33e Jjcansmma poststukken Litteraire Kantteekeningen. De loketjes van de „transorma" worden De twee moderne machines in het Utrechtsche stations-postkantoor voldoen goed. Ook in Den Haag, Amsterdam en Haarlem zullen dergelijke installaties de taak van de postambtenaren verlichten. (Van onzen specialen verslaggever). ZEVENTIG aan elkaar gekoppelde, metalen wagentjes, die aan gedreven door een electro motor een groote, ellipsvormige baan beschrijven in een horizontaal vlak. Daarboven 5 toetsenborden, 5 sleuven en 5 aanvoerplaatsen voor de te sorteeren poststukken, daaronder, aan den voor- en achterkant, 5 X 25 loketjesZiedaar een beeld van de „Transorma", die in het toch al zoo modern geoutilleerde, efficient-wer- kende P.T.T.-bedrijf hier te. lande snel is ingeburgerd. Met de „transorma", welke door 5 post ambtenaren „bespeeld" wordt, is P.T.T. in staat 15000 poststukken per uur te sor teeren. Wat dit zeggen wil? Dat één paar oogen in 3600 seconden van 3000 brieven, postwissels, brief- en ansichtkaarten enz. enz., de adressen en vraag niet hoe die veelal geschreven zijn! opneemt. Bijna tegelijkertijd deponeer en 5 rechterhanden een poststuk in een sleuf, terwijl 5 linkerhanden op het toetsenbord een nummercombinatie aanslaan, Eén tel: wèg is de brief, gevallen in het wagentje, dat zich juist onder de sleuf bevindt, wanneer het poststuk „doorkomt". Een combinatie van sorteeren en transpor teeren heeft hier plaats. Van daar de naam der machine „Transorma": transporteeren- en sorteeren-Marchand-Andnessen. Vooir de genen, die alles van de uitvinding van den heer J. J. M. L. Marchand, gewezen hoofd ambtenaar der P.T.T. afweten, is het een voudig genoeg. Voor leeken is het een tech nische puzzle, waarvan de oplossing zonder deskundige voorlichting onmogelijk is. Ontegenzeggelijk heeft de heer Marchand PTT een grooten dienst bewezen met zijn uit vinding, welke hij met nu wijlen professor A. C. Anclriessen van de Technische Hoogeschool te Delft, voor de practijk geschikt maakte. In 1931 was de eerste „transorma" gereed, kon men deze in Rotterdam opstellen. Toen draai den de metalen wagentjes nog in een verticaal vlak, zaten de „transormisten" niet óp maar aan den voet der machine, leverde de practijk diverse moeilijkheden op, welke ondervangen moesten worden. De noodzakelijke verbeteringen werden aan gebracht. En in Mei 1938 stonden in het Utreehtsche stationspostkantoor twee gloed- gelicht. u actie. Rechts de electrische binclmachine Een „transormist" aan den arbeid. De rech terhand grijpt een poststuk, de oogen lezen plaats- en/of straatnaam, wèg gaat het stuk in een sleuf, terwijl de linkerhand het niim- iner aanslaat van het loketje, waarin het tenslotte tot rust moet komen» nieuwe „transorma's" te wachten op den d-ruk-op-den-knop, teneinde samen 30.000 poststukken per uur te gaan verwerken. Die ongeveer 12 meter lange gevaartes, ge heel bekleed met aeousticelotex, staan hier nu een jaar. En de ervaring heeft geleerd, dat zij prachtig voldoen. Niet voor niets wordt er thans op de Wereldtentoonstelling te New- York een „transorma" gedemonstreerd. Niet voor niets heeft P.T.T. aan Werkspoor, dat de machines in licentie bouwt, opdracht ge geven meerdere installaties te leveren, name lijk voor Amsterdam, Den Haag en Haarlem, terwijl de uit 1931 en 1933 dateerende „tran sorma's" te Rotterdam door nieuwe vervangen zullen worden. Een bewijs, dat men over deze Nederlandsche vinding tevreden is! De juiste werking. TH) ES AVONDS half negen in het Utreeht- -^sche stationspostkantoor, dat in een zee van licht baadt. Eén der beide „traixsorma's" is op dat moment in werking, hetgeen door een licht gezoem en heel licht getril verraden wordt. Een trap voert naar de