BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Aan allen Deze week schrijf ik geen briefje vooraf. In verband met de vacantie houd ik voorlopig geen visite-uur. De kinderen die met hun werk niet verder kunnen, mogen echter 's morgens tussen 11 en 12 uur wel bij me aankomen. Best ZONDAGSKIND. Je schoolreis be hoort alweer tot het verleden. Heb je veel ge noten en goed weer gehad? In je volgend briefje vertel je me maar het een en ander. Dag Zon dagskind. Lief ZONNESTRAALTJE. Nog wel gefeli citeerd met je zus. Was het 1.1. Donderdag een prettig dagje? Wat je zus gekregen heeft, is mij reeds verteld, 'lc Geloof dat jij ook een beetje jarig was. Je hebt ook een cadeautje gekregen en kunt nu met je zus prettig met het speelgoed spelen. Veel genoegen hoor. Dag Zonnestraaltje. Best KRULLEKOPJE. Ja meisje 'k heb je gemist, 'k Dacht dat je, in verband met de ziekte van je vader, niet van huis kon of boodschappen moest doen omdat je moeder aan huis gebonden is. Je bent nu van school af. Wat ga je doen? Het beste met je yader. 'k Hoop dat hij spoedig weer beter zal zijn. Dag Krullekopje. Best BOODSCHAPSTERTJE. Ja, je bent 1.1. Dinsdag nog bij me op visite geweest. Nu staan de visite-uurtjes gedurende een maand stil. Na 22 Augustus inviteer ik weer. Je mag echter 's morgens tussen 11 en 12 uur bij me komen als je met je werk niet verder kunt. Het werk voor de bazar moet doorgang vinden. Er is veel nodig, dus moet veel afgewerkt worden. Met zwemmen maar wat kalm aan doen. In de vacantie heb je gelegenheid genoeg. Denk er aan dat té veel aan training niet zal baten maar wel schaden. Dag Boodschapstertje. Lief BIJDEHANDJE. Dat is even fijn zeg, met de zandvormpjes naar de duinen. Na een flinke regenbui is het zand uitstekend om zand- gebakjes te maken. Wat zal je smullen. Jammer dat ik niet van de partij kan zijn. Dag Bijde handje. Best TEKENAARSTERTJE. Je logeert momenteel bij je tante. Jammer dat de logeer partij verband houdt met de ziekte van je vader, 'k Hoop dat hij spoedig weer in zoverre beter mag zijn, dat je weer thuis kunt zijn. Zal je vooral gehoorzaam zijn en denken aan de plich ten die je als logée hebt. Binnenkort krijg je een nieuw handwerkje voor de bazar. Dag Tekenaarstertje. Best ZANGERESJE. Ja, je krijgt schrijf- vacantie. Volgende week bericht ik wel wanneer de vacantie ingaat en wanneer ze eindigt. Je mag 's morgens tussen 11 en 12 uur zijde voor je werk komen halen. Neem je werk dan mede, zodat ik de juiste kleur kan geven en wanneer nodig, je verder kan helpen. Vertel je me in je volgend briefje iets van je gemaakte schoolreis? Dag Zangeresje. Beste ANEMOON. Zeg wat heb je vroeg vacantie gekregen? Was een maand reeds niet lang genoeg? Je bent weer gezellig naar het strand geweest. Natuurlijk ben je over gegaan. Daar twijfel ik niet aan en ik denk dat je zelf ook wel zeker van je zaak was. Kan je met je kleedje nog verder? Dag Anemoon. Beste BENJAMIN. Ook jij krijgt een hand werkje voor de bazar te maken, 'k Denk een theedoekenhangertje. Het is een mooi vacantie- werkje om van tijd tot tijd in handen te nemen. Dag Benjamin. Lief GOUDHAARTJE. Wat heb je een fijne schoolreis gemaakt. In Ouwehand's Dierenpark heb je je best kunnen vermaken. De kersenpluk partij was natuurlijk een dol leuke attractie. Ja, nu maar weer wensen, het volgend jaar weer in de gelegenheid te zijn een schoolreisje te maken. Dag Goudhaartje. Best REPELSTEELTJE. Heeft je vader het 1.1. Woensdagavond naar z'n zin gehad? 