UIT DE PERS. Land-en Tuinbouwpraatje 3iae de wexeld &edwgea umdt. Amerikaansche valsche munters aan het werk, Litteraire K a n tteek en i n gen De verklaring van Jhr. mr. D. J. de Geer lokt critiek uit. De verklaring, die Jhr. mr. D. J. de Geer over hei Kamervotum heeft uitgesproken is niet onbeantwoord gebleven. Zoc schrijft de ..Maasbode" (R.K.): „Dat mr. De Geer de motie-Deckers een misgreep achtte is bekend. Dit alsnog te ver klaren mag dus overbodig worden geacht. Heel veel kwaad kan dit echter niet stichten. Dat hij een eventueele consequentie uit het aannemen van die motie wil verhinderen, omdat hij deze in strijd acht met 's. lands belang, is zijn goed recht, zelfs zijn plicht, wanneer hem, zooals nu, de kans daartoe wordt geboden. Hierbij had de formateur, als hij dan toch met alle geweld een verklaring wilde afleg gen. wat wij van dezen tacticus niet ver wacht hadden, het in ieder geval kunnen laten. Onverstandig lijkt het ons, een verklaring af te leggen, geschikt, een ontstemming" te wekken, die de vervulling van zijn taak, welke hij in 's lands belang acht, slechts zou kunnen bemoeilijken". Tenslotte zegt het R.K. orgaan: „Dat onze fractie zich bij haar houding door „partij-oogpunt" zou hebben laten leiden is eenvoudig ongerijmd. De fractie had veeleer de zekerheid, dat haar houding met de even tueele consequentie, die mr. De Geer in 's lands belang meent te moeten verhinderen, de partij eerder aan eenïge spanning zou heb ben onderworpen. Misschien heeft Jhr. De Geer bij zijn be treurenswaardige en ontactische uitlating meer aan een tweetal andere partijen ge dacht. Misschien ook niet, maar ook in dat ge val lijkt ons zijn insinuatie al even ongemo tiveerd en beneden het formaat van dezen formateur". Geen misgreep. „Het Volk" (S.D.A.P.) is door de verklaring ontstemd: En wij verklaren nog eens met nadruk, dat de Kameruitspraak van 27 Juli niet een „misgreep" was, maar een dure plicht, omdat een kabinet, dat tegen de wil van de parle- mentsmeerderheid optreedt met een program dat die meerderheid fataal acht, geen uur mag worden geduld, wil de volksvertegen woordiging niet zichzelf uitschakelen. Als men dit debat wil voortzetten, dan doen wij graag mee. Voor het overige moeten wij afwachten, wat de pogingen van den heer De Geer zullen op leveren. Op zichzelf achten wij het voor de gezondheid van de Nederlandsche democratie een kwaad ding, dat de kansen voor de tot standkoming van een normaal ministerie, oop parlementairen grondslag, niet zijn onder zocht". Het Handelsblad (Iib.)schrijft: ..Bij de voornaamste bedrijvers van dit politieke wapenfeit (het Kamervotum)bij de Katholieken, schijnt echter de „overwinnings roes" al voorbij te zijn. Na rustiger overweging is men ook daar bliqkbaar tot de conclusie gekomen, dat de consequentie van het Ka mervotum een samengaan met de SD.A.P. in de eigen partij sterke weerstanden zou oproepen. Daarom en daarom alleen heeft de R.K.-pers gedurende deze laatste week in vele toonaarden voor een breede samenwerking en een nationaal kabinet gepleit. In de markant en scherp gestelde verkla ring, welke de kabinetsformateur jhr. De Geer, gisteren heeft doen publiceer en, ziet men in kort bestek zeer duidelijke taal. Het Kamervotum noemde hij een „ernstige mis greep". Maar het heeft, zeide hij, geen zin hen, die daarvoor verantwoordelijk zijn, „op te jagen" naar een consequentie, die strijdig ware met 's lands belang". Wat mi? Tenslotte schrijft mr. L. G. van Dam in de „Vrijzinnig Democraat" o.a.: „De vraag is: wat nu? In de pers is gesuggereerd, dat er nu een R.K.Soc. Dem., Vrijz. Dem. Kabinet moet komen, bestaande uit 5 R.K., 4 S.D. en 2 V.D. onder R.K. leiding. Een dergelijk Kabinet zou inderdaad een Roomsch-Rood Kabinet zijn met een kleine Vrijzinnig-Democratischen bij- wagen. Onze partijgenooten behoeven