Hi
Odtiek op. 7thQasetuiq)
LOTISICO
ff OMIJN'S GELUKSKANTOOR
De JConwg. spteekt
OSS.
en veroordeeling van
de houding van den
Procureur generaal
TREKT MAANDAG 3 JULI
KBFYMBOHft
1789 - 23 Juni -1939
V
V R-ÏJ D A "G 23 JUNI 1939
TWEEDE KAMER
Zakelijke afkeuring
te wachten
DEN HAAG Donderdag.
De regie in de Kamer is soms merkwaardig
en het belangstellende publiek rekent daar
niet altijd op. Vandaar, dat reeds om 1 uur de
tribunes uitpuilden van Oss-liefhebbers ter
wijl we in de loges eenige Eerste Kamerleden
ontdekten. Maar er zouden eerst nog ruim
1 2 uur heengaan met de bespreking van an
dere punten, in hoofdzaak van een tweetal
wetsonwerpen tot wijziging der Indische be
grooting voor 1939.
De Kamer nam deze ontwerpen alsmede een
reeks andere voorstellen z.h.st. aan. Dan komt
Minister Goseling, de hoofdpersoon van het
Ossche debat binnen. En de eerste, die hem
met een hartelijken handdruk begroet is....
de heer Schouten, voorzitter van de commissie,
welke met 4—1 tot een kritische conclusie was
gekomen!
De eerste spreker over Oss, de heer W ij n-
koop fcommun.), merkte vóór alles op, dat
onverwijld optreden, gelijk de Minister van
Justitie inzake Oss gedaan had, goed is...
mits de motieven daarvoor juist zijn. Aanvan
kelijk kwam het 96% van de Kamer voor, dat
men in deze zaak inderdaad met een gegrond
onverwijld ingrijpen van Minister Goseling te
doen had gehad: er was dus bij zulk een staan
achter dezen bewindsman geen greintje van
anti-papisme aanwezig.
Inmiddels is gebleken,
dat de feiten, waarvan
sen jaar geleden de
Vlinister, en met hem
de Kamer, was uitge
gaan niet zoo lagen als
ee waren voorgesteld.
Na even te hebben op
gemerkt dat uit heel
den verderen gang van
zaken, en met name
uit de wijze van han
delen der Kamercom
missie, weer eens ge
bleken was hoezeer de
democratie in staat is
in volle openbaarheid
te onderzoeken of er iets mis is en zulks dan
ook openlijk te laken
Een fout noemt spr. het intusschen van de
R.K fractie, dat deze blijkbaar gezien de
houding door Mr. Sweens in de commissie
ingenomen niet wil toegeven, dat er ern
stige fouten door den Minister van Justitie
zijn gemaakt, welke de commissie overigens
nog in den zachtst mogelijken vorm heeft ge
laakt. Spr. noemt het 't recht en de plicht
van de Kamer om den Minister van Justitie,
ook in zijn hoedanigheid als hoofd van het
Openbaar Ministerie, ter verantwoording te
roepen.
Bedenkelijk is wat aan den dag trad omtrent
het gebrek aan elke samenwerking tusschen
justitie, politie en maréchaussee en hoogst
verkeerd achtte de heer Wijnkoop het, dat de
Procureur-Generaal Baron Speyert v. Woer
den den Minister had geleid in plaats van het
omgekeerde. Teekenend voor dezen P.-G., die
zich aan volkomen onjuiste mededeelingen
heeft schuldig gemaakt, was o.m. diens be
groeting van den nieuwen commandant der
Marechaussee, wien hij toevoegde: „Met uw
voorganger heb ik het» nooit kunnen vinden,
datzelfde zal met u zeker eveneens het geval
wezen."
Maar 't optreden van den P, G. is niet
het eenige bewijs van volkomen onderlinge
tegenwerking der verschillende autoriteiten
in Noord-Brabant. Ook anderen hebben
hiervan staaltjes geleverd, zoo bijv. de burge
meester van Oss. Laakbaar is voorts o.m. dat
de gemachtigde van den Minister den substi
tuut-officier in den Bosch als het ware ge
poogd had dezen te instrueeren vóórdat hij
als getuige voor het ambtenarengerecht moest
verschijnen.
