Tledettand
Jm de Schaduw
dec
eft
Zekerheid door de 1 ££f|—
eeuwen gegroeid
£e*i laetke niet
meex te vechekm is
Heden weer
hoogtijdag
een
ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1939
i RANJE neemt een hooge plaats in in
onze samenleving, een plaats, welke
niet zóó maar verkregen is, zonder
strijd, zonder moeiten, zonder zorgen,
zonder tegenslag, zonder scheiding. De een
dracht tusschen "Vorst en Volk is gestoord ge
weest, meermalen. De Geschiedenis van het
Huis Oranje en Nederland is geen eentoni!
verhaal van onafgebroken samenwerking. De
Oranjes brachten een nieuw leiderschap aan
het volk en eenige eeuwen is tusschen de oude
macht, die der regenten, en de nieuwe macht,
die van den Stadhouder, gestreden. Over de
hoofden heen van regenten moest het leider
schap naar het Volk toegroeien en toen Volk en
Oranje elkaar ontmoetten is de onverbreke
lijke band geschapen: Oranje en Nederland
hooren bij elkaar.
Dit kon alleen geschieden door het opoffe
rende, dat de inzet van Willem van Oranje's
strijd voor de onafhankelijkheid van de Ne
derlanden is geweest. Dat heeft het langzaam
mondig wordende volk steeds dieper beseft en
bij het mondig worden was het besef zóó leven
dig geworden, dat een samengaan voor eeuwen
verzekerd was.
Willem van Oranje's geboorte.
(T]) P 24 April 1533 schreef de Graaf van Nas-
sau in zijn dagboek: „Anno etc. XXIII of
dornstag den XXIIII Aprilis had die welge-
borne Juliana von Stolberg etc., greffin und
frau zu Nassau Catzenelnbogen und Dietz,
züschen zweyen en dreyen, doch allernechts
dreyen uhren morgen vormittags im Schloss
Dillenbergk ein kyndlein menschlichs Ge-
slechts der name sol Wilhelm heissen
zur Welt geboren".
Hiermee had de vader de geboorte van zijn
zoon Willem aangekondigd, die later de grond
legger van de dynastie der Oranjes in Neder
land zou worden.
De jonge Willem kreeg op de groote hof-
school op het kasteel Dillenburg onderwijs van
leeraren, die door den Graaf van Nassau met
zorg uitgezocht waren. De blijde onbezorgde
jeugd van den Prins duurde echter slechts kort.
In Juli 1544 stierf zijn neef René van Chalons,
die zijn land, in het Zuiden van Frankrijk,
aan hem vermaakte. Daarmede was een eind
gekomen aan de blijde jeugd en trad de ernst
zijn leven binnen. Hij moest nu aan het hof
van Karei V te Brussel komen, waar hij aan
vankelijk dienst deed als page, doch tevens
opgeleid werd om naderhand zijn verantwoor
delijke betrekking als Prins van Holland en
Zeeland te kunnen aanvaarden.
Deze opleiding heeft niet de door Karei V
gewenschte gevolgen gehad, want de Prins
werd de ziel van het later onder de regeering
van zijn zoon Philips II in de Nederlanden
ontstane verzet. De Prins leende links en
rechts om de legers op de been te brengen en
te gaan vechten „tegen due d'Alva, den tyran".
Zijn motieven waren: defensie en noodweer,
tegen hem persoonlijk aangedaan geweld,
maar ook: zorg voor het lands- en volksbelang,
hem toevertrouwd „als vasall ende mede
gouverneur van wege Sijne Majesteit in de
Nederlanden". De Prins proclameerde zichzelf
tot kampioen van de „gemene Staten der Ne
derlanden" tegen de tyrannie van de „vreem
de regyrders".
Het was een lange weg, de vrijmaking dei-
Nederlanden. Het kostte veler bloed, ook dat
van hem, die zich „Vader des Vaderlands" ge
noemd zag. Vóór zijn dood heeft hij echter
de dageraad zien doorbreken van een nieuwen
dag: een tot leven gewekt volk.