zich hier over niet ongerust te maken. Dergelijke ver houdingen zouden trouwens voor ons niet aanvaardbaar zijn. De Vrijzinnig-Democraten zijn en blijven voorstanders van een regeering op breeden grondslag en zij achten de vor ming daarvan bij goede wil alom moge lijk. Pas nadat alle mogelijkheden daartoe gevoelt eerst nu hoezeer hij soms aan dien vader verwant is, wat hem dan bang kan ma ken. Dan kijkt hij weer peinzend naar zijn eigen kleine zoontje Engelbert en herkent de genegenheden, die tusschen hem en zijn kind aan het opschieten zijn. Het leven van zijn goede moeder omrankt al zijn overpeinzing en geeft aan het relaas een interessanten in houd op zich zelf. De Stille Man is als gegeven belangrijk ge noeg. Hij heeft zich als kunstenaar het leven anders gedroomd dan het verloopen is schrikt als ook zijn jongen toondichter wor den wil. Na een tijuje zijn jongen droomcnd bezien te hebben, geeft hij het antwoord dat zijn eigen levenservaring in enkele woorden samenvat „Goed, Kiwi. Maar als er ooit twijfel in u komt, heb dan den moed van gansch uw leven af te zien van wat gij denkt nooit te kunnen bereiken", pag. 255. En nog sterker wordt het innerlijk drama van den stillen man belicht in ..e bekentenis, die hij kort voor zijn dood aan zijn vrouw doet: „Ik wist dat de schoonheid bestond en ik wilde dat mijn leven aan mijn droom zou beantwoorden. Maar ik heb naar iets gestreefd dat te ver lag om te bereiken, en zoo ben ik uwe liefde voor bij gegaanpag. 278. Van Hoogembemt mag meetellen als auteur, wiens arbeid men verder wenscht te volgen. Misschien is er alleen in dit boek nog een te veel aan brieven, die, hoewel van verschillende personen afkomstig, naar eenzelfde patroon g borduurd zijn. Een kleine opmerking, die niet in staat is het genoegen der lezing te schaden. Kil ut Hamsun tachtig- jaar. 4 Augustus. Knut Hamsun werd tachtig jaar. Een der groote Noren, die na Ibsen, in de Europeesche litteratuur op den voorgrond zijn getreden. Hamsun is vooral in de eerste jaren dezer eeuw een dramaturg van beteeke- nis geweest. Links-radicaal georiënteerd oefende hij ook politiek op de jeugd van dien tijd grooten invloed uit, waarna hij in de Ia- tere jaren een blijvende plaats onder de den kers van het zich veranderend West-Europa bezet gehouden heeft. Ibsen's invloed was in zijn vroege tooneelwerk opmerkelijk wat de constrlctie en sfeer betreft, ik denk hier aan het vierbedrijvig stuk An des Reiches Pforten, dat meer als litteratuur dan als speelstuk de aandacht trok. Hamsun kon nurksch en norsch zijn en niettemin geestig. Toen zijn vriend de uitgever Langen uit München hem om een paar regels autobiogra fie, voor een reclameboekje verzocht, schreef hij terug: „De menschen hebben al lang ge noeg van al die levensbeschrijvingen. Maak er zelfs maar een van de mijne, begin met 1860 en dan verder een paar vriendelijke woor den voor ieder jaar tot op vandaag toe". Hamsun behoorde tot den vasten kring van medewerkers die zich rondom Albert Langen, den stichter en uitgever van den Simplicissi- mus, gevormd had. Langen, een Keulsche jon gen die in München een uitgeverszaak begon nen was, heeft die zaak tot een intellectueele macht in het voor-oorlogsche Duitschland op gewerkt en veel voor de verbreiding der Noor- sche litteratuur in Europa gedaan door er goede Duitsche vertalingen van in het licht te zenden. Björnson, Jonas Lie, Geyerstam, Drachmann en Hamsun stonden met Langen in vaste relatie, maar vooral voor den filosoof- criticus Georg Brandes heeft hij den weg naar den roem geëffend door de uitgaaf zijner „Persönlichkeiten". Langen in München en Fischer in Leipzig zijn de groote en consequente propagandisten der Noorsche letteren buiten Scandinavië ge weest. Bij hen kwamen echter ook de Duitschers tot hun recht, zoo ze iets te zeggen hadden. Hartleben, Wedekind, om