Bindende bedrijfsregeling voor den
landbouw?
Wetsontwerp regelt de zaak.
Ik ontdek Amerika
Mï
Kunst in Haarlem en
daarbuiten.
éT\ III IN
WOENSDAG 7 JUNI 1939
Bij de Staten-Generaal is ingediend een ont-
werp van wet houdende regelen betreffende
het algemeen verbindend en onverbindend ver
klaren van bedrijfsregelingen in den landbouw.
Aanleiding tot indiening van het ontwerp is
het feit, dat in den landbouw het inzicht baan
breekt, dat de omstandigheden waaronder het
bedrijf in den landbouw moet worden gevoerd,
grijpend zijn gewijzigd en dat, wil het bedrijf
ach aan deze omstandigheden kunnen aanpas'
sen, nieuwe vormen van economische samen
werking noodzakelijk zijn.
Uit de behandeling van de vraag, wel
ke regelingen nu wel op grond van deze
wet door het landbouwbedrijf ter hand
genomen kunnen worden, blijkt, dat het
ontwerp er van uitgaat, dat daarvoor
in aanmerking komen alle regelingen,
welke geacht kunnen worden van blij
vende waarde voor de economische ont
wikkeling van den landbouw te zijn.
Dit beteekent, dat het niet de bedoeling
is, dat „crisismaatregelen" op de basis
van dit wetsontwerp tot stand worden
gebracht.
Of een maatregel het karakter van crisismaat
regel al of niet bezit is uiteraard niet aan de
hand van een scherp omlijnde definitie vast te
stellen. Zeer veel hangt af, aldus de Memorie
van Toelichting, van de economische perspectie
ven van den bedrijfstak, waarop de maatregel
betrekking heeft en van de economische
strekking van den maatregel zelf.
De tweede vraag, welke bij het ontwerpen van
dit wetsvoorstel is gesteld, betreft de vraag wel
ken vorm deze nieuwe economische samenwer
king in den landbouw diende te verkrijgen. Deze
vraag is beantwoord in dezen zin, dat een nieu
we wettelijke vorm noodzakelijk werd geacht.
Deze nieuwe vorm moest aan drie voor
waarden voldoen, nl. 1. de regelingen moeten uit
het bedrijfsleven' zelf voortkomen en dus niet
door de regeering worden opgelegd".
2. De bemoeiing def overheid moest zich tot
leiding en toezicht kunnen bepalen;
S. overheersching van den landbouw over
daaraan verwante takken van handel en nijver
heid moest worden voorkomen.
Voor den wettelijken vorm is nu aan
sluiting gezocht bij de wet tot het alge
meen verbindend- en onverbindend-
verklaren van ondernemersovereenkom
sten, echter mèt dit verschil, dat slechts
verbindend verklaard kunnen worden
bedrijfsregelingen, welke door een door
ondernemers in het leven geroepen or
gaan zijn vastgesteld.
De gang van zaken is hierbij aldus gedacht,
dat hetzij een of meer organisaties, hetzij een
belangrijke groep van ondernemers, welke van
meening zijn, dat voor hun bedrijf een econo
mische bedrijfsregeling geboden is, een rechts
persoonlijkheid bezittend lichaam in het leven
roept, 'dat dan de gewenschte regeling ontwerpt
en voor haar leden of aangeslotenen vaststelt.
Door dit orgaan kan dan algemeen verbindend
verklaring voor het geheele land of een gedeelte
des lands, aan den minister van Economische
Zaken worden verzocht, welk verzoek kan wor
den ingewilligd, indien eenige voorwaarden zijn
vervuld.
Uit de Memorie van Toelichting blijkt nu ver
der, dat deze wet niet alleen bedoeld is voor den
landbouw in eigen zin, nl. de voortbrenging van
landbouwproducten, doch ook voor den handel
in en de industrie van landbouwproducten. Door
deze ruime werkingsfeer met één bedrijfsrege
ling, gebaseerd op één wet, kan worden vol
staan. Aan zulk een bedrijfsregeling zouden 'dan
producenten, handelaren, verwerkers en ook ex
porteurs kunnen deelnemen. Op grond van deze
wet kunnen dus niet alleen bedrijfsregelingen
verbindend verklaard worden, welke uitgaan
van door producentengroepen ingestelde orga
nen, maar ook bedrijfsregelingen, getroffen door
een orgaan, ingesteld door handel of industrie
van landbouwproducten of door een orgaan, dat
door producenten, handelaren en verwerkers te
zamen in het leven is geroepen.
