BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES ZOEKWEDSTRIJD Aan allen! A.s week ben ik verhinderd theevisite te houden. De meisjes die met hun werk niet ver der kunnen mogen a.s. Dinsdag tussen 4.30 en 5.00 uur even bij me komen. Lief BLONDJE. Nel P. mag als rubriekertje en clublid toetreden wanneer haar ouders op de IJm. Cour. geabonneerd zijn. Je gaat nu een groot huis bewonen zeg. Ik ken het van binnen wel. De verhuizerij zal heel wat werk geven, maar als alle huisgenoten een handje uitsteken, komt de zaak best in orde. Dag Blondje. Lief BRUINOOGJE. Prettig dat je mij de foto's binnenkort wilt laten zien. Je zus heeft nu dubbele oppassing nodig. Ze kent geen ge vaar, terwijl de tijd van blijven liggen voorbij is. Je zult je moeder een beetje moeten helpen, al is het alleen maar met letten op je zus, wan neer zij ander werk te doen heeft. Maar dat doe je natuurlijk graag. Dag Bruinoogje. Best ELFENKONINGINNETJE. Wat ben jij een dom gansje geweest. Wie schrijft er nu een briefje en vergeet het weg te brengen? Pret tig dat jullie huis verbouwd is. waardoor het veel aangenamer is geworden. Een plat voor het drogen van de was en open slaande deuren waardoor men gemakkelijk naar buiten kan komen zijn niet te onderschatten verbeteringen. Volgende week hoop ik weer een briefje van je te ontvamgen. Dag Elfenkonïnginnetje. Best TEKENAARSTERTJE. Nu de lange avonden zo langzamerhand aankomen, is het moeten maken van een weinig huiswerk heus niet onaangenaam. Je hebt. dan iets te doen en nog wel iets dat nuttig is. Het briefje heb je dit keer tamelijk netjes geschreven. Je kunt dus wel behoorlijk schrijven. Met je werk kim je nu weer voorloopig verder. Als het nodig is mag je a.s. Dinsdag tussen 4.31 en 5.00 uur even bij me komen. M'n dank voor de tekeningen. Dag Tekenaarstertje. Lief GOUDMUILTJE. Ja, nu wordt het een beetje aanpakken met de studie. Wil je bij blijven dan meteen alles terdege leren en niet rusten voor je het goed kent. Vind je Duits ge makkelijker dan Frans? Wel mogelijk, maar als je met Duits wat verder komt, dan zal je ook verschillende moeilijkheden onder de knie moeten trachten te krijgen. Volgende week is de zwempret dus weer voor een poosje gedaan. Dat is niet erg. Je krijgt dan weer eens tijd voor iets anders. Hoe heeft je moeder het theedoe kenhangertje gevonden? Dag Goudmuiltje. Lief ZWARTOOGJE. Ja, zo is het. Briefjes die ik niet ontvang, kan ik niet beantwoorden. Als je trouw schrijft, schrijf ik trouw terug. Je schuilnaam staat dan Zaterdags in de courant. Nu maar weer geregeld schrijven. Dag Zwart oogje. Best LELIETJE VAN DALEN. Je vrien dinnetje, Alida J. mag rubriekertje en clublid worden, 'k Hoop nu maar dat ze trouw gaat schrijven. Haar schuilnaam vind ik uitstekend. Zal jij ook weer geregeld gaan schrijven, zo dat je met October de clubmiddagen weer kunt bijwonen? Dag Lelietje van Dalen. Best ZONDAGSKIND. Zover mij bekend, heb ik geen briefje van je ontvangen. R. heeft het waarschijnlijk vergeten aan mij af te geven. Je kunt nu weer voorlopig met je werk ver der. A.s. Dinsdag mogen zij, die dan hulp nodig hebben, tussen 4.30 en 5.