33e Jjcansmma
poststukken
Litteraire
Kantteekeningen.
De loketjes van de „transorma" worden
De twee moderne machines in het
Utrechtsche stations-postkantoor
voldoen goed. Ook in Den Haag,
Amsterdam en Haarlem zullen
dergelijke installaties de taak van
de postambtenaren verlichten.
(Van onzen specialen verslaggever).
ZEVENTIG aan elkaar gekoppelde,
metalen wagentjes, die aan
gedreven door een electro
motor een groote, ellipsvormige
baan beschrijven in een horizontaal
vlak. Daarboven 5 toetsenborden, 5
sleuven en 5 aanvoerplaatsen voor de
te sorteeren poststukken, daaronder,
aan den voor- en achterkant, 5 X 25
loketjesZiedaar een beeld van de
„Transorma", die in het toch al zoo
modern geoutilleerde, efficient-wer-
kende P.T.T.-bedrijf hier te. lande snel
is ingeburgerd.
Met de „transorma", welke door 5 post
ambtenaren „bespeeld" wordt, is P.T.T. in
staat 15000 poststukken per uur te sor
teeren. Wat dit zeggen wil? Dat één paar
oogen in 3600 seconden van 3000 brieven,
postwissels, brief- en ansichtkaarten enz.
enz., de adressen en vraag niet hoe die
veelal geschreven zijn! opneemt. Bijna
tegelijkertijd deponeer en 5 rechterhanden een
poststuk in een sleuf, terwijl 5 linkerhanden
op het toetsenbord een nummercombinatie
aanslaan, Eén tel: wèg is de brief, gevallen in
het wagentje, dat zich juist onder de sleuf
bevindt, wanneer het poststuk „doorkomt".
Een combinatie van sorteeren en transpor
teeren heeft hier plaats. Van daar de naam
der machine „Transorma": transporteeren-
en sorteeren-Marchand-Andnessen. Vooir de
genen, die alles van de uitvinding van den
heer J. J. M. L. Marchand, gewezen hoofd
ambtenaar der P.T.T. afweten, is het een
voudig genoeg. Voor leeken is het een tech
nische puzzle, waarvan de oplossing zonder
deskundige voorlichting onmogelijk is.
Ontegenzeggelijk heeft de heer Marchand
PTT een grooten dienst bewezen met zijn uit
vinding, welke hij met nu wijlen professor A.
C. Anclriessen van de Technische Hoogeschool
te Delft, voor de practijk geschikt maakte.
In 1931 was de eerste „transorma" gereed, kon
men deze in Rotterdam opstellen. Toen draai
den de metalen wagentjes nog in een verticaal
vlak, zaten de „transormisten" niet óp maar
aan den voet der machine, leverde de practijk
diverse moeilijkheden op, welke ondervangen
moesten worden.
De noodzakelijke verbeteringen werden aan
gebracht. En in Mei 1938 stonden in het
Utreehtsche stationspostkantoor twee gloed-
gelicht.
u actie.
Rechts de electrische binclmachine
Een „transormist" aan den arbeid. De rech
terhand grijpt een poststuk, de oogen lezen
plaats- en/of straatnaam, wèg gaat het stuk
in een sleuf, terwijl de linkerhand het niim-
iner aanslaat van het loketje, waarin het
tenslotte tot rust moet komen»
nieuwe „transorma's" te wachten op den
d-ruk-op-den-knop, teneinde samen 30.000
poststukken per uur te gaan verwerken.
Die ongeveer 12 meter lange gevaartes, ge
heel bekleed met aeousticelotex, staan hier
nu een jaar. En de ervaring heeft geleerd, dat
zij prachtig voldoen. Niet voor niets wordt er
thans op de Wereldtentoonstelling te New-
York een „transorma" gedemonstreerd. Niet
voor niets heeft P.T.T. aan Werkspoor, dat
de machines in licentie bouwt, opdracht ge
geven meerdere installaties te leveren, name
lijk voor Amsterdam, Den Haag en Haarlem,
terwijl de uit 1931 en 1933 dateerende „tran
sorma's" te Rotterdam door nieuwe vervangen
zullen worden. Een bewijs, dat men over deze
Nederlandsche vinding tevreden is!