slechts enkelen te noemen zaten aan 'tafel bij Langen en het is niet bevreemdend dat deze energieke uitge ver ook in andere nabuurstaten rondkeek om verwante connecties aan te knoopen. Zoo dorst hij het te bestaan, zelfs een aantal werken van Anatole France wiens geest toch bijna onvertaalbaar lijkt, in behoorlijke Duitsche overzetting te doen verschijnen. En zelfs een Hollandsch auteur werd door hem opgemerkt. De veelbereisde Maurits Wagenvoort, onder zijn pseudo Vosmeer de Spie. werd door Lan gen bij zijn wereldpubliek geïntroduceerd. Knut Hamsun tachtig jaar. Dat roept een beeld op van een geestrijken tijd, die littera tuur-historie geworden is. J. H. DE BOLS. BESTRIJDINGSMIDDELEN VOOR DEN TUINBOUW IN AUGUSTUS Hoe dichter de verschillende tuinbouwgewassen het hoogtepunt van haar groei naderen, des te meer bemerken wij ook de gevolgen van dierlijke en plantaardige beschadigingen. Bladluizen vindt men vooral op rozen, doch ook op onderscheidene potplanten. Zij onttrekken voe dingssappen aan bladeren en kruidachtige sten- geldeelen. De bladluizen scheiden bovendien een kleverige stof af, waarin sporen van zwam men vasthechten, die dan op haar beurt weer andere beschadigingen te weeg brengen. Jonge scheuten van rozen en perziken ziet men thans met een meelachtig poeder bedekt, bekend als meeldauw. Ook aardbeiplanten heb ben op gelijke wijze van meeldauw te lijden. Op uien en prei vindt men thans de tweede generatie van een rupsachtig insect, dat zich vooral in het hart der planten nestelt. Het loof van de knolselderij wordt beschadigd door een zwam welke de zoogenaamde bladvlekziekte ver oorzaakt. Bij sterk optreden van deze zwam sterft het blad af, terwijl de knollen zich slecht ontwikkelen. Bladselderij, boonen, augurken en komkommers hebben last van zoogenaamde roode spin, welk mij tachtig insect ook op ver schillende kas- en kamerplanten wordt aange troffen. Palmen, laurieren, oranjeappelboomen ei soortgelijke sierplanten blijken min of meer be zet te zijn met dopluis; op cactussen andere ka merplanten komen de schadelijke wolluizen voor In boomkweekerijen vindt men dit insect ook op dennen en sparren. Chrysanten worden nu bezocht door groene en zwarte luis, terwijl de bladeren bovendien vaak nog door roestziekte wórden aangetast. En zoo zouden wij door kunnen gaan met het opsommen van plantaardige en dierlijke parasie ten, welke, als men ze haar gang laat gaan, oor zaak zijn, dat groei en bloei ontijdig ophouden en aan den oogst belangrijke schade wordt aan gebracht. Het is derhalve een eerste eisch uit te zien, naar een eenvoudig, practisch en zoo mo gelijk afdoend bestrijdingsmiddel. Blijkens door den Plantenziektenkundigen Dienst te Wageningen genomen proeven, is het door de Gecombineerde Chemische Industrie „Geco" te Venlo vervaardigde preparaat Poli- for-Zom, een alleszins betrouwbaar middel. Een 21/: pet. oplossing hiervan is in den regel reeds voldoende om in één handeling tegelijk plant aardige en dierlijke parasieten te vernietigen. In de praetijk bleek het gewenscht dit preparaat in twee andere te splitsen, n.l. 't insecticide „Po- legral" en het fungicide „Parcal", waardoor in vele gevallen de kosten der te bestrijden ziek ten tot op de helft kunnen worden teruggebracht. Polegral is een vloeistof met voldoende uit- vloeier, welke gemakkelijk in water oplost, dat ter verdelging van alle insecten dient. Parcal bevat ook voldoende uitvloeier en lost eveneens gemakkelijk in water op. Dit preparaat dient voor de bestrijding van verschillende zwammen, meeldauw, roetdauw, roest, schurft, enz., maar doodt bovendien in één en dezelfde bespuiting ook insecten, zooals roode spin, bladluis, dopluis, spanrups, enz. In de meeste gevallen zal men met. een 3 pet. Parcal-oplossing reeds voldoende re sultaat hebben, doch het verdient