Ó0 uur even bij me aankomen. Jammer dat je vader weer te bed moet blijven liggen. Het beste met hem. Dag Zondagskind. Lief ZONNESTRAALTJE. Flink zo, pas jij maar goed op je kleine zus en speel lief met haar. Tot op heden is het nog buiten-speel-weer, doch dat kan iedere dag veranderen, waardoor je je weer in huis vermaken moet. Geniet dus nog zo veel mogelijk van de buitenlucht. Dag Zonnestraaltje. Best BOODSCHAPSTERTJE. Prettig dat je je op de nieuwe school reeds best thuis voelt. Wanneer men vooruit wil komen moet men aanpakken en werken. Wil je op school flink vooruit komen met leren, dan moet huiswerk worden gemaakt. Van de schooluren alleen kan het altijd niet komen. Maar het maken van huiswerk is niet vervelend, vooral niet nu de lange avonden aankomen en. het weer minder mooi gaat worden, 'k Ben benieuwd naar je eerste rapport en hoop dat je de gedaalde cij- Op een dag werd baron van Zwieten heel vroeg wakker. Het was zulle prachtig weer, dat hij besloot voor 't ontbijt nog een ritje te paard te maken. Hij nam zijn rijlaarzen uit de kast, zijn rijbroek van de kapstok en kleedde zich ge heel in sportcostuum. Daarna begaf hij zich naar de renstal, die op kleine afstand van het kasteel stond. Zijn beide zoontjes waren al druk bezig zich te oefenen aan de rekstok. De baron zadelde zijn paard en reed naar 't nabu rige kerspel. In bovenstaand verhaaltje staan de 6 woorden die in de figuur moeten staan en wel 2 horizon taal, 2 verticaal en 2 diagonaal. De diagonale woorden van boven naar beneden gelezen. Om 't jullie een beetje gemakkelijk te maken, heb ik de middenletter vermeld, t W. B,—Z. MOEDER, IK VERVEEL ME ZO! door W. B.Z. „Moeder, ik verveel me zo, De schooldeur is nog dicht, Daarbinnen zijn soldaten, Het is zo'n gek gezicht. Wat moet ik nu gaan spelen? Hè, 'k ga me heus vervelen." Moeder zei: Mijn beste Trijn, Al is de schooldeur dicht. Je moogt je niet vervelen, Zet gauw een blij gezicht. Trek vlug maar aan je sloffen En ga de kamer stoffen. De was moet ook nog van de lijn. En geef wat voer aan ons konijn. De matten moet je kloppen, Daarna de erwten doppen, Terwijl ik dan de keuken boen Kun jij de boodschappen wel doen. Je moet ook zorgen voor 't vuur En hak wat houtjes in de schuur. Je zult je niet vervelen, Ofwou je liever spelen? „Moes", zei Trijn, mag 'k spelen?? 'k Zal me nooit meer vervelen!!" fers weer omhoog hebt gehaald. Dag Bood schapster tje. Lief BIJ-DE-HANDJE. Ja, de tijd dat ook jij naar school J gaat, komt nader. Het zal je er best bevallen daar ben ik niet bang voor. Hoe staat het met het tollen? Heb je de kunst van opzetten en aanhouden als in je macht? Dag Bij- de-handje. Beste ANEMOON. Wat zal dat een gezel lige handwerkpartij geweest zijn. Bep B. je moeder en jij. Je kleedje is snoezig geworden. Nu moet er nog een randje om gehaakt of ge werkt en dan is het klaar. Gezellig dat je ook het poppenpyjamatje maakt. Aafje V. is er in m'n klas ook aan bezig. Ze gebruikt lichte blau we en ongebleekte katoen, 'k Ben benieuwd wie het eerst het werk gereed heeft jij of Aafje. Dag Anemoon. Beste BENJAMIN. Wat heb je een snoe zig vriendinnetje zeg. Nu maar lief met elkan der zijn en saampjes na schooltijd de tijd gezel lig door brengen. Veel genoegen. Dag Benjamin. Lief KRULLEKOPJE. Je wilt zeker wel je moeder m'n groeten terug doen? Prettig dat je met je werk verder kunt. Dinsdag is er weer gelegenheid om verder geholpen te worden. Ja, de zwempartij in de Herenduinen raakt voor dit jaar gedaan. Het weer wordt te koud om in de buitenlucht te zwemmen. Dag Krulle- kopje. Best REPELSTEELTJE. Meisje ik was blij weer eens een briefje van je te ontvangen. In het algemeen ben je een trouw schrijfstertje. Fijn dat het halen en brengen van R. je bevalt. Het