De juiste werking.
TH) ES AVONDS half negen in het Utreeht-
-^sche stationspostkantoor, dat in een zee
van licht baadt. Eén der beide „traixsorma's"
is op dat moment in werking, hetgeen door
een licht gezoem en heel licht getril verraden
wordt. Een trap voert naar de zitplaatsen der
vijf „transormisten", de „seconde-werkers"
wier rechterelleboog op een kussentje steunt.
Met de rechterhand grijpen zij de poststukken,
lezen het adres, weg is het al, verdwenen
in een sleuf, tenminste wanneer het niet dik
ker is dan 8 millimeter en de afmetingen
niet grooter dan 18 bij 23 centimeter zijn. De
linkerhand heeft op hetzelfde oogenblik dat
de oogen den plaatsnaam lezen op het toet
senbord de nummercombinatie aangeslagen
van het loketje, waarin de brief om ons
daartoe even te beperken moet belanden.
Van het wagentje, dat zich juist onder de
sleuf bevindt als de brief doorkomt, worden
daardoor een aantal nokken ingedrukt, het
geen tot gevolg heeft dat de twee wigvormige
metalen platen van het wagentje, waarfcus-
schen de brief is terecht gekomen, een be
paalden stand gaan innemen. Het wagentje
draait verder door totdat de platen en dus
ook de brief boven de „goot" komen, welke de
verbinding vormt met het gewenschte loketje.
Dan wijken de platen aan den onderkant uit
elkaar en de brief vliegt er uit om in zijn
vakje tot rust te komen.
De post voor de plaatsen, die een eigen
loketje bezitten, behoeft nu niet verder
gesorteerd te worden. Slechts één manipula
tie is nog noodig voor de stapels poststukken
uit deze vakjes in de bekende postzakken ge
deponeerd worden: het bundelen, waarvoor
ook alweer een ingenieus apparaat, de electri
sche bindmachme, ter beschikking is. Met
een biljetje, dat den plaatsnaam aangeeft,
komt de stapel poststukken op deze machine.
Na inschakeling is een trap op een pedaal
voldoende om er een stevig ingesnoerd pak
ketje voor in de plaats te krijgen.
In totaal zijn er 125 loketjes voor de te ver
zenden post beschikbaar. En er zijn heel wat
meer plaatsen in ons land, waarheen „post"
moet. Daarom heeft men een gedeelte dezer
loketjes bestemd voor verschillende richtingen,
zooals b.v. Meppel-Groningen, UtrechtLei
den enz. enz. De poststukken, die in deze
vakjes terecht komen, moeten nog een hersor-
teering ondergaan, hetgeen in een groot aan
tal U-vormige kasten geschiedt.
Nog meer nummers!
Met het bovenstaande is de taak der „tran
sormisten" nog lang niet volledig geschetst.
Want er zijn nog 125 loketjes van de „tran
sorma" over. Waartoe déze dienen? Heel een
voudig: voor de in de stad Utrecht te bestel
len post. Zijn de nachttreinen eenmaal weg,
dan komt deze aan de beurt, waarbij het
sorteeringstempo der „transormisten" echter
lager is dan bij de te verzenden post. Een der
oorzaken is, dat zij nu niet op den plaatsnaam
maar op den meestal langeren straatnaam
en soms op het huisnummer! moeten let
ten. Elk der stratencomplexen, waarin de
stad is verdeeld voor de bestellingen, is bij
de „transormisten" onder een bepaald num
mer bekend. Het kan echter gebeuren, dat zeer
lange straten in verschillende stratencom
plexen vallen, zoodat zij daarom tevens op
het huisnummer dienen te letten.