'k Denk van wel. De sfeer was aangenaam. Hoe is de tweedaagse schoolreis verlopen? Als je met de boekomslag niet verder kunt, dan mag je 's morgens tussen 11 en 12 uur even aankomen. Dag Repelsteeltje. DE DAPPERE KERSENPLUKKER, door W. B.Z. Jantje wou gaan kersenplukken In de tuin van buurman Piet; Een ladder stond er in 't schuurtje Aan de hond dacht Jantje niet. Buurman was, juist uitgereden. Jantje dacht: ,,'k Loop geen gevaar". Maar wie kefte daar zo nijdig, Dat was buurmans hond zowaar. Kees de hond ging nu aan 't blaffen Op een vreeslijke manier, Want het beest, het moet gezegd hoor, Was een trouw en waakzaam dier. Jantje dorst geen kers te plukken, Kon hij maar de ladder af, Maar de keeshond bleef maar keffen. Jan dacht wel: „dat is mijn straf". Eindlijk toen de buurman terug kwam, Heeft hij Kees in 't hok gezet. Jan kwam thuis, maar zonder kersen En moest toen voor straf naar bed. NAAR OOM HANS EN TANTE JANS door W. B.Z. 'k Maakte voor oom Hans een vloeiblad, Voor tante breng ik bloemen mee, 'k Ga bij beiden nu logeren In een huisje aan de zee. Moeder stuurde al mijn koffer Vader brengt me naar de trein. 'k Mag nu heel alleen gaan reizen En dat vind ik toch zo fijn. In mijn koffer zit mijn voetbal En mijn trui en voetbalbroek. Als het eens slecht weer mocht wezen, Heb ik ook een prachtig boek. Maar nu schijnt de zon zo heerlijk Fijn zal 't wezen op het strand. 'k Loop natuurlijk zonder kousen Lekker op het warme zand. Oom zal blij zijn met het vloeiblad. En mijn bloemen zijn nog fris. 't Wordt een heerlijke vacantie Dat is zeker en gewis! Best DOORNROOSJE. Je briefje heb ik niet ontvangen. Indien ik 't ontvangen had, zou ik het beantwoord hebben. Je kunt nu in een maand niet schrijven omdat je uit gaat? Dat is niet zo heel erg. De schrijfvacantïe valt ook in de a.s. weken. Volgende week bericht ik wanneer de schrijfvacantie ingaat en verdere bijzonder heden. Veel pleizier als je met vacantie elders vertoeft. Dag Doornroosje. Lief BERGKONINGINNETJE. Je hebt nu 46 cent gespaard. Nog 34 cent er bij en je hebt het geld bij elkander. Je briefje was nu prachtig op tijd zeg. Kan je met je werk nog verder9 Denk er om netjes werken en goed aan en af hechten. Dag Bergkoninginnetje. Best GOUDMUILTJE. Best hoor. Schrijf me maar een uitvoerig verhaal van de twee daagse schoolreis. Je spaargeld heb ik aangete kend. Je hebt nu 39 cent gespaard. Nu dus nog 41 cent. Dat krijg je nog wel bij elkander. Het zal een gezellig dagje worden. We gaan waar schijnlijk in de laatste week van de vacantie. Dus tussen 13 en 20 Aug.. Deg Goudmuiltje. Veel groeten van Mej. S. VIJLBRIEF. VULKANISCHE UITBARSTINGEN Hoe de wetenschap een stad zal kunnen redden. Een vulkanische uitbarsting is altijd een plot selinge ramp, zelfs voor hen, die aan de voet van een vulkaan wonen. Dit is dan ook de reden, dat er zoveel mensen bij een uitbarsting om komen. In het jaar 1902 werd op het eiland Mar tinique in minder dan één minuut een gehele stad, Saint-Pierre de Miquelon, verwoest. De hele bevolking, omstreeks 28.000 mensen, von den hierbij de dood. Het