zitplaatsen der vijf „transormisten", de „seconde-werkers" wier rechterelleboog op een kussentje steunt. Met de rechterhand grijpen zij de poststukken, lezen het adres, weg is het al, verdwenen in een sleuf, tenminste wanneer het niet dik ker is dan 8 millimeter en de afmetingen niet grooter dan 18 bij 23 centimeter zijn. De linkerhand heeft op hetzelfde oogenblik dat de oogen den plaatsnaam lezen op het toet senbord de nummercombinatie aangeslagen van het loketje, waarin de brief om ons daartoe even te beperken moet belanden. Van het wagentje, dat zich juist onder de sleuf bevindt als de brief doorkomt, worden daardoor een aantal nokken ingedrukt, het geen tot gevolg heeft dat de twee wigvormige metalen platen van het wagentje, waarfcus- schen de brief is terecht gekomen, een be paalden stand gaan innemen. Het wagentje draait verder door totdat de platen en dus ook de brief boven de „goot" komen, welke de verbinding vormt met het gewenschte loketje. Dan wijken de platen aan den onderkant uit elkaar en de brief vliegt er uit om in zijn vakje tot rust te komen. De post voor de plaatsen, die een eigen loketje bezitten, behoeft nu niet verder gesorteerd te worden. Slechts één manipula tie is nog noodig voor de stapels poststukken uit deze vakjes in de bekende postzakken ge deponeerd worden: het bundelen, waarvoor ook alweer een ingenieus apparaat, de electri sche bindmachme, ter beschikking is. Met een biljetje, dat den plaatsnaam aangeeft, komt de stapel poststukken op deze machine. Na inschakeling is een trap op een pedaal voldoende om er een stevig ingesnoerd pak ketje voor in de plaats te krijgen. In totaal zijn er 125 loketjes voor de te ver zenden post beschikbaar. En er zijn heel wat meer plaatsen in ons land, waarheen „post" moet. Daarom heeft men een gedeelte dezer loketjes bestemd voor verschillende richtingen, zooals b.v. Meppel-Groningen, UtrechtLei den enz. enz. De poststukken, die in deze vakjes terecht komen, moeten nog een hersor- teering ondergaan, hetgeen in een groot aan tal U-vormige kasten geschiedt. Nog meer nummers! Met het bovenstaande is de taak der „tran sormisten" nog lang niet volledig geschetst. Want er zijn nog 125 loketjes van de „tran sorma" over. Waartoe déze dienen? Heel een voudig: voor de in de stad Utrecht te bestel len post. Zijn de nachttreinen eenmaal weg, dan komt deze aan de beurt, waarbij het sorteeringstempo der „transormisten" echter lager is dan bij de te verzenden post. Een der oorzaken is, dat zij nu niet op den plaatsnaam maar op den meestal langeren straatnaam en soms op het huisnummer! moeten let ten. Elk der stratencomplexen, waarin de stad is verdeeld voor de bestellingen, is bij de „transormisten" onder een bepaald num mer bekend. Het kan echter gebeuren, dat zeer lange straten in verschillende stratencom plexen vallen, zoodat zij daarom tevens op het huisnummer dienen te letten. Voorts moet de „transormist" weten wie houders van een postbox zijn, terwijl hij tevens op de hoogte moet zijn met de adressen van die firma's en instellingen, op wier post alleen de naam der firma en van de plaats is ver meld. En tenslotte moet hij ook nog rekening houden met de instellingen, die tot de zooge naamde „bamkenritten" behooren. Banken en andere groote instellingen krijgen altijd zeer veel post, die onmogelijk in de gewone be stelling medegegeven kan worden. Daarom zijn er in Utrecht 5 van de 125 loketjes ge reserveerd: „bankenrit" I tot en met V. De post, die daarin terecht komt, wordt door speciale bestellers bezorgd. Het zal in dit verband iedereen wel duidelijk zijn, waarom het tempo bij de te bestellen post lager is dan bij de te verzenden post, al halen de „tran sormisten" altijd nog wel 2000 a 2400 post