Minister Goseling heeft bij het onderzoek
door de Kamercommissie, net als justitie en
politie, de methode toegepast om zooveel
mogelijk dat onderzoek tegen te werken. Mr.
Goseling heeft, noodeloos, een reeks dossiers
geweigerd aan de commissie te doen toekomen
doch er wel zelf, in zijn nota, uit geciteerd.
datgene wat hem in zijn kraam te pas kwam,
en voorts heeft hij de commissie te klein be
handeld, terwijl eveneens mis was het verbod
aan de ambtenaren en voor de commissie te
verschijnen. Het eindoordeel der commissie is
echter zoo duidelijk veroordeelend, dat spr.
op zichzelf geen behoefte meer heeft aan een
enquête. Nadat spr. nog zijn afkeuring had
kenbaar gemaakt over het feit, dat een onder
zoek naar al of niet strafbare handelingen
van de twee pastoors, die in de Ossche zaak
mede een rol hadden gespeeld, belet was en
na verder even te hebben opgemerkt dat z.i.
de rol der N.S.B. in deze kwestie ook niet
zuiver was geweest, kwam hij tot zijn con
clusie- Het rapport der commissie is z.i. voor
den Minister volkomen vernietigend: deze
bewindsman heeft het onmigelijk gemaakt te
oordeelen over de vraag of voor R.K. geeste
lijken in Nederland hetzelfde recht geldt als
voor andere burgers. Kortom deze bewinds
man zal zoo spoedig mogelijk moeten aftre-
treden.
Na de felle aanvallen in 'n deel der bladen
aan het rapport gewijd, wenschte Jhr. Mr.
de Geer (c.h.) die in den loep van zijn
betoog eenige malen den staf brak, niet
slechts over de bladen welke in hun kritiek,
maar ook die welke in hun bijval aan het
doorslaan waren geweest hulde te brengen
aan den uitstekenden vorm en inhoud van dit
„model-rapport", dat geen twijfel meer open
laat. Spr. zal dan ook. behoudens de gewone
reserve voor 't
ongemotiveerd was, dat hij zich had kunnen
voorstellen, dat de Minister achteraf erkend
zou hebben't toch verkeerd te hebben
gedaan. Zeker, gemakkelijk is het den Minis
ter niet gemaakt, c-ok niet door een deel der
pers. Wanneer de Kamer zich over de meer
derheidsconclusie uitspreekt beteekent dit al
lerminst een consilium abeundi, een verzoek
(raad) om af te treden. Het is herhaaldelijk
gebeurd, dat conclusies zijn aangenomen
tegen den zin der Regeering en zulks dan
allerminst tot aftreding van den betreffenden
bewindsman hoeft te leiden of geleid heeft.
En meer dan eens ging het bij zulke debat
ten heftig toe, raakte het oordeel tevens het
beleid van den Minister in kwestie. Toege
geven moet worden, dat in de door spreker
bedoelde gevallen de conclussies meteen een
middel tot herstel van in de oogen der Kamer
begane misslagen inhielden. Dat is nu niet
het geval. Maar in het wezen van de zaak
maakt dit geen verschil uit: nooit toch was
de Regeering ook verplicht uitvoering te geven
aan het door de Kamer gewenscht geachte
middel tot redres.
Spr. noemt het de grootst mogelijke staats
rechtelijke ketterij en veel meer een ont
aarding van het parlementaire stelsel, te
meenen dat het eisch van de regels van dit
stelsel zou zijn, dat de minister na aanneming
der meerderheidsconclusie zou moeten heen
gaan. Hij heeft zelf het recht in die aan
neming reden te vinden om af te treden, doch
dat is dan zijn zaak. Want door accoord te
gaan met het oordeel van de meerderheid der
commissie spreekt de Kamer geenszins een
consilium abeundi uit.
Ieder die werkt, begaat fouten en ook fou
ten, die men niet terstond daarna als zoo
danig inziet, kunnen toch een les voor het
leven zijn. Ik ben er van overtuigd, aldus jhr.
ma-. De Geer, dat zulks in dit geval zoo zal
wezen. Na de hoop te hebben uitgesproken,
dat de minister van Justitie, wien nog zoo
veel belangrijk werk wacht, niet zijn porte
feuille zal neerleggen bij aanneming van de
meerderheidsconclusie, besloot de C.H. woord
voerder met de verklaring dat zulk een be
slissing z.i. louter zou zijn een zakelijke uit
spraak en geen politiek doodvonnis.