was onmogelijk, red ding te zoeken. En de uitbarsting van de Vesu vius dan, die bijna 2000 jaar geleden plaats vond! Men dacht, dat de Vesuvius uitgedoofd was, er groeide een bos in zijn krater en aan de voet van de vulkaan strekten zich drie steden uit: Herculanum, Pompei en Stabiae. Maar plotse ling ontwaakte de vulkaan. Stromen as, met re gen vermengd, stortten zich over de drie steden heen, waar ze duizenden mensen begroeven. Is het mogelijk, de uitbarsting van een vul kaan te verhinderen? Neen, de krachten van de natuuur zijn sterker dan de onze, maar' wel iis het mogelijk, om een uitbarsting te voorspellen en om zich dan op tijd te redden. Iedere rustende vulkaan zal in de toekomst zijn „oppasser" krijgen in de vorm van een wetenschappelijk station, allerlei nauw keurige apparaten zullen de adem van de kra ter opvangen en nauwelijks zal de lava uit de diepten opsteigen, of de torsie-balans, een zeer fijn werktuig, zal een verandering in de zwaarte kracht tonen. De in de spleten neergelaten electrische ther mometers zullen de verhoging der warmte aan geven, terwijl alarmsignalen onmiddellijk door de radio zullen worden uitgezonden, om al de genen, die in de nabijheid van de vulkanen wo nen, te waarschuwen. Hele stromen vluchtelingen zullen naar de havens, stations en vliegterreinen snellen, spo ren, boten en vliegtuigen zullen hen naar alle richtingen brengen. Het laatst zullen de bewa kers van 't wetenschappelijk station vertrekken. En als dan de lava en de as zich uit hun ge vangenis bevrijden, zal er zich in de omtrek nie mand meer bevinden. UIT DE SCHOOL Meester: „Pieterse, waarom lachte je daar even?" Pieterse: „Ik dacht ergens aan, meneer." Meester: „Onthoud nu voor eens en voor al. dat je op school nergens aan mag denken." DE GRIEZELIGE BARBIER Nog een avontuur van mijn vriend Frits. Kennen jullie m'n vriend Frits nog, bijge naamd de Vuurtoren? Je weet wel, dien jonge man, op wien de gekke en wonderlijke avonturen altijd komen aanstormen als vliegen op de stroop? Nu, die kwam laatst weer eens bij me bin nenlopen en vertelde: „Nou raad je in geen honderd jaar, wat ik weer meegemaakt heb!" „Spuit op!" beval ik. „Goed," zei Frits. „Gisteren moest ik in Am sterdam zijn voor zaken. Ik was betrekkelijk vroeg klaar en wilde de trein van half zes naar Leiden halen om vandaar verder te gaan naar mijn geliefd dorpje Durgerdammerdijkerpolder. Maarilc had me zeker een paar minuten ver rekend óf de tram reed extra langzaam: hoe het zij, ik miste de trein en moest eventjes een uur wachten op de volgende. Wat zou ilc in die tijd doen? Weet je wat? Ik zou me eens netjes laten scheren, dat was wel nodig! Welgemoed stapte ik de eerste de beste kap perswinkel tegenover het station binnen, nam plaats op een der gemakkelijke stoelen, die voor een lange spiegel waren opgesteld en zei kortaf tegen den bediende: „Scheren asjeblieft". „Zeker, meneer", zei de man. Hy bond me een handdoek voor maakte schuim en zeepte me overvloedig in. En daarna draaide hij zich een halve slag om en riep: „Meneer Drezelman!" Op 't zelfde moment hoorde ik haastige schre den achter me, een krakende stem zei: „Goe denavond, meneer," enin de spiegel zag ik 'n gezicht, dat ik uit duizenden herkend zou heb ben! Dat smalle, bleke konijnensnoetje, die