Wat nu het voorkomen van overheersching
door landbouw over handel of industrie of om
gekeerd betreft, blijkt, dat in het ontwerp hier
tegen in den vorm van voorwaarden, welke aan
de verbindendverklaring zijn gestel'd, waarbor
gen zijn geschapen. Indien nl. met betrekking
tot een landbouwproduct de producenten teza
men met den handel of industdie een orgaan
hébben opgericht en dit orgaan legt een bedrijfs
regeling ter verbindendverklaring aan den mi
nister voor, dan kan hij zulk een regeling al
leen verbindend verklaren, indien het orgaan
voor den betreffenden bedrijfstak een genoeg
zaam algemeen karakter draagt, m.a.w. indien
het orgaan door middel van dat orgaan samen
stellende deeien voldoende „representatief" is.
Als voorwaarde ten aanzien van de
algemeen verbindendverklaring is voorts
gesteld, dat het economisch bedrijfsbe
lang verbindendverklaring vordert en
dat de verbindendverklaring niet in
itrUd is met het algemeen belang.
De bedoeling van deze voorwaarde is de vol
gende:
Indien de mogelijkheid om een bedrijfsrege
ling aan alle ondernemers in een bedrijf op te
leggen wordt overwogen, dient allereerst te wor
den nagegaan, of het economisch belang van dat
bedrijf daarmede zoozeer gediend is, dat ver
bindendverklaring als een vereischte voor een
luiste economische ontwikkeling van dat bedrijf
kan worden aangemerkt.
In het stellen der voorwaarde, dat het econo
mische bedrijfsbelang verbindendverklaring
i'ordert, is derhalve tot uitdrukking gebracht,
dat alle in het betreffende bedrijf aanwezige be
langen door den minister tegen elkaar zullen
worden afgewogen, ten einde te kunnen vaststel
len of de regeling zelf van zoodanige beteeken is
voor den betrokken bedrijfstak is, dat 't belang
van het bedrijf in zijn geheel gezien, verbindend
verklaring eischt.
Indien blijkt, dat aan deze in het bedrijf ge
legen voorwaarde is voldaan, dient te worden
hagegaan of buiten het bedrijf gelegen belangen
zich tegen verbindendverklaring verzetten. Daar
toe is als tweede voorwaarde gesteld, dat ver
bindendverklaring niet in strijd zij met het al
gemeen belang. Op grond van dit vereischte
ment de minister alvorens tot verbindendverkla
ring over te gaan de bedrijfsregeling te toetsen
aan het algemeen landsbelang. Hierbij zal in hc
Bijzonder het consumentenbelang worden over
wogen.
Bevat aldus de Memorie van Toelichting, de
m het ontwerp vérvatte regeling tot verbindend-
y®r*laring voldoende waarborgen tegen een on-
JUiite en onrijpe totstandkoming van bedrijfs
regelingen in den landbouw, aan den anderen
kant houdt, het, indien de landbouw waar
onder dus ook de handel in en de industrie van
landbouwproducten is te verstaan zich de ge
boden gelegenheid ten nutte zal weten te maken
om door zelfwerkzaamheid en doeltreffende or
ganisatie nuttige economische regelingen te tref
fen, de mogelijkheid in van een krachtige ont
wikkeling van de economische bedrijfsorgani
satie in dat onderdeel van ons nationale be
drijfsleven.
Deze ontwikkeling zou, indien zü
gunstig blijkt te zijn, op den duur er toe
kunnen leiden, dat op grondslag van
artikel 152 der Grondwet voor het be
drijfsleven in den landbouw lichamen
in het leven worden geroepen, welke
met verordenende bevoegdheid zouden
kunnen worden bekleed.
