BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Aan allen!
Deze week schrijf ik weer geen briefje
vooraf.
Best GOUDMUILTJE. Wat kreeg je altijd
's-Woensdagsmorgens van 1011?
Je schrijft o.m.: En weet u dat ik zoo fijn
vind? Dat kregen we altijd op Woensdagmor
gen van 1011.
Misschien wil je in een volgend briefje wat
duidelijker zijn. Ja. het visite-uur is weer
begonnen. L.l. Dinsdag zijn reeds drie ru-
briekertjes op visite geweest. De trouwste
correspondenten ontvangen de eerste en de
meeste invitaties. Je spaargeld heb ik aange-
teekend
Dag Goudmuiltje.
Best ZANGERESJE. Je hebt met recht
een goeden verjaardag gehad. En wat een
sieraden. Je moet echter niet schrijven kol-
jeetje, maar colliertje. Je vraagt me, of je ook
een gedichtje voor de rubriek mag inleveren,
omdat andere rubriekertjes het ook mochten
doen. Natuurlijk mag je inzenden. Er is ech
ter een verschil tusschen het gedichtje dat jij
hebt ingezonden en de gedichtjes die andere
rubriekertjes mij deden toekomen. Zij, die
reeds inzonden, leverden eigen fabricatie als
ik het zoo noemen mag. Jij hebt een reeds be
staand lied ingezonden. Reeds bestaande ge
dichtjes, enz. neem ik slechts bij hooge uit
zondering op. Als ik er een gewoonte van ga
maken om bestaande poëzie of proza op te ne
men zou binnen korten tijd de kinderrubriek
eens zoo groot van omvang worden. Ieder
kind is dan in staat iets te leveren omdat er
niets aan is een stukje over te schrijven. Bo
vendien moet men veelal toestemming tot
plaatsing van de schrijfster of den schrijver
hebben. Het door jou ingezonden gedicht
neem ik dus niet op. Wil je er ook aan den
ken dat papier met kopij voor de courant
slechts aan één zijide beschreven mag zijn?
Als je na je schoolreisje een opstel van het
uitstapje maakt, wil ik het graag doen opne
men, mits je er werkelijk je best op gedaan
hebt.
Dag Zangeresje.
Lief GOUDHAARTJE. Met de voornaam
van je zus en jou ben ik steeds in de war.
Je hebt natuurlijk begrepen dat de kaart voor
jou bestemd was. Ja, ik ben reeds met 't visite-
noodigen begonnen. Dit keer inviteer ik weer.
Kijk het slot van de briefjesafdeeling maar
steeds goed na.
Dag Goudhaartje.
Best REPELSTEELTJE. Dat zal een
feest worden zeg, a.s. Woensdag, 'k Wou wel
van de partij zijn, doch heb helaas geen kans.
Als de jas af is, wil ik haar graag zien. Ja,
het weer is wel koud, maar toch wel geschikt
voor een fiksche wandeling. Het zou minder
aangenaam ook nog mogelijk zijn.
Dag Repelsteeltje.
Beste WINNETOU. Een ernstige postze
gelverzamelaarster is Marietje Groen (Bood-
schapstertje). Zij woont Kennemerlaan 1, d.i.
dicht bij de Julianabrug. Natuurlijk wil ze met
je ruilen. Je verhaaltje acht ik niet voor op
name geschikt. Het schieten van vogeltjes met
pijl en boog, vind ik niet erg verheffend, maar
wreed. Je bent echtter in staat betere verha
len te schrijven. A.s. week zorg je wel voor
een vertelling met minder wreeden inhoud.
Dag Winnetou.
Lief BRUINOOGJE. Hartelijk dank ik je
voor het bezorgde theelood. Als het zoo door
gaat, heb ik spoedig weer een flinke voorraad
om af te leveren. Prettig dat je een goeden
verjaardag hebt gehad. M'n kaart heb je dus
ZONNETJE KOM!
door
W. B. Z.
Zonnetje kom!*'
Toch gauw weerom!
