X
gewilligd
Waar komt het vandaan?
De Joden worden
voortaan „voor
emigratie opgeleid"
Rubriek voor Vragen
BIJ HET WISSELEND GETIJ
VAN DE GROOTE SPORT
jjadmpoCitiek
in Duitschland van koers
ic is zeÉjs geld voot om ze het tand uit te keilen-
Onze Berlijnsche correspondent schrijft
ons:
Het zomert in Berlijn. De parken, groe
ne eilanden temidden van de grauwe hui
zenzee der millioenenstad, zijn overbevolkt
als het Noordzeestrand op een mooien
Zondag. De kwistig rondgestrooide banken
zijn onzichtbaar onder de moeders met kin
deren en de krantenlezende gepensionneerden,
die ze overbelasten. De wankele tuinstoeltjes,
die men voor vijf penning per uur kan huren,
zijn alle bezet. Slechts twee, drie banken staan
leeg en verlaten. Het zijn de mooiste banken
van heel het park, want men heeft ze pas
geschilderd. Ze vallen op, omdat ze eigeel
zijn, terwijl de andere banken de gebruikelijke
groene kleur hebben. Midden op de leuning
staan de drie woorden: Nur für Juden! Alleen
voor Joden!
De Joden maken er echter geen gebruik
van, bang als zij vermoedelijk zijn, een
voorwerp van de aïgemeene nieuwsgierigheid
en misschien ook van den openlijken spot te
worden. Wat zou er nu echter gebeuren, als er
eens een ariër op ging zitten? We hebben de
proef op de som genomen en zijn op ons
dooie gemak op zoo'n bank gaan zitten, waar
bij we dan probeerden, het fatale opschrift
zooveel mogelijk met onze rug te bedekken. Het
resultaat was verrassend, vijf minuten later
kwam er een heer naast ons zitten, die een
gezellig praatje begon, waaruit bleek, dat hij
lid van de Partij was. Daarbij bleef het. Nu
en dan wierpen voorbijgangers speelsche blik
ken in onze richting, doch niemand zei een
woord, hoogstens grinnikte men een beetje.
„Joden ongewenscht", Joden worden niet
bediend", „Voor Joden verboden toegang",
dergelijke opschriften vindt men in heel
Duitschland op café's en restaurants, winkels,
kantoren, werkplaatsen, enz. Deze opschriften,
die aanvankelijk op groote plakkaten voor
kwamen, die aan den buitenkant van de ra
men en dus kennelijk niet door de eigenaars
der betreffende zaken waren aangebracht,
doch die men sindsdien gedwee op zijn ruiten
heeft laten schilderen, hebben weinig prac-
tische beteekenis. Het is ons namelijk nog'
nooit opgevallen, dat een Jood de deur ge
wezen werd; integendeel, zien we schier da
gelij ks, ho-e men ze even voorkomend als
den eersten den besten ariër bedient, waarbij
ze dan voorzichtigheidshalve met een luid
„Heil Hitier" begroet worden, wat den kellner
of den winkelier in laatste instantie nog altijd
de mogelijkheid laat, te beweren, dat hij zijn
klant niet voor een Jood gehouden had. Er
zijn ook tal van café's en restaurants, die
een uitsluitend Joodsche clientèle hebben.
Hier zijn de Joden nog echt „onder elkaar",
zooals ze dat vroeger in tal van koschere ge
legenheden waxen.
Naar verluidt en dit wordt ook officieel
beweerd zijn er in Duitschland een groot
aantal zuiver Joodsche lokalen, doch tot nu
toe is 't ons nog steeds niet gelukt, er daarvan
een te ontdekken. Waarmee we natuurlijk
niet willen beweren, dat ze niet zouden be
staan, maai- het aantal ervan lijkt ons toch
wel verre overdreven.
Heimelijke hulp aan de
Joden.
De tijd, dat arische vrouwen voor een Jood
sche buurvrouw boodschappen gingen doen,
omdat geen winkelier haar wilde of durfde
leveren, is voorbij. De Joodsche vrouwen kun
nen zelf weer gaan winkelen en van de ma
gazijnen, waar indertijd door Joodsch perso
neel alleen maar aan Joden het weinige ver
kocht werd, dat 't Derde Rijk voor dergelijke
instellingen bereid was te reserveeren, hoort
men niets meer.