Met .deze korte en hoogst belangwekkende
rede, onder gespannen stilte aangehoord, had
rnr. De Geer, die nog de houding een deel der
pers wraakte, de brug gebouwd, die de minister,
als hij wil, kan betreden. Of hij 't zal willen?!
Mi*, v. d. Goes v. Naters (s.d.), die 't rapport
der commissie roemde, en gewag maakte van
het gekrenkte rechtsgevoel van het Neder-
landsche volk, gispte 's ministers houding
tegenover de Kamercommissie, speciaal wat
betreft de weigering om ambtenaren door haar
te laten hoeren, hetgeen wél gebeurd was in
de Spoorhout-zaak.
Een ernstige beleidsfout van den minister
was, dat hij zoo onverantwoordelijk heeft ge
zeild op het kompas van den wonderbaarlijk
voor v. d. H. een dei- Ossche gevallen 1
sporteenden Procureur-Generaal: dit naar
aanleiding van allerlei
nog door spr. vermelde
punten in verband met
de geschiedenis v. d.
H., voor wien bijzon
der machtige invloeden
meermalen gewerkt
schijnen te hebben.
En nu de zaak der
pastoors. Het maakt
geen piettigen indruk,
dat de minister de
rapporten over deze
aangelegenheden niet
wil overleggen. Het in
quisitoriale verhoor
van de Gier, geduren
de V/z uur, door den
P.-G. vormde voorts een punt van critiek
in spreker's rede, waar hij er o.m. op wees
hoe er een bepaald oogenblik tusschen den
Officier van Justitie en De Gier een be
denkelijk uitziend contact heeft plaats
gehad, Mr. v. d. Goes van Naters meent, dat
De Geer zelf niet wenschelijkheid of noodzaak
had ingezien van het stoppen van een onder
zoek in de pastoorskwestie. Alles tezamen
genomen sprak deze afgevaardigde, onder
schetsing van wel een twaalftal bedenkelijke
handelingen van dien functionaris, met zijn
systeem van het vervolgen in het wilde weg,
een voor den op hol geslagen P.-G. in Den
Bosch vernietigend requisitoir uit. Het
systeem-Speyert, waarvan de minister in be
langrijke mate het slachtoffer is geworden
noemt spr. één van de kwade kanten van de
geheele zaak: het is z.i. verderfelijk en Neder
land onwaardig.
Mr. v. d. Goes, die de meerderheidsconclu
sie volkomen aanvaardbaar acht, meent dat
de Brigade-Oss eer-herstel en rechtsherstel
moet krijgen. Voorts was nog last te geven
tot een nader onderzoek in de zaak v. d. H.
door een Rijks-rechercheur. De op hol-ge-
slagen P.-G. zal overgeplaatst of ontslagen
moeten worden
Wat den minister zelf betreft, die kan als
goed jurist en politicus en als respectabel
mensch zelf het best zijn conclusie trekken
t.a.v. wat hem nu verder na) aanneming der
meerderheidsconclusie te doen staat. Spr. be
sluit met de aandacht te vestigen op een paar
gevallen uit onze parlementaire geschiedenis,
waarin aanneming eener conclusie die de be
treffende minister niet kon onderschrijven den
bewindsman deswege tot ontslag-aanvrage
deed overgaan.
Mr. v .Maarsseveen (R.K.) haalde
eenige feiten aan ten bewijze der stelling, dat
de marechaussee belust bleek op het aangrij
pen van futiele zaken om te trachten vervol-
.gingen op gang te
brengen. De opmer
king van een zoo
vooraanstaand juri
disch orgaan als het
Nederlandsche Ju
ristenblad, dat de
minister bij zijn op
treden tegen de bri-
gade-Oss is opgeko
men voor een zoo
groot goed als de
persoonlijke vrijheid
der burgers en him
bescherming tegen
onjuist optreden der
politie, is zeer juist,
Daarvoor moest het Parlement gevoelig zijn
en verkeerd ware het den minister, die aldus
handelde, met een afkeurende uitspraak te
belasten.