Voorts moet de „transormist" weten wie
houders van een postbox zijn, terwijl hij tevens
op de hoogte moet zijn met de adressen van
die firma's en instellingen, op wier post alleen
de naam der firma en van de plaats is ver
meld. En tenslotte moet hij ook nog rekening
houden met de instellingen, die tot de zooge
naamde „bamkenritten" behooren. Banken en
andere groote instellingen krijgen altijd zeer
veel post, die onmogelijk in de gewone be
stelling medegegeven kan worden. Daarom
zijn er in Utrecht 5 van de 125 loketjes ge
reserveerd: „bankenrit" I tot en met V. De
post, die daarin terecht komt, wordt door
speciale bestellers bezorgd. Het zal in dit
verband iedereen wel duidelijk zijn, waarom
het tempo bij de te bestellen post lager is dan
bij de te verzenden post, al halen de „tran
sormisten" altijd nog wel 2000 a 2400 post
stukken per uur!
Er is nog veel meer van de „transorma" te
vertellen. Daar is de optische controle door
middel van een buitengewoon handig lampen
systeem, dat onmiddellijk alarmeert, wanneer
een der loketjes dreigt over te loopen of wan
neer de toevoer hapert. En daarnaast is er
een dubbele controle op de „transormisten"
zelf: de quantitatieve en de qualitatieve. De
eerste geschiedt door een numeroteur, welke
precies aangeeft het aantal poststukken
dat verwerkt wordt. De tweede wijst uit, wie
er een fout beging. Daartoe heeft elke „tran
sormist" een eigen merksleuteltje, dat op
elk poststuk een rood stempeltje drukt. Blijkt
nu achteraf, dat er stukken in een verkeerd
loketje zijn aangeland, dan kan men aan
de hand van het stempeltje onmiddellijk na
gaan, wie de schuldige is. Overigens behoeft
men niet te denken, dat dit vaak voorkomt.
Want er komt geen enkele „transormist" aan
bod, wanneer niet de zekerheid bestaat, dat
hij feilloos zijn „nummers" kent en het tempo
kan bijhouden.
Zóó werkt P.T.T. thans! Vergeleken met
vroeger vertoont het bedrijf, waarmede de 1
publieke opinie zich al sinds jaar en dag niet
meer bezig behoeft te houden, omdat de post-
arbeid tot groote tevredenheid aanleiding
geeft, een groote vooruitgang. En wanneer de
„transorma's", welke nu besteld zijn, in be
drijf gesteld zullen worden, mag gezegd wor
den, dat daarmede opnieuw een stap in de
goede richting is gezet!
(Nadruk verboden).
Generaal Snijders teraardebesteld.
Dr. Colijn herdenkt de verdiensten van
den overledene.
's-GRAVENHAGE, 31 Mei. Het
stoffelijk overschot van generaal C. J.
Snijders, oud-opperbevelhebber van
land- en zeemacht, groot-beschermer
van de Nederlandsche luchtvaart, van
onze luchtverbinding met de overzee-
sche gewesten en van talrijke natio
nale instellingen met allerlei doel, is
vandaag ter ruste gelegd op de be
graafplaats Oud Eikenduinen.
Het is heden op twee maanden na juist 25
jaren geleden, dat in Nederland de mobilisatie
werd afgekondigd, tijdens welke generaal
Snijders, die na een hoogst eervolle loopbaan
reeds was gepensionneerd, op verzoek van Hare
Majesteit de Koningin het opperbevel over de
gemobiliseerde troepen van land- en zee
macht op zich nam, een taak, welke hij tot het
einde toe met voorbeeldig beleid heeft ver
vuld.
Als vertegenwoordiger van H.M. de Koningin
waren heden aanwezig vice-admiraal F. Bau-
duin, adjudant generaal, chef van het mili
taire huis van Hare Majesteit en H. Ms. Adju
dant majoor H. J. Phaff.