Dan zingen de vogels,
Dan geuren de boomen,
Dan is toch echt de Lente gekomen.
Zonnetje kom!
Zonnetje kom!
Toch gauw weerom!
Dan bloeien de bloemen
Op velden en wegen.
Dan komt de lieve Lente ons tegen.
Zonnetje kom!
Zonnetje kom!
Breng warmte weerom!
Weg gaan dan de kachels,
De ramen gaan open,
Vlug door de bloeiende velden geloopen
Zonnetje kom!
ontvangen. Neen, ik heb je naam niet ge
hoord, toen de radio van de verjaardagen
melding maakte.
Dag Bruinoogje.
Lief BIJDEHANDJE. De lang verbeidde
dag behoort alweer tot het verleden. Is je
hartewensch. nl. een slaappop, nog in vervul
ling gegaan? Als je haar gekregen hebt, dan
mag je wel voorzichtiger met haar omgaan
dan je gewoonlijk met je speelgoed placht te
doen. Schrijf je me eens wat je alzoo gekre
gen hebt?
Dag Bijdehandje.
Best BOODSCHAPSTERTJE. Je moet het
briefje aan Winnetou gericht eens nalezen.
Misschien kan je door ruilen met Winnetou,
zegels bekomen die je nog niet hebt. Heb je
ongeveer 800 knikkers. Een behoorlijk aantal.
Ja, langzamerhand maakt het knikkeren weer
tijdelijk plaats voor andere spelen. Je voorraad
moet je dan maar weer voor een jaartje op
bergen.
Dag Boodschapster tje.
Lief BLONDJE. Dat was ook even een
tref? Je jarigen hoofdonderwijzer tijdelijk als
leerkracht te krijgen, juist op den dag dat hij
jarig is. Om elf uur ter eere van de pret reeds
naar huis, dat wil er ook bij de jeugd wel in.
L.l. Donderdagavond had je dus uitvoering van
„Kleine Kracht". Helaas was ik weer verhin
derd. Ik vreesde er trouwens verleden week
al voor, te meer daar ik 's middags terstond
na schooltijd, reeds 2 uur bezet zou zijn. Nu
maar de hoop op een volgende gelegenheid
gevestigd.
Dag Blondje.
Best RAMENLAPSTERTJE. Ja, dat zusje
van Tini v. d. Z. schijnt flink te groeien. Tini
is dol gelukkig met haar. Het is ook een pret
tiger bezit dan een pop, waar zij zich voorheen
door gemis van een broer of zus, mede moest
vermaken. Nu kan ze met een levende pop
gaan rijden en er later mede spelen. Is het
jaarfeest 1.1. Donderdag goed geslaagd?
Dag Ramenlapstertje.
Lief BENJAMINNETJE. Jij weet wat
prettig is.
Op een zonnige Woensdagmiddag met eenige
vriendjes naar Velserbeek te gaan is maar niet
even fijn. Bovendien was je onder goede lei
ding. Natuurlijk heb je je best vermaakt en
flink versehe lucht gehapt. Je hebt des nachts
vanzelf sprekend geslapen als een roos. Ik
wensch je nog menig prettig buitenzijn toe.
Dag Benjaminnetje.
Beste ANEMOON. Je hebt dus tijdens 't
jaarfeest van de Meisjesvereeniging ook een
rol vervuld. Weet je hoe je je vader er spoe
dig toe kunt brengen met z'n plagerijtje op te
houden? Door het tegendeel te bewijzen. Dan
is er geen aanleiding meer om op je rol
steeds te zinspelen. Probeer het maar eens
ernstig en je zult zien dat ik gelijk heb. Wat
een gezellig avondje heeft mej. K. je na het
jaarfeest bovendien nog bereid. De pretjes
kunnen haast niet op.
Dag Anemoon.
Best ZONDAGSKIND. Misschien lukt je
gedichtje, over het door je gekozen onder
werp, volgende week beter. Gaat het dan weer
niet maak dan een opstel. Dat is eenvoudiger.