is voor het kind zelf zo heerlijk om in de gelegenheid te zijn de school te kunnen bezoe ken. Kan je met je werk nog verder? Indien niet kon dan a.s. Dinsdag tussen 4.30 en 5.00 uur aan mijn huis. Dag Repelsteeltje. Lief GOUDHAARTJE. Je bent dus weer overgegaan en zit nu in de 5e klas. Dat je niet van onderwijzer veranderd bent zal je niet spij ten. Je bent aan mijnheer B. gewend en hij aan jou. Leuk dat je bij hem op visite mocht komen en met z'n dochtertje mocht wandelen. Het kind je heeft een snoezige naam. Heb je nog werk voor de bazar onderhanden en kan je nog ver der? A.s. Dinsdag tussen 4.30 en 5.00 uur help ik de meisjes die hulp nodig hebben. Dag Goud haartje. Best RAMENLAPSTERTJE. Als je neus niet vast zat dan?.... Vul zelf maar aan. Je bent ook een slimme bramenzoekster zeg. Wie doet nu eerst moeite om 'n slof gevuld te krijgen en springt dan met de gevonden buit zo vreemd om, dat door vallen het grootste deel verloren gaat? Trouwens, als het mij was overkomen, had ik de verloren bramen even opgeraapt. En fin, bij een volgende gelegenheid maar beter oppassen en zorgen dat de oogst behouden thuis komt. Dag Ramenlapstertje. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. VAN KLOKKEN EN HORLOGES De mens heeft altijd behoefte gehad de tijd in te delen, ook toen men nog geen klokken had. De eenvoudigste manier was wel de volgende. Op een vrije ruimte zette men een paal in de grond en regelde de tijd naar de schaduw van de paal. Al heel gauw had men opgemerkt wan neer de schaduw het langst was. Dat was het midden van de dag; wij zouden nu zeggen 12 uur. Nu men dit eenmaal wist, was het niet moei lijk meer ook de andere uren van den dag te bepalen. Deze tijdaanwijzer was dus de zonne wijzer, die men later verfraaid en verbeterd heeft. In enkele oude buitenplaatsen kan men soms nog wel eens een mooi exemplaar in de tuin zien. In een der Amsterdamse plantsoenen moet een mooie staan, die aldaar is geplaatst ter herinnering aan het 50 jarig bestaan van de A. N. W. B. (1883—1933). Aan deze zonnewijzer had men natuurlijk niets in tijden van zonloze, donkere dagen en 's nachts evenmin. Geen wonder dus, dat men zon op be tere middelen. De zandlooper, maar een groter exemplaar dan moeder in de keuken gebruikt, bracht al een hele verbetering. De Chinezen ge bruikten al meer dan 2000 j. .voor 't begin onzer jaartelling een z.g. waterklok, een met water ge vuld vat, waar het water regelmatig uitliep. Ook maakten de Chinezen wel gebruik van een z.g. vuurklok. Deze bestond uit staafjes van ver schillende stof, die langzaam maar zeer regel matig verbrandden. Er naast stond dan een staaf met cijfers, die de tijd aanwees overeenkomstig het verbrande deel der staafjes. Ook de Babyloniërs gebruikten als de Chine zen een waterklok. Hier werd het vat gevuld bij zonsopgang en wanneer het leeggelopen was, werd dit door omroepers aan den volke bekend gemaakt. Dit gebeurde 6 maal per dag. Kalief Ha roen al Raschid gaf een dergelijke waterklok ca deau aan Karei den Groten. Hier werd door de kracht van 't uitstromende water een wij zer in beweging gebracht. Het was al weer een hele verbetering toeii men omstreeks het jaar 1000 de waterkracht verving door een gewicht, dat. door middel van een raderenstelsel langzaam naar beneden zakte. Jammer dat dit zakken niet regelmatig geschiedde. Dit werd bereikt toen men in 't uurwerk het tandrad aanbracht. De horloge maker noemt dit tandrad échappement. Er werd door onze Christiaan Huygens nog weer een verbetering aangebracht door de uitvinding van de slinger. Ongeveer 1500 fabriceerde de Neurenberger Henlein een raderuurwerk, dat bekend werd on der de naam van Neurenberger ei. W. B.