Ik héb gekozen, Arkadi....
d« puciihi
Voor de Haagsche padvindsters is een insigne .Natio
nale Diensten" ingesteld en onder leiding van het
Roode Kruis assisteeren zii thans od velerlei wijze
Nederland bewaakt zijn kusten. Voor de met helm beplante
duinen staat de wacht als symbool van de handhaving fier
neutraliteit
Bij de geboorte-aangifte van den 500.000sten Hagenaar over
handigde de burgemeester, mr. S. J. R. de Monchy, den ge
lukkigen vader, den heer van Straalen, voor zijn zoon een
spaarbankboekje met een inleg van honderd gulden
De burgerwacht, die gedurende eenige weken het Koninklijk paleis op den Dam te A'dam
bewaakte, is thans vervangen door de „karabijnbrigade" van de Amsterdamsche politie
FEUILLETON
Een roman uit bet hooge Noorden,
door
AGATHE POGNER.
(Nadruk verboden)
12)
15 Augustus.
We stonden voor het open raam in de
>oupé en staarden beiden in den wazigen
nacht. Onze blikken hingen met 't zelfde wel
gevallen aan het bosch, dat donker en zonder
een enkele gaping de spoorbaan begrensde.
Daarin sliep nog de toekomst en droomde
nog de sage. En de bruine beer was hier nog
heer en gebieder.
„Ik zal het missen, ons mooie bosch", zei ik
zacht.
Tit begreep me.
„Het een wordt den mensch ontnomen, het
andere wordt hem er voor in de plaats ge
geven. Men moet veel ontberen en verliezen
om rijp te worden voor de erkenning van het
groote en het ware"
Om twee uur, toen de eerste stralen van de
ochtendzon de toppen van de hooge dennen
met goud overgoten, bereikte we onze plaats
van bestemming. Wij vonden ook spoedig een
wagen met een vriendellj-ken koetsier en een
aardig paardje en reden langzaam door het
ontwakende bosch. Het wemelde er van vlugge
eekhoorntjes, die dwars voor ons den weg
overstaken. De vogels zongen hun hoogste
lied. Ergens riep een koekoek.
Bet was nog geen vijf uur, toen wij het
groote landhuis voqr ons oog zagen oprijzen
en wij waren het nog niet geheel genaderd,
toen we werden aangeroepen. Het was Maria.
Zij had al een wandeling door het bosch ge
maakt en ons zien aankomen. Het had niet
veel gescheeld, of ik had haar bij onze be
groeting in mijn armen genomen. Ook zij
scheen zich over onze onverwachte komst te
verheugen. Ik zeg: onze, want zij stak haar
arm onmiddellijk door dien van haar broei
en de rest van den weg legden wij daarop
gedrieën te voet af.
Later zei Maria, dat zij nog een en ander
te doen had. Ik zag haar pas bij het ontbijt
terug. Daar zat ze aan de zijde van een opge
blazen jongeman, die haar op opvallende
wijze het hof maakte. Ik zou hem het liefst
een pak slag hebben gegeven. Het leek echter
wel, of Maria behagen schepte in zijn flauwe
opmerkingen, want zij lachte hem vriendelijk
toe.
Het heeft me heel wat moeite gekost om
het zoo ver te brengen, dat ik Maria omdeir
vier oogen kon spreken.
„Wat wilde die vervloekte kwajongen van
je?" vroeg ik woedend. „Heeft hij het je lastig
gemaakt?" Maria staarde me verbaasd aan.
„Ik geloof niet, dat ik verleerd heb lastige
menschen van mijn lijf te houden".
„Dus hij is je wel lastig gevallen?"
„Hij heeft me zijn liefde verklaard en me
verzocht z'n vrouw te worden".
„En
„Ik heb zijn aanzoek afgewezen".
Ik slaakte een zucht van verlichting, maax
tegelijkertijd voelde ik het bloed naar mijn
hoofd stijigen. Voor mij voelde ze immers toch
geen zier!Kwam het dan tenslotte niet
op hetzelfde neer of ze een' zoon van een
fabrikant trouwde of een ander?
Wij liepen samen door den tuin. Ik vroeg,
waarom ze op reis was gegaan. Of ze daar
een bepaalde reden voor had gehad?
Zij keek mij aan. Het werd mij warm om
het hart onder dezen blik. Dan knikte ze.
„De fabrikantenzoon?" vroeg ik geërgerd.
„Moet het dan juist een fabrikantenzoon
zijn?" klonk lachend haar wedervraag.
„Of dacht je, dat ik anders geen aanbidders
had?"
Op dat oogenbliik kregen mijn hartelijke
gevoelens van vriendschap de overhand.
„Maria", zei ik bewogen, „je bent me liever
dan eenig ander mensch op de wereld. Daar
om zou ik je graag volkomen gelukkig willen
zien. Wees voorzichtig met je keus, ja?"
Er speelde een zeldzaam lachje om haar
lippen. Daarop zei ze eenvoudig: „Je raad
komt te laat, Arkadi. Mijn har& heeft al ge
kozen".
Toen liet ik Maria staan en rende den tuin
uit.
Twee uur later bracht de man van haar
vriendin ons naar de, op een half uur afstand
gelegen aanlegplaats van de boot. Tit en
Maria gaven er de voorkeur aan met den
trein naar de stad te keeren.
Ik zit nu hi mijn kamer en schrijf de laat
ste woorden. Het wordt tijd, dat "ik ophoud,
want elk oogeniblik kan Tychon komen om
mijn koffer te halen.