Stadhouderloos tijdperk.
Hp oen zijn zonen Maurits en Frederik Hen
drik den Staat beveiligd hadden, groeide
het zelfbewustzijn der regenten. De twee
polen; Oranje en de regenten, teekenden zich
steeds duidelijker af. En toen Frederik Hen-
drik's zoon Willem II het conflict met Amster
dam op zijn scherpst stelde, meenden de re
genten na den vroegtijdigen dood van den
stadhouder, dat nü de tijd gekomen was het
voortaan zonder Oranje te doen. Hun plannen
werden vergemakkelijkt doordat in het stad
houderlijk kwartier op het Binnenhof te
's-Gravenhage slechts één zeer jeugdige
Oranje leefde, 14 November 1650 geboren, die
nog in vele jaren niet „capabel" zou zijn de
hooge ambten van zijn voorvaderen te beklee-
den. En onder de regenten was een Johan de
Witt, die zichzelf als leider mocht doen gelden.
De aristocratische regenten-republiek sloeg
in het derde kwartaal van de zeventiende
eeuw geen kwaad figuur, doch de heeren
regenten konden, ondanks een Acte van Se-
clusie (1654) en een Eeuwig Edict (1667), niet
de carrière van den jongen Willem van Oranje
breken. Hoewel hij het volgens berekening dei-
regenten nooit verder zou kunnen brengen dan
tot kapitein-generaal, hoewel zij gemeend
hadden, dat het stadhouderschap voor hem af
gesneden was, hadden zij er niet op gerekend,
dat de band tusschen het volk en Oranje wel
slap was, doch niet gebroken.
Toen de oorlogsnood klom en het jaar van
de redde- rede- en radeloosheid kwam, werd
door alle papieren bepalingen een schrap ge
haald. Volkshartstocht herknoopte den band
met Oranje, daarbij tegelijk zich jammerlijk
aan de De Witten vergrijpend. Het volk had
het verlangen naar het leiderschap van dezen
heel jongen Oranje, den achterkleinzoon van
den Vader des Vaderlands, uitgeschreeuwd en
hij kreeg het hooge ambt, compleet, zonder
fijn-gesponnen onderscheid van civiel en mili
tair gezag.
Hem wilde het volk meer macht geven dan
hijzelf wenschte. Wanneer pamfletten hem
echter kwamen vragen nu de „absolute
macht" in handen te nemen en met behulp
van het volk, dat daartoe „ordentelijke" ma
nifestaties ten beste wilde geven, de regenten
opzij te zetten, dan vindt een dergelijk op
treden weinig weerklank bij hem.
Fruin heeft geschreven: „Aan de Oranje's,
aan den eersten bovenal en aan den laatsten
zijn wij Nederlanders, het verschuldigd, dat
wij in de 16e en in de 17e eeuw een grootsche
rol hebben vervuld, en meetellen in de wereld
geschiedenis. Zonder hem (bedoeld is Willem
III) zou het volk zijn neiging, om van brood
alleen te leven, allicht reeds vroeger hebben
gevolgd en de strijd voor de hoogere belan
gen der menschheid, als te zwaar voor zijn be
scheiden krachten, reeds vroeger hebben op
gegeven"
Oranje-Nassau.
DE directe Oranjes stierven met Willem
III in 1702 uit. In Friesland regeerde
een Stadhoudersgeslacht, dat terugging op Jan
van Nassau, den broeder van Willem I en in
vrouwelijke lijn, via Albertina Agnes, de doch
ter van Frederik Hendrik, op Willem I. Deze
tak kwam in 1747, weer door een volksbewe
ging, naar den Haag en bleef daar ongeveer
een halve eeuw, tot de band tusschen volk en
vorst weer werd verbroken. De Oranje-Nas-
sau's werden balling. Maar ze werden niet
vergeten. Reeds in 1801 schreef Gijsbert Karei
van Hogendorp: „Gesteld op oude gewoonten
en zoo ook op den ouden regeeringsvorm, is
de natie het bovenal op 't Huis van Oranje,
't welk nooit zonder gevaar voor de Regen
ten vernederd is geworden".