stukken per uur! Er is nog veel meer van de „transorma" te vertellen. Daar is de optische controle door middel van een buitengewoon handig lampen systeem, dat onmiddellijk alarmeert, wanneer een der loketjes dreigt over te loopen of wan neer de toevoer hapert. En daarnaast is er een dubbele controle op de „transormisten" zelf: de quantitatieve en de qualitatieve. De eerste geschiedt door een numeroteur, welke precies aangeeft het aantal poststukken dat verwerkt wordt. De tweede wijst uit, wie er een fout beging. Daartoe heeft elke „tran sormist" een eigen merksleuteltje, dat op elk poststuk een rood stempeltje drukt. Blijkt nu achteraf, dat er stukken in een verkeerd loketje zijn aangeland, dan kan men aan de hand van het stempeltje onmiddellijk na gaan, wie de schuldige is. Overigens behoeft men niet te denken, dat dit vaak voorkomt. Want er komt geen enkele „transormist" aan bod, wanneer niet de zekerheid bestaat, dat hij feilloos zijn „nummers" kent en het tempo kan bijhouden. Zóó werkt P.T.T. thans! Vergeleken met vroeger vertoont het bedrijf, waarmede de 1 publieke opinie zich al sinds jaar en dag niet meer bezig behoeft te houden, omdat de post- arbeid tot groote tevredenheid aanleiding geeft, een groote vooruitgang. En wanneer de „transorma's", welke nu besteld zijn, in be drijf gesteld zullen worden, mag gezegd wor den, dat daarmede opnieuw een stap in de goede richting is gezet! (Nadruk verboden). Generaal Snijders teraardebesteld. Dr. Colijn herdenkt de verdiensten van den overledene. 's-GRAVENHAGE, 31 Mei. Het stoffelijk overschot van generaal C. J. Snijders, oud-opperbevelhebber van land- en zeemacht, groot-beschermer van de Nederlandsche luchtvaart, van onze luchtverbinding met de overzee- sche gewesten en van talrijke natio nale instellingen met allerlei doel, is vandaag ter ruste gelegd op de be graafplaats Oud Eikenduinen. Het is heden op twee maanden na juist 25 jaren geleden, dat in Nederland de mobilisatie werd afgekondigd, tijdens welke generaal Snijders, die na een hoogst eervolle loopbaan reeds was gepensionneerd, op verzoek van Hare Majesteit de Koningin het opperbevel over de gemobiliseerde troepen van land- en zee macht op zich nam, een taak, welke hij tot het einde toe met voorbeeldig beleid heeft ver vuld. Als vertegenwoordiger van H.M. de Koningin waren heden aanwezig vice-admiraal F. Bau- duin, adjudant generaal, chef van het mili taire huis van Hare Majesteit en H. Ms. Adju dant majoor H. J. Phaff. De minister-president, dr. H. Colijn, was in den rouwstoet medegekomen om op de be graafplaats de gevoelens der regeering te ver tolken. Zooals gemeld was een eerewacht op de be graafplaats opgesteld. De garnizoenscommandant kolonel R. P, van den Berg van Saparoea, was aan den ingang van de begraafplaats aaniwezig, de gouverneur der residentie aan den ingang der aula. Onder de aanwezigen bevonden zich de particuliere secretaris van H.M. de Koningin, C. S. Sixma baron van Heemstra, de gep. generaal-majoor A. G. Sickinghe, eerste kamerheer van de Koningin, F. M. L. baron Van Geen, kamerheer i.b.d., oud-particulier secretaris van de Koningin, kanselier dej Nederlandsche ridderorden., de ministers A. N. Patijn, minister van buitenlandsche zaken, dr. J. J. C. van Dijk, minister van defensie, mr. C. M. J. F. Goseling, minister van justitie, Ch. J. I. M. Weiter, minister van koloniën, mr. dr. ir. J. A. M. van Buuren, mi nister van Waterstaat, prof. dr. J. R. Slote- maker de Bruine, minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen Rede dr. Colijn. Aan de groeve heeft dr. Colijn het woord ge voerd. Hij zeide o.a.: Door de familie van Generaal Snijders uitge- noodigd zijnde om bij deze plechtigheid als eeni- ge spreker