kra kerige stembehoorden die toe aan Kees Dre zelman, dien wonderlijken snuiter, met wien ik een groot deel van m'n schooljaren in één klas had gezeten? Ja, 't kon met anders enook de naam klopte. M'n gedachten werkten koortsachtig terug: ilc zag als 't ware weer de hele opschudding, die 't geval-Drezelman in de klas en op de hele school had veroorzaakt. Die jongen was een luiaard en een bedrieger geweest. Hij had gespiekt en over geschreven, gelogen en gelcnbeid en de kruik was nent zolang tee water gegaan, tot zij brak. Einde lijk was Kees ontdekt geworden en daar zijn laatste bedriegerijen nog al héél erg waren op staande voet van school gestuurd. Ik herin nerde me ook nog heel duidelijk, dat Kees Dre zelman zich op de een of andere manier in z'n' hoofd had gehaald, dat ik hem verraden had endat hij daarna geen gelegenheid liet voorbijgaan om me op straat op te wachten en af te rossen, zó zelfs, dat ik later uit wijs beleid en voorzorg alleen maar op straat verscheen in gezelschap van m'n groten broer. 't Was een hele opluchting geweest, toen Dre- zelman's ouders tenslotte ons dorp verlieten en we dus van Kees geen last meer hadden! En nuik hoorde achter me het felle ge suis van het scheermes, dat op de riem werd aangezet en opeens brak 't koude angstzweet me uit! Ik begreep, dat Kees Drezelman met z'n ko nijnensnoetje en z'n krakerige stem mij, zijn aartsvijand, volkomen in z'n macht had! In de spiegel keek ik hem aan: zweefde daar niet een sarcastisch lachje om zijn dunne lippen? Ik wilde opspringen, de een of andere uit vlucht bedenken, maar de angst verlamde mij. Hulpeloos bleef ik zitten en weldra liet de bar bier zijn vlijmscherp mes over mijn wangen spelen. Intussen trachtte ik me te beheersen. Kees Drezelman had me natuurlijk nog niet herkend met al dat schuim op m'n gezicht! Ofzou de kleur van mijn haar me hebben verraden? In ieder geval: Als hij me herkend had, hield hij zijn ontdekking meesterlijk verborgen. Met heel beleefde stem zei hij: „Scheert het mes goed, meneer?" „Ja,o, ja!" stotterde ilc. „Dat wist ik wel!" zei hij, „mijn messen zijn altijd vlijmscherp. Dat móét ook wel." En met een handige beweging ontblootte hij mijn hele linkerwang. Ik sidderde! Hij had me dus tóch herkend en wilde me nu met die zinspeling op de scherpte van zijn messen eens geducht laten voelen, dat hij me in zijn macht had!0, die Drezelman, die boef, die Ik maakte een onwillekeurige beweging, en de krakende stem zei: „U moet stilzitten, me neer! Als U zo met uw gezicht trekt, zou ik U een flinke jaap kunnen geven. En dan zou het niet mijn schuld zijn!" Ik kreeg het nog benauwder. Ik snakte naar adem. Ik duwde zijn arm weg en.... neen, ik had dat alleen in mijn verbeelding gedaan. In werkelijkheid zat ik weer doodstil, als verlamd op m'n stoel, terwijl het griezelige mes over mijn kin schraapte. Nog een oogenblik en de barbier had zijn werk gedaan. Ik durfde pas m'n ogen open te doen, toen een geurig goedje op m'n ge zicht werd gespoten en Drezelman me handig met een handdoek afdroogde. „Ha!", dacht ilc, je hebt me toch niet herkend En ik greep de doek en drukte die stijf tegen m'n gezicht, vastbesloten hem niet neer te leggen, vóór en aleer Kees Drezelman het gevaarlijke mes had dichtgeknipt. Toen hij dit deed