De minister-president, dr. H. Colijn, was in
den rouwstoet medegekomen om op de be
graafplaats de gevoelens der regeering te ver
tolken.
Zooals gemeld was een eerewacht op de be
graafplaats opgesteld.
De garnizoenscommandant kolonel R. P,
van den Berg van Saparoea, was aan den
ingang van de begraafplaats aaniwezig, de
gouverneur der residentie aan den ingang
der aula.
Onder de aanwezigen bevonden zich de
particuliere secretaris van H.M. de Koningin,
C. S. Sixma baron van Heemstra, de gep.
generaal-majoor A. G. Sickinghe, eerste
kamerheer van de Koningin, F. M. L. baron
Van Geen, kamerheer i.b.d., oud-particulier
secretaris van de Koningin, kanselier dej
Nederlandsche ridderorden., de ministers
A. N. Patijn, minister van buitenlandsche
zaken, dr. J. J. C. van Dijk, minister van
defensie, mr. C. M. J. F. Goseling, minister
van justitie, Ch. J. I. M. Weiter, minister van
koloniën, mr. dr. ir. J. A. M. van Buuren, mi
nister van Waterstaat, prof. dr. J. R. Slote-
maker de Bruine, minister van onderwijs,
kunsten en wetenschappen
Rede dr. Colijn.
Aan de groeve heeft dr. Colijn het woord ge
voerd. Hij zeide o.a.:
Door de familie van Generaal Snijders uitge-
noodigd zijnde om bij deze plechtigheid als eeni-
ge spreker het woord te willen voeren, rust op
mij dus de dubbele taak om getuigenis te geven
van de gevoelens die de Nederlandsche regee
ring bij deze lijkbaar tot uitdrukking wil bren
gen en de tolk te zijn van zoo menige organisa
tie, waarmee Generaal Snijders bij zijn leven
verbonden is geweest. Het aantal dezer .organi
saties, waaraan de generaal zijn belangstelling
of zijn werkkracht schonk, gaat de 30 te boven
en reeds daarom alleen verwacht ge van mij
niet een nagenoeg eindelooze opsomming van de
veelzijdige werkzaamheden, waardoor dit leven
gevuld werd en zult ge het begrijpen, dat ik er
vooral naar streven zal de nationale beteekenis
van den persoon en van zijn arbeid naar voren
te brengen.
Of men hem volgt als leeraar aan de K.M.A.
en later als hoofd van onderwijs bij die inrich
ting, of men hem aan het werk ziet bij het wa
pen der genie, dan wel bij opdrachten in het
buitenland, altijd weer blijken kunde, doorzicht,
werkkracht en karaktereigenschappen te beant
woorden aan de hoogste eischen, die men aan de
besten onder ons stellen mag. Overtuigd bleek
de erkenning hiervan uit het feit, dat de regee
ring zeer uitzonderlijk vroeg immers Snij
ders bekleedde nog maar den kapïteinsrang
van hare waardeering blijk gaf door eene be
noeming tot ridder in de orde van den Neder-
landschen Leeuw.
Niet minder opvallend was de benoeming tot
sous-chef en later tot chef van den generalen
staf. Ware hiermee de militaire loopbaan afge
sloten geworden, dan had ze daarom alleen reeds
;erekend mogen worden tot de zeer uitzonder
lijke, omdat Snijders tevoren nimmer bij den
generalen stad had gediend en ook nimmer de
Hoogere Krijgsschool had bezocht
De verhouding tusschen minist.,
den staf is altijd een zeer bijzo^f «W van
het zeker m de jaren 1911, 19,2
evenals thans ook weer
'en'l^V
werkt werd aan den ombouw bïi ,g-bitc
filpphis rtnnr innirro J OïTZe landrr-J
Slechts door innige samenw
harmonie tusschen de
op velerlei*
bij on
'«king
Atala, van Chateaubriand. Vertaald
en ingeleid door Jan Greshoff.