Fout van Mr. Goseling is, dat deze op een
kritiek oogenblik heeft nagelaten zelf de Ma
rechaussee te hoor en. al vallen er wel ver
zachtende omstandigheden voor die fout aan
te voeren.
Voor den door de Kamercommissie verrich
ten arbeid heeft spr. alle respect. Intusschen
acht hij het begrijpelijk, dat de minister wei
gerde de gevraagde dossiers over te leggen en
wat betreft het weigeren om ambtenaren te
laten hooren, dat ware misschien in dit geval
niet noodig geweest, doch anderzijds meent
spr. dat de commissie ook zonder het hooren
dier ambtenaren de door haar gewenschte
gegevens had kunnen verkrijgen.
Deze afgevaardigde zette voorts uiteen,
waarom z.i. heel het onderzoek tegen een
der pastoors in elk geval achterwege had
kunnen en moeten blijven. De rechtszeker
heid van den individu is door het optreden der
Marechaussee niet voldoende geëerbiedigd en
daarom was ingrijpen volgens spr. wel dege
lijk gegrond, ja geboden. Spr. geeft verder
o.m. aan, waarom het volkomen oorbaar was
geweest, dat 's Ministers gemachtigde vóór
de behandeling voor het Centraal Ambtena
rengerecht, nog eens met den substituut-offi
cier van justitie gesproken had. Ambtenaren
gerecht, Centrale Raad en de Kamercommis
sie zijn tot uitspraken gekomen, die de goe
de trouw en onkreukbaarheid niet in 't ge
ringste- in twijfel te trekken. Alleen de Kamer
commissie laakt het beleid van Mr. Goseling.
Het is echter aldus spr. niet de taak van
de Kamer in een rechtsstaat een minister te
veroordeelen omdat hij gewaakt heeft voor
de rechten en de vrijheden van de burgers;
een bewindsman, die zoo handelt, oefent niet
een recht uit, maar vervult een dure plicht
Een zwak uitvoerend bewind is een gevaar.
Men moet het daarom juist m de uitvoerende
macht prijzen, dat zij opkomt tegen mis
bruik van haar machtsorganen, zulks ten be
hoeve van de burgers.
E. v. R.
Mr. J. H. VAN
MAARSEVEEN R.K.
Elke Pool drage maandelijks bij
aan de landsverdediging.
WARSCHAU, 22 Juni. Paderewski. de
bekende pianist en oud-president van Polen,
heeft vandaag tot het Poolsche volk een oproe
ping gericht, waarin hij voorstelt dat iedere
burger zich verplicht, iedere maand een ze
ker bedrag, al naar gelang van zijn finan
cieel© draagkracht, beschikbaar te stellen
voor de versterking der defensie. Hij heeft
zelf het voorbeeld gegeven door 1000 zloty
over te maken en zich te verplichten tot
maandelijksche storting van een bedrag van
250 zloty. (Havas).
KOOPT TIJDIG UW KANS BIJ DE BEKENDE
LOTISICO.AGENTSCHAPPEN
(Adv. Ingez. Med.)
HAARLEM
SCHOTERWEG 90
Naast het Postkantoor
TELEFOON 11600
GIRO No. 214871
(Adv. Ingez. Med.)
Wethouder en schoolhoofd
pleegden fraude.
Beiden in arrest gesteld.
de Minister, wat hij niet
vermoedt, nog een
gansch nieuw licht
op een en ander zou
werpen, vóór de con- Donderdag zijn te Krabbendijke aangehou
ciusie der meerderheid den en ter beschikking van den officier van
van de commissie Justitie te Middelburg gesteld wethouder De
stemmen. Maar spre- jK„ die tevens penningmeester is van de school
keFs stem zal louter der Gereformeerde gemeente en de heer Van
H., hoofd dezer school, verdacht van fraude
een zakelijk karakter
hebben. De goede
trouw van den Mi
nister staat boven
allen twijfel. Hij is al
leen in dezen te voort
varend geweest, of
schoon gezegd zij
aldus deze afgevaar
digde, dat, objec'aief bezien, dit ingrijpen zoo
in de schooladministratie.
