UIT DE PERS.
Land-en Tuinbouwpraatje
3iae de wexeld &edwgea umdt.
Amerikaansche valsche
munters aan het werk,
Litteraire
K a n tteek en i n gen
De verklaring van Jhr. mr. D. J. de
Geer lokt critiek uit.
De verklaring, die Jhr. mr. D. J. de Geer
over hei Kamervotum heeft uitgesproken is
niet onbeantwoord gebleven.
Zoc schrijft de ..Maasbode" (R.K.):
„Dat mr. De Geer de motie-Deckers een
misgreep achtte is bekend. Dit alsnog te ver
klaren mag dus overbodig worden geacht.
Heel veel kwaad kan dit echter niet stichten.
Dat hij een eventueele consequentie uit het
aannemen van die motie wil verhinderen,
omdat hij deze in strijd acht met 's. lands
belang, is zijn goed recht, zelfs zijn plicht,
wanneer hem, zooals nu, de kans daartoe
wordt geboden.
Hierbij had de formateur, als hij dan toch
met alle geweld een verklaring wilde afleg
gen. wat wij van dezen tacticus niet ver
wacht hadden, het in ieder geval kunnen
laten.
Onverstandig lijkt het ons, een verklaring
af te leggen, geschikt, een ontstemming" te
wekken, die de vervulling van zijn taak,
welke hij in 's lands belang acht, slechts zou
kunnen bemoeilijken".
Tenslotte zegt het R.K. orgaan:
„Dat onze fractie zich bij haar houding
door „partij-oogpunt" zou hebben laten leiden
is eenvoudig ongerijmd. De fractie had veeleer
de zekerheid, dat haar houding met de even
tueele consequentie, die mr. De Geer in
's lands belang meent te moeten verhinderen,
de partij eerder aan eenïge spanning zou heb
ben onderworpen.
Misschien heeft Jhr. De Geer bij zijn be
treurenswaardige en ontactische uitlating
meer aan een tweetal andere partijen ge
dacht.
Misschien ook niet, maar ook in dat ge
val lijkt ons zijn insinuatie al even ongemo
tiveerd en beneden het formaat van dezen
formateur".
Geen misgreep.
„Het Volk" (S.D.A.P.) is door de verklaring
ontstemd:
En wij verklaren nog eens met nadruk, dat
de Kameruitspraak van 27 Juli niet een
„misgreep" was, maar een dure plicht, omdat
een kabinet, dat tegen de wil van de parle-
mentsmeerderheid optreedt met een program
dat die meerderheid fataal acht, geen uur
mag worden geduld, wil de volksvertegen
woordiging niet zichzelf uitschakelen. Als
men dit debat wil voortzetten, dan doen wij
graag mee.
Voor het overige moeten wij afwachten, wat
de pogingen van den heer De Geer zullen op
leveren. Op zichzelf achten wij het voor de
gezondheid van de Nederlandsche democratie
een kwaad ding, dat de kansen voor de tot
standkoming van een normaal ministerie, oop
parlementairen grondslag, niet zijn onder
zocht".
Het Handelsblad (Iib.)schrijft:
..Bij de voornaamste bedrijvers van dit
politieke wapenfeit (het Kamervotum)bij de
Katholieken, schijnt echter de „overwinnings
roes" al voorbij te zijn. Na rustiger overweging
is men ook daar bliqkbaar tot de conclusie
gekomen, dat de consequentie van het Ka
mervotum een samengaan met de SD.A.P.
in de eigen partij sterke weerstanden zou
oproepen. Daarom en daarom alleen heeft de
R.K.-pers gedurende deze laatste week in vele
toonaarden voor een breede samenwerking
en een nationaal kabinet gepleit.