A'dam Wereldbibliotheek.
De belangstelling voor Chateaubriand is in
de laatste jaren in de wereld der Fransche
litteratoren herleefd en vond ook weerklank in
ons land. Drie jaar geleden bespraken wij in
ons blad de uitvoerige studie, door Prof. Tiel-
rooy aan den schrijver gewijd (Uitg. Tjeenk
Willink, Haarlem) en ook door anderen werd
weer de lectuur van den auteur van Le Génie
du Christianisme ter hand genomen. Dat juist
een dichter als Greshoff zich in die mate voor
den kleinen roman Atala interesseert, dat hij
hem zorgvuldig en met voorliefde ging ver
talen, toont weer eens de veelkantigheid in
het karakter van dezen Hollandschen poëet.
Toch is ook bij hem twijfel gerezen, of die
opgewekte belangstelling voor een schrijver
als Chateaubriand kans op duurzaamheid
heeft.
,De vraag is bij mij opgekomen" zegt hij
in een voorwoord, „of wij Atala, ook wanneer
wij het enkel als een letterkundig kunstwerk
beschouwen, nog aanvaarden kunnen. Zijn
wij niet ontgroeid aan deze plechtstatige sen
timentaliteit, aan dit verheven weenen, dat
vrijwel alle bladzijden bevochtigt?"
Eerlijk gezegd, zou ik Greshoff's eerste
vraag onbeantwoord willen laten, doch op zijn
tweede met een hartelijk „Ja" reageeren. We
zijn niet erg dol op Chateaubriand, noch op
die eigenaardige hutspot van ethiek, roman
tiek en maatschappelijke eerzucht waarvan
hij, honderdveertig jaar geleden, een zeker
geniaal aangelegd liefhebber was. Wij ci-
teeren daarom billijkheidshalve nogmaals
Greshoff, waar hij den roman Atala naar zijne
inzichten waardeert:
„Om Atala in zijn volle schoonheid en zijn
ware innerlijke beteekenis te kunnen genie
ten, moeten wij het lezen als een extatische
verheerlijking van de ongerepte natuur waarin
het lijden der menschen, hoe bitter ook, alle
zin en waarde verliest. Chateaubriand geeft
ons sterker dan wie ook den indruk van een
eeuwigheid welke achter ons ligt en de eeuwig
heid vóór ons, en waartusschen wij, bang en
gelukzalig, verpletterd worden."
Het kan schijnen alsof de geest van Cha
teaubriand den Hollandschen dichter a! aardig
heeft ingepalmd. Allerminst scheen deze ons
de eerst aangewezen artist om „bang en ge-
lukzalig"tusschen twee eeuwigheden verplet
terd te worden.
Intusschen, wie bang voor den eigen tijd is
en die bangheid wil sussen in het zich verdie
pen in de schoone ficties van het poëem, leze
de tragische liefdeshistorie van het edele
meisje Atala en den schoonen jongeling Chac-
tas. De moderne film 'heeft ons met zoo vele
onwaarschijnlijkheden vertrouwd gemaakt, dat
wij Atala's biecht (pag. 106 vlg) er nog wel
bij slikken willen om evenals in sommige
films van de prachtige natuurtafereelen,
die Chateaubriand ons voorzet, te genieten.
De liefde van twee menschenkinderen in een
oerwoud behoeft en verkreeg het schitterend
décor dat de Fransche schrijver ervoor op
stelde. En voor de lezers van vandaag kan het
van minder belang zijn te weten, of de schrij
ver met zijn verhaal een aanval op of een
verdediging van de religie op het oog had.
Want daar zijn de geleerden het ook nog niet
over eens geworden.
Jan Poortenaar en zijn werk. Door
R. W. P. de Vries Jr. Uitg. Johs.
Enschedé Zonen, Haarlem.
