D
beste vriendinnetjes
en vriendjes
Aan allen!
Nieuws heb ik jullie vandaag niet mede te
delen Alleen breng ik nogmaals in herinne
ring dat October e.k. de cluburen weer aan
vangen Zij, die trouw schrijven, mogen deel
nemen, terwijl vanaf heden kinderen, wier
nuders'geabonneerd zijn op de IJrn. Courant,
7ich als rubriekertje kunnen opgeiven. De club-
uren zijn uitsluitend bestemd voor meisjes.
Best GOUDMUILTJE. Ook ik bedoelde dat
ie 99 Augustus naar school moet. Je vacantie
behoort dus weer tot het verleden. Wat je
vraa" betreft, daar heb ik je 1.1. Dinsdag reeds
cm ^antwoord. We zullen ons nu maar voor
nemen volgend jaar beter-. Het handwerk voor
Ie 'komt gelukkig nog op tijd gereed, 'k
Deiiic dat het wel in de smaak zal vallen. Dag
Goudmuiltje.
Lief RAMENLAPSTERTJE. Prettig dat je
in de vacantie zo genoten hebt. Je hebt veel
frisse lucht opgedaan en volop geprofiteerd
van de zon. De lampiontocht op 31 Augustus
was mij bekend. Prettig dat je met je ver
eniging deel neemt. Nu maai' mooi en blad
stil weer bestellen, de Oranjevereniging „Wil-
helmina" zorgt voor de rest, zodat het geheel
od rolletjes loopt. Dag Ramenlapstertje.
Lief ZWARTOOGJE. Hartelijk danik voor
de mooie tekening, 'k Vind het prettig dat je
aan me gedacht hebt en 't hoop dat je nu
trouw aan me blijft- denken, zodat ik je als
clublid kan toelaten. Dag Zwartoogje.
Best LELIETJE VAN DALEN. Meisjelief
het zal met jouw onderwijzeres zijn zoals met
alle onderwijzeressen. Niet de juffrouw heeft
schuld als de sfeer in de klasse onaangenaam
is en straf gegeven wordt, maar de leerlingen.
Zij of hij, die de leiding over een klas heeft
vindt het onaangenaam straf te moeten uit
delen. Doe je je best, let je op, enz. dan krijg
ie geen straf en werk je er aan mede de geest
in de klasse zo prettig mogelijk te doen zijn.
Stoor je niet aan andere kinderen maar doe
wat je doen moet. Dag Lelietje van Dalen.
Lief ELFENKONINGINNETJE. Neen, ik
heb de film van prinses Beatrix nog niet ge
zien. Wel heb ik van verschillende kanten ge
hoord dat de film uitstekend geslaagd is en
de handelingen van de prinses schattig zijn
om te zien. Nu de vacantie om is en je weer
naar school gaat, heb je wel weer gelegenheid
om mij geregeld te schrijven en hoop ik ook
dat je me iedere week een briefje doet toeko
men Het zou toch heel jammer zijn, wanneer
ik je od de clubuurtjes niet zou kunnen toe
laten, omdat je niet geregeld geschreven hebt.
Dus trouw schrijven hoor. Dag Elfenkonin
ginnetje.
Best ZANGERESJE. Uitstekend zeg. Je
komt maar eens bij me om er over te spreken.
Ook wil ik het bedoelde kleed wel voor je
kopen. Je bent er dan zeker van dat je niet
t« duur koopt, een patroon krijgt dat niet te
moeilijk voor je is en tevens een goede kleu
rencombinatie krijgt. Prettig dat er weer een
nieuw rubriekertje bij gekomen is. Zal je zor
gen dat het kleedje dat je voor de bazar maakt
keurig wordt? Dag Zangeresje.
Best ROTTERDAMMERTJE. Kindjelief je
bent van harte welkom en ik hoop dat je als
rubriekertje en als clublid vele prettige uur
tjes zult mede maken. Zangeresje heeft je
reeds verteld, dat je trouw -moet schrijven. Je
neemt aan haar maar een voorbeeld, zij be
hoort tot m'n trouwste vriendinnen. Ja tot
October hebben we visiteuurtjes bij mij aan
huis. daarna cluburen in een zaal. Aan het
verzoek van je moeder zal ik bij voorkomende
gelegenheid aan denken. Dag Rotterdam-
niertje.