Het is een mooie, heldere dag. Van de
rivier waait een frissche, zilte wind.
De voorwerpen in mijn kamer zijn dezelfde
van vroeger. Nochtans lijken ze mij vreemd
mijn gedachten hebben er zich reeds van
los gescheurd.
De koningstijger, die mij vroeger steeds in
verrukking bracht, staart mij met zijn glin
sterende glazen oogen onbeweeglijk aan,
maar hij vermag mij nu niet meer te boeien.
Aan mijn voeten ligt een warm schepsel, dat
den mensch om onbegrijpelijike redenen zoo
zeldzaam trouw is toegedaan; want nu zijn
Do'orez en ik groote vrienden geworden.
Buiten in den tuin vertelt het eerste gele
blad de nooit vermoeiende geschiedenis van
het ontstaan en het snelle vergaan, van den
bestendigen dood en van het eeuwige leven.
De klok slaat twaalf.
1 Tit en Maria kunnen zoo komen. Wij willen
hier van elkaar afscheid nemen. Niemand
mag mij naar de boot vergezellen.
Ik sluit mijn boek.
Om vier uur vertrekt de boot.
Wat zal de vreemde mij brengen?
Kruisbaai, 6 September
Slechts met tegenzin heb ik gisteren mijn
kleinen handkoffer geopend om pen en pa
pier te voorschijn te halen. Het ging echter
niet anders Ik moest schrijven. Vandaag zal
de door de regeering uitgezonden boot de
Walvischbaai aandoen zoo heet het dichtst-
bij, maar nochtans op zestig kilometer af
stand van hier gelegen nederzetting, waar on
geveer dertig menschen wonen om de ar
beiders, die de huizen voor de nieuwe kolonis
ten hebben opgebouwd en bewoonbaar ge
maakt, weer naar het vasteland terug -te
brengen.
De kachelsmid, aan wiens bijzondere kunst
ik een schoorsteen in mijn privé hokje te
danken heb, heeft thuis een hulpbehoevende
moeder. Die wil ik, met Maria's medewerking,
in een tehuis voor alleenstaande weduwen
zien onder te brengen.
Zoo dwaalden dus voor het eerst sinds
den dag van mijn vertrek mijn gedachten
naar het vaste land. Zij kwamen evenwel niet
ver. De nevel, welke op het water lag, hield
ze terug. Slechts met groote moeite bracht ik
het tot een brief aan Maria. Ik ben er van
overtuigd zelden een zoo onbelangwekkenden
en inhoudloozen brief te hebiben geschreven.
Daartoe heeft niet zoozeer mijn afkeer van
het schrijven bijgedragen, dan wel de zich
steeds meer aan mij opdringende wenseh
door niets aan het verleden te worden her
innerd. Toen ik eindelijk het epistel in een
couvert sloot, viel mij werkelijk een pak van
het hart.
Tegelijkertijd met den brief heb ik Maria
een mooie bontjas van rendiervellen gezon
den. Zij was met smalle reepen donkerroode
en donkerblauwe stof gegarneerd en had
aangebreide handschoenen en een hoofdbe
dekking. Daarbij behoorden ook nog een
paar mooie, tot de knie reikende bontlaarzen.
De bontjas had ik op den dag van mijn
aankomst in de Walvischbaai van de jonge
kolonistenvrouw Stepanida gekocht, uitslui
tend om haar prachtige kleuren.
Met Stepanida's vader, Rodion, had ik
reeds tijdens den overtocht door tusschen-
komst van Wadim kennis gemaakt. Op zijn
welgemeenden raad heb ik besloten in de
Kruisbaai mijn tenten op te slaan.
Aanvankelijk leek nlij de naam van deze
baai allerminst aanlokkelijk en dat werd er
niet beter op, toen men mij vertelde, dat in
de Kruisbaai de arbeiders van een Ameri-
kaansche maatschappij, die jaren geleden in
de bergen naar zilver hebben gezocht, tenge-
gevolge van de buitengewone koude en als
slachtoffer van den gevreesden scheurbuik
jammerlijk om het leven zijn gekomen. De
kolonisten van de Walvischbaai hebben later,
in opdracht van een andere Amerikaansche
maatschappij, haar graven van kruisen voor
zien en daaraan heeft de baai zijn merkwaar-
digen naam te danken
Toen ik echter bij heerlijk, helder weer, in
gezelschap van Radion's schoonzoon, Wen-
jamin, met mijn motorboot de baai binnen
voer en mij schier overweldigd voelde door de
ijzige pracht en de imposante schoonheid
rondom mij, zei ik tot mezelf, dat men gezond
en sterk kon blijven. En ik besloot mij hier
te vestigen.
Van de Amerikanen was niets anders ach
ter gebleven dan een kleine, vervallen hut,
die elk oogenblik in elkaar kon vallen,eèn
driepoot, een lekke boot en een verroeste
ketel.
(Wordt vervolgd.)
Geen Parijzenaar begeeft zich thans
meer op straat zonder zijn gasmasker
mede te nemen. Ook de politie is van
dit noodzakelijk instrument voorzien
Voor de Parijsche arbeidsbeurzen verdringen zich de werkloozen, waarvan er thans
yelen een plaats in de rij der werkenden vinden, nu duizenden onder de wapenen
geroepen zijn
Het fraaie raadhuis te Naaldwijk is met zandzakken
gebarricadeerd als voorzorgsmaatregel tegen even-
tueele luchtaanvallen
Frankrijk onder de wapenen. De uit-
deeling van uitrustingen aan de reser
visten, die in dienst van hun vaderland
zijn opgeroepen