In 1813 keerden de Oranje-Nassau's terug en
sindsdien is de band tusschen Vorst en Volk
ongebroken gebleven. De souvereiniteit werd
in genoemd jaar aanvaard „onder waarborging
eener wyze constitutie, welke uw Vryheia
tegen volgende mogelyke misbruiken ver
zekert" ep er is, behoudens kleine botsingen,
geen breuk meer gekomen. Na 1867 heeft zelts
vorstenwil niet meer tegenover volles wil ge
staan. Voortaan stond de persoon van den
kening, de persoon van de koningin, buiten
en boven wat ons volk mocht verdeelen. Het
Huis van Oranje is gemeen goed geworden
van heel het Nederlandsche volk.
Daaraan heeft ook in zeer sterke mate
medegewerkt zij. die als Koningin-Regentes
en als Koningin-Moeder een bijzondere plaats
heeft ingenomen. Zij heeft den band tus
schen Vorst en Volk op heel aparte wijze
verstevigd. Uit het huis van Waldeck—
Pyrmont afkomstig en in Januari 1879 met
Koning Willem III in het huwelijk getreden
schonk zij op 31 Augustus 188Q aan Koningin
Wilhelmina het leven. Van 1890 tot 1898 was
zij de Koningin-regentes, na dien de Konin
gin-Moeder. Haar buitengewoon warm men
schelijk gevoel, haar nobele figuur, gaven
aan het verbonden zijn van Oranje en Neder
land een nog hoogere wijding dan de wijding
der historie.
De Koningin-Moeder schonk haar volk
aandacht, en liefde aan alles wat leed en
in moeite verkeerde. Het paleis Oranje-Nassau
bij Wolf hezen, dat zij van Koning Willem
ten geschenke had gekregen, stond zij af tol
een herstellingsoord voor teringlijders. Zij
kwam in geen stad of haar eerste gang was
naar het ziekenhuis en daar wist zij de zieken
door haar vriendelijke woorden en de kleine
bloemruikert-jes, die zij aanbood, te verkwik
ken. Mild gaf ze waar het noodig was en het
Nederlandsche volk waardeerde haar vrien
delijkheid en medeleven zoozeer, dat heel het
volk zeer ontroerd was toen het de tijding van
haar overlijden vernam.
]T])E bijzondere verbondenheid tusschen
Oranje en Nederland manifesteerde
zich al zeer duidelijk bij de geboorte van
haar, die heden ten tweeden male Moeder is
geworden, Prinses Juliana. Uitbundige vreugde
heerschte in het geheele land bij het bekend
worden van de blijde mare. En toch sloeg ner
gens de uitbundigheid over in bandeloosheid.
De leiders der feestelijkheden hoefden niet
zoozeer te organiseeren dan wel de spontane
uitingen van volkshulde te leiden.
En die spontaneïteit herinnert men zich ook
van de eerste Septemberdagen van 1936, toen
er een plotseling gerucht opdook, dat onze
Prinses zich had verloofd, met een Duitschen
Prins, wiens naam toen vrijwel niemand kende.
In opgetogenheid wachtten dien Dinsdag 8
September in den namiddag duizenden en dui
zenden in de omgeving van het Koninklijk
paleis in den Haag op de komst van het jonge
paar. En allen keken reikhalzend uit naar die
statige hofauto, waaruit straks plechtstatig de
Prinses en haar verloofde zou stappen.
Een politie-motor zwenkte ronkend het
Noordeinde op en daarachter een lichtgrijze
open two-seater, een Ford
Waar bleef de hofauto?
Tot men plots ontdekte, dat „ze" dat waren
de Prinses en haar verloofde. Aan het stuur
van die auto zat een jonge, sportieve, lachende
jongeman, eenvoudig gekleed, blootshoofds
naast hem Prinses Juliana, in een kort donker
bontjasje, met een grooten, aardigen hoed en
een bos roze anjers
Zóó simpel, zóó eenvoudig had men de aan
komst van de Prinses en den Prins niet ver
wacht. Met één slag veroverde hij, de joiwe
Prins, door zijn eenvoud het hart van de vele
duizenden, die dit aanschouwden.