aanbeveling de bespuiting bij tusschenpoozen van twee a drie weken nog een paar keeren te herhalen. De valsche-munters-affaire te Apeldoorn heeft een einde geno men. Valsche munters komen over de geheele wereld voor; in de eerste plaats natuurlijk in Ame rika. Behalve handigheid en intel ligentie aan de zijde der verval- schers, is er ook nonchalance aan de zijde van het publiek noodig, om het valsch geld in omloop te kunnen brengen. Amerika is een groot land; dientengevolge leven er veel rechtschapen menschen, maar ook vele misdadigers. Deze laatste worden bestre den door den Amerikaanschen Amerikaanschen Geheimen Dienst („Secret Service"), welke zijn hoofdzetel te Washington heeft. William Moi'am, die jarenlang chef van de Secret Ser vice is geweest en zich tijdens zijn loopbaan hoofdzakelijk met geldvervalschingen heeft bezig gehouden, vertelde ons iets over zijn tal- looze ervaringen. „In de eerste plaats", zoo begon hij, „is de lichtzinnigheid en de onoplettendheid van het publiek er zelf schuld aan dat er zooveel pri mitief vervalscht geld in omloop is en dat er ieder jaar zooveel millioenen dollars valsch geld op deze wijze in omloop gebracht kunnen wor den. Een koopman in Oklahoma had een dol larstuk in ontvangst genomen, dat van hout gemaakt was en waarop aan weerskanten dun ne blikken plaatjes geplakt waren. Hierop was in heel ruwe omtrekken de muntstempeling weergegeven. Een wouw in Missouri teekende met een re productie-machine op gewoon schrijfmachine papier twintig dollar-biljetten en kleurde ze dan heel gebrekkig met waterverf. Zij was er in geslaagd een paar honderd van deze biljetten uit te geven, alvorens de vervalsching ontdekt werd. Het is trouwens ook een feit, dat er nau welijks twee op iedere honderd menschen zijn, die weten, welke beeltenissen van beroemde staatslieden op de verschillende bankbiljetten afgebeeld staan. Een neger teekende eens op een vuil stukje papier 'met een potloodje een dollarbankbiljet en gaf het toen aan de politie. Hij had zeker gehoopt, voor zijn „vondst'' een belooning te krijgen. Ook valsche nikkelen munten met slechts een stempel aan één kant zijn veel in omloop. Ook vergulde koperen munten worden vaak als gouden geldstukken uitgegeven. Toch komt het dikwijls voor, dat de verval- schers echte kunstenaars zijn. Een van hen had zich er op toegelegd, bankbiljetten niet door drukken te vervaardigen, doch door ze te teeke nen. Zijn vervalsching was zoo volmaakt, dat slechts een nauwkeurig microscopisch onderzoek de vervalsching kon aantoonen. Wanneer men evenwel met een natten vinger over de teeke- ning streek, vlekte het. Het duurde zeventien jaar eer de Geheime Dienst er in geslaagd was, dezen vervalscher te vinden. Onmiddellijk na dat de politie de eerste valsche biljetten ont dekt had, waarschuwde zij de menschen eerst met de biljetten de „waterproef" te nemen. Toch kon de man niet gevonden worden, waar schijnlijk omdat hij slechts weinig biljetten maakte. Op een dag kwam er in New York een boer in een bar in Cortlandt Street, die iets te drin ken bestelde en een sigaar rookte. Hij bleef ongeveer een half uurtje en praatte wat met den barhouder. Zoo onder de hand vroeg hij of deze misschien een honderddollar biljet kon wisselen, omdat hij wat klein geld noodig had. De barhouder bekeek het biljet, nauwkeurig, kon er niets bijzonders aan ontdekken en deed, wat hem gevraagd was. De boer stopte het wis selgeld in zijn zak en stapte rustig de deur uit. Nauwelijks was hij evenwel verdwenen, of - barhouder bekeek het biljet nogmaals. pier was vochtig geworden en de kleuren w!! heelemaal door elkaar geloopen. De mant dacht zich niet lang en rende den boer achtev Deze wilde er snel een eind aan maken door'b biljet weer terug te nemen, maar de baiW haalde de politie er bij. En zoo kon eindelijfej 17 jaar de