Uit den verderen inhoud van de Memorie van
Toelichting blijkt, dat men zich als regelingen,
waarvoor deze wet zal kunnen worden gebruikt,
o.m. gedacht heeft teelt- en productieregelingen,
regelingen tot opkoop van surplus aan land
bouwproducten, regelingen tot inlevering van
een bepaald deel der producten, maatregelen,
welke op meer rationeele productie en kwaliteits
verbetering gericht zijn, regelingen betreffende
den afzet in binnen- en buitenland en ten aan
zien van de be- en verwerking van landbouw
producten.
De minister wint over een verzoek tot verbin
dendverklaring van een bedrijfsregeling het ad
vies in van een voor dat doel in te stellen vaste
commissie van den Economischen Raa'd.
De gevolgen van de verbindendverklaring zijn
geregeld op ongeveer analoge wijze als in de wet
tot het verbindendverklaren van ondernemers
overeenkomsten. Er is echter dit verschil, dat
naast civielrechtelijke sanctie ook de mogelijk
heid tot strafrechtelijke vervolging in het ont
werp is opgenomen.
JAARVERGADERING CENTRALE VEREENI-
GING VAN OPJSNBARE LEESZALEN
Dinsdag is in hotel Parkzicht te Rotterdam de
jaarlijksche algemeene ledenvergadering van de
Centrale Vereeniging voor Openbare Leeszalen
onder presidium van jhr. mr, dr. E. A. van Be-
resteyn gehouden.
Het jaarverslag en de financieele verslagen
werden goedgekeurd.
Behandeld werd een voorstel van het bestuur
der openbare leeszaal te Utrecht, waarin ge
noemd bestuur in overweging geeft op de zo
mervergadering van de Centrale Vereeniging
het voorstel in te dienen, dat vanwege de Centr.
Ver. 'n verzoek worde gericht tot 't comité voor
de zomerpostzegels, om de leeszalen, door welke
een zoo bij uitstek cultureele arbeid wordt ver
richt, in 1940 bij de verdeeling van de opbrengst
der postzegels ook voor een deel in aanmerking
te doen komen. Nadat dit punt uitvoerig was be
sproken, werd op voorstel van den voorzitter
besloten deze kwestie nader te laten onderzoe
ken door het bestuur.
Na een geanimeerde rondvraag, waarin zaken
van internen aard werden behandeld, volgde
sluiting van deze vergadering.
Verbetering der leerlingen
schalen voorgesteld.
Wetsontwerp door den heer Van Houten
ingediend.
Ingediend Ls een voorstel van wet van
den heer Van Houten tot wijziging van de
artikelen 28 en 191 der lager onderwijswet
1920.
Dc voorsteller meent dat een einde gemaakt
moet worden aan het euvel der te groote klas
sen en tegelijkertijd aan den hoogst onge-
wenschten en met alle eischen van sociale
rechtvaardigheid strijdenden toestand, dat
meer dan 4400 noodzakelijke leerkrachten,
die onder den naam „kweekeling met acte",
de bevoegdheid van een onderwijzer hebben
de, het werk van een onderwijzer verrichten
en de verantwoordelijkheid van een onderwij
zer dragen, zonder nochtans de rechtspositie
van een onderwijzer te bezitten en een salaris
te ontvangen overeenkomstig dat van een
onderwijzer. Deze figuur past niet in ons on
derwijssysteem en dient daaruit te verdwij
nen.
Dit laatste zal slechts mogelijk zijn door
een gelijktijdige belangrijke verbetering dei-
in artikel 28 vastgestelde getallen. Het voor
stel bedoelt dus zoowel het paedagogische be
lang der scholen te dienen, als de sociale ge
rechtigheid te bevorderen. Deze beide motie
ven zijn voldoende om een meerdere uitgave
van ongeveer 6 millioen gulden te rechtvaar
digen.
Van het voorgestelde wetsontwerp luidt ar
tikel 1 als volgt:
De eerste vier leden van art. 28 der lager-
onderwijswet 1920 worden gelezen als volgt:
1. Aan elke school voor gewoon lager onder
wijs wordt het hoofd bijgestaan door tenmin
ste een onderwijzer, zoodra het aantal leer
lingen zes en dertig, door tenminste twee on
derwijzers, zoodra het een en zeventig, door
tenminste drie onderwijzers, zoodra het hon
derd zes, door tenminste vier onderwijzers,
zoodra het honderd een-en-veertig bedraagt.