Is het onderwerp goed gekozen en heb je zorg
aan het werk besteed, dan zal ik het doen
opnemen. Je hebt met je zusjes deze week
weer volop van de buitenlucht genoten. Pijn
zoo.
Dag Zondagskind.
Lief ZONNESTRAALTJE. Wat heerlijk
dat je zoo geniet. Ja, 1.1. Zondag was het te
koud om lang buiten te zijn. Prettig dat je je,
als het moet ook thuis zoo 'kostelijk kunt ver
maken.
Dag Zonnestraaltje.
Lief DOORNROOSJE. Dat wordt 3 Mei
a.s. een feest, zeg. Gaat er geen volwasschen
dame of heer met jullie mede om het cadeau
te koopen? Bij voorbeeld een vader of moe
der van een van de kinderen? Jullie loopt dan
meer kans iets bruikbaars te koopen dat te
vens solied is. Ik wensch je met je klassege-
nooten een prettigen ochtend toe. Wil je je
meester ook namens mij gelukwenschen?
Dag Doornroosje.
Best DAUWDROPJE. Ook jij bent gauw
aan de beurt. Wat prettig dat je op school
overgegaan bent. Nu maar weer flink je best
doen. Mag je al alleen met een vriendinnetje
naar school?
Dag Dauwdropjp.
Lief CROCUSJE. Je hebt een aardig en
in verband met de visite's een actueel ge
dichtje gemaakt. Flink zoo. Natuurlijk laat
ik het plaatsen. Voor meerdere eigen maak
sels zoowel proza als poëzie houd ik mij warm
aanbevolen. Veel succes.
Dag Croeusje.
Lief TEEKENAARSTERTJE. Je spaargeld
heb ik gevonden en aangeteekend. Hartelijk
dank ik je voor de keurige teekening. Ze ziet
er welverzorgd uit. Jij hebt op het jaarfeest
ook een rol vervuld? Prettig dat alles zoo goed
geslaagd is. Van het nafeestje heb ik ge
hoord. Het is dol gezellig geweest. Wil je je
moeder m'n groeten terug doen?
Dag Teekenaarstertje.
Lief KRULLEKOPJE. Je laatste briefje
was een briefje met een geheim, 'k Hoop dat
jij er ook bij bent, dan is de verrassing voor
jedes te grooter. Je hebt er z^ker geen
spijt van nog niet van school te zijn gegaan?
Een jaar is zoo voorbij, vooral als je het pret
tig in de klas hebt. Het beste hoor.
Dag Krullekopje.
VISITE.
A.s. Dinsdagmiddag mogen Teekenaarster
tje, Krullekopje, Anemoon en Benjamin op
visite komen. Ik verwacht ze om 4.15. Om 5.15
gaan ze weer naar huis.We gaan aan de hand
werkjes die nog niet af zijn verder. Tot Dins
dag dus.
Lief ZWARTKOPJE. Meisjelief wat ga
je nu doen? Ziek worden? 'k Hoop dat je
weer spoedig beter zult zijn. Is je kussen al in
elkander gemaakt?
Dag Zwartkopje:
Best MADELIEFJE. Je behoeft voor de
club geen geld te geven. We sparen alleen
voor het zomeruitstapje. Wil je met mij
wedden dat het a.s. Zondag weer regenachtig
weer is? 'k Hoop dat je een profeet bent, die
ER WAS ER EENS EEN LUCHTBALLON
door
W. B. Z.
Er was er eens een luchtballon
Al in een dorpje-klein
En iedereen liep naar de wei
Om daar toch bij te zijn.
De burgemeester zei toen flink:
„Ik hef entree-geld hoor,
Én wie dat niet betalen kan,
Die gaat er maar van door.
Nu voor een enkel dubbeltje
Mocht je op 't weiland staan
En wie dat niet betalen wou
Die bleef er maar vandaan.
De koeien van boer Krëlissen
Kwamen stil naderbij
Ze zeiden in hun koeientaal:
„Van ons is deze wei.