Door middel van vervalschte bescheiden
hebben zij getracht de uitgaven van deze
school op te voeren, zoodat haar krachtens
art. 101 der Lager Onderwijs-wet meer over
heidssubsidie werd verleend, dan haar rech
tens toekwam. Het staat nog niet vast. of het
geld ten eigen bate is gebruikt. Ook de grootte
van het onrechtmatig ontvangen bedrag is
nog niet bekend.
N.S.B.-REDACTEUR BIJ VERSTEK
VEROORDEELD.
De 32-jarige H. J. O., redacteur van het
Nationale Dagblad moest Donderdag voor de
Haagsche rechtbank terecht staan, omdat in
het nummer van 12 April van genoemd blad
onder verdachtes verantwoordelijkheid een
artikel verschenen is, getiteld „Naar de hel
van Oss", dat beleedigend werd geacht voor
het burgerlijk armbestuur te Nistelrode.
O. was niet verschenen en had den officier
van justitie laten weten, dat het hem niet
meer mogelijk was op de terechtzittingen te
verschijnen.
De officier eischte een geldboete van f 100
subs. 50 dagen hechtenis.
KIND VERDRONKEN.
Donderdagmiddag om vijf uur is het vier
jarig zoontje van de familie Stieva te Aalsmeer
bij het spelen te water geraakt en verdronken.
Kort na het ongeluk heeft men het lichaampje
opgehaald, doch de levensgeesten waren toen
reeds geweken.
der Nederlandsche Kleeding Industrie
°e '°e WAARBORG-KIEEDING
(Adv. Ingez.
ET sluiten van de zaal, waarin de Na
tionale Vergadering placht bijeen te
komen, noemde ik in een vorig arti
kel de eerste „flinke daad" van de
Hofpartij. Hoe weinig is daarmee in overeen
stemming dat de Koninklijke zitting, waarop
Lodewijk XVI aan zijn volk zijn onverbidde-
lijken wil zou opleggen, op het laatste oogen
blik een dag werd uitgesteld Nu gaf men im
mers een groote groep lagere geestelijken de
gelegenheid zich bij den derden stand aan te
slluiten en dat gebeurde dan ook inderdaad.
De eenvoudige pastoors kenden de nooden van
het volk, waaruit zij zelf waren voortgekomen;
zij waren de halve maatregelen van hun groep
moe en richtten een grief aan de Kerkvorsten,
waarin zij verklaarden zich te willen vereeni
gen met de burgerij. Het onweer van de revo
lutie kwam blijkens dit zelfbewuste optreden
nader en het werd hoog tijd zich er tegen te
wapenen.
Wat doet een regeering die zich bedreigd
voelt? Zij stelt het geheele militaire apparaat
in werking. Zoo zag men dan ook op 23 Juni
in den loop van den ochtend talrijke detache
menten Fransche en Zwitsersehe garden op
rukken. De zaal des menus plaisirs was om
ringd door een sterke wacht. De voornaamste
wegen waren afgezet. De toegang tot de zaal
waarin de Koning zou spreken tot zijn volk
was verboden voor het publiek, dat nochtans
in grooten getale uit de hoofdstad naar Ver
sailles was gestroomd. Op 5 Mei had deze zelf
de menigte de galerijen om de zaal gevuld,
nu vreesde men blijkbaar haar aanwezigheid.
De afgevaardigden van den derden stand
moesten de zaal betreden door een achter
deur. Adel en geestelijkheid kwamen door den
hoofdingang binnen. Om tien uur zou de zit
ting aanvangen, om half twaalf stonden de
burgers nog in den regen te wachten. Bailly
klopte herhaaldelijk, maar kreeg ten ant
woord dat 't nog geen tijd was. Eindelijk wer
den hij en de zijnen toegelaten en vonden zij
adel en geestelijkheid reeds op hun zetels.
Uiterlijk was deze bijeenkomst een copie van
die van 5 Mei, maar de geest van verbroede
ring en verwachting, die toen geheerscht had,
was verdwenen. Somber zwijgen alom; onrust
bij den adel, verdeeldheid onder de geestelij
ken, vastberadenheid bij de burgerij.