Lief KRULLEKOPJE. Prettig dat je een
verrukkelijke vacantie hebt gehad en je nu
weer vol moed naar school gegaan bent. Het
is met de vacantie als met alles. Het is aan
genaam vacantie te hebben, maai- weer even
prettig als ze om is en men de arbeid kan
hervatten. Zodra ik de zijde ontvangen heb,
zal ik zorgen dat je ze krijgt, zodat je verder
kunt werken. Dag Krulleköpje.
Best TEKENAARSTERTJE. Jij bent ook
even uit geweest zeg. Naar Vogelenzang, Cas-
tricum, Haarleim en vaak naar het IJmuider
strand. Je hebt anet recht genoten. Nu anaar
EVEN PLUKKEN
door W. B.Z.
Broertje, blijf maar even staan,
Want ik wil niet verder gaan.
k Pluk wat pluimen langs de rand
En 'k zet jou daar aan de kant.
Broertje, wees nu even zoet,
staat daar toch heus wel goed.
Moes zal blij zijn met dat gras
k Wou, dat er maar meer van was.
Broertje, ik ben heel gauw klaar,
k Zie er hier nog enkle maar.
Straks zet moes ze in een vaas.
"a> uu kom ik kleine baas.
Broertje, 'k leg ze in de wagen,
J z° lasti& ze te dragen.
Rijd nu vlug naar huisje toe.
Dan geef jij ze maar aan moe.
JANS EIGEN SCHULD
door W. B.-Z.
„Jongen, 't is je eigen schuld,
Heb nu nog maar wat geduld,"
Zegt de dokter iedre keer
En dan komt hij morgen weer.
Weet je, wat er is geschied?
Jan vertelt het liever niet.
Maar 't is goed, dat je het weet
En het nimmermeer vergeet
Jan is stil in zee gegaan,
Hij kon makkelijk erin staan.
Maar d'r is een golf gekomen
En heeft Jantje meegenomen.
Jan werd nog bijtijds gered.
Maar nu ligt hij ziek in bed
't Zonnetje schijnt door de ruit.
Hè, mocht hij er nu maar uit.
„Jongen, 't is je eigen schuld,
Heb nu nog maar wat geduld."
't Is zo, denkt Jan telkens weer,
Maar in zee zwemt hij nooit meer.
weer flink je best op school doen, zodat je de
a.s. Kerstvacantie echt verdiend zult hebben.
Als je met je werk niet verder kunt, mag je
bij me aan komen. Werk vooral netjes en
hecht stevig af en aan. Dag Tekenaairstertje.
Bes-te ANEMOON. Je was laat met je
briefje, maar gelukkig nog niet te laat. Ja, nu
is je zus op school. Ze zal hét er heus wel
goed maken, daar ben ik niet bang voor. Hoe
staat het toch met je kleedje voor de bazar?
Kan je nog verder of moet je geholpen wor
den. in het laatste geval weet je m'n adres.
Volgende week vroeger je briefje bezorgen
hoor. Dag Anemoon.
Lieve BENJAMIN. Wel meisje, hoe is het
je vanmorgen bevallen? 'k Denk uitstekend.
Altijd «naar vacantie is toch ook niet wat men
noemt. Je hebt je ook in het bos geamuseerd
geloof ik. Het is er ook verrukkelijk en heer
lijk rustig. Ben je bij een volgende gelegenheid
weer van de partij? Dag Benjamin.
THEEVISITE.
De meisjes, die een handwerkje voor de
bazar onderhanden hebben, mogen a.s. Dins
dag, 29 Aug. 's middags om half 5 bij mij
komen. Ze moeten het werk dan medebren
gen. Rotterdamniertje mag met Zangeresje
mede komen. Ze kan dan met de meisjes ken
nismaken en ook aan een bazarwerkje be
ginnen. Tot Dinsdag dus.