2. Voor elk vijf en veertigtal leerlingen bo
ven de honderd een en veertig wordt een on
derwijzer meer veretseht.
3. Aan elke school voor uitgebreid lager on
derwijs wordt het hoofd bijgestaan door ten
minste een onderwijzer, zoodra het aantal
leerlingen negen en twintig bedraagt.
4. Voor elk acht en twintigtal leerlingen
boven de negen en twintig wordt een onder
wijzer meer vereischt
Van art. 2 is de bedoeling de mogelijkheid
om zoogenaamde „kweekelingen met acte"
als zelfstandige leerkracht in de scholen te
gebruiken, te doen vervallen.
In artikel 3 is de inwerkingtreding van de
wet bepaald op 1 Januari 1940.
Vierde motorveerboot op de
Wester Schelde?
Ged. Staten van Zeeland hebben aan Pro
vinciale Staten het voorstel gedaan om een
bedrag van f 1.325.000 te fourneeren voor den
bouw van een vierde motorveerboot met kop-
los- en laadinrichting, en van grootere afme
tingen dan de drie andere schepen.
Deze boot moet dienen ter belangrijke ver
sterking van de. vloot van den provincialen
stoombootdienst op de VVesterschelde. Zij zal.
door haar afmetingen beter dan dé bestaande
de auto's en vooral de vrachtauto's en tou
ringcars kunnen overzetten.
Paradijs der Dames.
ANHATTAN dat is een Indiaansch
woord en beteekent „tusschen twee
•ivieren" is het, eiland dat het hart
van de groote millloenenstad New
York vormt. Wanneer er iets is dat duidelijk
kan maken, dat New-York een onromantische
stad is dan is het zijn bouworde. Neemt een
plattegrond voor u en ziet dat Manhattan be
staat uit meer dan tweehonderd evenwijdige
straten, rechthoekig doorsneden door een do
zijn evenwijdige avenues. De belangrijkste de
zer avenues is de vijfde. Zij is de ader van het
hart van New-York, de voornaamste winkel
straat voor zeven millioen menschen. Het pa
radijs voor drie millioen New-Yorksche vrou
wen. Het verlangen van honderd millioen vrou
wen in de wereld. Het brandpunt der mode.
Focus van den duren meubelhandel, der we
reld, van den duren juweelenhandel der wereld,
van den duursten bonthandel der wereld, van
de kostbaarste hotellerie der wereld. Ge vindt
er de gekste hoedjes, de lieftalligste onder
goedjes, de schitterendste diamanten en paar-
len. Ik weet niet of dit een verdienste Is, maar
in ieder geval is het een feit dat de vermelding
waard Ls.
Wanneer ge over Fifth Avenue wandelt en
de fantastische uitstallingen bekijkt het
eene precieuze en pretentieuze stilleven na het
andere zoudt ge de neiging krijgen te gc-
looven, dat niet negen duizend negen honderd
negen en negentig van de tienduizend vrouwen
een schamel weekgeld ontvangen, waarvan zij
eens in het jaar een goedkoopen hoed en een
goedkoope jurk kunnen koopen. Ge zoudt de
neiging krijgen te denken dat de menscliheid
baadt in weelde, rijkdom en schittering. Dat
er geen werkloosheid en geen ontbering is.
De winkels van Fifth Avenue zijn van drieër
lei aard: de weelde-winkels, de warenhuizen en
de specialiteltenzaken.
De weeldewinkels zijn gegrondvest op zulk
een breede credietbasis dat twee of drie vrien
delijke, zachte, poesachtige juffers voldoende
zijn om alle contante zaken in het smalle,
lichte en snoeperige infcerleurtje te behandelen.