—Z. ZIJN DE MEEUWEN DOM? Wat Truusje op een winderigen dag beleefde. Eens op een stormachtige Zaterdagmiddag vraagt vader aan Truusje: „Kind, ga je mee een eind wandelen? Heerlijk langs het strand?" „Zou je 't wel doen?" zegt moeder, ,,'t Waait zo hard en misschien gaat het wel regenen." „Geen nood. De wind houdt het juist droog en 't is uitstekend voor Truus, eens een frissen neus te halen." Dus gaan ze samen op weg, stevig gearmd en Truusje mèt haar cape om. Wat is de zee nu prachtig met die rollende golven met witte mutsen op! Truus kijkt al uit naar de meeuwen, komen die er nog niet aan? Ja hoor, daar zijn ze al: bij tientallen tegelijk vliegen ze in groote cirkels over het onstuimige water, luid schreeuwend en krijschend. .Wacht," zegt Truus. Ze staat stil en haalt een zakje brood uit haar tasch. Maar hoe ze ook lokt en vleit met haar helder stemmetje, de meeuwen komen maar niet naderbij. Hè, dat is nu jammer! Zouden ze bang voor vader en Truusje zijn? OfOpeens vraagt Truusje, terwijl ze vader aan de mouw trekt: „Vader, zijn de meeuwen dom?" „Waarom denk je dat?" „Omdat ze niet komen en ik wil ze toch brood geven." „Ze zijn bang voor de mensen. Ze zijn voor zichtig." „Ja maar, ik doe hun toch niets!" „Dat weten de meeuwen niet." „Nu, als ze dat niet weten, zijn ze toch dom?" „Och kindje, dat begrijp jij nog niet. Voorzich tigheid is nog geen domheid. Dieren zijn heel vaak verstandiger dan wij mensen weten." Truusje blijft peinzend staan. Er is toch iets met die meeuwen, dat ze niet goed begrijpt. Maar opeens trekt ze de schouders op en zegt:, „Vader, mag ik nu een toffee?" Ze heeft gezien, dat vader toffees meenam in een rond, plat blikken doosje. „Goed," zegt vader en haalt het doosje voor de dag. Maar hoe hij ook z'n best doet, de doos wil niet open. Vader wringt, duwt en rolt, maar 't gaat niet! „Jammer hè vader, van de toffees!" „Ja, kind, niets aan te doen. En vader steekt het doosje weer in zijn zak. Maar nu gebeurt er iets grappigs: Een van de meeuwen heeft een mosselschelp gevonden en probeert het kleine huisje met de snavel te ope nen. 't Gelukt niet, want de beide schelpen zitten stijf op elkaar geperst. Dan geeft de meeuw het op; ze palet de mossel met de snavel op en vliegt een meter tien omhoog. Als ze boven de strand- muur is, laat ze de mossel vallen en kijk: de twee schelpen spatten uiteen en de meeuw schiet erop af en eet het weekdier op. Vader en Truus heb ben er met aandacht naar gek.eken. „Truus", zegt vader opeens, de meeuwen zijn niet dom, maar wij. En dan laat vader het tof feedoosje van geringe hoogte op den strandmuur vallen. De twee helften vallen uiteen en de tof fees rollen eruit. Truusje zuigt genoegelijk op het lekkers. „Wat een gezellige middag!" zegt ze tevreden. SPROOKJESSTEDEN IN DE WOESTIJN Hoe de Sahara er in de Middeleeuwen uitzag. De Sahara! Kun je je iets drogers, zonnigers, woesters en ongezelligers voorstellen? Als je dit woord hoort, dan denk je als vanzelf aan zand heuvels zover het oog reikt, aan een strakblauwe lucht zonder een enkel klein wolkje en aan een paar eenzame reizigers op kamelen, die bijna van dorst versmachten. Maar wist je wel, dat de Sahara ongeveer dui zend