Uan de Jofel naac 't Utiegveld '•iis j^0ff Haarlemsche Jeugd antwoordt op de vraag EEN RONDGANG DOOR „ARTIS' Litteraire Kantteekeningen. OPGEWEKTE ARBEID IN EEN HUISKAMER Groote, heele groote menschen, zeggen tegen woordig dat het gezin de kern van de maat schappij is. Iets wat ze al wisten toen ze klein waren. Maar als je groot wordt wil je een man van de wereld zijn, een mensch dat zichzelf weet te redden, en dan vergeet je graag de huiska mer met z'n kinderachtigen bijklank, en je kruipt er uit als een libel uit z'n jasje, vliegt op eigen motor de wereld in totdat je begrijpt dat je ergens toch weer landen moet. En dan kom je weer in een huiskamer, een andere en misschien toch eigenlijk dezelfde, nu als groote man, en je ziet dat er niets kinder achtigs aan die kamer is, en je begrijpt dat je levenswerk daar begon en daar begint Elke Zaterdagavond komen in een huiskamer aan den Middenweg in Haar lem jongens bij elkaar. Zij gaan om het tafelblad zitten en bouwen vlieg tuigen. Eens als zij groot zijn bouwen zij misschien ook nog vliegtuigen, maar die staan dan niet meer op een tafel blad in de huiskamer maar op het plat vorm van het vliegveld in de open lucht. Of ze bouwen andere dingen. In ieder geval leeren ze het bouwen in de huis kamer, om van dit nest eens uit te vlie gen. Ze zijn nog niet met zoovelen, deze jongens, maar ze vormen tezamen toch al een club: De Haarlemsche Jeugd!uchtvaartelub. En het adres van den secretaris is: J. T. Cremerlaan 46, Sant poort. Wanneer ze hun huiswerk voor de school af hebben gaan ze doen waar ze zin in hebben: bouwen, nu een vliegtuig, straks het leven. Het leven is precies als een vliegtuig. Steeds stijg je op en altijd moet je weer landen. Door de week bouwen ze thuis, Zaterdags ko men ze bij elkaar en dan luisteren ze naar de lessen van hun leider. „Wat doe je in je vrijen tijd, jongens? Het is een ferm antwoord, dat we ditmaal krijgen: „Wij maken vliegtuigen!" Liefhebberij moet geen vlucht uit het leven zijn omdat je daar bang voor bent, omdat je liever in de stille haven knutselt dan op de wilde baren werkt. Neen, liefhebberij moet 't leven van alledag juist te gemoet gaan en er kleur aan geven. Liefhebberij is de poëzie, die Zich aan de proza paart. Dat hebben we al vaak in deze rubriek bemerkt. Ook voor deze jongens van de luchtvaartclub is de liefhebberij poëzie: ze hebben er plezier in, ze doen het uit zichzelf. Naar school moeten ze, dat is proza. En ook voor hen geldt het de vies van de ouderen; eerst werken en dan de liefhebberij. Wanneer het eens in u op komt op een Za terdag de in een clublokaal getransformeerde huiskamer in 't huis aan den Middenweg bin nen te stappen heeft u best kans, dat u denkt bij een zangclub verzeild geraakt te zijn. „Wij zijn de luchtvaartjeugd De toekomst van de luchtvaart is bij ons in goede hand. Vliegen is ons parool. Wij zijn niet bang. Achter het luchtvaartvaan Marcheeren wij ons heele leven lang". Dick Maasen speelt op de piano het lucht vaartlied op de wijs van Anchors aweigh" en de overige clubleden zingen de woorden. Ondertus- schen vergeten ze niet hun werk te doen". De bouwleider J. M. A. H. Hauer schrijft for mules op het bord en dan zwijgt de piano. Alleen Hauer's stem klinkt nog, de anderen luisteren naar de theorie over den bouw van vliegtuigmodellen. En de les is niet vergeefsch.... „Wal doe ie Ut (e iwien did?" Veel dat tot diepe bewondering kan stemmen. nen masker met gaten voor de oogen od*p7 en de vogel pikte naar de oogen; toen h f hoofd onder een doek schuil cH-nrr De Haarlemsche Jeugdluchtvaartclub bestaat reeds 5 jaren. Doch in dit jaar werd er nieuw leven ingeblazen. En de club groeit dermate dat er moet worden omgezien naar een grooter club lokaal. „Dat is echter zoo eenvoudig niet", vertelt ons de bouwleider Hauer. Vooral met 't oog op het bouwen van de vliegtuigen wordt de huis kamer wel een beetje klein. Daarom geven we hier voornamelijk les. Thuis wijden de jongens zich verder aan 't bouwen, 't Zou natuurlijk pret tiger zijn wanneer we allemaal te zamen zou den kunnen bouwen. Maar we kunnen op het moment geen grooter lokaal vinden. Misschien is het lot ons echter goed gezind en krijgen we den een of anderen dag een brief van een luchtvaartenthousiast, die ons schrijft: „Jon gens, ik heb voor jullie een fijn clublokaal!" 