geniaalste van alle vervals^ Emanuel Ninger uit Flagton in New Jer* gearresteerd worden. Hij verdedigde zich* buitengewone wijze. Hij beweerde namelijk hij niemand benadeeld had daar zijn vem schingen als curiositeit veel meer waarde f den dan het biljet, dat zij voorstelden, jjj^l min werd Ninger veroordeeld. Vervalschers maken meestal geen bankbij!, ten van hooge waarde. Gewoonlijk legge-'l zich toe op het maken van vijf-, tien- of twijt dollarbiljetten, daar men bij het wisselen groote waarden altijd voorzichtiger te werkc-- Op een dag verscheen in een dure mod£ een elegant gekleede dame, die een avondrnd wenschte te zien. Na lang zoeken vond ze eP lijk iets, dat haar beviel. De mantel kostte dollar en terwijl hij ingepakt werd, gafzjUJ bediende een bankbiljet van vijfhonderd d-'T De kassier wilde dit bankbiljet evenwel nir- zijn eigen verantwoording in ontvangst en liet het even naar de dichtstbijzijnde brengen, terwijl hij den bediende opdraeir - de dame even aan de praat te houden. bleek evenwel niet op haar mondje gevalle-. zijn, want ze begon een scène te maken, tor zich zeer verontwaardigd, dat men er haar - verdacht, valsch geld uit te geven, wenschter koop ongedaan te maken en eischte het r" terug. Een paar minuten later kwam het van de bank terug met de mededeeling, dat echt was. De dame ging zeer verontwaarü den winkel uit met haar bankbiljet, zondert- gekocht te hebben. Den volgenden dag kwam ze evenwel terug; zei, toch den mantel te willen koopen, daar nergens een mooiere had kunnen vinden. Zek greep den voorzorgsmaatregel toch eigenlijkr maar gisteren had ze zich wat te veel er t,' geërgerd. Ze kocht nu den mantel en betaai met een vijfhonderddollarbiljet dat nu s naar de bank gezonden werd en werd meer gezien. Den volgenden dag kwam het it van de bank terug met de mededeeling dat; valsch was! Op een dag doken er aan de Westkust i Amerika valsche tiendollarbankbiljetten op,, langs foto-chemischen weg vervaardigd win Een voormalige gevangene werd gearresfe en de man bekende dat hij valsch geld onr,-, gen had van een reiziger van een foto-toestC" fabriek. De reiziger, een zekere Lawrence E; werd ondervraagd en deze deelde mee, dat: pakket, dat hij den gevangene per post gezc-i had uit San Quentin afkomstig was, een van: bekendste strafgevangenissen van Amerika.1 had van een aldaar woonachtigen gevang 'n gesloten pakket gekregen dat zoogenaamd mémoires bevatte en dat hij op diens ven;, naar het aangegeven adres verzonden had. 1' stelde nu een onderzoek in San Quentin in daarbij werd geconstateerd, dat de gevangt daar een valsche munterswerkplaats hadden, ii Quentin bezit een foto-chemisch laborator,, waar de gevangenen mogen werken en leem om, wanneer ze ontslagen zijn, een werksr: te kunnen krijgen. De gevangenen waren er ter in geslaagd van het laboratorium e valsche-munterswerkplaats te maken, way naar hartelust konden werken. Bush had zonder dat te vermoeden, al het noodige its riaal geleverd en reeds herhaalde malen het t» sche geld buiten de muren van de gevangtz gebracht. De Stille Man. Door A. van Hoogenbemt. A'dam. Querido. Een boek van een dier hier nog niet te hekend geraakte Zuid-Nederlandsche schrijvers op wiens arbeid het zeker de moeite loont de aandacht te vestigen. Reeds de eerste blad zijden scheppen een sfeer, die ons door veler lei lectuur van Vlaamsche geschriften ge meenzaam geworden is. Er is die gemoedelijke innigheid van doorleven van het menschbe- staan van waarneming van het natuurwonder in, die ons zoo telkens weer treft in de ver dichtingen onzer Zuidelijke stamgenooten. Zij althans de besten onder hen hebben een gansch eigen zinswending, een eigen na drukkelijkheid waarin de lezer den geur snuift van het land en het dorp en de kleine stad, zooals een buitenman die geuren kent, Zuid- Nederland en Vlaanderen