Zoo'n klein, teeder winkeltje, met dikke ta
pijten, met glanzende zijde aan de wanden en
een suikerachtig Fransch naampje, heeft een
omzet van tusschen de tien en de vijf uien mil
lioen dollar. De warenhuizen tusschen de twin
tig en de dertig millioen. De speciaalzaken
van schoenen tot aquamarijnen van een tot
veertig millioen dollar.
Op Fifth Avenue wordt alles verkocht: van
een schortje van 68 cent af tot een bontmantel
van 29.000 dollar toe. Hier zou een vrouw de
best gekleede vrouw van de wereld kunnen
worden. Zij zou daarvoor een goeden smaak
moeten bezitten en een vrij aardig gevuld
beursje: de redactrice van een bekend Amerl-
kaansch modeblad vertelt dat zij de jaarlijk
sche mode-uitgaven van de duurst gekleede
vrouw van New York schat op200.000
dollar. Maar u kunt op Fifth Avenue ook uw
heele knusse huisje van top tot teen laten in
richten voor duizend dollar. Drie duizend dollar
voor huisinrichting is evenwel voor die re
dactrice het minimum. Hoeveel bewoners dezer
aarde bezitten duizend dollars? Het is maar
een bescheiden vraag.
Het is een eigenaardige ervaring die ge op
doet wanneer ge de prijzen in de étalages van
Fifth Avenue bekijkt. Ik noteerde er: een hee-
renbed voor een dollar: een stukje Brusselscli
kant; zoo groot als een kleine zakdoek, voor
Iets over groteske kunst en
De Mesquita.
In ons verslag over de tentoonstelling van
grafische kunst van de vorige maand hebben
wij de noodige aandacht gewijd aan de eere
zaal voor den zeventigjarigen De Mesquita en
daarbij reeds opgemerkt dat een deel van zijn
oeuvre, het niet-direct op de werkelijkheid ge
baseerde al dan niet decoratief bedoelde werk,
in één woord het „groteske" in DeMesquita's
productie, waarschijnlijk met opzet was weg
gelaten. Terecht misschien. Want deze soort
uitingen van een kunstenaars-bewogenheid
gaven een onvoorbereid en gemengd publiek te
gemakkelijk aanleiding tot misverstand en
spotternij.
Toch is voor mijn gevoel dat groteske ele
ment in deze kunst niet te onderschatten noch
met een enkel woord als gekkenwerk of grap
jasserij te verwijderen uit een ernstige belang
stelling in kunst.
Uit een reeds jaren geleden verschenen serie
litho's van den kunstenaar heb ik de minst
vreemde, de tamste uitgezocht om als illustra
tie bij dit stukje te dienen en daarbij iets over
het groteske in deze productie te berde te
brengen
Men heeft zich echter eerst af te vragen wat
er onder grotesk te verstaan valt, alvorens rnen
van het groteske in iemand's kunst zich re
kenschap geeft. Het gebruik van veel vreemde
woorden brengt noodlottigerwJjs met zich een
zeker misbruik en verkeerd gebruik dier uit
drukkingen, die, elk voor zich, mits juist ge
plaatst, een begrip nauwkeurig kunnen benoe
men, doch die, op te liberale wijs dooreen ge
haspeld, slechts verwarring te weeg zullen
brengen. Zoo is grotesk niet hetzelfde als bur
lesk, noch als fantastisch, noch als bizar en
toch zal de welbespraakte conversatieridder
van den tegenwoordigen tijd met deze benoe
mingen even slordig omspringen als de mid-
deneeuwsche steekspelridder met zijn hand
schoenen.
Er zijn over het begrip grotest door vele ge
leerden, aesthetici zoowel als filosofen, veler
lei definities opgesteld. Wie zich daarvoor in
teresseert zij naar de Inleiding van Schnee-
gans' „Gescïiichte der grotesken Satire" verwe
zen. Doch de meeste dier definities zijn óf on
juist, óf ontoereikend en een benaderende om
schrijving van wat door grotesk te verstaan is.
kan m.i. slechts geleverd worden door de meest
kenmerkende eigenschappen dier uitingswijze
op te sommen.