's Winters is het parool: bouwen. Des zomers: vliegen! Als het buiten warm wordt trekken de jongens naar de duinen om hun vliegtuigen aan de lucht toe te vertrouwen. Er worden wedstrij den georganiseerd, en dan kan de jeugd zien tot welke prestaties haar producten in staat zijn. Het gaat er bij die wedstrijden om welk toe stel 't langst in de lucht kan blijven. Het mo torvliegtuig de motor bestaat uit een gewon den elastiek van Harry Mos hield 't eens 5 minuten en 30 seconden in hooger sferen uit. Jlllllllllll Hllllllllllllll lilllllllllllllllllljt JJLJ'e jongen, die U boven aan dit artikel bezig ziet met het bouwen van een vliegtuig is GERARD VAN MUSSCHER, één der leden van de Haarlemsche leugd Luchtvaartclub. Hij is bezig met de bekleeding van het toe stel, dat hij zelf ontwierp. ^lllll 1 Een heele poos dus, 't beteekende dan ook 't record. Zweefmodellen kunnen nog veel langer in de lucht blijven. Het record staat op naam van Petrus Meeuwsen met een tijd van 43 mi nuten en 8 seconden! Bijna drie kwartier dus. Welk een voldoening moet het den bouwer van zoo'n toestel zijn om het ranke ding steeds in de lucht te zien cirkelen! Ge zult u mis schien afvragen: hoe komt zoo'n vliegtuig in de hoogte. Hier is het antwoord: 't wordt aan een touw de lucht ingetrokken en op 't hoogste punt los gelaten. Dan zweeft het verder. Hoe lang? Dat hangt ook van de opstijgende luchtstroomingen af, die bij de duinen meestal aanwezig zijn, en natuurlijk spreekt de constructie van het vlieg tuig een groot woord mee. De duinen van Bentveld vormen in onze om geving de meest geschikte plaats om de vlieg tuigen te beproeven. Edochde jongens wor den er vaak weggejaagd, want de vliegtuigen storen zich niet aan grenzen en worden door den wind voortgedragen, en de jongens volgen hun geesteskinderen natuurlijk tot 't uiterste. En wanneer een vliegtuig wel eens de hebbe lijkheid heeft om een landingsterrein uit te zoe ken, waar het bordje „Verboden toegang" prijkt moet de eigenaar boeten voor de capriolen van zijn schepping. Maar wellicht vinden de jongens, nu hun liefhebberij burgerrecht begint te ver krijgen, genade in de oogen der landeigenaren. Een nationaal kenmerk van ons land is immers de vliegerij. En de vliegsport begint voor de jeugd eigenlijk een nationale sport te worden. Weet u dat in Engeland de landeigenaren ook nooit boos zijn wanneer de paarden, die mee doen aan wat voor Engeland een nationale sport is: de vossenjacht, hun velden betreden? Mis schien dat de Nederlandsche landeigenaren, in 't bijzonder de Benlveldsche, t.a.v. van de leden van de Haarlemsche jeugdluchtvaartclub ook over hun hart zullen strijken, precies als de En- gelschen dat doen jegens de paardrijders. Want sportiviteit is toch ook voor ons Hollanders een nationaal begrip De jongens hebben nog met meer moeilijkhe den te kampen. Soms maakt een toestel 't zoo bont, dat het boven de wolken uitstijgt, zoodat 't uit 't gezicht verloren wordt. Dan keert 't vaak nooit weerom. Doch daarom niet getreurd. Want, 't is weliswaar makkelijker geschreven dan ervaren, er zijn nog nooit wakkere bou wers, van vliegtuigen of andere dingen geweest, die niet vele moeilijkheden en teleurstellingen te boven moesten komen. En ook in dit opzicht geldt: jong geleerd, oud gedaan. Als je je jong niet uit 't veld, 't vliegveld, laat slaan overkomt je dat later ook niet. Recht door zee gingen onze voorouders. Recht door de lucht gaat de jeugd. v. H. Leden van de Haarlemsche leugd Luchtvaartclub bijeen. U ziet aan de gezichten dat er een opge wekte stemming heerscht! Philip Langerak. „Overgang". Laren, A. G. Schoonderbeek, Het