meex-tjes drooggemaakt. Maar de boe
ren vinden zijn plannen, als hij er met hen over
spreekt, onzin. Deels om de groote kosten, deels
omdat ze meenen. dat de eenden, die nu nestelen
in 't oeverriet, zullen verdwijnen en ze dus geen
eieren meer kunnen rapen en omdat de andere
vogels door de klepperende molenwieken op de
vlucht gejaagd zullen worden. Ook de visschers
voelen zich door zijn plannen in hun bestaan be
dreigd en toen Jan ten slotte zijn pogingen met
goeden uitslag bekroond zag en hij zijn plannen
kon volvoeren, ontzagen deze laatsten zich niet
meei-malen de aangelegde ï-ingdijken door te
steken. Jan hield echter vol, overtuigd, dat men
eens zou inzien, dat ze ongelijk hadden. De hem
gegeven naam Leeghwater heeft hem gelijk ge
geven. Achtereenvolgens worden door hem
drooggemaakt de Beemster, de Purmer, de Baar-
dorpermeer, de Wormer, de Heer Hugowaard en
de Schermer. Bij 't beleg van 's Hertogenbosch
in 1629 is hij bij Frederik Hendi-ik om de moeras
sen om deze vesting droog te malen en 't zoo
mogelijk te maken, dat Fred. Hendrik de stad
kan innemen. Maar niet alleen door dit alles is>
hij een beroemd man gewoi'den, ook door zijn
kunst van duiken. Met dominé Pieters, de Doops
gezinde predikant van De Rijp vertoont hij zijn
kunst eerst in de buurt van Rijswijk, voor Mau-
rits, Frederik Hendrik en Willem Lodewijk, latei-
in de nabijheid van Amsterdam voor een saam-
gesti-oomde menigte. Beiden, zoowel de dominé
als Jan Adriaansz, zoo heette hij toen nog, blij
ven ruim een half uur onder water. Beiden krij
gen van Maui-its vergunning hun kunst, de wa
terkunst, in het land te beoefenen, terwijl aan
een ieder verboden wordt in de eerste 10 jai-en
deze kunst na te doen. Jammer genoeg hebben
geen van beiden eenig geschrift nagelaten, waar
uit op te maken is, waardoor het him mogelijk
was zoo lang onder water te blijven. Leeghwater
heeft ook plannen gemaakt om het Haarlemmer
meer droog te maken. Hij schreef er zelfs een
boek ovei-, „het Haarlemmermeei-boek" in 1643.
Het is er toen niet van gekomen, maar als later
in de 19e eeuw dit wel gebeui-t, dan wordt één
der stoomgemalen „Leeghwater" genoemd. Lan
gen tijd heeft men zijn sterfjaar niet geweten,
maar uit een acte van notaris Nic. Cruys te Am
sterdam, blijkt, dat hij in 1650 te Amsterdam is
overleden. Als jullie ooit in De Rijp komen, ga
dan eens kijken naar het mooie raadhuis, dat
door Leeghwater ontworpen is en waar in 1875
bij de herdenking van zijn 300sten geboortedag
een mai-meren gedenkteeken is aangebracht en
in Sept. 1937 heeft men bij de 325 jarige hex-den-
king van de di-oogmaking van de Beemster zijn
borstbeeld aangebracht in het z.g. oude Hee
renhuis te Midden-Beemster.
RIDDERS IN DONKER AFRIKA
Een koning van 150 kg. en geschenken bij
't gewicht.
Waar komen de harnassen vandaan?
De Amerikaansche ontdekkingsreiziger Lawrence
Thaw, die zooeven van een Afrika-i-eis in de
Nieuwe Wereld is teruggekomen, vex-telt won
derbaarlijke dingen over een negei-staat, die hij
in Afrika ontdekt heeft. Dingen, die zóó merk
waardig zijn, dat niemand ze zou gelooven, als
Thaw niet een filmstrook van 1000 m. lengte,
waarop dit alles is vastgelegd, als bewijsstuk had
meegebracht.
Lawrence Thaw reisde in gezelschap van zijn
vrouw dwars door Afi-ika van Algiers naar Nai
robi. Toen hij nu op zijn tocht aan een kleine zij
rivier van de Benue kwam, deelden zijn zwax-te
gidsen hem mede, dat de expeditie hier moest
wachten.