Alleen heibben vele Joden, nu hun alle
mogelijkheden ontnomen zijn 0111 in hun le
vensonderhoud te kunnen voorzien terwijl de
kapitaalkrachtigen onder hen hun contante
middelen grootendeels hebben moeten afstaan,
met ernstige financïeele moeilijkheden te kam
pen, welke dikwijls een zoodanigen omvang
aannemen, dat zij beslist te weinig hebben om
te leven, ook al blijft er dan nog te veel
over om te sterven.
Het is opmerkelijk, hoe dergelijken onge-
lukkigen, vooral in de volkswijken, van aller
lei wordt toegestopt. Een ieder voelt zich ge
drongen, het zijne bij te dragen om het lot
zijne medebewoners in hetzelfde huis te ver
zachten. Het behoeft wel geen betoog, dat deze
weldadigheid alleen in de duisternis van den
avond bedreven wordt, want niemand zou er
gaarne op betrapt worden, dat hij „samen-
heult" met Joden!
Intusschen schijnt het Derde Rijk zoo lang
zamerhand ingezien te hebben, dat zijn Jo
denpolitiek, al stemt ze dan misschien voor
honderd procent overeen met de nationaal-
socialistische beginselen, volkomen op den
verkeerden weg is, wanneer men de zaak van
den practischen kant bekijkt.
Het was een klein kunstje om een minder
heid, welke slechts een zeer gering percentage
van de totale bevolking uitmaakte, volkomen
te onderdrukken haar invloed op elk gebied te
vernietigen, haar elke bestaansmogelijkheid
te ontnemen en haar leden tot paria's te
degradeeren, maar daarmee was het Joodsche
vraagstuk niet uit de wereld geholpen.
Duitschland vil de Joden geheel kwijt. De
Duitsche Joden en zij. die door de nieuwe
bepalingen statenloos geworden zijn, zullen
het Derde Rijk goedschiks of kwaadschiks
hebben te verlaten. Ten opzichte van Joden,
die een buitenlandsche pas in hun zak heb
ben, legt men nog een zekere verdraagzaam
heid aan den dag, maar lang zal dit niet meer
duren, en voorzoover het Derde Rijk het in
zijn macht heeft, hun het leven in Duitsch
land onmogelijk te maken, laat men geen
middel onbeproefd om ze ertoe te bewegen,
het stof van het ongastvrije Duitschland zoo
spoedig mogelijk van hun voeten af te schud
den.
Wat de Duitsche Joden betreft, het wordt
steeds moeilijker, deze te loozen. De landen,
die zich bereid hebben verklaard, een aantal
Joodsche vluchtelingen op te nemen, schrik
ken er meer en meer voor terug, nog meer
Duitsche Joden toe te laten, nadat ze de oor
spronkelijk vastgestelde getallen reeds her
haaldelijk hebben verhoogd. Er bestaan in
derdaad nog mogelijkheden om hier en daar
grootere contingenten Joden onder te brengen.
De staten, die er eventueel geen bezwaar tegen
zouden hebben, dat zich op hun territorium
Joodsche nederzettingen vormen, zijn er ech
ter in den regel niet toe over te halen, hun
grenzen open te stellen voor menschen, die
niets anders meebrengen dan hoogstens een
beetje goeden wil. maar geen enkel soort van
vakkennis en geen rooien cent.
Nolens volens heeft het nationaal-socialis-
tisch bewind het besluit genomen, zich hierbij
neer te leggen. Voortaan zal er groote zorg
worden besteed, ten eerste aan de intellec-
tueele ontwikkeling van de Joden, waarbij
vakonderwijs een belangrijke rol zal spelen,
ten tweede aan de uitrusting van Joodsche
emigranten met een kapitaaltje, dat toerei
kend is om zich door den eersten moeilijken
tijd heen te slaan.
Te dien einde heeft men een Rijksvereeni-
ging voor de Joden in Duitschland opgericht,
waarvan alle Duitsche en statenlooze in
Duitschland wonende Joden automatisch lid
worden, behalve wanneer zij met een arische
vrouw gehuwd zijn en kinderen hebben, die
niet als Joden gelden (bastaarden). Deze laat-
sten zullen in de Duitsche volksgemeenschap
geduld worden, omdat men hun Duitsche
vrouwen en hun onder zekere restricties als
Duitschers geldende kinderen voor het harde
lot van den verschoppeling wil bewaren.