het woord te willen voeren, rust op mij dus de dubbele taak om getuigenis te geven van de gevoelens die de Nederlandsche regee ring bij deze lijkbaar tot uitdrukking wil bren gen en de tolk te zijn van zoo menige organisa tie, waarmee Generaal Snijders bij zijn leven verbonden is geweest. Het aantal dezer .organi saties, waaraan de generaal zijn belangstelling of zijn werkkracht schonk, gaat de 30 te boven en reeds daarom alleen verwacht ge van mij niet een nagenoeg eindelooze opsomming van de veelzijdige werkzaamheden, waardoor dit leven gevuld werd en zult ge het begrijpen, dat ik er vooral naar streven zal de nationale beteekenis van den persoon en van zijn arbeid naar voren te brengen. Of men hem volgt als leeraar aan de K.M.A. en later als hoofd van onderwijs bij die inrich ting, of men hem aan het werk ziet bij het wa pen der genie, dan wel bij opdrachten in het buitenland, altijd weer blijken kunde, doorzicht, werkkracht en karaktereigenschappen te beant woorden aan de hoogste eischen, die men aan de besten onder ons stellen mag. Overtuigd bleek de erkenning hiervan uit het feit, dat de regee ring zeer uitzonderlijk vroeg immers Snij ders bekleedde nog maar den kapïteinsrang van hare waardeering blijk gaf door eene be noeming tot ridder in de orde van den Neder- landschen Leeuw. Niet minder opvallend was de benoeming tot sous-chef en later tot chef van den generalen staf. Ware hiermee de militaire loopbaan afge sloten geworden, dan had ze daarom alleen reeds ;erekend mogen worden tot de zeer uitzonder lijke, omdat Snijders tevoren nimmer bij den generalen stad had gediend en ook nimmer de Hoogere Krijgsschool had bezocht De verhouding tusschen minist., den staf is altijd een zeer bijzo^f «W van het zeker m de jaren 1911, 19,2 evenals thans ook weer 'en'l^V werkt werd aan den ombouw bïi ,g-bitc filpphis rtnnr innirro J OïTZe landrr-J Slechts door innige samenw harmonie tusschen de op velerlei* bij on '«king Atala, van Chateaubriand. Vertaald en ingeleid door Jan Greshoff. A'dam Wereldbibliotheek. De belangstelling voor Chateaubriand is in de laatste jaren in de wereld der Fransche litteratoren herleefd en vond ook weerklank in ons land. Drie jaar geleden bespraken wij in ons blad de uitvoerige studie, door Prof. Tiel- rooy aan den schrijver gewijd (Uitg. Tjeenk Willink, Haarlem) en ook door anderen werd weer de lectuur van den auteur van Le Génie du Christianisme ter hand genomen. Dat juist een dichter als Greshoff zich in die mate voor den kleinen roman Atala interesseert, dat hij hem zorgvuldig en met voorliefde ging ver talen, toont weer eens de veelkantigheid in het karakter van dezen Hollandschen poëet. Toch is ook bij hem twijfel gerezen, of die opgewekte belangstelling voor een schrijver als Chateaubriand kans op duurzaamheid heeft. ,De vraag is bij mij opgekomen" zegt hij in een voorwoord, „of wij Atala, ook wanneer wij het enkel als een letterkundig kunstwerk beschouwen, nog aanvaarden kunnen. Zijn wij niet ontgroeid aan deze plechtstatige sen timentaliteit, aan dit verheven weenen, dat vrijwel alle bladzijden bevochtigt?" Eerlijk gezegd, zou ik Greshoff's eerste vraag onbeantwoord willen laten, doch op zijn tweede met een hartelijk „Ja" reageeren. We zijn niet erg dol op Chateaubriand, noch op die eigenaardige hutspot van ethiek, roman tiek en maatschappelijke eerzucht waarvan hij, honderdveertig jaar geleden, een zeker geniaal aangelegd liefhebber was. Wij ci- teeren daarom billijkheidshalve nogmaals Greshoff, waar hij den roman Atala naar zijne inzichten waardeert: „Om Atala in zijn volle schoonheid en zijn ware innerlijke beteekenis te kunnen genie ten, moeten wij het lezen als een extatische verheerlijking van de ongerepte