In de markant en scherp gestelde verkla
ring, welke de kabinetsformateur jhr. De
Geer, gisteren heeft doen publiceer en, ziet
men in kort bestek zeer duidelijke taal. Het
Kamervotum noemde hij een „ernstige mis
greep". Maar het heeft, zeide hij, geen zin
hen, die daarvoor verantwoordelijk zijn, „op
te jagen" naar een consequentie, die strijdig
ware met 's lands belang".
Wat mi?
Tenslotte schrijft mr. L. G. van Dam in de
„Vrijzinnig Democraat" o.a.:
„De vraag is: wat nu?
In de pers is gesuggereerd, dat er nu een
R.K.Soc. Dem., Vrijz. Dem. Kabinet moet
komen, bestaande uit 5 R.K., 4 S.D. en 2 V.D.
onder R.K. leiding. Een dergelijk Kabinet zou
inderdaad een Roomsch-Rood Kabinet zijn
met een kleine Vrijzinnig-Democratischen bij-
wagen.
Onze partijgenooten behoeven zich hier
over niet ongerust te maken. Dergelijke ver
houdingen zouden trouwens voor ons niet
aanvaardbaar zijn. De Vrijzinnig-Democraten
zijn en blijven voorstanders van een regeering
op breeden grondslag en zij achten de vor
ming daarvan bij goede wil alom moge
lijk. Pas nadat alle mogelijkheden daartoe
gevoelt eerst nu hoezeer hij soms aan dien
vader verwant is, wat hem dan bang kan ma
ken. Dan kijkt hij weer peinzend naar zijn
eigen kleine zoontje Engelbert en herkent de
genegenheden, die tusschen hem en zijn kind
aan het opschieten zijn. Het leven van zijn
goede moeder omrankt al zijn overpeinzing
en geeft aan het relaas een interessanten in
houd op zich zelf.
De Stille Man is als gegeven belangrijk ge
noeg. Hij heeft zich als kunstenaar het leven
anders gedroomd dan het verloopen is
schrikt als ook zijn jongen toondichter wor
den wil. Na een tijuje zijn jongen droomcnd
bezien te hebben, geeft hij het antwoord dat
zijn eigen levenservaring in enkele woorden
samenvat „Goed, Kiwi. Maar als er ooit twijfel
in u komt, heb dan den moed van gansch
uw leven af te zien van wat gij denkt nooit
te kunnen bereiken", pag. 255. En nog sterker
wordt het innerlijk drama van den stillen
man belicht in ..e bekentenis, die hij kort voor
zijn dood aan zijn vrouw doet: „Ik wist dat
de schoonheid bestond en ik wilde dat mijn
leven aan mijn droom zou beantwoorden.
Maar ik heb naar iets gestreefd dat te ver lag
om te bereiken, en zoo ben ik uwe liefde voor
bij gegaanpag. 278.
Van Hoogembemt mag meetellen als auteur,
wiens arbeid men verder wenscht te volgen.
Misschien is er alleen in dit boek nog een te
veel aan brieven, die, hoewel van verschillende
personen afkomstig, naar eenzelfde patroon
g borduurd zijn.
Een kleine opmerking, die niet in staat is
het genoegen der lezing te schaden.
Kil ut Hamsun tachtig- jaar.
4 Augustus. Knut Hamsun werd tachtig
jaar. Een der groote Noren, die na Ibsen, in
de Europeesche litteratuur op den voorgrond
zijn getreden. Hamsun is vooral in de eerste
jaren dezer eeuw een dramaturg van beteeke-
nis geweest. Links-radicaal georiënteerd
oefende hij ook politiek op de jeugd van dien
tijd grooten invloed uit, waarna hij in de Ia-
tere jaren een blijvende plaats onder de den
kers van het zich veranderend West-Europa
bezet gehouden heeft. Ibsen's invloed was in
zijn vroege tooneelwerk opmerkelijk wat de
constrlctie en sfeer betreft, ik denk hier
aan het vierbedrijvig stuk An des Reiches
Pforten, dat meer als litteratuur dan als
speelstuk de aandacht trok. Hamsun kon
nurksch en norsch zijn en niettemin geestig.