De Joden self moeten betalen.
De oprichting van deze Rijksvereeniging
heeft ten gevolge, dat practisch alle Joodsche
organisaties worden ontbonden en opgeheven.
Haar bezittingen vervallen in den regel aan
de Rijksvereeniging, terwijl 't beetje vermogen,
waarover ze nog beschikken, gewoonlijk door
den staat in beslag genomen zaï worden. De
Rijksvereeniging neemt het Joodsche school
wezen voor haar rekening. Onder de controle
van den staat zal ze ervoor dienen te zorgen,
dat den Duitschen Joden een goede schoolsche
vorming wordt verstrekt, terwijl ze tevens
grondig een vak hebben te leeren. Voorts is het
de taak der Rijksvereeniging. zich door emi-
greerende kapitaalkrachtige Joden een deel
van hun vermogen te doen overmaken en op
die manier een fonds te vormen, waaruit zij
een bescheiden kapitaaltje ter beschikking
kan stellen. Ditzelfde fonds zal er bovendien
nog voor moeten zorgen, dat Joden in Duitsch
land, die op de publieke weldadigheid zijn
aangewezen, niet langer ten laste vallen aan
het Rijk.
Het is buiten kijf, dat Duitschland door
dezen nieuwen maatregel van zijn tot nu toe
gevolgde gedragslijn afwijkt. Tot dusver
streefde men er naar, van de Joden een min
derwaardige volksgroep te maken, die gelei
delijk vanzelf zou verdwijnen. Thans wil men
hen wapenen met parate kennis en hun bewust
de middelen verschaffen om elders een nieuw
bestaan op te bouwen. Men schrikt er zelfs
niet voor terug, den bescheiden deviezenvoor
raad aan te spreken om den Joden, die emi-
greeren, aan geld te helpen. Het is inderdaad
een enorme koerswijziging in de nationaal-
socialistische Jodenpolitiek, ook al zit er dan
het weinig nobele motief achter, dat men deze
minderheid ten koste van alles kwijt wil.
Nog één vraag blijft er intusschen onbeant
woord: waar denkt, men 't kapitaal vandaan
te halen, waarover de Rijksvereeniging der
Joden in Duitschland noodzakelijkerwijze zal
moeten beschikken? Men heeft de Joodsche
volksgroep reeds op alle mogelijke manieren
geplukt, ook de nieuwe maatregel gaat weer
met onteigening en in beslagneming gepaard.
Gelooft men werkelijk, dat het Joodsch ver
mogen in Duitschland zoo grenzenloos is. als
zekere propagandistische cijfers wel eens
moesten suggereeren?
(Nadruk verboden).
EXAMENS
M.IJX.O. - examen s
Donderdag slaagden te Haarlem voor het
A-diploma: D. E. van Leeuwen, J. Boel
houwer, M. J. Pool, H. Siteur, D. van der
Veen, Th. J. Reckman, J. de Vries, G. K.
Haager, J. M. P. Soomer, N. G. Pijnakker, A
D. Blei, P. Lindhout, allen te Haarlem; H. M.
Frugte, E. Kok, P. IJtsma en A. G. Platerink,
allen te Heemstede; M. van der Plas te Bent
veld, C. van de Rotte teBenneforoek, A. Stoe-
linga, A. E. Rikkert en H. Saager, allen te
Santpoort; N. Schelling te Velsen; P. van
Donselaar en C. Steenhoek, beiden te IJmui-
den; B. Wortman te Wijk aan Zee; G. Rood
te Hoofddorp, A. C. van der Eijk te Badhoeve
dorp; W. J. Rotgans te Haarlemmermeer.
Voor het B-dip!oma: M. W. Muijen te Heems
kerk en H. W. Kok te Hoofddorp
WEEK-ABONNEMENTEN
dienen uiterlijk Woensdags avonds
betaald te zijn, daar de bezorgers op
Donderdag moeten afrekenen.
DE ADMINISTRATIE.
DUIDELIJK GESTELDE VRAGEN
van alle Abounds van dit blad worden door
een specialen Redacteur en zijn talrijke
medewerkers zoo mogelijk en ten spoedigste
beantwoord.