ademde ik op. Verward greep ik m'n hoed en strompelde meer dan ik liep naar de winkel. En toeneen krakerig lachje en de stem van Kees Drezelman vlak aan m'n oor: „Ik be- SCHOOLZIEK. door W. B.Z. Wim had zijn lessen niet geleerd Hij dacht: dat loopt vandaag verkeerd. Mijn sommen heb ik ook niet af, Schoolblijven moet ik vast voor straf. Ik voel me ziek, Ilc blijf in bed En strakjes maak ik wel weer pret. Moes had het eerst wel echt geloofd, En Wim een kopje thee beloofd. Hij moest maar heel erg rustig zijn, Dan sloot ze nog het raamgordijn. Ga rustig slapen, Beste vent. 'k Hoop, dat je gauw weer beter bent. Maar pas was moeder weggegaan Of onze Wim is opgestaan. Hij nam zijn kleursels en zijn boek, Die lagen daar in gindse hoek. Hij ging niet slapen, Hij had pret. Nu 't schooltijd was, wou Wim uit bed. Juist kwam daar moeder met de thee Ze nam ook nog een botram mee. „Nee Wim we maken nu geen pret, Een zieke hoort vandaag in bed. Ga rustig liggen Beste vent, 'k Denk, dat je morgen beter bent." Wim heeft een reuze saaie dag, Omdat hij niets van moeder mag. Zo schoolzielc, nee, dat was niet fijn, Hij wou vast nooit meer schoolziek zijn. grijp wel, dat meneer niet herkend wil worden, maar ik herkende meneer onmiddellijk!" En toen ik hem stom verbaasd bleef aanstaren, i voegde hij eraan toe: „Ja, ja, meneer, U bent de! beroemde acteur Arthur van Lingen! Och toe, meneer Van Lingen, ik heb gehoord, dat op het Leidscheplein de betrekking van toneelkapper vacant is, wilt U niet eens een goed woordje vooi- me doen?" INBREKERS!! Nog een avontuur van mijn vriend Frits. Gisteren kwam m'n vriend Frits uit Durger dammerdijkerpolder, je weet weldie met z'n rode haar, weer eens oplopen. Hij keek erg somber voor zijn doen, en ik kon me dan ook niet weer houden, hem te vragen: „Jongen, wat is er toch gebeurd?" „O, iets vreselijks," steunde Frits. En ik, die nog wel zoveel voorzorgen genomen had tegen de inbrekerso, o! dat ik zó akelig dom kon zijn!" „Waren er dan inbrekers bij jullie?" vroeg ilc verschrikt. „Nee, juist niet," zei Frits. O, o! 't is toch ontzettend! 't Is. „Jammer niet zo, maar vertel!" „Nu dan, moet je horen," begon mijn vriend de Vuurtoren. Gisteravond heb ik tot diep in de nacht zitten lezen. Een ontzaglijk spannend de tectiveverhaal. De schurk trok een mes en begon plotseling den niets vermoedenden heer des hui zes, die van een avondje thuis kwam, te scal peren." „O foei, schei uit!" riep ik. „Ik dacht, dat de Indianen „Juist juist!" zei Frits, ,,'t was een als heer vermomd Indianenopperhoofd. Je begrijpt, dat ik 'm begon te knijpen! Ik dacht: verbeeld je nou toch, dat hier, op dit moment, eens een inbreker rondsluipt, die erop loert om me onverhoeds te scalperen." „Wat zou hij daar nu aan hebben!" zei ik, „die vuurtorenscalp van jou!" „Stil" zei Frits „luister verder. Opeens bedacht ilc me, dat ik nog even een brief moest posten. Ik ontrukte me dus aan de betovering van het boek, stond voorzichtig op enhad ik je verteld, dat ik alleen thuis was?" „Nee." „Nou dan: m'n hospita was twee dagen de stad uit en daardoor begon het juist." „Wat?" vroeg ik. „Al die narigheid. Moet je horen: ik had me, dus in m'n hoofd gezet, dat er wel een inbreker zou komen en zette dus, voor ik naar de bus ging, een dozijn stoelen, schots