Grotesk nu bevat eerstens een vrij aanzien
lijk quantum fantastiek waarbij dan de
grenzen van het bestaansmogelijke, althans
reëel-waarneembare, aanzienlijk overschreden
worden, ten tweede een quantum caricatuur
en deze dan van de minst goedige, de meest
wrange, bijtende soort. Het is niet onwaar
schijnlijk, dat de zielstoestand van den artist
die zijn grotesken neerschrijft, op dat oogen-
blik de reflex is van pijnlijke bewogenheid
Wat men noemt: „zich lekker voelen" doet hij
op dat moment allicht niet. Voorzoover dat De 1
Mesquita betreft, verklaart het zijn onwil, on-1
macht zoo ge wilt ook soms, om aan zijn ver
beeldingen omschrijvende titels toe te voegen.
En een derde element aan het groteske, een
verbijzondering van het fantastieke, is dat
monstrueuze, dat door Benvenuto Cellini als
het hoofdkenmerk op den voorgrond gezet
wordt. Hij steunt daarbij op de antieke bena
ming „monstri" voor de beschilderingen op de
wanden der onderaardsche grotten (waarvan
grotesk) aangewend. Monsters, wangedrochten,
ze komen in het groteske veelvuldig voor.
Is nu deze omschrijving van het begrip gro
tesk aanvaard dan zal er voor den beschouwer
van De Mesquita's sensitivistische teekeningen
en litho's (onder dien titel werden ze inder
tijd uitgegeven en ook in deze materie was het
H. P. Bremmer die er het eerst serieuze be
langstelling voor vroeg) geen bezwaar zijn ze
als groteske kunst te genieten. Tevens zal men
gemakkelijker hun waarde kunnen bepalen ge
plaatst tusschen kunstuitingen die er verband
mee houden. Stelt men die teekeningen bij
voorbeeld tegenover werk van den Simplicissl-
mus teekenaar Alaf Gullbranson, met wiens
schriftuur ze een kleine overeenkomst vertoo-
nen, dan blijkt bij den laatste het gemoede
lijk caricaturale te overheerschen en het gro
teske slechts bij hooge uitzondering aanwezig;
de Hollandsche artist is, in geestessamenslel-
ling naar het mij voorkomt, belangrijker. Naast
verwante prenten van Odilon Redon (neem b.v.
die uit de Tentation de Saint Antoine) is Redon
van rijker fantastiek, van veel verfijnder gees
tesinhoud het caricaturale ontbreekt geheel!
en het groteske is bijkomstiger. De Mesquita
is zuiverder „grotesk", Redon zuiverder fantast;
nu en dan beroeren hun werken elkaar in het
groteske, dat bij Redon echter een onderdeel
slechts is. Overigens laten de werken van bei
de artisten geen onderlinge vergelijking toe, en
in hun levensloop is het slechts als een bloote
toevalligheid te beschouwen dat beiden oor
spronkelijk voor de architectuur in de wieg ge
legd waren.
Op de reproductie van de litho die geen
titel heeft welke hierbij gaat, is van de ele
menten die het groteske uitmaken: de fan
tastiek, de caricatuur en' het monstrueuze het
laatste element maar matig aanwezig. Ik zei
reeds, dat het een „tamme" prent is; er zijn
anderedie zich echter minder voor repro
ductie hier eigenen.
Vraagt men nu naar de bedoeling van deze
prent dan geloof ik dat er van geen „bedoe
ling" sprake moet zijn doch van een reflex van
een onaangenaam gevoel bij den kunstenaar
opgewekt, misschien bij een tentoonstellings-
b'ezoek, misschien door een gesprek over kunst
zaken. Het schijnt immers vrij duidelijk dat
we hier te maken hebben met een in-beeld-
brengen van de factoren die in de kunstwereld
van belang zijn; men kan het zóó zien, dat
rechts vooraan de jonge kunstenaar gaat,
een lichtelijk uitbundig zelfvertrouwen dat niet
zonder ironie gegeven wordt, de oude heer met
met boekje onder den arm personifieert mis
schien het oordeel, de kritiek een ietwat on
wennig, oud deftig heertje, die straks de fraai
ste volzinnen zal arrangeeren om iets wat hij
niet begrijpt aan anderen duidelijk te maken,
terwijl de niet geflatteerde dame links in haar
schemerachtige onzekerheid het groote publiek
zou kunnen voorstellen en de paletten in
den achtergrond een idee kunnen geven van
de kunstproductie vóór welke zich die verschil
lend bedwongen emoties verbergen. Een tikje
van het monstreuze element zit bij deze
voorstelling in den achtergrond. En overigens
is ook deze geheele uiting niet bepaald blijk
gevend van een blijden kijk op het geval. Doch
door de combinatie van gegevens, waaruit ook
deze „tamme groteske" ontstond, is zij, en ook
dit deel van M.'s oeuvre, belangrijk.