Want men was gekomen aan de grens van het
rijk van koning Lamido Bolba Djamaha en kon
slechts verder ti-ekken, als de toestemming van
Zijne Majesteit was ingekomen. Het was even
wel niet noodig, een vei-zoek aan den koning te
richten, want daar hadden de negers met hun
trommeltelegi-afie reeds voor gezorgd. De door
tocht zou stellig worden toegestaan, doch 't zou
noodzakelijk zijn, rijke geschenken te geven.
En.... zoo vertelden de zwartjesdie ge
schenken moesten minstens 150 kg. wegen!
Thaw was zeer vei-baasd over deze mededee-
ling en begon direct de „geschenken" kleine
snuisterijen uit een bazar bij elkaar te schar
relen.
Reeds den volgenden dag kwam het antwoord
ook door middel van trommelsignalen gege
ven binnen. Den vreemdelingen werd vrije
doortocht verleend.
De expeditie trok onmiddellijk op. Toen men
de rivier had doorwaad en tegen den oever op
klauterde, doken opeens vier zwarte krijgslieden
te paai-d uit de struiken op. De ontdekkingsrei
ziger kon zijn oogen haast niet gelooven, toen
hij zag, dat de zwarte mannen van top tot teen in
echte harnassen gehuld wai-en. Precies zulke har
nassen als de middeleeuwsche ridders droegen
tot ver in de 16de eeuw toe. Ook de paarden dei-
zwarte ridders droegen stalen uitrustingen,
kortom: man en paard zagen er precies zoo uit
als de ridders, die je in je geschiedenisboekje af
gebeeld ziet.
Deze vier geharnaste ï'idders waren zooveel
als het eere-escorte, dat de koning zijn blanke
gasten tegemoet zond om het tot den troon te
geleiden.
Na een dagmarsch kwam het gezelschap in de
residentie aan. De paleiswachters droegen even
eens harnassen en toen de expeditie op audiëntie
ging, zagen Thaw en zijn kameraden een vx-eese-
lijk grappigen, ontzaglijk dikken neger op den
troon zitten. De tolk vei-klaarde, dat Zijne Ma
jesteit 150 kg. woog en dat de geschenken dus
ook dat gewicht moesten hebben. En op 't zelfde
moment daalde de dikkerd van den troon, ging
op een reusachtige weegschaal staan en noodig-
de de gasten uit, hun geschenken op de andere
schaal te leggen. Met veel moeite bracht men ten
slotte de schalen in evenwicht. Eerst toen deze
plechtigheid was afgeloopen, bleek de koning be
reid tot een gesprek.
Natuurlijk ging Thaw's belangstelling in de
eei-ste plaats uit naar de harnassen en bijwijze
van antwoord op zijn vx-agen klapte de koning in
de handen en gaf zijn „opperbevelhebber" of
,minister van oorlog" een bevel. Vlak daarop
begon toen een troepenschouw. Over de twee
honderd soldaten marcheerden op, allen gekleed
in harnassen en met stalen helmen op het hoofd.
In plaats van zwaarden droegen ze echter pijl en
boog.
Thaw vroeg verlof, de parade te mogen filmen
en kx-eeg eerst de toestemming hiertoe, toen de
tolk den koning had duidelijk gemaakt, dat hier
door zijn enorme strijdmacht over de heele we
reld bekend en beroemd zou wox-den. Een zorg
vuldig ondex-zoek van de harnassen bracht aan
het licht, dat ze van uitstekend staal vervaar
digd en zeer kunstig bewexkt waren. Doch on
danks al zijn speuren en vragen was het Thaw
niet mogelijk, oudex-dom en hexkomst van de
uitrustingen te weten te komen. Want de ko
ning werd tenslotte zenuwachtig door de over-
groote belangstelling en weigerde nog een
woord te zeggen. Ook was hij tot geen prijs te
bewegen, een der hax-nassen te verkoopen. Hij
beval den tolk kortaf, dat hij er geen woord
meer over hooren wilde.
Waar komen nu deze middeleeuwsche harnas
sen midden in donker Afrika opeens vandaan?
Stammen ze nog uit de middeleeuwen en heeft
de een of andex-e Arabische koopman ze daar
gebracht? Of zijn ze afkomstig uit een wapen
magazijn van de kruisvaardex-s in Palestina?
't Is nauwelijks aan te nemen, dat middeleeuw
sche wapenrustingen het, bij voortdurend ge
bruik, tot nu toe zouden hebben uitgehouden!
Of.... wox-den de harnassen in een eigen fa
briek van koning Lamido Bolba Djamaha ge
maakt?