is eigenlijk een lief boek, dat deze Haar lemsche pseudonimus als zijn eersteling de we reld in stuurt. Wedden dat er bij dozijnen ouder geworden jongelingen nog evenveel manuscrip ten in een gesloten lade hunner boekenkast lig gen, die in een zelfde periode van geestelijken groei ontstonden als deze roman? Een heel en kelen keer krijgt zoo'n ouder geworden jonge ling zijn manuscript weer eens in handen en dan bekijkt hij het met het heimwee naar de jaren dat hij zoo iets schrijven kon en onder het schrijven gelukkig kon wezen. Voor de meesten is het geval daarmee afgesloten en zij hebben zich gerealiseerd dat hun litteraire toe komst in het verleden ligt.... om Wedekind's woorden te gebruiken. Dit alles klinkt nu niet erg aanmoedigend voor Philip Langerak, maar is toch niet in staat de ympathie, die ik voor het boek gevoel, geheel te verbergen. Er is in het leven van jonge men schen, die niet al te vroeg rijp zijn of wier den ken niet te vlug door materieele belangen ge heel in beslag is genomen, een periode van nieuwsgierige verkenning naar de mogelijkhe den van een gedroomd geluk. Het is de tiid van de belangelooze verliefdheden, de nobele gevoe lens in het maatschappelijke, de groeiende vriendschappen en, in samenhang daarmee, van het zalig zwammen en debatteeren over wat men zich zoo al op zijn twintigste jaar aan levens wijsheid meent te hebben eigen gemaakt Het is een verrukkelijke tijd, de lente van het mensch-worden, waarin zelfs de verdrietelijk heden minder somber zijn dan later. Wie in zijn jeugd dien tijd niet gekendheeft zal, ouder geworden, van een belangrijken steun verstoken blijven, en misschien sterker door een nuch terder levensbeschouwing, toch geestelijk armer zijn dan de anderen. De roman Overgang is een product van de aangeduide periode en heeft er, voor wie met den schrijver meevoelt, de charme van. Voor wie niet meer bij het spel betrokken is, wordt echter dat te vele gepraat en gediscussieer al spoedig van een beminnelijke onbelangrijkheid, waaruit het inderdaad, zelfs voor een gerouti neerd auteur een heksentoer wordt een goed gecomponeerd stuk litteratuur te brouwen. Een over het algemeen vlot loopende dialoog die slechts bij tijden een te fantastische al lure aanneemt een telkens opvallende juiste waarneming in de beschrijving en aanduiding van bijkomstigheden hebben van het relaas van zes jonge menschen in de zwamperiode nog geen kunstwerk gemaakt En er had bij dat zes tal toch minstens één moeten zijn, die belangrijk genoeg was om een boek te motiveeren. Nu bleef het aardig mozaiekwerk. Maar ook dat zal wel overgaan en Philip Langerak moet het hier bij niet laten. Constant van Wessem. Willem Dl, Koning-Stadhouder. Den Haag Leopold's U.M. Voor de aantrekkelijke reeks populaire bio grafieën van belangrijke figuren uit onze va- derlandsche geschiedenis, die door Leopold's uit geverij in het licht wordt gezonden, schreef Con stant van Wessem een zeer onderhoudende his torie van leven en ai'beid van den Oranjevorst die, als geen andere der Oranje's, een figuur van Europeesche beteekenis is geweest. Door de ge compliceerdheid van zijn positie is dezen vorst noch als Koning van Engeland, noch als stad houder der Nederlandsche gewesten een onver mengde dankbaarheid van het nageslacht ten deel gevallen. Voor de Engelsche historie bleef hij slechts als „Dutch William" voortleven en vergat men te vaak dat zijn politiek den feite lijken grondslag gelegd heeft voor den opzwaai naar de wereldmacht die het rijk der Britten zich na den Spaanschen successie-oorlog kon veroorloven, terwijl men in ons land zich door hem ten achter gesteld was gaan voelen ten koste van zijn persoonlijke aspiraties, die eer een Europeesch veld dan de vaderlandsche pro vincies bestreken. Zoo is het hem misschien niet gelukt twee landen op bevredigende wijze te dienen en kan het resultaat vn lev<m eerst in de latere gevolgen gewaardeerd worden. Dat Willem III een zeer bijzonder mensch