J. H. DE BOIS
-^5^
CEBUTO-DAGTRIFS
Antwerpen m. Sportcentr.-Deurne f 3.50
Bredasche bosschen m. voll. pens. 5.—
Twente Holl. Zwarte Woud 3.25
Natuurreservaat Hooge Veluwe „3.25
Oisterwijk Brabantsche Vennen „3.—
Winterswijk, Geld. Achterhoek „3.50
Naar den Afsluitdijk Wieringerm. „2.75
Bad-Boekelo (Zee op de heide) „3.50
Montferland 3.25
Ouwehand's Dierenpark „3.50
Naar Vorden en omgeving „3.25
Ommen en omgeving„3.25
Oost-Voorne en omgeving.. „2.50
Nijmegen, Berg en Dal „3.
Arnhem en Velper bosschen „2.75
Rond het IJselmeer ,3.75
Vraagt inlichtingen en Reisgids ook
voor onze buitenlandsche Reizen bij
JAC. HEEMSKERKS
CEBUTO-REIS BUREAU
HOUTPLEIN 34 TELEF. 16448
Agenten Sig.mag. SPAAS, Rijksstraat
weg 21, Telef. 16531; Bruynzeel's Mode
magazijn, Velsen-Pont, Telef. 3064.
(Adv. Ingez. Med.)
2500 dollar, modieuze schoentjes voor drie dol
lar, een flesch parfum voor honderd dollar,
een koffertje met huidverzorgings-ingrediën-
ten voor 250 dollar, een auto voor 6000 dollar,
een tweedehandsch schrijfmachine voor tien
dollar. En de warenhuizen hebben alles in
voorraad: van een blikje kangeroestaartsoep
af tot religieuze beelden toe.
De étalages zijn bezienswaardigheden op
zich zelve. Niet alleen om wat er in staat, doch
ook om hóe het er in staat. Etaleeren is hier
een ware kunstuiting geworden. Gc ziet er
composities en stillevens die beïnvloed zijn
door Barnum en Baily, door Hollywood, door
Vincent van Gogh, Rembrandt, Picasso en het
Louvre. Honderdduizenden dollars besteedt de
Fifth Avenue per jaar aan haar étalages. Hon
derden van de meest bizarre bouwsels en fan
tasieën brengen iedere week de voorbijgangers
in verbazing of verrukking.
De menigte is de hoofdrolspeelster in het
dagelijksche drama van Fifth Avenue. Zij be
weegt zich van den morgen tot den avond in
een onafgebroken stroom langs de schitte
ringen dezer weeldewereld. Op een zonnigen
dag passeeren 30.465 menschenper uur.
Bekijk er duizend van en ge ziet de wereld-
steedsche menschheid in haar verscheidenheid.
De werkmansmoeder met haar kind aan de
hand; de te mooie beroepsschoonheid, haar
goed- en veilig-gehuwde oude schoolvriendin;
meisjes met losse haren en platte hakken, de
butantes voor het volgende seizoen, zorgvuldig
gekleede dames met beperkte middelen: extra
vagante society-leeuwinnen die in dure beauty
shops een wanhopigen en ongelijken strijd
voeren met papa Tijd, zijn rimpels, zijn wallen
en zijn losse tanden; verbaasde provincialen,
vroolijke buitenlandsche bezoeksters en Jonge
meisjes die alle pasteltinten van den regenboog
frank en vroolijk door de zonnige straat dra
gen.
Fifth Avenue is de schitterende, vroolijke,
weelderige uitstalkast van Amerika.