jaar geleden er heel, heel anders uitzag? Bloeiende, sprookjesachtig mooie steden zijn vervallen en vergaan. Door het stuifzand, opge jaagd door de woestijnwind, zijn hun muren overdekt en hun namen leven nog slechts voort in enkele oude reisbeschrijvingen. Een ervan vertelt, hoe de Sahara vroeger als bespikkeld was met vele, lachende oasen met witte gebouwen, schaduwrijke palmbomen, geu rende rozentuinen en frisse bronnen, die den rei ziger na zijn zware, vaak gevaarvolle tochten tot zoete rust noodden. Een prachtige grote stad midden in de woestijn was Ghana, omringd door zeven muren, de residentie van een machtigen koning. De stad was verdeeld in een negerstad en een Arabisch gedeelte. De Arabieren hadden twaalf moskeeën tot hun beschikking. De hoofd straat van Ghana was zes kilometer lang en als de koning met zijn schitterend gevolg voorbij reed, wierpen de negers zich in het stof aan zijn voeten, terwijl de Arabieren een luid gejuich aanhieven. Van de Saharastad Aoudaghost, die nu ook allang van de aardbodem verdwenen is, wordt verteld, dat zij aan de voet van een heuvel was gebouwd. Zij was rijk aan grote warenhuizen waar negerinnen de meest uitgezochte lekker nijen te koop aanboden, zoals macaroni met ho ning, gebraden kameelvlees, slangenvlees, met absinth gekruid en notenkoeken. Dat er in deze stad veel handel gedreven werd, bewijst een schuldbekentenis van veertigduizend gouden di- naren, die bewaard gebleven is. Een andere grote handelsstad was Sidilmassa gelegen in het landschap Tafilat, in het Zuiden van het Marokkaanse bergland. Aoudaghost en Sidilmassa waren de rustpunten op de grote ka ravaanweg, die van het Noorden naar de Niger voerde. Verder Zuidelijk lag Mali, eveneens een machtige handelsstad, waar de kooplui hun wa ren insloegen voor de lange reis naar het Noor den, naar de kuststeden van de Middellandsche Zee begonnen. Een Marokkaans schrijver van reisverhalen, Ibn Baloutah geheten, beschrijft deze stad als volgt: Een zwarte sultan heerscht er over zijn volle, dat het gebied van het tegen woordige Senegal tot aan de Soedan bewoonde, d.w.z. haal er je atlas maar bij! tot aan de grenzen van Ghadames aan de grens tussen het huidige Tripolis en de Franse Sahara. Sultan Mansa Souleiman wordt beschreven als een gie rig vorst, van wien men geen grote geschenken moest verwachten. Deze negervorst had een grote minachting voor de blanken, doch de vrouwen hadden in zijn land zeer vele voorrechten. Hij was zeer pracht- lievend: zijn eregarde bestond uit driehonderd zwarte slaven, die in dubbele hagen om zijn troon stonden. Verder leefden aan zijn hof rechtsgeleerden, officieren en predikers, pages en hofdichters met gouden harpen, wier taak het was dag aan dag de grootheid en macht van den koning te bezingen. Ieder, die den koning iets wilde vragen, werd aan het hof toegelaten, doch moest zich plat voor hem op de grond werpen. Deze negerkoning heeft verre reizen gemaakt. Hij trok de woestijnen van Voor-Azië door tot Indië, China en de Soenda- eilanden, keerde in 1349 naar Marokko terug en reisde vervolgens naar het zuiden. Zijn reisbe schrijving vertelt, dat de koning en zijn hofhou ding zich door halsbanden met kwikzilver tegen de vlooien moesten beschermen. Vele eeuwen lang is in de Sahara een leven dige handel gedreven, vooral in goudstof. Goud was in die dagen al net zulle een begeer lijk artikel als tegenwoordig. Vooral de Genueese ontdekkingsreizigers