Bij een album met reproducties naar schil
derijen, aquarellen en grafiek door Jan Poor
tenaar, reproducties die (ook die in kleuren),
zonder uitzondering zeer goed geslaagd zijn,
schreef De Vries een inleidend overzicht over
leven en arbeid van den kunstenaar. Minder
een critische beschouwing dan een opsomming
van de faits et gestes van den veelzijdigen
mensch die Poortenaar is, heeft in dit album
de tekst een in hoofdzaak informatorisch be
lang. Die veelzijdigheid heeft ook De Vries bij
het schrijven van zijn opstel dwars gezeten:
hij „zou bijna niet weten, welke zijde van P's
vruchtbaar talent het meest op den voorgrond
treedt". En hij haalt daarbij een aardige anec
dote aan van een anderen grooten veelzijdige,
van Bilderdijk, die, in Duitschland reizende,
er de voorkeur aan gegeven zou hebben als
„der Herr Maler" bekend te staan. Het doet
een beetje aan wijlen Professor Lanz denken,
van wien gezegd werd dat hij, buitenslands
zijnde, steeds visitekaartjes met „Otto Lanz,
Antiquair®" bij zich droeg.
Jan Poortenaar, vernemen we verder, is nu
53 jaar oud, en staat dus hopelijk nog in het
midden van zijn productie. Een album als dit
kan de waardeering voor zijn werkkracht en
arbeidslust nog slechts doen stijgen bij hen die
daarmee bekend waren en hem nieuwe ver
wondering van anderen toevoeren.
Uit het Werk van Frank van der
Goes. (Een gedenkboek 418 pag.
door de Wereldbibliotheek uit
gegeven ter gelegenheid van d
schrijvers tachtigsten verjaardag).
Sinds Februari ligt dit dikke deel, dat de
commissie tot huldiging van Frank van der
Goes bij de Wereldbibliotheek deed verschij
nen, op mijn tafel en al herhaalde malen heb
ik het op genomen om uit de bloemlezing uit
zijn publicaties, die een periode van zestig
arbeidsjaren omspannen, het een of ander te
herlezen of voor het eerst te lezen. „Kroniek'
en „Nieuwe Tijd" waaruit hier, tot 1910
geput is, waren voor de jongeren dier jaren vrij
geregelde lectuur: na dien tijd is speciaal mijn
eigen belangstelling een anderen kant uit ge
zwenkt, zoodat wat hier uit Socialistische Gids,
Socialist en Fakkel overgenomen is voor mij
nieuwe lectuur werd. Voor een deel van hen,
voor wie deze uitgaaf in hoofdzaam bestemd
is zal daarentegen juist de eerste helft nieuw
zijn en daarmee schijnt, behalve de huldi
gingsbedoeling, ook het nut eener dergelijke
bloemlezing wel te bewijzen. Zoo thans nog
artikelen over „Socialistische Aesthetica'"
„Socialisme en Kunst" (uit de jaren negen
tig) mij geboeid hebben toe te schrijven aan
prettige herinnering aan bewogen debating
club-avonden, waar we nu om grinniken mogen,
doch waarvan het baardeloos enthousiasme
enkelen onzer jeugdige kameraden toch wel
eenig nut geweest is. Met intensiever belang
stelling las ik nu echter de drie afscheidsgroe
ten, die Van der Goes schreef bij het sterven
van drie voormannen zijner beweging: P. L.
Tak (1907), Domela Nieuwenhuis (1919) en
Troelstra (1927) omdat het mjj ouder wordend,
steeds van meer belang voorkwam de wijze te
beschouwen, waarop een schrijver of kunste
naar over zijn vrienden en bentgenooten
spreekt, wil men des schrijvers eigen beeld
juist voor zich zien.
