Ik heb gekozen, Arkadi.... De opmarsch der Duitsche troepen in Polen. Een der gemotoriseerde afdeelingen passeert een dorp, dat tijdens de hevige gevechten geheel in brand geschoten werd Overlevenden van de „Athenia", welke op den Atlantischen Oceaan getorpedeerd werd, zijn behouden in Schotland aan land gebracht Op 'vasten bodem terug Indië mobiliseert. Zeemiliciens vertrekken per nachttrein uit Batavia met bestemming Soerabaja In verband met den grooten toeloop van passagiers en het groote aanbod van goederen is Vrijdag de .Pelikaan" als extra vliegtuig naar Ned. Indië vertrokken In de expositiehal van de spoorwegtentoonstelling .Trein 1839 1939 te Amsterdam is veel interessant materiaal te bezichtigen De Londensche politie Is thans uitge» rust met het oorlogs-uniform met stalen helm Het Openbaar Gehoorten Paleize Batavia op den ver jaardag van H M. de Koningin droeg dezen keer een ernstig karakter in verband met de tijdsomstandig heden FEUILLETON Een roman uit het hooge Noorden, door AGATHE POGNER. (Nadruk verboden) 9) Ik gaf toe. Ik was er immers trotsch op, dat Maria zich om mij bekommerde en mij niet zooals vroeger, steeds spottend uitlachte. Zij leek mij trouwens over het algemeen zeer veranderd. Als ik met haar sprak, kwam er in haar stem een warmte, die mij vreemd was. Of slechts medelijden met mijn lot haar daartoe dreef? Af en toe dacht ik: het zou heerlijk zijn nü niet behoeven weg te gaan, alleen om elk uur van den dag deze wellui dende, teer klinkende stem te kunnen beluis teren. Maar dan zette ik deze gedacht weer manmoedig van mij af. Toen wij bij de rivier kwamen wachtten mijn drie metgezellen reeds op me. Wadim stond in de boot, Tychon en Nikita liepen met groote stappen op den wal heen en weer. Ik gaf Maria een hand en ging aan boord. Het was vloed. Het water stond hoog. Mach tig dreven de golven achter ons aan. Maria's gestalte aan den oever werd zienderoogen kleiner, tot zij, nog slechts een stip geworden, ten slotte geheel verdween. Wadim liet den motor steeds sneller loopen. Als een pijl uit den boog doorkliefde onze boot de blinkende rivier om alle voor ons varende schepen in te halen. Na verloop van een uur hoorden we de «sirene van het lichtschip en een kwartier later zagen wij het schip zelf, welks kloeke bemanning bij alle zeevarenden zoo hoog in aanzien staat. Nu bereikten wij weldra de open zee, mijn geliefde Witte Zee, uit welker diepte de zilve ren spiegels bij duizenden flikkeren en het water zijn droomerigen, witten glans verlee- nen. Deze zee is rijk aan luchtspiegelingen als geen andere ter wereld. Op de verrassend ste oogenblikken ziet men duidelijk trotsche burchten op het water, vreemde reuzen- schepen met zware masten, huizen, torens en grazige weiden met koeien en kalveren. Van welke landen de brekende zonnestralen deze wonderen hierheen halen en op 't water werpen, is voor mij eeuwig een raadsel ge bleven. Wadim keek mij aan en daarop liet hij den motor nog sneller draaien. Dat was bijna geen varen meer, dat kwam het vliegen nabij. Van de oevers begroetten ons bosschen,, waarop de eeuwige strijd met wind en storm, met ijs en sneeuw een eigenaardig stempel had gedrukt en die hun takken nu voorzich tigheidshalve nog slechts naar de landzijde uitstrekten. De wouden werden afgewisseld door rotsen, aan welker steile, ruw gekartelde punten hier en daar eenige sneeuwresten hingen, die hardnekkig weerstand boden aan den gloeienden adem van de Julizon. Weldra echter geraakten bosschen en rotsen steeds meer op den achtergrond, tot zij eindelijk geheel achter den horizon verdwenen. Ik had mij half liggend in de boot uitge strekt. De zon keek me onbeschermd in het gezicht en ik beantwoordde haar blik niet minder brutaal, tot ze mij tenslotte een wel dadige vermoeidheid op de oogen druppelde, zoodat ik ze dicht moest doen. Door mijn gesloten oogleden heen lichtte roserood de dag. Het water ruischte in diepe, donkere orgeltonen en de wind zong een lied, ais ware hij door alle eeuwigheid gegaan. De motor loeide en daverde. Ik kon mij niet meer herinneren naar welke melodie het stalen hart van mijn vroegere motorboot had gesla gen, maar nu hoorde ik met onbedrieglijke duidelijkheid steeds weer hetzelfde rhythme. Nóg wenkt het levennóg wenkt het ge luk!Nóg wenkt het levennóg wenkt het geluk! Ik voelde plotseling hoe mijn hart en mijn bloed begon te zingen, hoe het warm door mijn aderen stroomde en mij tot in de vinger toppen prikkelde. Op datzelfde oogenbli'k drong zich onstuimig het besef aan mij op, dat ik jong was en gezond. Ik weet niet, hoe lang wij reeds hadden ge varen, toen Nikita zich onverwachts tot mij richtte met de vraag, of hij zou keeren. Ik knikte toestemmend. Zooals de heenreis, verliep