De vragen moeten worden geadresseerd aan
het bureau van dit blad, met duidelijke ver
melding van naam en woonplaats. Vragen
waaraan naam en adres ontbreken, worden
terzijde gelegd.
De namen der vragers blijven redactie
geheim.
De antwoorden worden GEHEEL KOSTE
LOOS thuis bezorgd.
Alleen die vragen, welker beantwoording voor
vele anderen behalve den vrager, van nut
kan zijn, worden tevens in ons blad ge
plaatst.
RECHTSZAKEN.
VRAAG: Heeft een dagmeisje recht op een
vrijen feestdag (als b.v. Hemelvaartsdag, Goe
den Vrijdag enz.) als niets daaromtrent overeen
gekomen is en zij de Zondagen steeds vrij heeft?
ANTWOORD: Neen.
VRAAG: Mijn vrouw is dit jaar overleden; wij
waren getrouwd in gemeenschap van goederen.
Er zijn geen kinderen. 1. Moet ik successierech
ten betalen? 2. Hoeveel? 3. En binnen hoeveel
tijd na het overlijden?
ANTWOORD: 1. Afhankelijk van de grootte
van de nalatenschap. 2. Van 3 tot 8 pCt. progres
sief. 3. Binnen 9 maanden.
VRAAG: Iemand die 3 jaar in betrekking is
en steeds 14 dagen vacantie kreeg, wil nu met
1 of 15 Augustus opzeggen. Heeft hij dan recht
op de 14 dagen vacantie die toevallig eind Aug.
vallen?
ANTWOORD: Neen.
VRAAG: Ik heb wat sieraden van ongeveer
100 waarde die ik aan een paar nichtjes wil
schenken. 1. Kan ik nu gewoon een briefje in
mijn huis laten dat na mijn dood gevonden
wordt, of kan ik dat bij een ander achterlaten?
2. Moet het op gezegeld papier? 3. En kan het
zonder medeweten van mijn eenigen zoon?
ANTWOORD: 1. Gij kunt beide doen. Het
briefje moet echter geheel eigenhandig door u
geschreven, gedateerd en onderteekend zijn. 2.
Neen. 3. Ja.
VRAAG: Ons dienstmeisje is van 's morgens
8 tot 's avonds 7 uur in vollen dienst. Hoeveel
kostgeld moet ik haar geven gedurende de va
cantie?
ANTWOORD: 0.75 per dag.
VRAAG: Hebben loopjongens wettelijk recht
op vacantie?
ANTWOORD: Neen, geen wettelijk recht.
BELASTINGZAKEN.
VRAAG: Als ik geen verdiensten heb en geen
steun, moet ik dan voor een hond belasting be
talen
ANTWOORD: Er wordt wel een aanslag op
gelegd. De aanslag kan evenwel door B. en W.
oninbaar verklaard worden. Nadere bijzonder
heden hierover bij den controleur der gemeente
belastingen.
PLANTEN.
VRAAG: Schaadt het de vrucht als ik eiken
dag eenige bladen van mijn moerbeiboom afpluk
voor mijn zijderupsen?
ANTWOORD: Als niet te veel wordt afgeplukt
zal de vrucht er geen schade van hebben.
DIVERSEN.
VRAAG: Mijn Keulsche pot met snljboonen
heeft eenige barstjes waardoor pekel siepelt. Hoe
kan ik dat verhelpen?
ANTWOORD: Den pot van binnen en van bui
ten met waterglas bestrijken.
Engelsche soldaten voeren slachtvee voor de concessie te Tientsin aan.
3tet Z&metgetuk van den SAlët
RECEPTEN.
VRAAG: Hoe kan ik een lichte gummi regen-
Jas schoonmaken?
ANTWOORD: Glad op een tafel leggen en met
zachten schuier en sterk zeepsopje (lauw) goed
afboenen. Met lauw water een paar maal goed
afspoelen en zonder wringen buiten in den wind
of op den tocht ophangen.
VRAAG: Hoe verdelg ik slakken zonder scha
de aan de planten?
ANTWOORD: Door zout om de planten te
strooien. U kunt ook probeeren een landpad te
krijgen. Tuinbazen van groote buitens verkoo-
pen soms wel padden.
Anilinekleurstoffen.