En het gejuich was onbeschrijfelijk; er werd
gejubeld, er werd gezongen, er werd geschreid
En tenslotte loste alles zich op in een juichend'
Wilhelmus. a
Met één slag was de overtuiging gevestigd
dat deze twee vorstenkinderen bij elkandpr
behoorden.
Na dien dag zijn er vele hoogtijdagen voor
Oranje en Nederland geweest: de verlovings
tijd, de bruidsdagen, de huwelijksdag, de ge
boorte van Prinses Beatrix. Het zijn allemaal
gloriedagen geweest, dagen van de meest in
tense en meest oprechte vreugde, dagen van
het meest hartelijke medeleven met de Ko
ninklijke Familie, welke nog slechts korten
tijd tevoren door zoo zware slagen was be
troffen.
Nu vieren we weer feest, nu wederom
een Oranjetelg is geboren, nu opnieuw
jong leven aan een ouden stam is
ontsproten. Het is heden weer een
feestdag voor ons volk, maar in en bij
al die feestelijkheden zal ieder als
trouwen, vasten ondertoon vinden de
blijdschap over den onbreekbaar-ster-
ken band tusschen Nederland en
Oranje:
Oranje en Nederland zijn één.
Sophie, Groothertogin van Saksen Weimai
Eisenach, geboren Prinses van Oranje Nassau.
Prins Willem van
van koning
Oranje, oudste zoon
Willem III.
Om de figuren onzer Koningen uit het Huis
van Oranje groepeeren zich telkenmale de prin
sen en prinsessen uit dat Huis, die door het volle
licht dat steeds op de vorsten is gevallen, min
of meer in de schaduw zijn gebleven.
Op den dag der geboorte eener nieuwe Oran
je-telg richten wij nu de zoeklichten onzer be
langstelling eens op hen. Want teveel wordt ver.
geten dat een koning ook vader, ook zoon, ook
broeder is, dat ook aan koninklijke hoven een
familieleven bestaat met zijn menschelijke
vreugden en zijn menschelijk leed. Een familie
leven, waarvan de buitenwereld even weinig
bespeurt als van wat zich binnen de muren van
onze woning afspeelt. Ook een koning kan treu
ren, ook een koning kan in angst verkeeren over
het lot van zijn zoon. zich zorgen maken over
het huwelijk zijner dochter. Ook een koning
kan blij zijn en trotsch op wat zijn broeder heeft
tot stand gebracht en op wat zijn zuster van
haar leven maakt. Koningen hebben niet alleen
oorlogen gevoerd en wetten onderteekend. Zij
hebben gelééfd, zooals wij allen.
Als wij de figuren van ons Oranjehuis eens
konden ontdoen van het majesteitelijke purper,
van de uiterlijke schittering en luister, dan
zouden zij uitnemend geschikt zijn voor een
groot-opgezetten familieroman. Daar is Willem
I, de hard werkende en zuinige vader van het
gezin. Grootsche plannen heeft hij en voert hij
uit. Hij is grootgrondbezitter en zijn landen
moeten vruchtbaar gemaakt worden. Kanalen
wil hij graven, polders droogmalen, de scheep
vaart bevorderen. Hij wil dat alles en weet dat
hij het kan. Waarom willen dan anderen zich
met zijn werk bemoeien, hem controleeren, mede
beslissen? Hij is een autocraat, deze familie
vader en met wien botst zulk een vader eer
der dan met zijn oudsten zoon? Vooral als die
zoon jaren in het buitenland heeft gezworven,
gediend heeft onder vreemde vanen, met krijgs
roem beladen naar huis is gekeerd. De zoon is
officier, is royaal en joviaal, hij houdt van
feestvieren, zonder ook maar eenigszins een los
bol te zijn. En nu komt de strenge vader en
heeft huwelijksplannen voor zijn opvolger. De
jonge Willem steigert als een jong paard dat
voor het eerst den straffen teugel voelt, maar
schikt zich tenslotte.