Veel groeten van
Mej. E. VULBRIEF
DE MAN, DIE SCHILLER KENDE
Omstreeks 1850 woonde er te Weimar een ge
leerde professor, die een nieuwe biografie over
den beroemden dichter Schiller wilde schrijven.
Hij verzamelde allerlei herinneringen en ging
alle menschen opzoeken, die Schiller persoonlijk
hadden gekend.
Zoo heel veel waren er dit niet, want Schiller
was al sinds vele jaren gestorven.
Toen de geleerde geschiedschrijver eens met
een paar vrienden in een café zat, zag hij daar
een oud mannetje zitten, dat aandachtig luisterde
naar hun gesprek, dat natuurlijk over Schiller
ging en telkens heftig knikte ten teken van in
stemming.
„Mijnheer," vroeg de professor eindelijk nieuws
gierig, ,,'t lijkt wel, of u nog meer van Schiller
afweet dan wij allemaal samen. Hebt u hem mis
schien persoonlijk gekend?"
De oude heer nam zijn pijpje uit de mond,
glimlachte bescheiden en zei: „Dat zou ik menen!
Mijnheer Schiller heeft mij wel vijfhonderd keer
bezocht. Ik sprak hem bijna dagelijks!"
„Wat? sprak u hem dagelijks?" riep de ge
leerde verbluft uit. „Maar mijn beste meneertje,
komt u dan toch bij ons zitten en vertelt u eens
wat van hem!"
De oude man nam de uitnoodiging aan en de
professor trok reeds zijn notitieboekje en potlood.
Wie bent u eigenlijk?" vroeg hij nieuwsgierig.
„Mijn naam is Victor Seeger, mijnheer de pro
fessor."
„Seeger, Seeger, nooit van gehoord! Maar ver
telt u dan toch!"
„Ja, mijnheer Schiller was een erg aardige man
en altijd heel tevreden over me. We konden erg
goed samen opschieten. Menigmaal heeft hij te
gen me gezegd: „Seeger, zoo goed als jij kan nie
mand het."
„Ging u vertrouwelijk met hem om?"
„Heel vertrouwelijk. Ik heb hem zelfs vaak ge
noeg bij z'n neus gepakt!"
De professor keek den ouden heer verbluft en
wantrouwend aan.
„Hoe dat zoo?" vroeg hij.
„Mijn eerewoord, mijnheer de professor, 't Was
een flinke neus, dat verzeker ik u."
„Maar hoe kan dat? Waarom pakte u hem bij
zijn neus?"
De oude Seeger lachte slim en zei: „Wel, om
dat ik jarenlang te Weimar een kapperszaak heb
gehad en mijnheer Schiller zich iedere dag door
mjj liet scheren!'.'
DE GESCHIEDENIS VAN TWEE KIEZEN
Een ware gebeurtenis uit den oorlog in Siberië
Een Amerikaans journalist vertelt in zijn blad
de volgende aangrijpende gschiedenis: In het jaar
1920 was ik als verslaggever in Siberië om bericht
te geven over de strijd van de bolsjewiki tegen
de Wit-Russen. En hoewel ik maar een onschul
dig pennelikker was en me in 't geheel niet met
strijd bemoeide, wex'd ik eens op een dag
plotseling gevangen genomen en in een concen
tratiekamp ondergebracht.
't Leven was er zwaar, vooral omdat we veel
kou leden, 't Werd echter een beetje dragelijker,
toen ik kennismaakte met een baardigen, woest-
uitzienden soldaat, die me vertelde, dat hij een
Tsjech was.
Weldra voelden we ons zeer tot elkander aan
getrokken en sloten we vriendschap. We verdre
ven onze vrije tijd door elkaar onze taal te
leeren. Hierbij bleek weldra, dat de eenvoudige
soldaat bijzonder intelligent was: terwijl ik m'n
hersens en m'n tong kwelde, om een paar woor
den Tsjechisch te leeren spreken, maakte hij zich
het Engels bijzonder vlug eigen.