en scheef door elkaar, in de gang. Verder draaide ik de electri sche stop uit het schakelbord, opdat de inbreker in 't donker over de stoelen zou vallen en tot be sluit van m'n listigheid plaatste ik een bezem steel schuin tegen de half geopende deur, zoo dat ze bij 't dichttrekken van de deur er tegen- aanviel. „Ziezo," dacht ik en ik sprong voldaan op m'n fiets en reed naar 't postkantoor. Maar wat gebeurde er? Vlak bij dit gebouw zag ik opeens een bekend gezicht naast me op duiken en een vertrouwde stem riep: „Hallo Frits, ben jij 't heus?" 't Was.een oud schoolkameraad, die in een andere stad woonde maar nu opeens hier voor me stond. We hadden elkaar in geen jaren gezien en waren dus al spoedig in een druk gesprek ge wikkeld. Wel langer dan een uur stonden we met onze fietsen aan de hand te praten. Toen ik eindelijk besloot naar huis terug te keren, was 't al erg laat. Aan de inbrekers had ik helemaal niet meer gedacht. Pas toen ik voor m'n deur stond en de sleutel uit m'n zak haalde, dacht ik, aan die vreselijke geschiedenis van het als heer vermomd Indianenhoofdw terug. Met een forsen ruk opende ik de deurWat was dat? Er moest iemand in huis zijn, ik merkte 't aan de zwaarte. Ja, er leunde een man tegen de deur! „Ha!" schreeuwde ilc „inbrekers!" en moedig drong ik voorwaarts. Pang! daar kreeg ik een vreselijke duw tegen m'n been met een bezem steel! Ilc zag duidelijk, dat zich in 't donker iemand (of iets) bewoog. Met een doffe slag viel de bezemsteel ter aarde. Ilc greep haar en snelde voorwaarts! Kletterend viel de tochtdeur in scherven! Ik zocht naar 't lichtknopje maar te vergeefs. De inbreker had zeker de leiding door gesneden. Bom! daar rolde ilc over een stoel! Intusschen waren de bovenburen wakker ge schrokken en hadden de politie opgebeld. En toen ik tot bezinning gekomen was, had ik eerst nog een kwartier nodig om de agenten aan 't ver stand te brengen, dat ilc mezelf er zoo leelijk had laten inlopen! En toen nog een kwartier om ze te weerhou den om me mee te nemen, teneinde m'n hersens te laten onderzoeken. Daarna een half uur om de rommel op te ruimen en vanmorgen wel een uur om m'n baan tje bij mevrouw schoon te vegen. „En tenslotte kwam de rekening van de tocht deur" zoo besloot Frits z'n relaas. „Kun je nu be grijpen dat ik een klein beetje uit m'n doen ben?" DE ZONNESCHIJN. Het heeft pas geregend, Maar nu schijnt het zonnetje weer. s2 En in de lange beukenlaan, Loopt moeder op en neer Met Jantje in de wagen. Hij kraait. Hij is zo blij! En als hij dan naar buiten kijkt, Dan vliegen de bomen voorbij. De vogeltjes in de bomen Die zingen oolc vrolijk hun lied 't Zonnetje is weer gekomen Waar iedereen nu van geniet. KNAPPER DAN DE ANDEREN Fritsje komt huilend uit school. „Wat is er toch, jongen?" vraagt moeder. „Ilc moest schoolblijven." „Waarom?" „Ilc wist meer dan de anderen." „Zo?" „Ja. De meester vroeg, wie het stuk krijt in de inktpot had gestopt en toen was ik de enige, die het wistl" NIT de vacantie voor de deur staat en er weer velen van jullie daarvan zullen profiteren om dagelijks naar zee te gaan, leek het me niet kwaad om een praatje met jullie te houdeen over baden en zwemmen in zee. Dit praatje is dan bedoeld als een waarschuwend praatje; want hoe heerlijk het ook is aan zee en strand, er bedreigen ons daar grote gevaren. Wie een tent aan 't strand heeft en daar ook 's nachts verblijft, is dus reeds 's morgens vroeg in de gelegenheid een bad te nemen. Hoe aanlokkelijk het ook is bij heerlijk zomerweer, zo uit het warme bed een verfris send bad te nemen, toch moeten we daar voor zichtig mee wezen. Neem deze goede raad van me mee: „Neem nooit een bad op nuchtere maag." 