ook de terug tocht, zonder dat iemand van ons een mond had open gedaan of zelfs maar getracht had een ander aan het praten te brengen. Wederom genoot ik met volle teugen de kostelijke vreugde, welke slechts de heerlijke vereeniging van zon, lucht en water weet op te wekken. Wederom voelde ik dien zoeten onverklaarbaren roes van gelukzaligheid over mij komen en wederom begon mijn hart te zingen. Toen ik aan het einde van onzen tocht een zaam aan den oever stond, wist ik aanvanke lijk niet waarheen ik mijn schreden zou richten. Het was me te moede, alsof ik zwa- ren wijn had gedronken, alsof er vuur in mijn aderen brandde. Ik kocht bij een fruitvrouw, die met haar tentje langs het water stond, een groot stuk meloen en at dit haastig op. Hierna liep ik naar den dichtstbijzijnöen steiger om mij door de, op geregelde tijden afvarende stoom boot naar een mooi eiland in de omgeving te laten brengen. Daar dwaalde ik twee uur lang in het jonge bosch rond om er tegelijker tijd afscheid van te nemen. Wanneer zou ik weer een berk be zien krijgen? Over een jaar? Over twee jaar? Of misschien nooit meer? De boot gaf het sein voor vertrek. Ik moest mij haasten om nog op tijd te komen. Met 'moeite wist ik op het dek nog een vrij plaats je te bemachtigen. Rondom mij zaten slechts vroolijk en opgewekt babbelende menschen, wien, bij de herinnering aan de kostelijke uren in de vrije natuur, de levenslust uit de oogen straalde. Reeds waren wij op het midden van de rivier, toen plotseling een hevige wind op stak. De betrekkelijk kleine boot werd op de witgekuifde golven danig heen en weer ge slingerd. Eenige lichtelijk bang uitgevallen passa giers begonnen te gillen en vluchtten naar beneden in de kajuit. Het jonge volk echter amuseerde zich kostelijk en viel elkaar bij eiken nieuwen stoot van het achterschip on der gejuich en gelach in de armen. Een knap, jong meisje met twee dikke blonde vlechten en lachende oogen viel half over mij heen. In ving haar op en liet haar voorzichtig naast mij op de bank glijden, waarbij het mij opviel, dat ze mij met glin sterende oogen aankeek. Onmiskenbaar dui delijk lag in haar blik de bekentenis, dat ik haar beviel. Haar oogen waren bruin en bijna even sprekend als Maria's oogen. Haar uit dagende mond herinnerde, als hij niet lachte, aan Maria's welgevormde lippen. Een oogen- blik voelde ik de lust bij mij opkomen deze jongen, onschuldigen mond te kussen, maar onmiddellijk daarop schaamde ik me over deze opwelling. Toen de boot aanlegde, was ik de eerste, die aan wal ging. Ik sloeg den weg naar het, aan de grens van de stad gelegen park in en het toeval wilde, dat het jonge meisje dezelfde richting uitging. Wij liepen dicht naast elkaar. Op een eenzame, verlaten plaats bleven wij als bij afspraak staan. De blik van het meisje, welke tot dusver den mijne met jeugdige onbevan genheid had beantwoord, kreeg plotseling iets zachts en droomerigs. Toen nam ik haar in mijn armen en kuste haar. Direct daarop echter boog ik schuldbewust mijn hoofd. „Neem me niet kwalijk", stamelde ik ver legen, het...* 't kwaon zoo.... zoo onver wacht", „Dacht je aan een ander?" vroeg het meisje en in haar oogen glinsterden nauw bedwon gen tranen. Ik knikte. Ze zei, dat ze het gevoeld had. Daarop echter boog zij diep haar blozend gezichtje. „Ik geloof, dat ik je heel, heel.... goed zou kunnen lijden". „Dat verhoede de hemel!" „Vindt u het goed, dat ik morgen hier te rugkom?" Het kind besefte niet, hoe ze mij in haar deemoed folterde en beschaamd maakte! Ik bood opnieuw mijn verontschuldigingen aan. Daarop keek ze mij lang en ernstig aan om tenslotte langzaam haar weg te vervolgen. Ik keek haar na tot haar slank figuurtje zioh achter struikgewas aan mijn blik onttrok. Had ik die kus nu gedroomd of werkelijk beleefd? Wat had dat alles te beteekenen? Ik dwaalde nog lang in het park rond. Pas toen mij voeten mij niet meer konden dragen, keerde ik huiswaarts. In het vale schemer licht maakte mijn woning den indruk van een betooverd slot, dat slechts op de verlossende tooverformule wachtte om in zijn oorspronke- lijken staat te worden hersteld. In de hall zat Dobrez en keek mij met -zijn trouwe hondenoogen ernstig en verwonderd aan. Ik trad op hem toe en streelde zijn kop, maar zelfs zijn oogen bleven star. Toen be greep ik, dat hij naar zijn meesteres ver langde. In deze minuut werd Dobrez mij dier baar, want hoe onstuimig mijn hart naai zijn meesteres uitging, zou ik niemand kun nen vertellen. Zelfs dit papier kan ik het niet toevertrouwen. 's Nachts heb ik van Maria gedroomd. Het was geen verkwikkende droom. Maria had zich van mij afgekeerd en wilde niets meer van mij weten. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 12