Eens op een nacht werd ik wakker met ont
zettende kiespijn. Ik ijsbeerde de hele nacht in de
slaapzaal rond en probeerde op allerlei manieren
de pijn een beetje te verdoven, doch niets hielp.
Zoo vond mij m'n vriend. Hij beduidde mij, mee
te komen in een donker hoekje en daar haalde
hij uit z'n smerig uniform een groote nijptang te
voorschijn en vroeg me in levendige gebaren
taal, of hij de kies wilde trekken. Toen ik naar
het instrument keek, rilde ik van afschuw, maar
't leek me tenslotte toch nog beter, een pijnlijke
operatie te ondergaan dan met die vreselijke pijn
te blijven rondloopen. Ik knikte dus bijwijze van
toestemming en ging op den grond zitten terwijl
mijn vriend wijdbeens voor me ging staan.
Toen bleek echter, dat 't niet mogelijk zou
zijn, één kies met de nijptang te trekken; zijn
buurman zou onherroepelijk meegaan. Weer een
onderhandeling in gebarentaal, waarna ik ten
slotte ook hierin toestemde, want ik moest in elk
geval van mijn kiespijn af!
Aan de opex-atie zelf denk ik maar liever niet
terug: 't was in één woord ontzettend! Maar 't
gevolg was dan toch, dat mijn vriend me tenslotte
triomfantelijk één goede en één slechte kies liet
zien, die hij me had uitgetrokken.
Een paar dagen later was de kiespijn verge
ten en nog een week nadien was mijn vriend op
eens vei-dwenen. Niemand begx-eep, waar hij ge
bleven was.
Eindelijk sloeg ook voor mij het uur der be
vrijding. Men had blijkbaar gemex-kt, dat ik een
onschuldig persoon was en ontsloeg mij.
En nu komt het wonderlijkste van deze ge
schiedenis. Zeven jaar later werd ik in een voor
name heerenclub te Londen aan een diner ge-
noodigd. Ik mex'kte al gauw, dat een der heeren
mij zeer oplettend aankeek en toen het diner af-
geloopen was, vroeg deze aan den tafelpresident
toestemming, een vraag tot de gasten te richten.
Dit werd hem natuurlijk toegestaan en met een
zijdelingse blik op mij vroeg hij, of een der aan
wezigen zich soms onder zeer bijzondere om
standigheden weieens twee kiezen inplaats van
één had laten trekken.
Verbluft stak ik mijn hand op en toen vertelde
hij in geuren en kleuren het vex-haal, dat ik hier
zojuist beschx-even heb. Toen het uit was, hief hij
zijn glas op met de woorden: „De Tsjechische
soldaat drinkt op uw gezondheid". Ik was nog
totaal verbluft en onder het stormachtig handge
klap van alle dischgenooten vroeg ik aan mijn
buurman, wie toch die heer was.
„O," zei mijn buurman „kent u hem niet? Dat
is sir John Allison, de grootste Britse spion, die
misschien ooit geleefd heeft."
ONZE LINDEBOMEN.