Toen zijn vriend de uitgever Langen uit
München hem om een paar regels autobiogra
fie, voor een reclameboekje verzocht, schreef
hij terug: „De menschen hebben al lang ge
noeg van al die levensbeschrijvingen. Maak
er zelfs maar een van de mijne, begin met
1860 en dan verder een paar vriendelijke woor
den voor ieder jaar tot op vandaag toe".
Hamsun behoorde tot den vasten kring van
medewerkers die zich rondom Albert Langen,
den stichter en uitgever van den Simplicissi-
mus, gevormd had. Langen, een Keulsche jon
gen die in München een uitgeverszaak begon
nen was, heeft die zaak tot een intellectueele
macht in het voor-oorlogsche Duitschland op
gewerkt en veel voor de verbreiding der Noor-
sche litteratuur in Europa gedaan door er
goede Duitsche vertalingen van in het licht te
zenden. Björnson, Jonas Lie, Geyerstam,
Drachmann en Hamsun stonden met Langen
in vaste relatie, maar vooral voor den filosoof-
criticus Georg Brandes heeft hij den weg
naar den roem geëffend door de uitgaaf zijner
„Persönlichkeiten".
Langen in München en Fischer in Leipzig
zijn de groote en consequente propagandisten
der Noorsche letteren buiten Scandinavië ge
weest.
Bij hen kwamen echter ook de Duitschers
tot hun recht, zoo ze iets te zeggen hadden.
Hartleben, Wedekind, om slechts enkelen te
noemen zaten aan 'tafel bij Langen en het is
niet bevreemdend dat deze energieke uitge
ver ook in andere nabuurstaten rondkeek om
verwante connecties aan te knoopen. Zoo dorst
hij het te bestaan, zelfs een aantal werken
van Anatole France wiens geest toch bijna
onvertaalbaar lijkt, in behoorlijke Duitsche
overzetting te doen verschijnen. En zelfs een
Hollandsch auteur werd door hem opgemerkt.
De veelbereisde Maurits Wagenvoort, onder
zijn pseudo Vosmeer de Spie. werd door Lan
gen bij zijn wereldpubliek geïntroduceerd.
Knut Hamsun tachtig jaar. Dat roept een
beeld op van een geestrijken tijd, die littera
tuur-historie geworden is.
J. H. DE BOLS.
BESTRIJDINGSMIDDELEN VOOR DEN
TUINBOUW IN AUGUSTUS
Hoe dichter de verschillende tuinbouwgewassen
het hoogtepunt van haar groei naderen, des te
meer bemerken wij ook de gevolgen van dierlijke
en plantaardige beschadigingen.
Bladluizen vindt men vooral op rozen, doch ook
op onderscheidene potplanten. Zij onttrekken voe
dingssappen aan bladeren en kruidachtige sten-
geldeelen. De bladluizen scheiden bovendien
een kleverige stof af, waarin sporen van zwam
men vasthechten, die dan op haar beurt weer
andere beschadigingen te weeg brengen.
Jonge scheuten van rozen en perziken ziet
men thans met een meelachtig poeder bedekt,
bekend als meeldauw. Ook aardbeiplanten heb
ben op gelijke wijze van meeldauw te lijden.
Op uien en prei vindt men thans de tweede
generatie van een rupsachtig insect, dat zich
vooral in het hart der planten nestelt. Het loof
van de knolselderij wordt beschadigd door een
zwam welke de zoogenaamde bladvlekziekte ver
oorzaakt. Bij sterk optreden van deze zwam
sterft het blad af, terwijl de knollen zich slecht
ontwikkelen. Bladselderij, boonen, augurken en
komkommers hebben last van zoogenaamde
roode spin, welk mij tachtig insect ook op ver
schillende kas- en kamerplanten wordt aange
troffen.