cultiveeren in onze litteratuur die open naieviteit, die het mooi- schrijven van minder belang acht dan de hartelijkheid van het contact tusschen lezer en auteur. De eerste hoofdstukken van De Stille Man doen aan het proza van Marie Gevers den ken; later, in de uiteenzetting der zielenoo- den'van zijn hoofdfiguren, kan aan de schrijf kunst van Walschap een herinnering gewekt worden: in deze familie hoort, dunkt mij, Van Hoogenbemt thuis en dat zijn, voorwaar, geen kwade verwantschappen. Hier is een zoon die, als hij even veertig jaar geworden is, door brieven en mededeelingen van anderen een kijk krijgt op leven en doen van zijn jong gestorven vader, waardoor veel, wat hem als kind onbegrepen bleef,, verhel derd en begrijpelijk wordt. Hij heeft den stil len man, die zijn vader was, grenzeloos be wonderd en innig liefgehad en die gevoelens worden niet gekwetst, als hij van vader's wezen, toen ook die veertig was. zich een beeld kan vormen, waartoe hij als kind niet in staat was en waardoor veel verborgens in vader's daden (of gebrek aan daden) thans •pen voor hem komt te liggen. Meer nog: rij 1. Henkie, het zoontje van een apotheker, maakte voor het eerst van zijn leven een zeereis. Jonge, jonge, wat was hij bang. Het groote schip hield maar geen oogen- blik op met schommelen. Hij was al minstens vijf keer plat op het dek gevallen en nu had hij een ontmoeting met een heel klein dwergje, dat steeds maar achter hem aan tippelde. „Kom eens met me mee," zei het kleine ding plotseling, „dan zul je mijn vriend eens zien, een kranig kereltje." 2. Dat was nog zoo kwaad niet, vond Henkie, want er waren heelemaal geen kleine jongens op het schip en hij voelde zich echt eenzaam. Hij volgde den raad van het dwergje, en deze bracht hem bij een klein matroosje. Het hondje maakte voor zijn meester een diepe buiging, en juist viel Henkie weer op den grond. Al heel gauw was hij met Rob, zoo heette het kleine matroosje, bevriend. Ze zouden er samen op uit gaan in een klein bootje. 3. „Ik zal jou heel moedig maken," zei Rob tege Henkie en samen waren ze naar de machinekamer të het schip gewandeld, waar een groote neger zat. RoM heel goed de negertaal leek te spreken, overlegde met fc zwarten man en ze hadden er plezier in, dat Henkie ft bang bleek te zijn. Daarna moesten ze met den nest mee en na een hoop trappetjes op en af te zijn geloop<- kwamen ze heelemaal aan den buitenkant van de te- waar een aardig scheepje, lag. 4. „Nu zullen we samen eens fijn op zee rond gaan zwalken," zei Rob tegen Henkie. „je hoeft niet bang te zijn, want een Hollandsche jongen moet tegen die paar golfjes kunnen." Dat was echter heel makkelijk gezegd. Henkie had alle moeite om in de boot te blijven en op eens. daar spartelde hij al in zee. Rob gooide hem een reddingsboei toe en weldra zat hij weer in het bootje. 5. Zijn boei hield hij echter om, dat vond hij het vei ligst. Nadat ze zoo een halven dag op de golven hadden gedreven, gebeurde er iets dat ook Rob's hartje deed kloppen. Een groote haai kwam recht op hun scheepje af en het was maar gelukkig, dat hij het niet omgooide. Hij stelde zich tevreden het anker in zijn bek te nemen en zoo het bootje voort te trekken. „Nu zijn we aan dat beest overgeleverd," bromde Rob. „Nu moeten we maar afwachten waar we terecht komen." 6. Eenige uren trok de haai hen thans reeds voort, begon al donker te worden en een zware storm stak Ze bereidden zich op het ergste voor. Den heelen ntej zaten ze met dichtgeknepen oogen in het bootje en tte het ochtend werd, bleek de haai er genoeg van te gen. Dicht bij een stuk land liet hij het anker los en jongens konden rustig naar den wal roeien. Wat ze daar? Een kampvuur, een paar geweren, dat alles. Waren ze alleen op het eiland? Ze zouden hetS*-1 genoeg weten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 6