Raadsel op raadsel en de wetenschap kan
hierop tot dusver nog geer antwoord geven!
DE STOTTERENDE JONGEN
Een jongen zal leeren zwemmen.
„Nu", zegt de zwemmeester als'hii W
den hengel heeft, „en wat wil je nu aan
leeren?" nU 1 ee«t
„Dd.... duiken!"
Onmiddellijk gaat hij kopje onder. En zonri
hij weer boven is gekomen, stottert de
D.... d.... duiken...." 30n*en:
Een flinke kerel, denkt de zwemmeester en h
jongen gaat nogeens kopje onder.
Dit keer duurt het erg lang, voor hij bovpn
komt. En zoodra hij weer spreken kan
de jongen: „D.d.duiken.Degmt
„Heb je nu nog niet genoeg gedoken"'
„D.d.duiken m.m.... mae ju
van den dokter!" stottex-t de jongen.
DE BLOKFLUIT
Wie een blokfluit bezit, gaat aan 't fluiten
dat is „nogal wiedes".
Maar Jopie overdreef het heusch een beetje
van den allervroegsten, prillen morgen tot des
avonds laat, als de buren al sliepen (of tenmin
ste trachtten te slapen) blies Jopie op z'n blok
fluit. Geen wijsje was veilig voor hem!
En als hij 's Zondags buiten wandelde, ging hii
aan den rand van 't bosch zitten en blies zoo
hard en zóó hardnekkig, dat alle menschen
ijlings de beenen namen.
Eens op een dag werd er bij Jopie thuis ge
beld. Een vx-eemde man stond voor de deur.
„Dag meneer," zei de man, „ik heb hier iets
moois voor u!"
Jopie was erg gevleid, dat de man hem die
nog maar een lange, vlegelachtige jongen van
veex-tien jaar was „meneer" noemde en liet
hem dus binnen.
„Meneer," begon de man weer, „ik heb toe
vallig gehoord, dat u een blokfluit bezit, waarop
u prachtig kunt spelen."
„Nou, nouprachtig", kwam Jopie be
scheiden.
„Ja, ja," zei de man, „ik heb gehoord, dat het
eenvoudig schitterend is! Nu, meneer, ik heb
hier een eenvoudig apparaatje meegebracht, dat
u in staat stelt, het muzikale genot te vertien
voudigen, neen, te verhonderdvoudigen!"
„Zoo, zoo?" vroeg Jopie.
„Ja meneer," zei de man, „want met dit ap
paraat kan alles wat u speelt, worden opgeno
men. En later kunt u 't afdraaien en hoort het
dan nog eens. Zullen we eens een opname ma
ken?"
„Graag," zei Jopie en hij greep z'n blokfluit.
„Klaar?"
„Ja!"
„Vooruit dan maar."
Het apparaat dx-aaide en Jopie blies een liedje,
twee liedjes, alle liedjes, die hij kende.
„'t Is uit," zei Jopie eindelijk.
„Bravo, bx-avo!" zei de man, „wilt u nu de
plaat hoox-en?"
„Gx-aag!"
De man legde de plaat op het toestel. Het ge
luid van Jopie's blokfluit klonk door de kamer.
„Klinkt het zóó?" vroeg Jopie, „heb ik zóó ge
blazen?"
„Precies zoo," zei de man „verbluffend ge
lijk".
„O, wat èrg!" zei Jopie.
„Px-achtig, prachtig!?" zei de man, enmag
ik meneer nu het apparaat verkoopen?"
„Nee, zei Jopie langzaam, „maar ik wil u iets
verkoopen.
„Wat?"
„De blokfluit!" zei Jopie.
'T IS SCHOONMAAKTIJD
door
W. B. Z.
Zeg poppekind, 't is heerlijk weex-,
Ik zet jou voor in 't tuintje neer.
Ik moet de deux-en zeepen gaan
En dweil meteen de vloer dan aan.
De meubels zet ik in de was
En zeem daarna het vensterglas.
Heusch, poppekind, je staat daar goed.
Je weet wel, dat ik werken moet.
'k Moet ook nog je dekens wasschen
Maar 'k houd van wasschen en van plasae
Daarna geef ik schoon beddegoed.
Ik weet precies, hoe of het moet.
'k Help moeder goed in schoonmaaktijd.
Moes zegt: „Je wordt een knappe meid.
En wat je heel vroeg hebt geleerd
Dat doe je later nooit verkeerd".
Dus pop wacht nu nog even maar
Over een uurtje ben ik klaar.