En wij betalen heusch geen cent,
Wij denken er niet aan,
Zij bleven daarom heel brutaal,
Vlak voor de menschen staan.
het mis heeft. School A. wordt volgende week
dus ook door soldaten bezet? Gelukkig dat
de kinderen onderdak in school J. kunnen
vinden, 'k Ben zeer benieuwd naar den uit-
ag van het gehouden „Verkeersexamen".
Dag Madeliefje.
Onderstaand gedichtje is gemaakt door
Croeusje.
„OP VISITE".
,3ij mej. V. op visite gaan is fijn,
Zoowel tijdens regen als zonneschijn.
Bij regenachtige dagen
Weet zij ons uitstekend hinnen te
vermaken.
Bij mooi weer en zonneschijn,
Wil zij dat wij buiten zijn.
Het is voor ons dan weer echt fijn,
Op visite in haar tuin te zijn".
Croeusje (Corrie Goedhart).
Veel groeten van,
Mej. E. VIJLBRIEF.
DE DORRE AKKER
Van een mopperige» boer en een vrooljjken
mijnwerker,
In een bergachtige streek woonden een boer
en een mijnwerker vlak naast elkaar. De boer
was een harde werker: reeds voor dag en dauw
stond hij op om te mesten en te ploegen, te
zaaien, te wieden en te oogsten.
Nu, z'n land mocht dan ook gezien worden!
't Was uren in den omtrek 't best onderhouden
stuk grond. En ook in huis en hof was 't altijd
keurig netjes, daar zorgde de boerin wel voor!
In den herfst waren de schuren dan ook vaak
te klein om den rijken overvloed, die het land
had opgeleverd, te bergen.
Alleen een enkel, klein stukje land gaf den
boer iederen dag groote ergernis en hij kon niet
nalaten daar. voortdurend over te zeuren en te
klagen.
Dat stukje was dor en bleef dor. 't Slikt alle
mest, die ik erop doe, onmiddellijk op, alsof 't
uitgehongerd is," zei de boer, „maar 't helpt niets,
letterlijk niets! 't Blijft altijd maar even dor en
droog, geen grassprietje wil er op groeien."
Eens op een mooien zomeravond, toen hij. met
zijn zoontje op de bank voor het huis zat en
weer zoo klaagde over het dorre stuk grond, zei
de kleine Frans: „Maar vader, ik begrijp niet,
waarom U zoo ontevreden bent! We hebben toch
iederen dag volop te eten en kunnen zooveel
kleeren en speelgoed koopen als we willen. Als
buurman Hans nou nog mopperde! Maar die is
altijd vroolijk en Annetje ook."
,Hm", zei de boer. Hij keek op z'n neus en
antwoordde niet. Maar zijn oogen volgden den
blik van zijn zoontje. Ja, daar kwam juist hun
buurman, de mijnwerker, van zijn arbeid onder
den grond terug. Hij liep met sleependen tred:
je kon wel aan hem zien, dat hij moe was! In de
hand hield hij nog zijn mijnlamp; zijn gezicht en
handen waren pikzwart van 't kolengruis, maar
toen hij zijn dochtertje zag, dat hem vroolijk
tegemoet liep, kwam er een glimlach op z'n
gezicht.
Annetje had twee blonde vlechtjes, een zacht,
lief gezichtje en mooie, blauwe oogen.
„Ha, wat heerlijk, dat U er bent!" riep ze te
gen haar vader en ze drukte haar hoofdje lief
kozend tegen zijn arm.
„Pas op, kindje," zei de mijnwerker. Je kon
zien dat hij graag de roze wangen van zijn doch
tertje gestreeld of haar een kus gegeven had.
Maar hij wilde het kind niet vuil maken. Sa
men liepen ze verder en toen de mijnwerker den
hoer zag, riep hij vroolijk: „Goeienavond, buur
man. Die dag zit er weer op, gelukkig!"
De boer grootte terug en keek die twee pein
zend na.
„Je hebt gelijk," zei hij tegen z'n zoontje, „zoo
arm als ze zijn. zijn ze toch altijd tevreden hier
naast!"