hebben altijd veel moeite gedaan om het beroemde Ophir te ontdekken, waarvan sprookjesachtige verhalen omtrent goud mijnen in omloop waren. Eerst in 1789 echter ontdekte men de goud mijnen van Tambaoura in Senegal. De negers groeven daar trappen in de aarde uit en daalden hierlangs af om de ertsen aan het licht te brengen Meer dan duizend jaar achtereen bleven deze goudmijnen de belangrijkste van de toen beken de wereld. EEN PRAATJE OVER ONS HAAR Wist je wel, dat een blond-kind 140.000 tot 150.000 haren op het hoofd heeft,, terwijl een zwartkopje slechts 100.000 telt? Roodharigen bezitten slechts ongeveer 30.000 hoofdharen, doch elk haar op zichzelf is veel dik ker en sterker. Er zijn maar heel weinig rood harige kaalhoofdigen. De kleur van het haaf ontstaat door de Mela- nine, een kleurstof, die in de haren voorkomt Wit haar bevat geen melanine. In grijs haar zit minder melanine en tegelijkertijd treden hierin kleine luchtbelletjes op, waardoor 't haar zilver, ach tig glanst. Ons haar groeit en valt uit zonder dat we er veel van mei-ken. Een mannenhaar wordt og. middeld 3 tot 5, een vrouwenhaar meer dan 7 jaar oud. Daarna sterft het af en valt uit, en er komt op dezelfde plaats een nieuw. Als de mannen hun haar niet lieten knippen zou het tot op de schouders vallen. Door het voortdurend knippen, wordt het haar geprikkeld tot snelle groei, zodat in de loop van een men. senleven een reuzenvlecht zou ontstaan, als men alle afgeknipte eindjes aan elkaar zou leggen. TIEN OF TWAALF? Een interessant praatje over maten en gewichten. Over maten en gewichten uit oude tijden is heel wat te vertellen. Vele, vele eeuwen voor er zellè van een landje dat Nederland heette sprake was, kenden de Balbyloniërs en de Egyptenaren reeds een uitgebreid maat- systeem. Handel, nijverheid, wetenschap en techniek waren in die tijden pl.m. 3080 v. Chr. hoog ontwikkeld en dit vereisehte nauwkeurige maten en gewichten. Vooral had men behoefte aan instrumenten om den bodem te meten. In Mesopotamië hing de heele inrichting van het zeer uitgebreide kanalensysteem van een zorgvuldige meting af. Zelfs 't kleinste foutje kon een gebrek in de bevloeiing en daardoor hongersnood in 't geheele land veroorzaken. Je weet misschien wel, hoe het heele vrucht bare, dicht bevolkte tweestroomenland tot een woestenij geworden is, toen de bevïoeiings- kanalen niet meer in gebruik waren. In Egypte werd door de ejaaaiijksohe ovoer- strooming van den Nijl veel vruchtbaar slib over het land gebracht, doch tevens werden groote stukken land weggeslagen. Daardoor was na iedere overstroooming de rivierloop veranderd en om nu den groondbezitter toch voldoende recht te doen wedervaren en boven dien van hem te ekunnen eischen, moesben de maten steeds nauwkeuriger worden vastge steld, opdat bij de landmetingen van ieder jaar geen fouten werdedn gemaakt. "k Wil ditmaal een praatje met jullie houden over de dahlia. En wel om twee redenen. In de eerste plaats omdat je in deze tijd van.'t jaar in zo heel veel tuinen en tuintjes en in onze stads parken allerlei soorten van dahlia's ziet bloeien en in de tweede plaats omdat er in deze maand te Amsterdam in het Vondelpark een tentoon stelling wordt gehouden van dahlia's. Is dat nu zoveel bijzonders? hoor ik jullie al vragen. Bij tal van bloemenwinkels zien we tegenwoordig voor de ramen ook allerlei dahliabloemen staan, zodat we die soms ook wel een dahliatentoon stelling zouden