natuur waarin het lijden der menschen, hoe bitter ook, alle zin en waarde verliest. Chateaubriand geeft ons sterker dan wie ook den indruk van een eeuwigheid welke achter ons ligt en de eeuwig heid vóór ons, en waartusschen wij, bang en gelukzalig, verpletterd worden." Het kan schijnen alsof de geest van Cha teaubriand den Hollandschen dichter a! aardig heeft ingepalmd. Allerminst scheen deze ons de eerst aangewezen artist om „bang en ge- lukzalig"tusschen twee eeuwigheden verplet terd te worden. Intusschen, wie bang voor den eigen tijd is en die bangheid wil sussen in het zich verdie pen in de schoone ficties van het poëem, leze de tragische liefdeshistorie van het edele meisje Atala en den schoonen jongeling Chac- tas. De moderne film 'heeft ons met zoo vele onwaarschijnlijkheden vertrouwd gemaakt, dat wij Atala's biecht (pag. 106 vlg) er nog wel bij slikken willen om evenals in sommige films van de prachtige natuurtafereelen, die Chateaubriand ons voorzet, te genieten. De liefde van twee menschenkinderen in een oerwoud behoeft en verkreeg het schitterend décor dat de Fransche schrijver ervoor op stelde. En voor de lezers van vandaag kan het van minder belang zijn te weten, of de schrij ver met zijn verhaal een aanval op of een verdediging van de religie op het oog had. Want daar zijn de geleerden het ook nog niet over eens geworden. Jan Poortenaar en zijn werk. Door R. W. P. de Vries Jr. Uitg. Johs. Enschedé Zonen, Haarlem. Bij een album met reproducties naar schil derijen, aquarellen en grafiek door Jan Poor tenaar, reproducties die (ook die in kleuren), zonder uitzondering zeer goed geslaagd zijn, schreef De Vries een inleidend overzicht over leven en arbeid van den kunstenaar. Minder een critische beschouwing dan een opsomming van de faits et gestes van den veelzijdigen mensch die Poortenaar is, heeft in dit album de tekst een in hoofdzaak informatorisch be lang. Die veelzijdigheid heeft ook De Vries bij het schrijven van zijn opstel dwars gezeten: hij „zou bijna niet weten, welke zijde van P's vruchtbaar talent het meest op den voorgrond treedt". En hij haalt daarbij een aardige anec dote aan van een anderen grooten veelzijdige, van Bilderdijk, die, in Duitschland reizende, er de voorkeur aan gegeven zou hebben als „der Herr Maler" bekend te staan. Het doet een beetje aan wijlen Professor Lanz denken, van wien gezegd werd dat hij, buitenslands zijnde, steeds visitekaartjes met „Otto Lanz, Antiquair®" bij zich droeg. Jan Poortenaar, vernemen we verder, is nu 53 jaar oud, en staat dus hopelijk nog in het midden van zijn productie. Een album als dit kan de waardeering voor zijn werkkracht en arbeidslust nog slechts doen stijgen bij hen die daarmee bekend waren en hem nieuwe ver wondering van anderen toevoeren. Uit het Werk van Frank van der Goes. (Een gedenkboek 418 pag. door de Wereldbibliotheek uit gegeven ter gelegenheid van d schrijvers tachtigsten verjaardag). Sinds Februari ligt dit dikke deel, dat de commissie tot huldiging van Frank van der Goes bij de Wereldbibliotheek deed verschij nen, op mijn tafel en al herhaalde malen heb ik het op genomen om uit de bloemlezing uit zijn publicaties, die een periode van zestig arbeidsjaren omspannen, het een of ander te herlezen of voor het eerst te lezen. „Kroniek' en „Nieuwe Tijd" waaruit hier, tot 1910 geput is, waren voor de jongeren dier jaren vrij geregelde lectuur: na dien tijd is speciaal mijn eigen belangstelling een anderen kant uit ge zwenkt, zoodat wat hier uit Socialistische Gids, Socialist en Fakkel overgenomen is voor mij nieuwe lectuur werd. Voor een deel van hen, voor wie deze uitgaaf in hoofdzaam bestemd is zal daarentegen juist de eerste helft nieuw zijn en daarmee schijnt, behalve