Charlotte van Engeland, de aanstaande Kroon
prinses, blijkt echter al gauw een bijzonder
nukkige, veeleischende en onevenwichtige jon
gedame te zijn. Plotseling verbreekt zij op
bruuske wijze de verloving en een jaar later
in 1816 huwt de Kroonprins de zuster van
den Russischen Czaar Alexander I.
In deze jaren leeft nog altijd de „Oude Prin
ses", de moeder van Willem I, weduwe van
Stadhouder Willem V. Hildebrand vertelt in zijn
boekje „Na 50 jaar", dat zij het Paviljoen 'in
Haarlem bewoonde en dat de inwoners van de
„indertijd erge Keezenstad Plaarlem haar bij
voorkeur „Willemijntje" plachten te noemen".
Met haar hield 's Konings zuster, Prinses
Louise, daar verblijf. Deze „Loulou" moet een
zeer minzame en ontwikkelde vrouw zijn ge
weest. „Van harte het liefste mensch dat er
leeft", noemt Van Hogendorp haar. Met haar
stumperigen man, den erfprins van Brunswijk,
had zij moeilijke huwelijksjaren doorleefd en
na zijn dood woonde zij met haar moeder sa
men. Beide dames hielden zich wat afzijdig,
maar deelden van ganscher harte in de voor- en
tegenspoeden van het groote gezin, waarvan
vader Willem zoo geheel de leiding had. Hoe
gelukkig paste bij hem de Koningin, Wilhel
mina van Pruisen, een zachtmoedige, volgzame
vrouw die vaak verzoenend optrad als de ver
houding, vooral tusschen vader en zoon, weer
eens gespannen werd. Zes-en-veertig jaar lang
waren zij gehuwd en de dood der Koningin in
1837 was voor den bejaarden vorst een zwaar
en smartelijk verlies.
Hoe gansch anders werd het leven van het
Oranje-gezin, toen in 1840 Willem II tot Ko
ning werd gekroond. In het paleis aan den
Kneuterdijk gaf men hoffeesten, zooals Neder
land ze nog niet kende. De exotische figuur dei-
statige Anna Paulowna in haar kostbare toilet
ten en met haar schat van diamanten vormde
er het middelpunt. Er was iets vreemds geweest
in het huwelijk van deze afstammelinge der Ro-
manows met den Kroonprins van het kleine
rijkje aan de zee.
Zeker was er verschil in godsdienst, in opvoe
ding, in levensinzicht. Het moet op de jonge
Kroonprinses, toen zij in 1816 haar intrede deed
in Den Haag, wel een vreemden indruk hebben
gemaakt, dat de menigte haar en haar gemaal
geheel omstuwde, de paarden van de koets span
de en deze zelf voorttrok. In Rusland was zij
nooit met de bevolking in aanraking gekomen.
Zij heeft hier te lande natuurlijk dadelijk
kennis gemaakt met haar zwager, Prins Frede
rik en met haar schoonzuster Marianne. Fre
derik was toen een jonge man: hij was in 1797,
dus in de jaren der ballingschap, geboren. Door
vader Willem werd hij sterk boven zijn ouderen
broer voorgetrokken en dat gaf natuurlijk
moeilijkheden, waarin Frederik bemiddelde en
suste, zooveel hij kon. Vele jaren van zijn
lange leven wijdde hij aan de Maatschappij
van Weldadigheid en aan de Orde van Vrijmet
selaren, waarvan hij grootmeester was.
Prinses Marianne, eenige dochter van Willem
I, dat is nu merkelijk het zorgenkind uit onzen
roman. Een verbroken verloving eerst, dan een
huwelijk dat een mislukking wordt en eindigt
met een scheiding; vele reizen in het buiten
land; de huwelijken harer kinderen gesloten
zonder dat zij daarbij aanwezig kon zijn; con
flicten met de familie van haar man, die ook
den lijkstoet van haar vader volgt, terwijl zij in
Rome vertoeft; de dood van haar oudste doch
ter, die na een huwelijk van vijf jaar haar man
met twee kindertjes achterlaat het is. eigen
lijk alles even triest. Maar dan zijn er gelukkig
nog lange rustige jaren te midden van hare vele
kunstschatten op het kasteel Reinhartshausen
bij Wiesbaden en op haar buiten Rusthof bij
Voorburg, waar zij dagelijks gasten uit de hoo
ge Haagsche kringen aan haar tafel vereenigde.