De openhartige realiteitszin waarmede Van
der Goes over anderen spreekt toont zijn af
keer van de frase: zijn waardeering krijgt er
des te meer beteekenis door. Zijn stijl van
schrijven is niet zoo smetteloos als die van
den verleden jaar gestorven J. Saks. doch zijn
artikelen en studies zijn even grondig door
dacht en in staat, voor zijn overtuiging lezers
te winnen. Beter dan wij het zouden kunnen
doen heeft mevrouw Roland Holst hem in het
door haar geschreven voorwoord tot de
bloemlezing getypeerd: „Eiken dag weer, met
een eenvoud als ware dit de natuurlijkste
zaak ter wereld, en zij i s het ook voor hem
wordt zijn optreden als socialist sedert een
halve eeuw door de hoogste motieven bepaald:
dit is het bijzondere van Van der Goes".
- —S5re e5ï°CS
militaire en de beslissende burgerlS?*^
te,t kan dan voor de landsvSdMi aMorU
goeds worden bereikt. rae(«ging
Dat in die jaren het gestelde doel i
geworden, is niet m het minst te dei ereikl is
onverpoosde toewijding van den ehrf aan «e
staf, generaal Snijders, aan de wil ï'?3 ka
waarmee hij den zooveel jongeren 5'":eMi»id
oorlog steeds ter zijde stond aan '-~=»
tend door het belang der zaak m uiuisi.
gevingen. "begeven rarjj.
Het waren de schokkende gebeurt.
de Augustusmaand 1014 die sri. s®
uit de afgeslotenheid van de'KL
generalen staf meens in het volle S.van d«
algemeene volksaandacht plaatsten v™ k
met de plaats een breede schets te "w
werkzaamheden en van de veranhi T' van k
van den opperbevelhebber
macht gedurende de jaren 1914 «e-
Wel was de mobilisatie vlot veri„„„918-
schiep de kort te voren tot stand gE' cn wel
we legerorganisatie de gelegenheidTt?!? aitu-
met de concentratie der opgekomSi S ad*
aanvang te maken, maar aan hetE pcn e®
zoo noodig, onze neutraliteit met kiïW dat,
penen zou moeten handhaven ontij,, van Wa-
De materieele uitrusting van heft. vesl
lang niet op de hoogte van den tiid
oefendheid van de onder de waoiL M se"
oudere Uchtingen was niet op het S
den modernen oorlog werd geëischt
bracht.3^ m°est Verbetering worden ge.
zich!eInd™rks SrSteBn8en'dl»
tot tijd voordeden en de hSt wÏÏ'«H
ijke verantwoordelijkheid voo^heuSfc"
leid, indien we met een onïolS»i1J5.sbe-
rust leger in den oorlog Z0S 2
trokken, dan komt de vrïa. m w!5en k-
m is, dat een man gSieMevfefE*
jaren onder zulke ongunstige vaSrii s'
dien last heeft kunnen torsen ™0udm»,
Als ik over het antwoord op die vras.
denk dan gaan mijn gedachten
naai dat 64 jaar geleden verdiende kruis mi?
zijn devies van moed, beleid en trofm w met
naar den physieken moêdfmS?na*ï
hoogen moreelen moed die vnnr i
verantwoordelijkheid niet terugdetaT^?e
het beleid, dat de passende maatregelen ou St
juiste oogenblik weet te nemen- t
kreukbare trot w die alles, ook'Slf JSi
te geven en om niets voor zichzelt S ™et
Onbegrensde toewij-ding aan vorstin m va-
derland vormde de motoriseerende krachtvS
de vervulling van een taak, waarvanmms!
zwaarte slechts benaderen kan
Over het einde van deze vierjarige «riodc
valt een schaduw, waaraan we hier en van
daag niet mogen voorbijgaan. Buigend vooi
onredelijke cntiek hebben de toenmalige be'
windslieden den opperbevelhebber tot heen
gaan genoopt. En wel werd voor die daad een
jaar later verzoening gedaan door de verleel
mng van het grootkruis van den Nederland-
schen Leeuw, maar dat heengaan zelf en no»
meel de wijze waarop dat heengaan nwtc!
greep, doet nu nog zeer. Het was aUenninsfa
overeenstemming met de ongemeen groote ver
diensten die generaal Snijders aan volk en
vaderland bewezen had.