de huldi gingsbedoeling, ook het nut eener dergelijke bloemlezing wel te bewijzen. Zoo thans nog artikelen over „Socialistische Aesthetica'" „Socialisme en Kunst" (uit de jaren negen tig) mij geboeid hebben toe te schrijven aan prettige herinnering aan bewogen debating club-avonden, waar we nu om grinniken mogen, doch waarvan het baardeloos enthousiasme enkelen onzer jeugdige kameraden toch wel eenig nut geweest is. Met intensiever belang stelling las ik nu echter de drie afscheidsgroe ten, die Van der Goes schreef bij het sterven van drie voormannen zijner beweging: P. L. Tak (1907), Domela Nieuwenhuis (1919) en Troelstra (1927) omdat het mjj ouder wordend, steeds van meer belang voorkwam de wijze te beschouwen, waarop een schrijver of kunste naar over zijn vrienden en bentgenooten spreekt, wil men des schrijvers eigen beeld juist voor zich zien. De openhartige realiteitszin waarmede Van der Goes over anderen spreekt toont zijn af keer van de frase: zijn waardeering krijgt er des te meer beteekenis door. Zijn stijl van schrijven is niet zoo smetteloos als die van den verleden jaar gestorven J. Saks. doch zijn artikelen en studies zijn even grondig door dacht en in staat, voor zijn overtuiging lezers te winnen. Beter dan wij het zouden kunnen doen heeft mevrouw Roland Holst hem in het door haar geschreven voorwoord tot de bloemlezing getypeerd: „Eiken dag weer, met een eenvoud als ware dit de natuurlijkste zaak ter wereld, en zij i s het ook voor hem wordt zijn optreden als socialist sedert een halve eeuw door de hoogste motieven bepaald: dit is het bijzondere van Van der Goes". - —S5re e5ï°CS militaire en de beslissende burgerlS?*^ te,t kan dan voor de landsvSdMi aMorU goeds worden bereikt. rae(«ging Dat in die jaren het gestelde doel i geworden, is niet m het minst te dei ereikl is onverpoosde toewijding van den ehrf aan «e staf, generaal Snijders, aan de wil ï'?3 ka waarmee hij den zooveel jongeren 5'":eMi»id oorlog steeds ter zijde stond aan '-~=» tend door het belang der zaak m uiuisi. gevingen. "begeven rarjj. Het waren de schokkende gebeurt. de Augustusmaand 1014 die sri. s® uit de afgeslotenheid van de'KL generalen staf meens in het volle S.van d« algemeene volksaandacht plaatsten v™ k met de plaats een breede schets te "w werkzaamheden en van de veranhi T' van k van den opperbevelhebber macht gedurende de jaren 1914 «e- Wel was de mobilisatie vlot veri„„„918- schiep de kort te voren tot stand gE' cn wel we legerorganisatie de gelegenheidTt?!? aitu- met de concentratie der opgekomSi S ad* aanvang te maken, maar aan hetE pcn e® zoo noodig, onze neutraliteit met kiïW dat, penen zou moeten handhaven ontij,, van Wa- De materieele uitrusting van heft. vesl lang niet op de hoogte van den tiid oefendheid van de onder de waoiL M se" oudere Uchtingen was niet op het S den modernen oorlog werd geëischt bracht.3^ m°est Verbetering worden ge. zich!eInd™rks SrSteBn8en'dl» tot tijd voordeden en de hSt wÏÏ'«H ijke verantwoordelijkheid voo^heuSfc" leid, indien we met een onïolS»i1J5.sbe- rust leger in den oorlog Z0S 2 trokken, dan komt de vrïa. m w!5en k- m is, dat een man gSieMevfefE* jaren onder zulke ongunstige vaSrii s' dien last heeft kunnen torsen ™0udm», Als ik over het antwoord op die vras. denk dan gaan mijn gedachten naai dat 64 jaar geleden verdiende kruis mi? zijn devies van moed, beleid en trofm w met naar den physieken moêdfmS?na*ï hoogen moreelen moed die vnnr i verantwoordelijkheid niet terugdetaT^?e het beleid, dat de passende maatregelen ou St juiste oogenblik weet te nemen- t kreukbare trot w die alles, ook'Slf JSi te geven en om niets voor zichzelt S ™et Onbegrensde toewij-ding aan vorstin m va- derland vormde de motoriseerende