Drie maanden later zat de boer weer op een
avond met z'n zoontje buiten. De velden waren
geel van 't graan, de lucht vol bloemengeuren.
„Prachtig staat 't gewas, vader," zei Frans.
„Hm," bromde de boer. En Frans wist, dat hij
wéér dacht aan dat eene, dorre stukje.
Naast hen in het kleine tuintje van den mijn-
merker speelde Annetje met haar poppen. Zoo
nu en dan stond ze op en keek verlangend den
weg af.
„Vader is erg laat vandaag," praatte Annetje
tegen haar moeder.
Toen kwamen opeens twee mannen met zware
stappen voorbij. Ze gingen het kleine huisje bin
nen en kort daarop klonk er een luide gil
Annetje sprong op en liep naar binnen.
„Wat zou er zijn, vader?" vroeg Frans.
De beide mannen waren ongeluksboden. Ze
vertelden, dat Hans, de mijnwerker, bij 't aan
boren van een nieuwen gang een groot blok
steenkool, dat plotseling was losgeraakt, op de
borst had gekregen en zwaar gewond was.
Dienzelfden avond nog gingen Annetje en haar
moeder naar de stad, waar de mijnwerker in 't
ziekenhuis lag.
De boer deed wat hij kon voor zijn buurman:
groote manden met fruit werden voortdurend
naar 't ziekenhuis gezonden en menige zij spek
en mand eieren werd in 't kleine huisje ge
bracht. En 't was heel opmerkelijk, dat de boer
nooit meer bromde en klaagde. Hij deed z'n
werk als altijd, maar naar het dorre land keek
hij niet meer om.
Maandenlang zweefde Hans, de mijnwerker, tus
schen leven en dood. En toen, in 't vroege voor
jaar gebeurde er iets heel wonderlijks: de dorre
akker, dat ellendige stukje grond, waaraan de
boer zich zoo bont en blauw geergerd had, stond
opeens vol frisch, groen gras.
Een wonder? 't Leek er veel op. En toch was
de verklaring heel eenvoudig: door het neer
storten van het reusachtige blok, waarvan een
stuk Hans bijna het leven had gekost, was er
ruimte onder den grond gekomen en het grond
water borrelde omhoog en bevochtigde den
akker.
Toen de boer het hoorde uitleggen door een
mijnbouwkundige, stond hij langen tijd te peizen.
Toen zei hij: „Als Hans de mijnwerker dood
gaat, zal ik nooit een korreltje zaad in dien ak
ker strooien!"
Alleen z'n zoontje Frans begreep een beetje,
wat er in hem omging.
Maar gelukkig: Hans ging niet dood. Heel
langzaam werd hij beter. En toen de boer wist,
dat de mijnwerker weer spoedig thuis zou ko
men, ging hij op een morgen naar den ongeluks
akker, ploegde hem om en zaaide er tarwe
in. De akker werd het mooiste stukje grond in
den wijden omtrek. En Hans, de mijnwerker,
kreeg het van den boer cadeau.
,'t Is eerlijk jou eigendom," zei hij, „want het
had je bijna je leven gekost."
En daarmee was 't gesprek uit. Alleen tegen
z'n zoontje Frans zei de boer op een keer: „Zon
der hem was ik nu nog een ellendige, oude brom
pot. Hij heeft dat land dubbel en dwars ver
diend!"
OORVIJG VOOR EEN KWARTJE!
Een circusclown, die onlangs is overleden, had
precies opgeschreven, hoeveel oorvijgen hij ge
durende zijn twintigjarige werkzaamheid had
moeten incasseeren. 't Waren, er niet minder dan
130.000 Iedere oorvijf kreeg hij extra betaald en
wel met een kwartje per stuk. Dit waren de
wone. De vreeselijk harde oorvijgen daarente
gen, waarbij het publiek brulde van vermaak,
brachten hem elk een gulden op!
PLANT OF ROOFDIER?
Het interessante leven van het
blaasjeskruid.