kunnen noemen. Zeker, daar kunnen we ook allerlei dahliabloemen bewonde ren, maar deze Amsterdamse tentoonstelling is toch iets bijzonders. Bij den bloemist of bloemen handelaar zien we voor de ramen de afgesneden bloemen, maar op de bedoelde tentoonstelling zien we niet alleen de bloem, maar de heele plant. Het is dus eigenlijk een vollegrondsten- toonstelling. We zien dus .ook hoe hoog de plant wel wordt of er veel of weinig bloemen van een plant komen en of de bloemen lang of kort ge- steeld zijn. Maar deze tentoonstelling heeft nog iets bijzonders. Als je aan een Amsterdammer naar de dahliatentoonstelling vraagt, zou 't best kunnen gebeuren, dat hij zei: „niet van gehoord'' of als je op de aanplakborden zou zoeken naar de aanduiding „Dahliatentoonstelling", dan is 't ook best mogelijk, dat je tevergeefs zoektj. Deze tentoonstelling wordt overal aangeduid met de naam „kleurenpracht 3" en is helemaal inge richt met behulp natuurlijk van deskundigen door de Amsterdamse jeugdige werklozen, waar ook de voordelen van de tentoonstelling voor bestemd zijn. Omdat men overal in ons land, waar je ook komt de dahlia ziet bloeien en je vader en grootvader dat ook gezien hebben, ko men we er licht toe om te zeggen: „een echte Hollandse plant, die dahlia" en dan zijn we toch ver van de waarheid. Het is met de dahlia als met zoveel bloemen, denk maar aan tulpen en hyacinten, die wel in grote massa in ons land ge kweekt worden en toch van afkomst vreemde lingen zijn. De dahlia is van afkomst - een Mexicaan d.w.z. ze komt oorspronkelijk uit Mexico. Ruim 300 jaar geleden, kende men niet alleen in ons land maar in heel Europa geen dahlia's. Het is een Spaans dokter, die in die tijd, dat is zo ongeveer 1600, in Mexica reist en daar die plant vindt en ze later noemt met de naam, die de inlanders er daar aan gaven n.l. Acocotli. In 1787 is het een Fransman, die in Zuid Amerika reist, die de plant weer beschrijft, maar exem plaren er van heeft men in Europa nog niet. Maar 2 jaar later, dus in 1789, komen er zaden van de vreemde plant in Madrid, waaruit na 2 jaar bloeiende planten met zeer verschillende kleuren ontstaan. Deze planten krijgen de naam van Dahlia, naar een Zweed, „Dahl", een leerling van den groten plantkundige Linnaeus. Van nu af legt men zich toe op het kweken van Dahlia's; In 1794 kent men reeds drie soorten. Van uit Madrid begint de Dahlia nu zijn reis door Europa, eerst naar Engeland en Frankrijk. Merk waardig genoeg schijnt deze kweek buiten Duitsland omgegaan te zijn, want als later sen Duits onderzoekingsreiziger bloemzaden uit Mexico meebrengt, dan blijkt, dat dit zaden zijn van dezelfde plant, als waarvan men de dahlia heeft gekweekt. Ook in Duitsland kweekt men er nu planten uit maar noemt ze geen dahlia, maar georgina. Onder deze naam zijn ze nog in Duitsland bekend. België en ons land leggen zich eerst later op het kweken van Dahlia's toe, maar al zijn.wij er laat mee begonnen, dat heeft niet verhinderd, dat onze dahlia-kwekers thans door heel de wereld bekend zijn om de prach tige soorten, die ze nu aan de markt brengen. Ik heb me laten vertellen, dat er tegenwoordig meer dan 500 soorten zijn, dus keus genoeg. Ook in de dahliakweek schijnt er zoiets van wind handel geweest te zijn als met onze tulpen, want ik heb wel eens gelezen dat er in Engeland exem plaren verkocht zijn tegen f 2400 per stuk. W. B.-Z.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 10