ge weest is, van groote geestkracht en van bijzon dere militaire zoowel als politieke begaafdheden, komt uit Van Wessem's biografie naar billijk heid te voorschijn. De historische beteekenis van den vorst, als veldheer en staatsman, wordt den lezer hier op vlot-zakelijke en allerminst droge manier voor gelegd, waar doorheen een karakterschets van Willem's persoonlijkheid geweven is, die aan de lectuur het onderhoudende van een modernen roman geeft. De verhouding van Willem tot zijn gemalin Mary, met het ontroerend slot bij Mary's sterfbed; Willem's vriendschap met Bij den eendenvijver Een beetje kinderachtig genoegen, daar bij de eendjes? Maar kijkt u eens, hoe mooi het hier is, zei de heer Portielje toen wij in het begin van dit jaar een bezoek aan Artis brachten. Aan alle kanten bruiloftskleuren. Die woerd daarginds, die zoo trouw aan de zijde van zijn eendje blijft een toekomstig paar heeft in zijn prachtig bonte pakje eenzelfde kleurplek, die streep blauw daar, die het stemmige bruine eendje thans, als teeken van toenadering, laat zien. De kleu ren bij de mannetjes spelen in het voorjaar een belangrijke rol. Later komt de rui. Dan verschuilt zich de eend een paar weken onder het riet. Hij kan in dien tijd ook niet vliegen. En in een geheel ander tenue komt hij daarna te voorschijn. Het voorjaar roert zich in de dieren als sexedrift, vechtlust, die zich. ook als er niets te vechten valt, uit in afweerhouding; drang tot nestbouw en broeden. De heer Por tielje wees ons op de trotsche, uitdagende houding van den zwaan, die zich reeds ge droeg alsof er een nest te verdedigen viel. In de vork van een lage struik bij den rand van den vijver rustte een aalscholversnest. Het vogelpaar daarin hield zich met „symbolische handelingen" bezig, vertelde de heer Portielje, want de spanningen, die de vogels dan on dergaan, trachten zij op allerlei wijzen af te reageeren: er worden takjes aangesleept en weer weggeworpen, het mannetje komt liet wijfje voeren. Het was een en al levendigheid in den vijver, allerwegen begon het pronken en imponeeren door houding en door kleuren. Deze zijn niet altijd dadelijk zichtbaar, maar komen te voor schijn bij bepaalde, zoogenaamde imponeer standen, b.v. een witte vlek, die lokt als een oog: nu is het er, dan is het weg, net als het dimmen van autolichten, zeide de heer Por tielje, die in zoo hooge mate er slag van heeft, de dingen zoo beeldend te zeggen dat leeken er door getroffen worden en ze onthouden. Hij drukte ons voorts goed op het hart, dat „de natuur" voor een dier meestal niet is wat de menschen daaronder verstaan. Daar, waar een dier de voorwaarden voor zijn bestaan vervuld ziet, ligt voor hem „de natuur". Wij menschen bekijken dat gewoonlijk glad ver keerd en dichten den dieren gewaarwordingen en gevoelens toe, die zij niet of nauwelijks kennen. Innige vertrouwdheid met dieren, een scherp opmerkingsvermogen en studie zijn er noodig om te leeren de gedragingen van dieren te begrijpen. Zoo iemand dan kan de heer Portielje, inspecteur van de levende have van Artis, dit weten, en wij maakten dan ook graag gebruik van de gelegenheid om hem te vragen naar de bedoeling van de han delingen die de dieren ons deden zien. Of eigenlijk was vragen nauwelijks noodig, de uit leg werd ons telkens op aanschouwelijke wij ze gegeven. De roerdomp munt het op onze oogen We gingen naar een ander, met riet en bam boe omzoomd vijvertje. Op de strook drassig land stapte een roerdomp rond en een tweede stond onbewegelijk in de nabijheid van een muurtje. Hij moest ons aangewezen worden en nog hadden we moeite hem te ontdekken. Hij stond „in de paalhouding", heel recht en smal, hij was daar met zijn lichtbruine en donkerder verticale strepen nauwelijks van zonbeschenen riet te onderscheiden. De natuurlijke bescher ming van het dier door middel van kleuren en teekening, die hem vrijwel één maken met zijn omgeving. Scherp fixeerde hij het gezelschap en zonder van de plaats te