Eindelijk verscheen Zijne Majesteit, omringd
door allen luister van het Ancien Régime.
Vergezeld van de Koninklijke prinsen en eeni
ge edellieden, geëscorteerd door de lijfwacht,
trad hij binnen. Maar niemand juichte hem
toe; zij die achter in de zaal zaten merkten
zijn komst pas op, toen hij begon te spreken.
„Nooit", zegt de afgevaardigde Duquesnoy in
zijn Dagboek, „hoorden slaven zich zulke drei
gende bevelen geven". De Koning las een
wijdloopige rede voor, die in zulke krachtige
termen was vervat, dat de lectuur liem niet
gemakkelijk viel. De grootzegelbewaarder
praatte zich heesch door de lezing van vijf
endertig lange artikelen, waarvan de strek
king was dat de standen afzonderlijk zouden
vergaderen, dat de adel zou beslissen over het
lot van den adel, de geestelijkheid over de
voorrechten der Kerk. De derde stand mocht
over haar belangen spreken zooveel zij wilde
en verder mocht zjj niets. Kwamen in
schaarsche gevallen de drie standen bijeen,
dan had het publiek geen toegang. Werden zij
het niet eens „seul je ferai le bien de mes
peuples": dan zal Ik alleen het belang van
mijn volk behartigen! En de slotwoorden des
Konings waren dat de bijeenkomst werd ge
sloten en dat allen huiswaarts moesten gaan.
De afzonderlijke besprekingen konden den
volgenden dag beginnen.
De Koning staat op en verlaat de zaal. Weer
omringt hem die dreigende stilte. Een enkele
edelman, een enkele bisschop roept: „Leve
de Koning!" maar hun stem klinkt ijl
wordt opgeslokt door de ruimte. De derde
stand zwijgt, vele geestelijken zwijgen. Een
deur valt toe. Het zwijgen duurt. De adel ver
heft zich van zijn zetels, volgt 's Konings be
vel en vertrekt. De hooge geestelijkheid rijst
op en maakt aanstalten om te vertrekken. En
het zwijgen duurt voort.
Dan opeens de stem van één! De zware,
schallende stem van Mirabeau „Denkt aan
uw eed, afgevaardigden, die u verbiedt uiteen
te gaan, voor ge Frankrijk een grondwet hebt
gegeven!" Dat is het verlossende woord voor
die honderden. Ja, zij hebben gezworen en
zij zullen hun eed gestand doen. Heeft niet
een der hunnen op den 20en Juni in de Kaats
baan geroepen: „Wat kan ons erger overko
men dan de dood? Als het noodig is zullen wij
sterven, maar laten wij in ieder geval roem
rijk sterven!" En plotseling weten allen het:
zij zullen het Koninklijk bevel weerstreven.
Zij zullen blijven. Zij zullen vergaderen. Zij
hebben een eed gezworen.
Daar treedt de opperceremoniemeester des
Konings Markies de Dreux-Brézé in galacos-
tuum de zaal binnen. Hij zegt iets: „Luider
wordt er geroepen. „Mijne Heeren", herhaalt
de Brézé, „gij hebt het bevel des Konings ge
hoord".
Dan schudt Mirabeau zijn leeuwenmanen
en treedt op den hofdignitaris toe. „Ja mijn
heer", roept hij uit en zijn stem klinkt door
tot in de verste hoeken, „wij hebben gehoord
wat men den Koning heeft ingeblazen, maar
gij die 'hier noch zitting noch stem hebt, gij
zijt niet de man om ons daaraan te herin
neren. Maar om alle misverstand uit den weg
te ruimen, mijnheer, ga aan uw meester zeg
gen, dat wij ons hier bevinden door den wil
des volks en dat niets dan het geweld der ba
jonetten ons van hier zal verdrijven!" En
Siéyès voegt er op kalmen toon aan toe: „Mij
ne Heeren. wij zijn heden wat wij gisteren
waren. Laten wij voortgaan met beraadsla
gen".
De Dreux-Brézé aarzelt een oogwenk; dan
gaat hij. Hij is gewend achterwaarts het ver
trek te verlaten, wanneer de Koning aanwe
zig is; nu gaat hij op dezelfde wijze heen, wij
kend voor de souvereiniteit van het volk.