Palmen, laurieren, oranjeappelboomen ei
soortgelijke sierplanten blijken min of meer be
zet te zijn met dopluis; op cactussen andere ka
merplanten komen de schadelijke wolluizen voor
In boomkweekerijen vindt men dit insect ook op
dennen en sparren.
Chrysanten worden nu bezocht door groene en
zwarte luis, terwijl de bladeren bovendien vaak
nog door roestziekte wórden aangetast.
En zoo zouden wij door kunnen gaan met het
opsommen van plantaardige en dierlijke parasie
ten, welke, als men ze haar gang laat gaan, oor
zaak zijn, dat groei en bloei ontijdig ophouden
en aan den oogst belangrijke schade wordt aan
gebracht. Het is derhalve een eerste eisch uit te
zien, naar een eenvoudig, practisch en zoo mo
gelijk afdoend bestrijdingsmiddel.
Blijkens door den Plantenziektenkundigen
Dienst te Wageningen genomen proeven, is het
door de Gecombineerde Chemische Industrie
„Geco" te Venlo vervaardigde preparaat Poli-
for-Zom, een alleszins betrouwbaar middel. Een
21/: pet. oplossing hiervan is in den regel reeds
voldoende om in één handeling tegelijk plant
aardige en dierlijke parasieten te vernietigen.
In de praetijk bleek het gewenscht dit preparaat
in twee andere te splitsen, n.l. 't insecticide „Po-
legral" en het fungicide „Parcal", waardoor in
vele gevallen de kosten der te bestrijden ziek
ten tot op de helft kunnen worden teruggebracht.
Polegral is een vloeistof met voldoende uit-
vloeier, welke gemakkelijk in water oplost, dat
ter verdelging van alle insecten dient. Parcal
bevat ook voldoende uitvloeier en lost eveneens
gemakkelijk in water op. Dit preparaat dient
voor de bestrijding van verschillende zwammen,
meeldauw, roetdauw, roest, schurft, enz., maar
doodt bovendien in één en dezelfde bespuiting
ook insecten, zooals roode spin, bladluis, dopluis,
spanrups, enz. In de meeste gevallen zal men met.
een 3 pet. Parcal-oplossing reeds voldoende re
sultaat hebben, doch het verdient aanbeveling
de bespuiting bij tusschenpoozen van twee a drie
weken nog een paar keeren te herhalen.
De valsche-munters-affaire te
Apeldoorn heeft een einde geno
men. Valsche munters komen
over de geheele wereld voor; in de
eerste plaats natuurlijk in Ame
rika. Behalve handigheid en intel
ligentie aan de zijde der verval-
schers, is er ook nonchalance aan
de zijde van het publiek noodig,
om het valsch geld in omloop te
kunnen brengen.
Amerika is een groot land; dientengevolge
leven er veel rechtschapen menschen, maar ook
vele misdadigers. Deze laatste worden bestre
den door den Amerikaanschen Amerikaanschen
Geheimen Dienst („Secret Service"), welke
zijn hoofdzetel te Washington heeft. William
Moi'am, die jarenlang chef van de Secret Ser
vice is geweest en zich tijdens zijn loopbaan
hoofdzakelijk met geldvervalschingen heeft
bezig gehouden, vertelde ons iets over zijn tal-
looze ervaringen.
„In de eerste plaats", zoo begon hij, „is de
lichtzinnigheid en de onoplettendheid van het
publiek er zelf schuld aan dat er zooveel pri
mitief vervalscht geld in omloop is en dat er
ieder jaar zooveel millioenen dollars valsch geld
op deze wijze in omloop gebracht kunnen wor
den. Een koopman in Oklahoma had een dol
larstuk in ontvangst genomen, dat van hout
gemaakt was en waarop aan weerskanten dun
ne blikken plaatjes geplakt waren. Hierop was
in heel ruwe omtrekken de muntstempeling
weergegeven.