Wie in de Augustusmaand buiten geweest is,
zal 't misschien wel eens gegaan zijn, als 't mij
eens ging. Ik snoof een heerlijke, zoete geur op
en dacht een ogenblik, dat de rozen, die hier en
daar in de perken bloeiden, zo heei-lijk geurden,
Maar al spoedig ontdekte ik, dat het niet de ro
zen in de tuintjes, maar de bomen langs de weg
waren, die zo'n heerlijke lucht verspreidden. Het
waren lindebomen, die toen volop in bloei ston
den. Wat een prachtig gezicht zo'n bloeiende lin
deboom met zijn goudgele hangende bloemtrosjes
Met hun lang dekblad ontspringen ze juist in
een hoek tussen een bladsteel en de tak. Als
zo'n boom vol bloemen zit, is 't net of er een
dunne gouden sluier over de boom hangt door
't stuifmeel dat de bladeren bedekt. Op grote af
stand "kun je de boom al ruiken, want de bloe
men zijn rijk aan honing. Geen wonder.dus, dat
ze op warme, zomerse dagen volop bezoek krij
gen van 't nijvere bijenvolk. Maar ook bladlui
zen zijn verzot op 't zoete honingvocht en zijn
dan ook trouwe bezoekers van de bloeiende lin
debomen. Niet alle lindebomen schijnen honing-
bloemen te hebben. Wat hiervan de oorzaak is,
weet men niet. De bomen echter, die wel honing
bevatten, geven daarentegen een honing, die uit
munt door smaak en geur. Veel meer dan in de
stad vinden we de linde op de dorpen en daar
dan vooral op het dorpsplein. Misschien komt
dat omdat de linde door de oude Germanen als
een heilige boom beschouwd werd, die gewijd
was aan de godin Freya. Na de invoering van
het Christendom heeft vooral Karei de Grote veel
bijgedragen tot aanplanting van lindeboomen.
Hij schreef n.l. voor, omdat het heette dat de
linde beschermde tegen de bliksem, linden te
planten om kerken en op markten. Vandaar
misschien de vele dorpslinden, waaronder niet
alleen feest gevierd wex-d, maar waar ook de
rechtspraak onder plaats vond. Madonna- en
heiligenbeelden werden in die eerste Christen
tijd ook bijna uitsluitend van lindenhout ver
vaardigd. In 't volksgeloof heeft de linde altijd
een grote rol gespeeld. Van de Ditmarschen, een
volksstam, die een landstreek tussen Elbe en
Elder bewoonde, wordt verteld, dat er in hun
gebied een wonderlinde groeide, wier takken
kruislings groeiden. Men vertelde van deze boom,
dat zo lang hij leefde het volk vrij zou zijn. Toen
't volk later in 1559 door Denemarken was on
derworpen vex-dorde de boom. Toen Karei de
Stoute in 1476 bij Murten door de Zwitsex-s was
verslagen, werd de boodschap der overwinning
door een Freiburger overgebracht en toen hij
al zwaaiende met een lindetak zijn boodschap
had volbracht, viel hij dood ter aarde. De dank
bare Zwitsers hebben ter herinnering aan deze
gebeurtenis op deze plek een linde geplant. In 't
dorpje MÖlln tussen Lübeck en Lüneburg wijst
de koster van 't kerkje ons onder een linde naast
het kerkje 't graf van den wereldbekenden grap
penmaker Tijl Uilenspiegel, die hier in 1350 ovex--
leden is. Als die boom bij zijn dood geplant is,
wat ik wel vermoed, maar niet zeker weet, dan
is dat dus al een heel oude boom, maar toch nog
niet zo oud als de 4 linden op Zuid-Beveland.
die ieder meer dan 1000 jaren oud zijn. Hoewel
wij het rijmpje hebben:
Leentje leerde Lotje lopen
In de lange lindelaan
hebben we in ons land toch weinig lindelanen.
In Engeland is men daar beter van voorzien,
waaronder er zelfs zijn die aangelegd zijn door
Stadhouder Willem III die zoals je weet ook ko
ning van Engeland geweest is.
In Berlijn heeft men de wereldberoemde weg
„Unter den Linden" of in 't Nederlands vertaald
Onder de Linden. Men zegt dat er in heel de we
reld 330 soorten van linden zijn, waarvan er 4
in Europa en 3 in Nederland zijn.
W. B—Z.
trok steeds meer liefhebbers. Toen dit loterijtje
door de overheid ontdekt werd, liep het aantal
deelnemers al in de honderden zoodat je gemak
kelijk kunt begrijpen, dat Recly goede zaken
maakte. Hij zal echter nu zijn loterijtje wel moe
ten sluiten, want verbeeld je eens, dat iedereen
een dergelijk zaakje mocht beginnen!
Maar James Recly is niet bang; hij weet wel,
dat Amerika origineele koppen weet te waar
deren. Als z'n loterij hem ontnomen wordt, zal
hij zeker een ander, misschien nog beter baantje
krijgen!