Hij begeeft zich naar den Koning en doet
zijn boodschap. Lodewijk ziet hem peinzend,
bijna droefgeestig, aan. „Willen ze niet weg?"
,Neen Sire". „Welnu, laat ze dan maar blij
ven".
In de salie des menus komen de werklieden
om den troon en de draperieën weg te nemen.
De derde stand vergadert. Soldaten marchee-
ren door de zaal. De vergadering gaat voort.
Met dreunenden tred trekken troepen voorbij.
De vergadering stemt. Zij verklaart al haar
leden onschendbaar; eerloos, een verrader des
volks en des doods schuldig is hij die een him
ner zal vervolgen of in hechtenis nemen van
wien het bevel daartoe ook komt.
Zoo gewapend durft de derde stand den sfcrliH
aan. Maar het schijnt dat geen strijd mX
noodig is, dat men de overwinning reeds haS
behaald. Eenige dagen later schrijft Lodewiu,
XVI den halsstarrigen adel en het overschot
der geestelijkheid voor, inschikkelijk te zijn P«
zich bij de burgerij aan te sluiten. NatuurliiS
verguldt men den pil: de vereenbin» der
standen zal slechts tijdelijk zijn, de troepen
IiÈff
Hoe het was: de boer gebogen onder den last
van edelman en geestelijke.
Hoe het worden zal: edelman en geestelijke
dragen den boer.
(Spotplaten uit 1789)
naderen reeds, maar men moet den Koning
redden. In een bewogen zitting besloot de adel
te gehoorzamen en den 27sn Juni woonden
de Hertog van Luxemburg en de zijnen voor
het eerst de besprekingen bij, om, zooals zij
zeiden, aan den Koning een bewijs van eer
bied en aan de natie een bewijs van vader
landsliefde te geven. „Nu is het gezin dus vol
tallig", antwoordde Bailly, „en wij kunnen ons
zonder dralen bezighouden met den weder
opbouw van het Koninkrijk en het algemeen
welzijn".
De vrede scheen geteekend, de revolutie af-
geloopen, het onweer overgedreven. Maar aan
de horizon hangen nog dreigende koppen en
voor we drie weken verder zijn flitsen de blik
semstralen en rolt de donder over Parijs. De
veertiende Juli nadert.
P. H. SCHRODER
Sybrigje tot anderhalf jaar
veroordeeld.
Haar vriend geen straf opgelegd.
De Amsfcerdamsche rechtbank heeft vonraa
gewezen in de strafzaak tegen de32-jang
vrouw Sybrigje V., wonende te Groningen, c
terecht heeft gestaan wegens diefstal su».
verduistering van f 45.000 ten nadeeie van
bejaarden landbouwer P. B. Zij zou net ge
hebben weggenomen uit een safe-loket m
groote bankinstelling te Amsterdam,
dachte was met B„ met wien zij een vernou
ding had, naar Amsterdam gekomen. De ou
man had ongeveer f 100.000 aan banKpap
en effecten mee naar Amsterdam J
Hij had dit kapitaal in een safe gedeponeera
waartoe ook Sybrigje toegang had.
Een paar dagen later verliet zij B., nam
de safe f 45.000 en vertrok met haar jongeu
vriend M. naar Groningen. Sybrigje en n
vriend M. werden gearresteerd.
Het O.M. eischte tegen de vrouw drie J
en tegen M. twee jaar gevangenisstraf we^
vervoeren van gestolen geld met het oogm
om daaruit voordeel te trekken.
Vonnis wijzende veroordeelde de rechte
Sybrigje V. wegens diefstal tot andernali j
gevangenisstraf en gelastte teruggave van
bankbiljetten aan P. w vr
De vriend van Sybrigje, de koopman^,
werd vrijgesproken van het eerste ten Jas
gelegde, het vervoeren van de gestolen °a
biljetten. Ten aanzien van het subsidiair
'aste gelegde, het in bewaring geven or
bergen van de bankbiljetten, verklaarde
rechtbank zich onbevoegd, omdat au
buiten het arrondissement Amsterdam, nam
lijk te Oude Pekela, is gebeurd.