En toch is er één goede kant aan. Dat on
gewone afscheid uit het ambt heeft de
legenheid geschonken om aan heel het volk
te toonen welk een gaafheid van karakter deze
groote soldaat bezat.
T^Zl)n,Piedewerking bij' de oprichting van de
K. L. M. en de K. N. I. L. M. wordt nog dade
lijks vermeld. Zijn krachtig initiatief bij'de
voorbereiding van den eersten vliegtocht van
Nederland naar Indië is de oorsprong ge
weest van onze wonderbare luchtverbinding
met Nederland overzee. Ondanks zijn hoogen
leeftijd nog in zijn 76e levensjaar reisde
hij in het belang der luchtvaart naar Java en
nog maar enkele maanden geleden, toen reeds
86 levensjaren volbracht waren, bood hij zich
aan andermaal die reis te ondernemen.
Niet minder gaf hij zich aan de bevordering
van de belangen, die door de beide vereeni-
gingen voor luchtvaart binnen het koninkrijk
en door de Nationale Luchtvaartschool wer
den nagestreefd .terwijl buiten den militairen
cirkel het Koninklijk Instituut van Ingenieurs,
de Nationale Tuchtunie en de vaderlandsche
scheepsbouw van tijd tot tijd zijn aandacht
opvorderden en die dan ook tot de volle maat
verwierven.
De versterking van het nationaal gevoel
onder de jeugd, en ik denk hierbij vooral aan
het Nationaal Jongeren Verbond ,werd door
hem bevorderd met een energie, die alleen te
verklaren is uit het feit, dat zijn grijsheid nog
de volle impulsen der jeugd kende èn uit
het besef, dat wie op de jeugd beslag legt aan
de toekomst van het vaderland bouwt.
FAILLISSEMENTEN.
Door de Arrondissements-Rechtbank te Haar
lem zijn geen faillissementen uitgesproken op
Dinsdag 30 Mei. 1939.
Wegens gebrek aan actief werd opgeheven net
faillissement van:
H. de Wid, handelaar in koffie en thee, wo
nende te Haarlem, Pieter Kiesstraat 66.
Curator Mr. J. Verlooy te Heemstede.
Door het verbindend worden der Uitdeelmgs-
lijst is geëindigd het faillissement van:
M. Hartkamp, thans wonende te Amsterdam,
Curator Mr. O. H. van Wijk te Heemstede.
Makelaar»,
Op 30 Mei zijn door de Haavlemsche Recht
bank als makelaar beëedigd:
I. Jan Georg ten Veen, wonende te Haarlem,
van Wickevoort-Crommelïnstraat 41;
2. Johan Friedrich Fiegen, wonende ie na
denhout, Zonnebloemlaan 9;
3. Otto Maarten Baron Groeninx van Zoeien,
wonende te Aerdenhout, Boekem-odew g -
respectievelijk sub. 1 in het vak van sc -P.
machines, in het bijzonder baggermatened,
sub. 2 als malvelaar in de grafische vakken
sub. 3 als makelaar in effecten.
Talrijke slachtoffers op
„Memorial Day".
WASHINGTON 31 Mei.
Day" die gisteren in de Ver. Staten B
werd, heeft een buitengewoon ^°°t aa!'
slachtoffers geëischt. Niet minder dan
sonen werden gedood. De meesten zijn
keersongevallen op de buitenwegen
leven gekomen. (United Press).
H. DE BOIS.
De ramp van de „Squalus
De dooden herdacht.
Verscheidene Amerikaansche oor-°?Hc,1pu£
hebben zicb verzameld op Q ng
waar de onderzeeër „Squalus" ls ge-on.
26 slachtoffers werden begroet met i
schoten. Uit een vliegtuig, dat boven ai
cirkelde, werd een krans in zee geworp