Een wouw in Missouri teekende met een re
productie-machine op gewoon schrijfmachine
papier twintig dollar-biljetten en kleurde ze
dan heel gebrekkig met waterverf. Zij was er
in geslaagd een paar honderd van deze biljetten
uit te geven, alvorens de vervalsching ontdekt
werd. Het is trouwens ook een feit, dat er nau
welijks twee op iedere honderd menschen zijn,
die weten, welke beeltenissen van beroemde
staatslieden op de verschillende bankbiljetten
afgebeeld staan.
Een neger teekende eens op een vuil stukje
papier 'met een potloodje een dollarbankbiljet
en gaf het toen aan de politie. Hij had zeker
gehoopt, voor zijn „vondst'' een belooning te
krijgen. Ook valsche nikkelen munten met
slechts een stempel aan één kant zijn veel in
omloop. Ook vergulde koperen munten worden
vaak als gouden geldstukken uitgegeven.
Toch komt het dikwijls voor, dat de verval-
schers echte kunstenaars zijn. Een van hen had
zich er op toegelegd, bankbiljetten niet door
drukken te vervaardigen, doch door ze te teeke
nen.
Zijn vervalsching was zoo volmaakt, dat slechts
een nauwkeurig microscopisch onderzoek de
vervalsching kon aantoonen. Wanneer men
evenwel met een natten vinger over de teeke-
ning streek, vlekte het. Het duurde zeventien
jaar eer de Geheime Dienst er in geslaagd was,
dezen vervalscher te vinden. Onmiddellijk na
dat de politie de eerste valsche biljetten ont
dekt had, waarschuwde zij de menschen eerst
met de biljetten de „waterproef" te nemen.
Toch kon de man niet gevonden worden, waar
schijnlijk omdat hij slechts weinig biljetten
maakte.
Op een dag kwam er in New York een boer
in een bar in Cortlandt Street, die iets te drin
ken bestelde en een sigaar rookte. Hij bleef
ongeveer een half uurtje en praatte wat met
den barhouder. Zoo onder de hand vroeg hij of
deze misschien een honderddollar biljet kon
wisselen, omdat hij wat klein geld noodig had.
De barhouder bekeek het biljet, nauwkeurig,
kon er niets bijzonders aan ontdekken en deed,
wat hem gevraagd was. De boer stopte het wis
selgeld in zijn zak en stapte rustig de deur uit.
Nauwelijks was hij evenwel verdwenen, of -
barhouder bekeek het biljet nogmaals.
pier was vochtig geworden en de kleuren w!!
heelemaal door elkaar geloopen. De mant
dacht zich niet lang en rende den boer achtev
Deze wilde er snel een eind aan maken door'b
biljet weer terug te nemen, maar de baiW
haalde de politie er bij. En zoo kon eindelijfej
17 jaar de geniaalste van alle vervals^
Emanuel Ninger uit Flagton in New Jer*
gearresteerd worden. Hij verdedigde zich*
buitengewone wijze. Hij beweerde namelijk
hij niemand benadeeld had daar zijn vem
schingen als curiositeit veel meer waarde f
den dan het biljet, dat zij voorstelden, jjj^l
min werd Ninger veroordeeld.
Vervalschers maken meestal geen bankbij!,
ten van hooge waarde. Gewoonlijk legge-'l
zich toe op het maken van vijf-, tien- of twijt
dollarbiljetten, daar men bij het wisselen
groote waarden altijd voorzichtiger te werkc--
Op een dag verscheen in een dure mod£
een elegant gekleede dame, die een avondrnd
wenschte te zien. Na lang zoeken vond ze eP
lijk iets, dat haar beviel. De mantel kostte
dollar en terwijl hij ingepakt werd, gafzjUJ
bediende een bankbiljet van vijfhonderd d-'T
De kassier wilde dit bankbiljet evenwel nir-
zijn eigen verantwoording in ontvangst
en liet het even naar de dichtstbijzijnde
brengen, terwijl hij den bediende opdraeir -
de dame even aan de praat te houden.
bleek evenwel niet op haar mondje gevalle-.
zijn, want ze begon een scène te maken, tor
zich zeer verontwaardigd, dat men er haar -
verdacht, valsch geld uit te geven, wenschter
koop ongedaan te maken en eischte het r"
terug. Een paar minuten later kwam het
van de bank terug met de mededeeling, dat
echt was. De dame ging zeer verontwaarü
den winkel uit met haar bankbiljet, zondert-
gekocht te hebben.