In 1834 ontdekte een
Duitsche scheikundige,
Runge, door een toeval
blauwe kleurstof, toen hij
koolteer distilleerde. In
1856 werd dit procédé no
verder uitgewerkt door ee
Engelsch scheikundige. Si
W. H. Perkins, die o.a. h«
bekende paars ontdekte.
Schoenlapper. De Engelsche
gilden onderscheidden schoen
lappers en schoenmakers, blij
kens een uitspraak in 1409, vol
gens welke „cordwainers" schoen
makers waren en „cobblers"
schoenlappers, die oude schoenen
repareerden. Dit woord
..cobblers" is afgeleid van het
Latijnsche woord „copula"
(aaneenvoegen).
EG me, met wie je omgaat, en ik zal
je zeggen, wie je bent". Zeker! Maar
id/w j niet minder terecht kan men zeggen:
Zeg me wat voor sport je beoefent en
ik zal je zeggen, wie je bent". Want sport is in
de vrijheid van haar keuze, in haar eigen karak
ter, ongetwijfeld bijzonder typeerend voor een
persoonlijkheid, voor haar temperament en haar
mentaliteit, even veelzeggend voor geest als voor
lichaam. Zoo is het ook verklaarbaar, dat «dik
wijls zekere, aan verschillende jaargetijden, ge
boden sporten samengaan: de voetballe' van
den zomer verandert 's winters in een ijs
hockeyer. de tennisser in een schaatsenrijder,
de kunstspringer van de Trampolin in een
kunstspringer van de witte springschans, de ke
gelaar in een ijsschutter; de ruiter blijft zijn
paard trouw, de motorrijder zijn machine, al
neigt hij ook speciaal tot de bobslee.
Lang heeft de skiër in de beste beteekenis, de
ski-wandelaar, voor wie zijn „Bretter", zijn lat
ten, niet zoo zeer de prikkel van een glijbaan
of de lauwerkrans van den acrobatischen sport-
overwinnaar beteekenen, als wel de verovering
van het wintersche berglandschap, geen zomer-
schen tegenhanger gehad, die hem zijn sport ook
maar eenigszins zou hebben kunnen vergoeden.
Tot de watertrektochten, het trekken met vouw-
kano's in steeds ruimeren kring doordrong en
tegenwoordig als de zomersport van den skiër
geldt. Niet het waterskiën, die altijd weer op
nieuw en nooit met volledig succes gelanceerde
speciale tak van het trekken langs de wateren in
meer letterlijke beteekenis. Want het blijft nu
eenmaal een twijfelachtig genot, aan iederen
voet een heel schip te voelen hangen en zich zoo
in het algemeen heel hulpeloos en slechts met
flinke inspanning op het water te kunnen voort
bewegen. De vouwkano echter, dit wonderding,
dat men eerst in twee, zij het dan ook omvang
rijke rugzakken, betrekkelijk gemakkelijk draagt
of op een tweewielig karretje geladen, voort
trekt, en dat dan, in een klein half uurtje, rank
en veilig opgebouwd, in een sierlijk vaartuigje
verandert.
Dit vaartuigje in zijn beweeglijkheid en ver
bondenheid met de natuur met zijn vele mogelijk
heden is het, wat voor den skiër dezelfde waar
de heeft en hem in even groote geestdrift brengt
als zijn latten.
De eerste wedervraag is wel, waarom niet het
alpinisme in zijn oorspronkelijke beteekenis, het
bergbestijgen in den zomer dus, den skiër in
de sneeuwlooze jaargetijden bekoort. Nu: on
danks alle moeite bij het stijgen is de skisport
een betrekkelijk gemakkelijke sport gebleven,
vooral gezien tegenover het strenge alpinisme.
Het is ook heelemaal niet hetzelfde, of men de
500 of 2000 M. in den winter of in den zomer
moet klimmen. En de daling? 's Winters 't hoog
tepunt, het geluk, dat maar al te snel voorbij is;
's zomers niet veel korter dan het klimmen en
dikwijls genoeg bezwaarlijker, gevaarlijker, bij
hoogtoeren zelfs altijd. En wie den berg 's win
ters kent, als de afstanden als vliegend over
wonnen worden en de spleten en kloven wit
dichtgewaaid en overbrugd zijn, die voelt er in
den zomer niets voor, in het zweet zijns aan-
schijns, stap voor stap, de bergen te „erschlei-
chen" (moeizaam veroveren). Ja, dat tempera
ment!