Uit het huwelijk van Anna Paulowna en
Willem II zijn vijf kinderen geboren. Een er
van stierf onder 'het jaar, maar drie zonen en
een dochter groeiden voorspoedig op. Het is
zoo begrijpelijk en zoo teekenend tevens, dat
hun vader aan hun opvoeding zeer veel zorg
besteedde. Hij moet in dat opzicht zelf veel zijn
tekort gekomen. Merkwaardig modern doet het
paedagogische systeem van Willem II aan: geen
overlading met feitenkennis, vooral geen ver
halen over het „roemrijk voorgeslacht", licha
melijke opvoeding, eenvoud. Opmerken en lee-
ren begrijpen, dat is belangrijk, zegt Willem II.
Wij blijven „in de schaduw" en spreken dus
niet over den Kroonprins, den lateren Willem
III. De tweede zoon, Alexander, snel bevorderd
tot generaal-majoor bij de cavalerie, schijnt
voorbestemd „prince consort" te worden. In
1836 onderneemt zijn vader althans met hem en
zijn broer een reis naar Engeland, naar prinses
Victoria. Maar van deze plannen is niets geko
men. Alexander was niet sterk en in 1847 open
baarde zich bij hem een ernstige borstkwaal.
Begeleid door zijn jongsten broer, Hendrik, reis
de hij naar Madeira, waar het zachte klimaat,
naar men hoopte, genezing zou brengen. Het
volgend jaar is hij daar overleden.
Prins Hendrik was de zeeman. Onze Oranjes
zijn nooit erg reislustig geweest, maar deze
prins zwierf over alle zeeën. Hij bezocht West-
Indië, een jaar later maakte hij via Zuid-
Amerika een reis naar de Oost, hij werd com
mandant van een Russisch linieschip (dat was
een attentie van zijn oom, den Czaar) en nam
deel aan de vlootmanoeuvres in de Finsche golf.
Zoo ging dat leven door tot den dood van zijn
vader. Willem III, nu koning geworden, had een
andere bestemming voor Prins Hendrik: bij be
noemde hem tot Stadhouder in Luxemburg,
waarvan immers de Koning van Nederland
Groothertog was. Tot zijn dood heeft de Prins
zijn beste krachten aan de Luxemburgsche be
langen geschonken, zonder echter ooit Neder
land uit het oog te verliezen.
Zoo zien wij hem met zijn vrouw in 1869
aanwezig bij de opening van het Suez-kanaal.
Mede door zijn financieelen steun kwam te Port
Said het Nederlandsch Handelsetablissement tot
stand en twee jaar later werd hij eere-voorzit-
ter van de pas opgerichte Maatschappij Neder
land: de vaste stoomvaartlijn op Indië.
Tweemaal is Prins Hendrik getrouwd geweest,
maar beide huwelijken bleven kinderloos. Juist
was hij voornemens uit zijn Luxemburgsche
lustslot Wolferdingen naar Waldeck Pyrmont te
reizen, om het huwelijk van zijn broer met
Prinses Emma bij te wonen, toen de dood hem
wegnam.
Dan is er nog de dochter, Sophie. Op 18-ja
rigen leeftijd reisde zij met haar man Karl
Alexander van Saksen op een stoomboot Rijn
opwaarts naar haar nieuwe vaderland. Die Karl
was opgevoed door Goethe, op Goethes geboor
tedag werd hij ingehuldigd als Groothertog en
na het sterven van Goethes kleinzoon Walther
kwam het huis van den dichter aan den Staat,
maar Groothertogin Sophie werd benoemd tot
erfgename van al zijn papieren, de wetenschap
pelijke en administratieve, de dichterlijke en
letterkundige. Later droegen Schillers erfgena
men ook diens schriftelijke nalatenschap aan
haar over en op haar initiatief ontstond het
„Goethe-Schiller-Archiv." De groote uitgave
van Goethes werken waaraan men toen begon,
draagt terecht den naam „Saphienausgabe". Op
den dag af 55 jaar na den grooten schrijver
overleed zij.