Den volgenden dag kwam ze evenwel terug;
zei, toch den mantel te willen koopen, daar
nergens een mooiere had kunnen vinden. Zek
greep den voorzorgsmaatregel toch eigenlijkr
maar gisteren had ze zich wat te veel er t,'
geërgerd. Ze kocht nu den mantel en betaai
met een vijfhonderddollarbiljet dat nu s
naar de bank gezonden werd en werd
meer gezien. Den volgenden dag kwam het it
van de bank terug met de mededeeling dat;
valsch was!
Op een dag doken er aan de Westkust i
Amerika valsche tiendollarbankbiljetten op,,
langs foto-chemischen weg vervaardigd win
Een voormalige gevangene werd gearresfe
en de man bekende dat hij valsch geld onr,-,
gen had van een reiziger van een foto-toestC"
fabriek. De reiziger, een zekere Lawrence E;
werd ondervraagd en deze deelde mee, dat:
pakket, dat hij den gevangene per post gezc-i
had uit San Quentin afkomstig was, een van:
bekendste strafgevangenissen van Amerika.1
had van een aldaar woonachtigen gevang
'n gesloten pakket gekregen dat zoogenaamd
mémoires bevatte en dat hij op diens ven;,
naar het aangegeven adres verzonden had. 1'
stelde nu een onderzoek in San Quentin in
daarbij werd geconstateerd, dat de gevangt
daar een valsche munterswerkplaats hadden, ii
Quentin bezit een foto-chemisch laborator,,
waar de gevangenen mogen werken en leem
om, wanneer ze ontslagen zijn, een werksr:
te kunnen krijgen. De gevangenen waren er
ter in geslaagd van het laboratorium e
valsche-munterswerkplaats te maken, way
naar hartelust konden werken. Bush had
zonder dat te vermoeden, al het noodige its
riaal geleverd en reeds herhaalde malen het t»
sche geld buiten de muren van de gevangtz
gebracht.
De Stille Man. Door A. van
Hoogenbemt. A'dam.
Querido.
Een boek van een dier hier nog niet te hekend
geraakte Zuid-Nederlandsche schrijvers op
wiens arbeid het zeker de moeite loont de
aandacht te vestigen. Reeds de eerste blad
zijden scheppen een sfeer, die ons door veler
lei lectuur van Vlaamsche geschriften ge
meenzaam geworden is. Er is die gemoedelijke
innigheid van doorleven van het menschbe-
staan van waarneming van het natuurwonder
in, die ons zoo telkens weer treft in de ver
dichtingen onzer Zuidelijke stamgenooten.
Zij althans de besten onder hen hebben
een gansch eigen zinswending, een eigen na
drukkelijkheid waarin de lezer den geur snuift
van het land en het dorp en de kleine stad,
zooals een buitenman die geuren kent, Zuid-
Nederland en Vlaanderen cultiveeren in onze
litteratuur die open naieviteit, die het mooi-
schrijven van minder belang acht dan de
hartelijkheid van het contact tusschen lezer
en auteur.
De eerste hoofdstukken van De Stille Man
doen aan het proza van Marie Gevers den
ken; later, in de uiteenzetting der zielenoo-
den'van zijn hoofdfiguren, kan aan de schrijf
kunst van Walschap een herinnering gewekt
worden: in deze familie hoort, dunkt mij, Van
Hoogenbemt thuis en dat zijn, voorwaar, geen
kwade verwantschappen.