krachtvS de vervulling van een taak, waarvanmms! zwaarte slechts benaderen kan Over het einde van deze vierjarige «riodc valt een schaduw, waaraan we hier en van daag niet mogen voorbijgaan. Buigend vooi onredelijke cntiek hebben de toenmalige be' windslieden den opperbevelhebber tot heen gaan genoopt. En wel werd voor die daad een jaar later verzoening gedaan door de verleel mng van het grootkruis van den Nederland- schen Leeuw, maar dat heengaan zelf en no» meel de wijze waarop dat heengaan nwtc! greep, doet nu nog zeer. Het was aUenninsfa overeenstemming met de ongemeen groote ver diensten die generaal Snijders aan volk en vaderland bewezen had. En toch is er één goede kant aan. Dat on gewone afscheid uit het ambt heeft de legenheid geschonken om aan heel het volk te toonen welk een gaafheid van karakter deze groote soldaat bezat. T^Zl)n,Piedewerking bij' de oprichting van de K. L. M. en de K. N. I. L. M. wordt nog dade lijks vermeld. Zijn krachtig initiatief bij'de voorbereiding van den eersten vliegtocht van Nederland naar Indië is de oorsprong ge weest van onze wonderbare luchtverbinding met Nederland overzee. Ondanks zijn hoogen leeftijd nog in zijn 76e levensjaar reisde hij in het belang der luchtvaart naar Java en nog maar enkele maanden geleden, toen reeds 86 levensjaren volbracht waren, bood hij zich aan andermaal die reis te ondernemen. Niet minder gaf hij zich aan de bevordering van de belangen, die door de beide vereeni- gingen voor luchtvaart binnen het koninkrijk en door de Nationale Luchtvaartschool wer den nagestreefd .terwijl buiten den militairen cirkel het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, de Nationale Tuchtunie en de vaderlandsche scheepsbouw van tijd tot tijd zijn aandacht opvorderden en die dan ook tot de volle maat verwierven. De versterking van het nationaal gevoel onder de jeugd, en ik denk hierbij vooral aan het Nationaal Jongeren Verbond ,werd door hem bevorderd met een energie, die alleen te verklaren is uit het feit, dat zijn grijsheid nog de volle impulsen der jeugd kende èn uit het besef, dat wie op de jeugd beslag legt aan de toekomst van het vaderland bouwt. FAILLISSEMENTEN. Door de Arrondissements-Rechtbank te Haar lem zijn geen faillissementen uitgesproken op Dinsdag 30 Mei. 1939. Wegens gebrek aan actief werd opgeheven net faillissement van: H. de Wid, handelaar in koffie en thee, wo nende te Haarlem, Pieter Kiesstraat 66. Curator Mr. J. Verlooy te Heemstede. Door het verbindend worden der Uitdeelmgs- lijst is geëindigd het faillissement van: M. Hartkamp, thans wonende te Amsterdam, Curator Mr. O. H. van Wijk te Heemstede. Makelaar», Op 30 Mei zijn door de Haavlemsche Recht bank als makelaar beëedigd: I. Jan Georg ten Veen, wonende te Haarlem, van Wickevoort-Crommelïnstraat 41; 2. Johan Friedrich Fiegen, wonende ie na denhout, Zonnebloemlaan 9; 3. Otto Maarten Baron Groeninx van Zoeien, wonende te Aerdenhout, Boekem-odew g - respectievelijk sub. 1 in het vak van sc -P. machines, in het bijzonder baggermatened, sub. 2 als malvelaar in de grafische vakken sub. 3 als makelaar in effecten. Talrijke slachtoffers op „Memorial Day". WASHINGTON 31 Mei. Day" die gisteren in de Ver. Staten B werd, heeft een buitengewoon ^°°t aa!' slachtoffers geëischt. Niet minder dan sonen werden gedood. De meesten zijn keersongevallen op de buitenwegen leven gekomen. (United Press). H. DE BOIS. De ramp van de „Squalus De dooden herdacht. Verscheidene Amerikaansche oor-°?Hc,1pu£ hebben zicb verzameld op Q ng waar de onderzeeër „Squalus" ls ge-on. 26 slachtoffers werden begroet met i schoten. Uit een vliegtuig, dat boven ai cirkelde, werd een krans in zee geworp

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8