komen, draaide zijn „paalfront" met den vijand mee. Als proef neming h&ft de heer Portielje eens drie kwartier lang voor hem heen en weer gedraaid en al dien tijd heeft de vogel als automatisch de zwenking mee gemaakt. De heer Portielje stapte nu den landtong op en begon een der roerdompen in het nauw te drijven tot hij hem pakken kon. Dan zagen we een vreemd schouwspel: als bij een kemp haan stond de kraag op en alle veeren van den langen hals stonden als stekels uit. Bij een vleu gel werd hij stevig vastgehouden. Op arm lengte. De roerdomp toonde geen neiging in hand of arm te pikken. Maar de lange priem- scherpe snavel en de nijdige kraaloogjes waren gericht op de oogen van den aanvaller. Tel kens werd een verwoede uitval gedaan, maar het hoofd bleef veilig buiten bereik van den gevaarlijken vogel. Proefnemingen hebben be wezen dat de roerdomp het onveranderlijk op de oogen van zijn belager gemunt heeft. De heer Portielje heeft daartoe eens een karton- Bentinck, die zelfs na de breuk tusschen hen geen eind neemt, Willem's slechts matig ver klaarbare genegenheid voor Keppel, ziin orotégé, en nog zoo veel meer in dezen beurtelings ge sloten of onstuimigen menschhet zijn alle historische ingrediënten waaruit een nsvcholo- gische roman te brouwen is, interessanter dan menig puur „book of fiction" In Leopold's reeks met de rood-wit-blauwe banderolle op den om- is dit deeltje zeker niet het minst ge slaagde. J. F. W. Werumeus Buning. Ik zie, ik zie, wat gij niet ziet. Zwerf tochten door ons land. Amsterdam, Querido-uitgaaf. De oude heer Craandijk, die er zestig jaar geleden met den Haagschen schilder Schipperus op uit trok om stof voor zijn acht deelen Wan delingen door Nederland te verzamelen, heeft in den dichter van Maria Lecina een opvolger gevonden die, minder systematisch en meer a la bonheur du pot te werk gaand, toch nu al aan zijn derden zwerftocht is toegeraakt Voor den vriendelijken en romantischen teekenaar Schip perus is het apparaat van den knappen fotograaf Dupont in de plaats gekomen en de tekst van Buning heeft een gestroomlijnden vorm, die meer van dezen tijd is, aangenomen. Amusant- onderrichtend, soms eventjes ondeugend zijn de •erhalen van zijn tochten naar de kasteelen van de Maas, naar Groningerland, naar Texel (zeg vooral niet Tessel, vraagt Buning) en nog meer, zoodat de lezer ook van dezen derden bundel zijn plezier beleven kan. Twee oorspronkelijke romans: Angenietje Speerstra door Wouter van Riesen (Uitg. Mij. Holland) en Sigarenfabriek Josa Alvarez, door Max Kijzer (Utrecht A. W. Bruna U. M.) worden hierbij voorloopig vermeld evenals de navolgende ver taalde boeken Anne Morrow Lindbergh, Luister, de Wind. Amsterdam L. J. Veen. Maria Kreitner. Ontmoeting op den weg naar school (vertaald door Diet Kramer) Uitg. Mij. Holland. Kristmann Gudmundsson. Het nieuwe Land. Uitgeverij De Kern. Den Haag. Daphne Du Maurier. Rebecca. Leiden. A. W. Sij thoff's U. M. Mao Tun. Schemering over Sjanghai. Den Haag. J. Ph. Kruseman. (Uit het Chineesch be werkt door Dr. F. Kuhn en J. L. F. Ezerman). J. H. DE BOIS. hoofd onder een doek schuil ging en h l masker boven het hoofd werd gehoud volgde ook een uitval naar de plek, waar6 vogel de oogen vermoedde. ae Langs de uilenhokken ging het toen- küt die uil daar verbeeldt zich al vader té pi- Ziet u maar. hoe hij al denkbeeldige jonin' verzorgt: als hij nu een dood muisje kreS zou hij het onder zich leggen, om het te hp waren voor de kleintjes. Ten slotte eet hii h!f nu nog zelf wel op. et De roofdieren en de aPEn Op het ten-as lagen, in bijna symmetrische orde van twee maal drie, de prachtige leen wen. De heer Portielje begon vleiende lok kende leeuwengeluiden te maken. Nu moeten ze kopjes gaan geven, zeide hij. En waarlijk een leeuw richtte zich langzaam op, ging naar zijn buurman toe en de twee machtige kon- pen gleden liefkoozenid langs elkaar. Bij de kooien der roofdieren stapte de heer Portielje over de reeling, die het publiek on