SLIMME EEKHOORNTJES
door W. B.-Z.
De eekhoox-ntjes in 't grote bos
Gooien de eikels op 't mos.
Ze bijten en hakken
En knauwen de takken.
Vernielen de bladen.
En stelen de zaden.
Daar komt de grote jager aan.
Bij de dikke eik blijft hij nu staan.
Hij zal gaan schieten: pief, poef, paf.
Dan vallen de eekhoorntjes eraf.
Hij heeft ze al te lang geduld.
Het is hun eigen schuld.
Ze kijken op den jager neer.
Ze vernielen de bladen telkens weer.
Wil de jager schieten, pief, poef, paf,
Dan rennen ze samen de takken af.
't Is voor den jager een groot verdriet
Hij vangt de slimmerds niet
De jager ging weg, toen 't donker was,
En de eekhoorns speelden nu vrolijk in 't g
BRAND EN MUZIEK
t Is bekend, dat in de opera „De Tooverfluit"
van den beroemden componist Mozart een bijzon
der moeilijke tenorsolo voorkomt, n.l. een gedeel
te van de rol van Tamino. Alle zangers begonnen
dan ook bij voorbaat al te beven als ze verna
men, dat zij den Tamino moesten zingen en als
't moeilijke punt naderde, brak vaak het angst
zweet hen uit. 't Merkwaardigste hiex-bij was
nog, dat vele zangers 't er op de repetitie goed
afbrachten, doch op de uitvoering zelf de boel
deerlijk \rerknoeiden. Zo ook Leo Slezak, 't was
hem nog nooit gelukt, dat lastige eindje zuiver te
zingen. Doch eens op ee navond, toen weer de
„Tooverfluit" werd opgevoerd, merkte Slezak
vlak vóór 't netelige punt, dat een der coulissen
in brand was geraakt. Hij schrok hevig, doch
liet niets merken en zong schijnbaar kalm en
met de uiterste inspanning het moeilijke ge
deelte ten einde. De brand was inmiddels door
een brandwacht gebluscht zonder dat men er in
de zaal iets van gemerkt had en de voorstelling
ging rustig voort.
Nadat 't gordijn gezakt was, trad de kapel
meester op Slezak toe en zei: „Weet u wel, dat u
van louter schrik die moeilijke passage precies
goed hebt gezongen? Ik zal ervoor zorgen, dat
er brand uitbreekt telkens als u den Tamino
zingt!"
GRAPPIGE BROODWINNING
Voor dwaze baantjes moet men, zooals je mis
schien wel weet, in Amerika zijn. De manier ech
ter, waarop een zekere James Recly erin slaag
de zijn inkomen minstens tienmaal zoo groot te
maken, is even eenvoudig als geniaal.
Recly verdiende als werkman in een zagerij
door zeer hard werken vijftien dollar per week:
genoeg om te leven, maar te weinig om van het
leven te genieten. Wat deed hij toen? Wel, hij
trok profijt van de loterijwoede van zijn mede
burgers. Iedere week werd bij hem thuis een lo
terijtje georganiseerd, waarbij ieder een kwart
dollar moest inzetten, en ieder had een gelijke
kans, James' weekloon te winnen, 't Ging strikt
eerlijk toe en de hoop, vijftien dollar te verdie
nen zonder dat men ervoor behoefde te werken,
EZER dagen werd me gevraagd: „Me
vrouw, die witte strepen die we 's
avonds zo af en toe aan de hemel zien,
is dat weer Noorderlicht?" Misschien
zijn er onder jullie meer die dat denken en daar
om wil ik met jullie een praatje houden over het
Noorderlicht. Laat ik beginnen met te vertellen,
dat die witte lichtbanen die mijn vragertje be
doelde, niets met het Noorderlicht te maken heb
ben. Het is zoeklicht. Wanneer je dat ziet, hoor
je gewoonlijk ook het geronk van een vliegma
chine. De kleur van die lichtbanen aan de avond
hemel lijkt anders wel wat op het Noorderlicht
want dit is vaak wit met een duidelijke overgang
naar geel. Ook ziet het heel vaak rood en soms
ook groen. Wij zien in het Noorderlicht een
prachtig natuuxwerschijnsel, onze bijgeloovige
voorouders vex*bonden er vaak allerlei sombere
voorspellingen aan, die natuurlijk nooit uitkwa
men. Reeds de oude Grieken en Romeinen ken
den het verschijnsel, al hadden ze er geen naam
voor. Later verbeeldde men zich, dat er twee le
gers aan de hemel op elkaar aanstormden, waar
van er ten slotte één verslagen werd, terwijl de
hemel in vlam raakte, 't Is in die oude tijd ook
gebeurd, dat er grote troepen mensen naar de
haven van Rome snelden, omdat ze meenden,
dat Rome in brand stond. De Noormannen meen
den, dat de Walkuren, dat waren hun strijdgo
dinnen, op haar paarden langs de hemel renden.