Op de zijde en het fluweel, aan de diaman
ten en de paarlen, in kristal en het zilver
smetteloos, glanzend en schitterend, kleven
niet het bloed en het zweet, de modder, en de
tranen die dezen aardbol een ronde nietig
heid wentelend door het eeuwige en oneindige
vormen.
Fifth Avenue biedt een onwerkelijk tafereel
van de werkelijkheid die anders is.
Zij loopt uit op het Central Park.
Gaat daar, op een bankje in de zon, uitrus
ten van het vermoeiende bekijken der weelde,
slenteraar langs de rijkdommen dezer aarde.
En ziet naar de menschen om u heen, zwij
gend en stil in het licht van een gloriënden
middag: oude dametjes en gepensionneevde
beambten, een moeder met haar kindje, stu
denten, arbeiders en werkloozen.
Voor hen is de zon de eenige weelde.
Voor hen is Fifth Avenue een illusie en een
droom.
Millioenen menschen stroomen, eindeloos-
tijdeloos, langs de weelderige uitstallingen.
Die zijn van Fifth Avenue het ontastbare.
De vijf- en tien-cents winkels van Wool-
worth zijn de tastbaarste werkelijkheid.
Mr. E. ELIAS
Voorzitter van „Christoffel-fonds"
veroordeeld.
Tegen den voorzitter van „Het Christoffel-
fonds", den heer Stoop, was resp. op 17 Februari,
3 Maart, 14 Maart en 13 April proces-verbaal
opgemaakt, omdat hij met een autobus personen
tegen vergoeding vervoerde.
Dinsdagmorgen diende deze zaak voor den
Haagschen kantonrechter. De reisleider van het
fonds, de heer Vogt, werd als eerste getuige ge
hoord. Hij verklaarde, dat de deelnemers aan de
ritten vrijwillig een bijdrage stortten in de kas
van het fonds, terwijl zich ook vaak deelnemers
aanmeldden, die niet in de kosten bijdroegen;
twee andere getuigen verzekerden, dat zij lid
waren van het fonds en daarom naar Leiden kon
den worden vervoerd.
In zijn requisitoir betoogde de ambtenaar, dat
het Christoffelfonds niets anders is dan een
schijnbeweging om de wet te ontduiken.Het fonds
is in feite een persoonlijke onderneming van
den heer Sloop. Het O. M. zag in het fonds
geenszins een idëele Instelling en eischte der
halve in een der zaken een geldboete van £500,
subs. 100 dagen hechtenis en in de drie ovelige
geldboeten van f 100 voorwaardelijk met een.
proeftijd van twee jaar.
Mr. J. F. E. Jongbloed kwam op tegen de be
wering van het O. M. als zoude 't Cristoffel-
fonds er zijn om de wet te ontduiken.
De kantonrechter, mr. Ferguson, legde de straf
voorwaardelijk op.
VEREENIGING „REMBRANDT"
Onder voorzitterschap van den wnd. president,
den heer J. van Hasselt, te Bloemendaal, heeft
de vereeniging tot behoud en vermeerdering van
kunstschatten in Nederland „Rembrandt" Dins
dagmiddag in Amsterdam haar jaarlijksche al
gemeene vergadering gehouden.
Het jaarverslag maakt o.m. melding van de
belangrijke som, die de vereeniging beschikbaar
stelde voor den aankoop voor het rijksmuseum
van een Rembrandt, het bekende schilderij „Je-
remia, treurende over de verwoesting van Je
ruzalem", vroeger in particulier bezit te Stock
holm.
Dank zij de actie van de algemeene bestuurs
leden A. P. van Hoey Smith en dr. D. Hannema
steeg het ledental der vereeniging niet onaan-
zienlijk.
I De jaarstukken werden goedgekeurd, terwijl
I de periodiek-aftredende leden van het algemeen
bestuur, de heeren jhr. H. Teding van Berkhout,
D. G. van Beuningen, dr. E. Heldring, J. P. Jos-
selin de Jong, mr. F. Kranenburg, A. W. Volz
Jen mr. H. K. Westendorp werden herbenoemd,