Daarbij is de skiër ook zoo gewend geraakt
aan zijn materiaal, zijn ski's, deze geruischlooze,
reuklooze, edele latten, die, als men ze be-
heerscht, zich zoo wonderlijk aan hun element
aanpassen, dat hij ook hiervoor iets in de plaats
wenscht. Dat is nu de vouwkano. Zooals de lat
ten spelend beheerscht door den meester en door
het element tegelijk, blootgesteld aan den wind
en het water (wat doet het er toe, of het be
vroren of open is!) aan de zon en de heldere
nacht; en evenals de latten in principe een oer-
werkhiïg van primitieve volken en juist daar
door zoo echt en dicht bij de natuur. Een mid
del voor eigen kracht en eigen fantasie, om
zich opnieuw zelf een beeld te vormen van de
wereld en de natuur, tot genot, tot spel, tot vrij
heid, tot avontuur.
Zooals voor den slcieër de wintersche landen
zich open doen, zoo voor den kanoer de land
schappen der stroomen, velden, meren en nog
ongetemde wateren. Ski en kano bevredigen dus,
ieder op zijn wijze, het verlangen om de beslom
meringen en de drukte te ontvluchten, de wis
seling van dag en nacht in het landschap te be
leven. Daar kan men nog werkelijk eenzaam
zijn, zich verliezen in de natuur, maar daarmee
ook den weg terug vinden naar het eeuwige ge
luk, naar water en wind, naar plant en dier,
naar wolk en droom. Den weg terug dus naar de
natuur en naar het verloren geluk van den pri
mitieven mensch, van het vrije leven vol blijde
ongebondenheid. Dan mag de één het op meer
rationalistisch-wetenschappelijke wijze zoeken,
de ander op meer romantisch-fantastische wijze:
het geluk blijft. Want wie zich 's winters uit
leefde in het opmeten van de sneeuwhoogte en
het uitkijken naar wildsporen, die doet het nu,
's zomer in het kijken naar den waterstand en
de vogelsporen. En voor wien 's winters het
witte hooggebergte werd tot de arctis en de berg
tot een zilveren burcht, voor hem wordt nu de
plas tot de zee, het stroompje van het lage land
tot de rivier in het oerwoud.
Na deze meer theoretische uiteenzettingen
willen we ons als bewijs van het bovenstaande
even inleven in deze beide zoo verschillende en
toch zoo eendere manieren, de natuur te beleven
en sport te beoefenen, juist in een tijd, dien men
in het leven van deze sneeuw- waterliefhebbers
de jaarswisseling kan noemen: de tijd van den
sprong van de hoogte naar de laagte, van de
1 alpenweide naar den stroom, van de verticale
naar de horizontale lijn, van de sneeuw naar het
water.
Het was eind Mei, jawel, op den 26sten van
die F-tffelijke maand, waarin alleen maar nachte
galen en bloesems, liefde en zilveren wolkjes
pjoesten voorkomen. Toen zaten we ergens diep
in den.Rhatikon, die donkere woeste bergen, die
mede de grens van Oostenrijk en van Zwitser
land vormen. Een week lang huisden we in onze
kleine skihut, die zoo volkomen in de Noorde
lijke helling ingebouwd is, dat men haar pas
ontdekt, als men er vlak voor staat. De rots
wand verheft zich honderden meters boven de
hut, bijna als een schild, dat iedere zonnestraal
opvangt en zoo winter en sneeuw kostelijk lang
beschut. In de schaduw van dezen wand blijven
deze hellingen tot diep in den zomer met ski's
begaanbaar, en zelfs niet alleen met de korte
„Sommerbrettln", neen, met de echte, lange
winterlatten. In deze laatste winterdagen van
Mei, is er geen „Harsch'' (hard bevroren
sneeuw) en geen „Pulver" (poedersneeuw)
meer. De „Salzschnee", ook wel „Griesschnee"
genaamd (korrelsneeuw), heerscht; een won
derlijk zachte, door geen weergesteldheid be-
invloedbare massa, zoo ver als het maar ligt,
van beneden tot boven overal even goed begaan
baar.