Toch waren er toen al mensen, die het als een
natuurverschijnsel beschouwden, al konden ze
er dan ook geen verklaring voor geven. Men pro
beerde natuurlijk wel het te verklaren. Zoo gaf
omstreeks 1250 een Noor als zijn mening te ken
nen, dat het veroorzaakt werd door het ijs, dat
's nachts het licht uitstraalt, dat het overdag
heeft opgeslorpt. Ook waren er mensen, vooral
als het Noorderlicht niet al te stex-lc was, die het
verwarden met een komeet. Zoo kwamen er 11
October 1527 uit tal van landen in Europa be
richten, dat er een komeet gezien was van oranje-
roode kleur. Later bleek, dat het „Noorderlicht"
was geweest. In deze tijd, dat is de 16e eeuw,
neemt weer de bijgelovige vrees voor het Noor
derlicht toe. In September 1583 trokken zelfs
grote optochten van als pelgrims geklede perso
nen naar Parijs, want men had in 't Nooi'den
grote vuren aan de hemel gezien. Wel vermindert
langzamerhand dit bijgeloof, maar toch geloofde
men in 1870 in sommige streken van Europa nog,
dat de oorlog van 1870 tussen Frankrijk en
Duitschland reeds was aangekondigd door het
herhaaldelijk verschenen Noorderlicht. Wat is nu
eigenlijk het Noorderlicht? Om de elf jaren ver
toont de zon een groot aantal zonnevlekken en
juist dan zien we ook veel meer dan anders het
Noorderlicht. Men is 't er nu vrijwel over eens,
dat men bij het Noorderlicht te doen heeft met
een verschijnsel, dat in vex-band staat met de
aanwezigheid van electriciteit in de lucht. Een
zonnevlek is een scheur in 't omhulsel van de
zon, die ontstaat door zeer sterke bewegingen in
't opper lak der zon en als zoo'n scheur ontstaat
komt er iets vrij, waarvan men verondertelt, dat
het ook in de electriciteit aanwezig is en wanneer
dit met de aarde in aanraking komt, dan kunnen
wij het Noorderlicht waarnemen. 28 Januari za
gen we hier het Noorderlicht en als de zonnevlek
was blijven bestaan dan hadden we tengevolge
van de draaiing der zon om haar as, op onge
veer 21 Februari het verschijnsel weer kunnen
waax-nemen. Volgens sommigen gaat het ver
schijnsel van het Noorderlicht gepaard met een
bijzonder geluid, ritselend of krakend, maar het
komt van zo ver weg, dat we het hier op aarde
niet of zeer zwak kunnen waarnemen. Zoals wij
hier op het Noordelijk halfrond het Noorderlicht
waarnemen, zo kent men op het Zuidelijk half
rond het Zuidex-licht. Het merkwaardige is, dat
dé beide verschijnselen meestal op dezelfde tijd
op de beide halfronden voorkomen.
W. B.—Z.
P.S. In mijn vorig „Aan allen" stond een
lelijke zetfout. Het woord Panama betekent in 't
Indiaans niet vuur maar visser.
W. B.—Z.