Op moerasachtigen bodem, in het bruine
water van hoogveenplassen, vooral in het bui
tenland, maar ook een enkelen keer wel bij
ons, kun je een heel merkwaardig plantje
aantreffen. Lichtgroene blaadjes drijven aan
de oppervlakte van het water; in den zomer
komen er prachtige, gespoorde bloemen te
voorschijn. In de sporen dezer bloemen wordt
zoete honing afgescheiden, die tal van vlin
ders en libellen aanlokt.
UTRICULARIA
VULGARIS)
Als deze zich neerzetten op den onderlip van
het sierlijke „bekje" en het fijne, geurige
vocht eruit slurpen, behoeven ze niets hiervoor
te betalen. Ze bewijzen alleen de bloem een
goeden dienst door van bekje tot bekje te vlie
gen en zoo het stuifmeel te verspreiden.
Een liefelijk bloemenleven, zul je denken.
Wacht maar: in werkelijkheid is deze plant,
door de botanici „blaasjeskruid" (utricularia)
genoemd, een geheimzinnige moordenares.
Duizenden en duizenden dieren worden stil
letjes door haar verslonden. Van dit feit is
men pas in den laatsten tijd volledig op de
hoogte gekomen. Men wist echter reeds lang,
munmetex groot. En vroeger meenrip 1
de taak van deze blaasjes was de pffY?1
vende te houden. piant drij.
Met een dun steeltje is zoo'n blaacip
blad bevestigd en aan één kant stelt???'
Voor de naar boven gerichte
van het blaasje zien we een lepel™™1""*"
spleten takje, dat wel een beX
voelsprieten van een kreeft °P de
Bekijken we nu den bouw van eer, w.
onder de microscoop nog wat nauwkö
dan zien we, dat de mondopening 5> 5
sierlijk klepje wordt gesloten. Aan den hl
kant van dit klepje, zitten ffce hSrfe;
binnen in het blaasje zitten kleine Km?
die spijsverteringssappen afscheiden „m'1'?'
onze maag. En nu zijn de als
in den laatsten tijd achter gekomen
deze blaasjes een soort .gnuizenvallJIj
die tevens als verteringsorgaan dn*
moocr" rHpnct rinon 2
In alle moerassige wateren is 't ieder»,
n Dr pon nnn r o-tvrrrawi/vl c
32. Si™.
enz,,
tus-
voelt hij deze belemmering vaiTktetewH?
gen en wordt zenuwachtig. Angstig sprinat hlï
heen en weer enkomt i" ««..Lr™
tjes: torretjes, spinnetjes, watervlooien V
enz. En raakt nu een van deze kleintjes 2
schen de „voelsprieten" van zoo'n blaaste
voelt, hii deze helemmprino- vo« u.J 1
de voelharen, die hem langzaam maar zeK
het blaasje binnentrekken. De vinniw Bi?
deuren slaat achter hem dicht en hij iT„
vangen, 't Interessante hierbij is, dat de n
van het blaasje een „slikkende" bewe
maakt.
Toen men de blaasjes in een aquarium hun
„buit" voorhield, slikten ze niet minder dan li
keer in drie dagen een beestje in, dat geheel
opgegeten werd.
Hoe feilloos deze „muizenval" werkt, wordt
door de resultaten bewezen. Onderzocht men
een normale blaasjeskruidplant die enkele
honderden blaasjes draagt, dan vindt men
hierin honderden diertjes. Soms 10 tot 20 in
één blaasje, dat zoo-dik opgezwollen is, dat het
bijna barst. De diertjes worden langzaam door
het maagsap verteerd. Er gaan Der zomer
minstens tweeduizend door het „keelgat" van
deze merkwaardige plant, die dus een vleesch-
eter bij uitnemendheid is.
Een waterplant ófeen roofdier? Hoe zou
je 't noemen?