De sneeuw liet precies zien, hoe ver de scha
duw van onzen reusachtigen bergwand vieL
lederen dag werd zijn rijk een klein stukje klei
ner. Toch viel er nog een paar maal versche
sneeuw, teer als prille bloesem, maar zoo zacht
en suikerig, dat de sterke zon het binnen enkele
uren gulzig en tot het laatste vlokje wegvrat.
Terwijl wij op ons wintereiland zaten, dat
steeds kleiner werd als een smeltende ijsschots,
trokken over ons heen goudvlammende wolken
als gebolde zeilen, en de hemel was zomersch,
evenals de zuidelijke hellingen tegenover ons
met hun groen en bruin en grijs bosch en
weide en rots en alle verten.
Als we om onzen beschermenden rotswand
heengingen, kwamen we dadelijk in het volle
voorjaar van de bergen, met een geheel andere
flora en fauna, met ander licht en andere kleu
ren: hier winter en om den hoek de zomer. Daar
„in den zomer", kwamen we bergbeklimmers te
gen, natuurlijk heelemaal in zomersohe uitrus
ting, met touw en pickel en klimijzers, en die
staarden ons wintersche menschen als dwazen
aan: wat wij hier wilden met ski's en stokken,
met sneeuwbrillen en in skipakken.
Op 1 Juni moesten we weer naar het dal, weg
naar de stad.
Nog eenmaal gaat de maan met zomersch
rooden gloed op boven de sneeuwhellingen voor
het raam van onze hut, terwijl de einder in
blauwe nevelen dampig gehuld wordt Nog een
pa?r „Bogen" ten afscheid, nog een paar vlie
gende sneeuwballen. Dan omlaag.
Spoedig zijn sneeuw en winter voorbij.
Geen week later, en we sturen op ons „eiland
der gelukzaligen" toe. Geen pijnboom welft zich
er boven, geen cypres herinnert aan klassieke
landouwen. En toch, als onze smalle, naar iede
ren druk van onze beenen luisterende bootjes
den grooten stroom .verlaten en de zijarm in
varen, dan is het ons telkens weer, alsof we een
andere, geheel betooverde wereld binnentreden.
De beuken vormen een welvend dak, de zilver-
groene elzestruiken sluiten de oevers af. Daar
gaat het pal in. Geen jungle kan zijn ontdekker
meer wonderen te bieden hebben.
Plotseling begint het trage water weer te wer
ken en te stroomen, de elzeboschjes staan wij
der uiteen, de beuken wijken terug, het water
wordt helder, door onderaardsche wellen ge
voed, visschen schieten er door heen, aan de
ondiepe oevers krioelt het broed.
Riet sluit ons in, zoo hoog als bamboestengels.
Als het ons vrij laat, zijn we op ons meer. Mid
den in ligt het eiland, groen en eenzaam. Een
linde strekt haar takken mooi gelijkmatig uit
over het eiland, zoo, alsof iemand haar geplant
heeft, ter herinnering aan een vriend, aan een
liefde.
Iedere steen van dit eiland heeft een naam,
iedere inham heeft een herinnering. Ginds, waar
ons rijk tot dicht aan het vaste land nadert,
bloeien gele plompen. Het is een wonder, dat
dit eiland nog steeds niet door de massa is ont
dekt en vernield.
De tent staat, het vuur brandt, de muggen
zoemen, een vogel beweegt zich nog op zijn nest.
De maan komt achter ons op als een later ge
komen vriend. De op het land getrokken bootjes
liggen even trouw bij ons als onze ski's, een
week geleden nog onder den hoqgen rotswand in
de sneeuw. En ook de maan is dezelfde en het
zich gelukkig en vrij voelende hart. H. St.
Ontrouwe werkster.
HAARLEM, Vrijdag.
Donderdagmiddag heeft de Haarlemsche
recherche een 35-jarige vrouw aangehouden,
verdacht van diefstal van een portemonnaie
met vijf gouden tientjes uit een woning, waar
zij als werkster één dag per week werkte. Zij
bekende. Twee stuks had zij te Haarlem ter
wisseling aangeboden en drie had zij nog in
haar bezit. Alle tientjes werden door de politie,
in beslag genomen. De vrouw had de porte
monnaie verscheurd en op een terrein aan
de Roerdompstraat weggegooid. Een stuk
daarvan werd door de politie gevonden. Tegen
de vrouw werd proces-verbaal opgemaakt; na
verhoor is zJJ op vrije voeten gesteld.