veiligen afstand houdt. Hij riep een panter die met veerende soepelheid kwam aamm- schreden. Als een poes streek het prachtige dier zijn kop langs de tralies en hij vond het kennelijk prettig, dat deze vertrouwde vriend zijn hand streelend liet glijden over zijn rug en staart .Ook de tijgers werden aangehaald- zij lieten zelfs een aaien op hun neus toe Nu ruikt hij den panter aan mijn vingers, zeide de heer Portielje. Dat kan hem aangenaam zijn, maar juist ook niet, dat blijft onbereken baar. Hij vertelde, dat het dresseeren van roof dieren voor een deel neerkomt op het „voor 't lapje houden" van het publiek: als ik een roofdier een kluif voorhou, die naar petro leum ruikt, zal het zich met weerzin daarvan afkeeren. Herhaal ik dit lang genoeg, dan zal het zien van een soortgelijke kluif, op soort gelijke wijze aangeboden, afkeer tot reactie hebben. Het kan dan lijken of de temmer het dier verbiedt de kluif aan te raken. Het ge vaarlijke moment is dat, waarop de dieren weggaan en uit geprikkeldheid met elkaar slaags kunnen raken, maar daar heeft het publiek nu juist geen erg in. De krokodillen werden ook bij hun naam geroepen, maar zij verwaardigden zich niet tot eenig teeken van leven. Bij de apen kregen we een nieuwtje te hoo- ren, dat er misschien niet zoo onmiddellijk bij ons in wil, een mensch hecht nu eenmaal aan vastgeroeste denkbeelden. Nu dan; apen hebben géén vlooien. Het is haast niet te *ge- looven. Maar als deze dierenkenner het zegt.. Hij vertelde ons, dat het „vlooien" een gezel ligheidsuiting is en ook een zoeken naar zout kristallen. Bij den.orangoetan en de menschapen moch ten wij doordringen tot achter en onder de hoog aangebrachte kooien. Ons bezoek eindigde bij de neushoornvogels en de papegaaien. De papegaaien op hun zwaaiende schommels in de oprijlaan doen dienst als 'n soort piccolo's of als we het def tiger willen zeggen, als dames de réception. Maar zij reageerden heelemaal niet, toen de heer Portielje hun kooi betrad en uitnoodi- gend zijn hand uitstak. Ja, society-life maakt blasé. In plaats van de hartelijkheid, die de roofdieren duidelijk hadden getoond, hier niets dan onverschilligheid. Zelfs de kalong of vliegende hond, die reuze-vleermuis van de tropen, had zijn zwart zijden parachuutje nog geopend en ons het daarbinnen opgebor gen jong getoond, toen de heer Portielje hem toesprak en aanraakte. Zijn spits hondekopje keek hem daarbij pienter aan. Deze rondgang door Artis was een open baring. Wat is er ontzaglijk veel om ons heen dat ons tot diepe bewondering zou kunnen stemmen. A. H. LOEFF-BOKMA „De trein 1839-1939" in aanbouw. In onverzwakt tempo wordt hier ter stede gewerkt aan de gereedkoming van de Spoor weg-tentoonstelling „De Trein 1939—1939", welke begin September zal worden geopend. Zoowel op het terrein aan het Frederiks- plein ajs in de verschillende werkplaatsen van de jongere werkloozen aan wie de uitvoering van het werkobject, dat de tentoonstelling vormt, is opgedragen, wordt met groote op gewektheid door de jongeren gewerkt. Op het terrein zelf zijn reeds alle electrici- teits-, water- en andere leidingen gelegd, ook het zandbed voor de „Trein-1839" welke rond het terrein zal rijden, is thans gereed geko- en. Midden Juni zal worden begonnen met de montage van de groote tentoonstellingshal, waarin een overzichtelijk beeld van een eeuw spoorwegontwikkeling in Nederland zal wor den gegeven. Voor het vervoer door de stad van het groote spoorwegmateriaal in Augustus a.s., waartoe o.a. een z.g. „Jumbo"-locomotief zal behooren, worden thans te Utrecht niet min der dan tien vierwielige rolwagens aange maakt. Van de zijde van de directie van de Neder landsche Spoorwegen zal niet alleen het be zoek van het eigen personeel krachtig worden aangemoedigd, doch evenzeer' zullen speciale maatregelen worden getroffen om een mas saal bezoek van het publiek aan deze nationale tentoonstelling te bevorderen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8