IK zou hier boven kunnen zetten „een merk
waardige verzameling", want dat is het,
waarover ik jullie hier wat vertellen wil
Jullie hebt op school, als aardrijkskunde
van Italië aan de beurt was, wel gehoord, dat
men in de nabijheid van Napels de stad Pom-
peji weer heeft blootgelegd. Deze stad werd in
het jaar 70 door een uitbarsting van de Vesuvius
geheel onder de lava bedolven. Door de opgra
vingen van Pompeji weten wij nu precies hoe de
oude Romeinen uit dien tijd leefden, en hoe hun
huizen waren ingericht. Zoo weten wij van tal
van opgravingen van later tijd in verschillende
landen, ook in ons land, hoe de menschen vroe
ger woonden, welke voorwerpen ze gebruikten,
hoe ze zich bezig hielden enz. Dat wij die op
gravingen deden was soms heelemaal toevallig,
soms 't gevolg van een bloot vermoeden, dat er
wel eens wat in den grond kon zitten, soms ook
van nauwkeurige berekeningen na lezing van
geschriften uit dien ouden tijd. De bewoners
uit dien ouden tijd hebben echter nooit kunnen
vermoeden, dat wij op deze manier het een en
ander van hen zouden gewaar worden. Maar nu
wil ik je wat vertellen van iets, dat de men
schen van tegenwoordig gedaan hebben om te
maken dat de mensehen van 5000 jaar later, dus
van 't jaar 6939 precies zullen kunnen weten,
hoe wij leefden, d.w.z. welke dingen wij gebruik
ten, hoe we ons kleedden, hoe we onze huiska
mers versierden, wat we lazen enz. Men heeft
namelijk onder de muren van 'n gebouw, dat opge
trokken wordt op het terrein van de Wereldten
toonstelling te New-York die 30 April a.s. ge
opend zal worden op den bodem van een 15 m.
diepe put een cylinder neergelaten Deze cylinder
is van binnen 17V2 c.m. wijd en 2.10 m. lang. Tal
van menschen zijn er aan te pas gekomen om er
over te beraadslagen waarvan de cylinder ge
maakt zou worden en wat men er in bergen zou,
opdat de menschen van 't jaar 6939 precies zou
den kunnen zien hoe wij leefden en werkten. De
cylinder is zoo gemaakt dat ze tegen alle invloe
den van buiten bestand is en dat men er van
overtuigd is, dat alles wat men er_ instopt over
5000 jaar er nog precies zoo zal uitzien, als op
't oogenblik dat het er werd ingestopt. Men
heeft dezen cylinder Tijdcylinder genoemd; ze
ker omdat ze een beeld moet geven van dezen
tijd. Om te beginnen heeft men er in geborgen
40 voorwerpen van dagelijksch gebruik zooals een
vulpenhouder, een horloge, een electrische amp,
een tabakszak, tabak, sigaren en sigaretten,
bril, een tandenborstel en nog veel meer
gen. Verder stalen van katoen, wol, hn
kunstzijde, rubberartikelen, allerlei zaden
ook monsters van steenkolen. Dit laatste om
men gelooft, dat over 5000 jaar er geen se
kolen meer zullen zijn. Dan zitten er in tal
micro-films dat zijn dus filmen, die tot opi
millioenste verkleind zijn van dezen tijd,
der heeft men op deze filmen een woorden
allerlei boeken, enz. in verschillende talen ops
nomen. In gewonen boekdruk zouden deze
een boek vormen van 23.000 bladzijden
10.000.000 woorden en vele honderden alöeeia
gen. Tevens is er een aanwijzing bij, hoe
deze films kan ontcijferen. Voor de menschhe
van 6939 heeft men alles wat er op deze mam
verborgen is baschreven in een z°°gen.aa™
lichtingenboek, dat gemaakt is van zuive
penpapier en met een speciale inktsoort
is. Aan tal van bibliotheken is een exempt
van dit kostbare boekdeel gezonden. Men
dat toch wel hier of daar een exemplaar
jaar nog bestaan zal. Ook heeft rneo
gehouden met de mogelijkheid, dat
5000 jaar een nieuwe tijdrekening is
en men heeft een middel aangegeven
menschen kunnen weten dat ze volgens o
rekening in 't jaar 6939 zijn aangeland, en w
heeft men aanwijzingen gegeven van
waar dit alles verborgen is.