Hier is een zoon die, als hij even veertig jaar
geworden is, door brieven en mededeelingen
van anderen een kijk krijgt op leven en doen
van zijn jong gestorven vader, waardoor veel,
wat hem als kind onbegrepen bleef,, verhel
derd en begrijpelijk wordt. Hij heeft den stil
len man, die zijn vader was, grenzeloos be
wonderd en innig liefgehad en die gevoelens
worden niet gekwetst, als hij van vader's
wezen, toen ook die veertig was. zich een beeld
kan vormen, waartoe hij als kind niet in
staat was en waardoor veel verborgens in
vader's daden (of gebrek aan daden) thans
•pen voor hem komt te liggen. Meer nog: rij
1. Henkie, het zoontje van een apotheker, maakte voor
het eerst van zijn leven een zeereis. Jonge, jonge, wat
was hij bang. Het groote schip hield maar geen oogen-
blik op met schommelen. Hij was al minstens vijf keer
plat op het dek gevallen en nu had hij een ontmoeting
met een heel klein dwergje, dat steeds maar achter hem
aan tippelde. „Kom eens met me mee," zei het kleine
ding plotseling, „dan zul je mijn vriend eens zien, een
kranig kereltje."
2. Dat was nog zoo kwaad niet, vond Henkie, want er
waren heelemaal geen kleine jongens op het schip en hij
voelde zich echt eenzaam. Hij volgde den raad van het
dwergje, en deze bracht hem bij een klein matroosje. Het
hondje maakte voor zijn meester een diepe buiging, en
juist viel Henkie weer op den grond. Al heel gauw was
hij met Rob, zoo heette het kleine matroosje, bevriend.
Ze zouden er samen op uit gaan in een klein bootje.
3. „Ik zal jou heel moedig maken," zei Rob tege
Henkie en samen waren ze naar de machinekamer të
het schip gewandeld, waar een groote neger zat. RoM
heel goed de negertaal leek te spreken, overlegde met fc
zwarten man en ze hadden er plezier in, dat Henkie ft
bang bleek te zijn. Daarna moesten ze met den nest
mee en na een hoop trappetjes op en af te zijn geloop<-
kwamen ze heelemaal aan den buitenkant van de te-
waar een aardig scheepje, lag.
4. „Nu zullen we samen eens fijn op zee rond gaan
zwalken," zei Rob tegen Henkie. „je hoeft niet bang te
zijn, want een Hollandsche jongen moet tegen die paar
golfjes kunnen." Dat was echter heel makkelijk gezegd.
Henkie had alle moeite om in de boot te blijven en op
eens. daar spartelde hij al in zee. Rob gooide hem een
reddingsboei toe en weldra zat hij weer in het bootje.
5. Zijn boei hield hij echter om, dat vond hij het vei
ligst. Nadat ze zoo een halven dag op de golven hadden
gedreven, gebeurde er iets dat ook Rob's hartje deed
kloppen. Een groote haai kwam recht op hun scheepje
af en het was maar gelukkig, dat hij het niet omgooide.
Hij stelde zich tevreden het anker in zijn bek te nemen
en zoo het bootje voort te trekken. „Nu zijn we aan dat
beest overgeleverd," bromde Rob. „Nu moeten we maar
afwachten waar we terecht komen."
6. Eenige uren trok de haai hen thans reeds voort,
begon al donker te worden en een zware storm stak
Ze bereidden zich op het ergste voor. Den heelen ntej
zaten ze met dichtgeknepen oogen in het bootje en tte
het ochtend werd, bleek de haai er genoeg van te
gen. Dicht bij een stuk land liet hij het anker los en
jongens konden rustig naar den wal roeien. Wat
ze daar? Een kampvuur, een paar geweren, dat
alles. Waren ze alleen op het eiland? Ze zouden hetS*-1
genoeg weten.