't Is gewenst, iets in de maag te hebben, alvorens 't water in te gaan. Voor we dus 's mor gens vroeg een bad nemen, eten en drinken we eerst iets, maar ook vooral niet te veel. Ik knoop hier dadelijk een andere raadgeving bij aan, die schijnbaar tegenover de bovengenoemde raad staat en wel deze: Ga nooit zwemmen of baden met een flink gevulde maag je let wel op het woordje flink want dan kon je hart je wel eens in de steek laten. Baden en zwemmen tus sen 10 en 12 uur en tusschen 3 en 6 uur is de meest gewenste tijd. Wie op de fiets naar 't strand gaat en op een warme zomerdag dus alle kans heeft er min of meer bezweet aan te ko men, zal verstandig doen, niet dadelijk zo be zweet als hij is, het water in te gaan, maar eerst b.v. een kwartiertje aan 't strand te vertoeven om zich een beetje te laten afkoelen, om „het zweet te laten indrogen" zou je moeder zeggen. En nu nog iets over andere gevaren, die ons aan 't strand bedreigen bij 't baden en zwem men. Voor onze hele kust liggen enkele rijen zandbanken. Tussen de opvolgende banken ligt een laagte, die het zwin genoemd wordt. Bij hoog water, bij vloed dus, staat dit zwin of deze zwinnen vol water, evenals dit het geval is met het zwin, dat zich tussen het strand en de dichtst- bijliggende bank bevindt. „Een prachtgelegen- heid om te baden en te zwemmen" hoor ik jullie al zeggen. Dit zou het ook zijn, als de banken één aaneengesloten rij vormden. Maar dat doen ze niet. De banken bestaan uit verschillende grotere of kleine stukken. Die stukken zijn weer gescheiden door een geul, die bij vloed na tuurlijk ook vol water staat. Dit stuk tussen twee stukken van dezelfde bank wordt een mui genoemd en deze muiën veroorzaken het ge vaar. Door de mui staat elk zwin in open ver binding met de zee. Als dus de eb intreedt en 't water zich langzamerhand naar de zee terug trekt, wordt ook het water uit de opvolgende zwinnen door de mui naar zee getrokken en dit nog te sterker als er een flinke oostenwind waait, die 't water als 't ware wegzuigt. De bader heeft in dit geval moeite om op de been te blijven en de zwemmer voelt, dat hij meegezogen wordt. De eerste moet in dit geval natuurlijk zoo gauw mo gelijk naar 't strand teruglopen en de tweede moet, indien hij niet tegen de stroom kan op- zwemmen, zich op de rug laten meevoeren tot het volgende zwin, waar de stroom iets minder sterk is en daar trachten zwemmende of lopende op de bank te komen. Denkt er allemaal aan dat er in zee altijd een bovenstroom en een onder stroom is, die steeds in tegengestelde richting gaan. Dit kan je noodlottig worden, vooral als de bovenstroom landwaarts is. Loop nooit zover in zee, dat het water boven je knieën komt, want ook dat kan gevaren meebrengen. En nu, geniet zo veel je kunt in je vrije dagen van zee en strand, maarvoorzichtig! W. B.Z,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8