Wij komen in het derde Koningsgeslacht: dat
van Willem III. Onze roman begint een tragi
sche wending te nemen. In 1878 is de Koning
nog omringd van Oranje-prinsen: zijn broer,
Hendrik „de Zeevaarder", zijn zoons Willem en
Alexander, zijn oom Frederik. Maar reeds was
Koningin Sophie gestorven, de zeer literaire
echtgenoote van een weinig literair vorst. Een
kring van geleerden en kunstenaars had zij in
den loop der jaren om zich verzameld: Liszt,
Motley, Ranke, Macaulay, klinkende namen van
graag geziene gasten op het Huis ten Bosch.
Maar een droevige trek op haar gelaat is niet te
miskennen. Haar heengaan in 1877 was het eer
ste van een droeve reeks van sterfgevallen in het
Oranjegezin.
's Konings broer Hendrik en Kroonprins Wil
lem stierven beiden in 1879. Over den dood van
den laatste is veel te doen geweest. Hij had zich
weinig met staatzaken bemoeid, mede omdat hij
andere inzichten koesterde dan zijn vader. De
laatste jaren van zijn leven woonde hij in Pa
rijs en daar is hij ook vrij eenzaam overleden.
's Konings oom Frederik stierf twee jaar la
ter, in 1881. Alexander, Kroonprins geworden
na den dood van zijn broer, volgde zijn oudoom
op als Grootmeester van het Nederlandsch Groot-
Oosten. Hij had een zwakke gezondheid, deze
prins, maar van zijn moeder had hij den lite-
rairen en artistieken aard geërfd. Beroemd was
zijn verzameling handschriften en steeds breidde
hij zijn collecties oudheden, miniaturen en schil
derijen uit. Voor zijn broer Willem koesterde
hij groote bewondering: de eerbied van den
zwakke voor den sterke. Tegen aanvallen in de
pers nam hij hem meermalen in bescherming.
Toen zijn moeder gestorven was, trok hij zich
steeds meer terug. Veelal vertoefde hij buitens
lands en hij was ook in Parijs, toen Willem
daar stierf. Vijf jaar later werd de grafkelder
te Delft ook voor hem geopend. En de zeven
en-zestig jarige Koning had zich al zijn manne
lijke verwanten zien ontvallen.
Maar onze roman is nog niet ten einde. Het
laatste hoofdstuk heft ons weer op uit het leed
en de rouw. Uit 's Konings tweede huwelijk
werd in 1880 een dochtertje geboren, Prinses
Wilhelmina. Met dit vorstenkind, dat op tien
jarigen leeftijd Koningin der Nederlanden werd,
komen wij in den eigen tijd. En tevens treden
wij dan uit de schaduw in het volle licht dat op
de Vorstin, op Prinses Juliana en Prinses
Beatrix schijnt.
Naar menschelijke berekening is de thans ge
boren Oranjeprinses voorbestemd in de scha
duw te leven, in de schaduw der troon. Maar
wij weten hoe dikwijls „menschelijke bereke
ning" heeft gefaald en wij weten eveneens dat
ook in de schaduw het menschelijk geluk is te
vinden. Moge de jonggeborene dat deelachtig
worden!
Stadhouder Willem V
Wilhelmina van Pruisen
Willem I Lou
-fWilhelmina
van Pruisen
Willem II - Frederik - Marianne
Anna Paulowna
Willem III - Alexander - Hendrik
le. Sophie
van Würtemberg
2e. Emma van
Waldeck-Pyrmont
Sophie
Willem - Alexander - Wilhelmina
Alleen de in dit
artikel besproken
figuren zijn in deze
tabel opgenomen.