Aan allen!
BESTE VRIENDINNETJES
EN VRIENDJES
Vandaag heb ik geen extra nieuws mede te
delen. M'n briefje vooraf blijft dus achterwege.
Lief ROTTERDAMMERTJE. Zo langza
merhand krijg je heel wat dieren te verzorgen
o.m. een poes, een hond, vier eenden, enz. Maar
je zal wel zorgen dat de beesten geen gebrek
lijden. Met het theedekje help ik je verder op
onze a.s. clubmiddagen. Ja het weer is de laat
ste dagen, vrij fris. De herfst heeft zijn intrede
gedaan en laat voelen dat hij gekomen is. Toch
is het, wanneer het droog is, uitstekend wandel
weer. Geniet nog maar'wat van de buitenlucht.
Dag Rotterdammertje.
Best LELIETJE VAN DALEN. Je vrien
dinnetje is bij mij geweest en heeft mij verteld
dat ze van haar ouders papier gekregen heeft.
Ze kan dus weer schrijven als ze uit Zwolle te
rug is. Of ik het prettig vind, er nieuwe vrien
dinnetjes bij te krijgen? Ja hoor, heel prettig.
Bij mij is het nog altijd „Hoe meer zielen, des
te meer vreugd". Wat heb je moppig gedroomd
zeg, Dag Lelietje van Dalen.
Lief ZWARTOOGJE. Heb je zo maar een
volledig leesplankje van de juffrouw op school
gekregen? Dat is nog al wat. Je kunt nu thuis
fijn schooltje spelen. Ja, het weer is nog best om
buiten te zijn, vooral om te wandelen of te tol
len. Als je zorgt flink in beweging te blijven,
deert de koude je niet. Hap nog maar een flin
ke hoeveelheid frisse lucht. Dag Zwartoogje.
Best ZANGERESJE. Zo heb ik zo goed de
spijker op de kop geslagen? 'k Hoop dat de. slag
gunstige gevolgen zal hebben. Wat het weer
betreft ben ik het niet met je eens. Tussen de
buitjes door is het weer hoewel fris, uitstekend.
Je kunt er nog best van genieten. Naar de zang
van Jacob Hamel's koor heb ik niet geluisterd.
Wat ga je breien? Dag Zangeresje.
Lief TEKENAARSTERTJE. M»n dank voor
de tekening. Ook ik vind haar voor een vlotte
krabbel aardig uitgevallen. Prettig dat je met
goed weer met je buurmeisje mag rijden. Je
bent natuurlijk heel voorzichtig met het klein
tje. Hoe heet ze? Dag Tekenaarstertje.
Best KRULLEKOPJE. Och dat valt wel
mede. Als men een weinig kan schikken en
elkanders werk weet te waarderen, dan g
alles uitstekend. We leven nu eenmaal in een
tijd waarin van iedereen extra offers worden
gevraagd. Men moet niet vragen naar eigen be
lang maar naar het algemeen belang. Niet naar
„hoe kom ik er, maar wel hoe kan ik dienen"
en dan ook werkelijk dienen. Doet men dat,
wordt het dienen a.h.w. een tweede natuur, dan
is nimmer iets te zwaar. Je mag a.s. Maandag
tussen 4 en 4.30 even bij me komen, 'k Zal je
dan verder helpen. Dag Krullelcopje.
Beste BENJAMIN. Meisje wat ben ik blij
dat je het op school zo uitstekend maakt. En
krijg je nu echte sommen? Doe maar steeds
goed je best en zorg hoge cijfers te krijgen. Zo
dra je een blaadje werk hebt waarvoor je een-
10 gekregen hebt, kom je maar met dat blaadje
in je hand bij mij op de bel drukken, 'k Hoop
dat je spoedig kunt komen. Dag Benjamin.
Beste ANEMOON. Meisjelief, ik ben niet
naar de tentoonstelling uitgaande van de afd.
Velsen van de Ned. Vereniging voor Luchtbe
scherming geweest. In Dordrecht heb ik in het
voorjaar een dergelijke tentoonstelling bezocht.
Heb je niet met de school een bezoek gebracht?
De twee hoogste klassen van school J wel. Pret
tig zeg dat jij en je zus ieder een tol met
zweep bezitten. Nu maar als je huiswerk af is
en je nog niet naar dromenland hoeft, van de
tol genieten. Dag Benjamin.
Lief BOODSCHAPSTERTJE. Prettig dat
je moeder je handwerkje heel mooi gevonden
heeft en dat ze hei terstond in gebruik nam. Het
ziet er ook keurig uit en je hebt er menig vrij
kwartiertje aan gegeven. Dat de open zwem-
gelegenheden gesloten zijn, kan je jammer vin
den maar je ouders zouden je nu het weer zo
fris is, toch niet toestaan te gaan zwemmen, al
waren de inrichtingen geopend. Je moet nu je
hoop maar vestigen op voorjaar '40. Dag Bood
schapster tje.
Lief BIJ-DE-HANDJE. Flink zo meisje
trek je jurk met lange mouwen en je lange kou
sen maar aan. Men moet zich kleden naar het
weer, wil men gezond blijven. Hoe gaat het met
de tollerij? Kan je de tol goed lang aanhouden?
Bij gelegenheid kom ik je kunst eens bewon
deren. Dag Bijde-handje.
Best GOUDMUILTJE. Wat fijn zeg dat je
gedurende de winter iedere Woensdag in de
overdekte zweminrichting mag zwemmen. Waar
brei je de sokjes thuis of op school? Gaat hét
met je werk nog steeds goed. 'k Ben benieuwd
naar je eerste rapport. Dag Goudmuiltje.
Best GOUDBELLETJE. Meisje je bent van
harte welkom als rubriekertje en als clublid
Wanneer je trouw schrijft dan mag je ook aan
de Woensdagmiddagclubuurtjes die binnenkort
weer aanvangen, deelnemen. Heb je alleen een
broertje en geen zusje? Hoe oud is Glijn? Dag
Goudbelletje.
Lief ELFENKONINGINNETJE. Ja, Corrie
is blij dat ze rubriekertje en clublid mag wor
den en ik ben blij dat ik haar als rubriekertje
kon inschrijven. Als onze clubuurtjes weer ge
houden worden, is het zo echt prettig wanneer
veel meisjes van de gezellige bijeenkomsten
kunnen genieten. Wil je m'n groeten aan je
tante terug doen? Die Alie is maar even ver
weg gegaan en dat buiten de vacantietijd. Je
zult haar wel missen en het prettig vinden
wanneer ze weer terug is. Dag Elfenkoningin
netje.
Lief BRUINOOGJE. Zo nu is je zusje, Zusje
één-tand geworden. Over enige weken komt
haar de naam van zusje twee-tand toe en zo
vervolgens wisselt ze steeds van naam al naar
gelang haar gebit vollediger wordt. Dat het een
kleine ondeugd is begrijp ik. Ze zal ook haar
schattige en minder schattige maniertjes hebben
zoals alle baby's. Wat zal je pop blij zijn als je
de lila directoire gereed hebt. Je moeder helpt je
zeker met het werk of heb je haar hulp niet
nodig en ben je in staat geheel zelfstandig ge
noemd voorwerp te breien? Als ze gereed is wil
ik haar graag eens zien. Dag Bruinoogje.
Veel groeten van
Mej. E. VULBRIEF
OP WACHT
door W. B.Z.
Mies en Suus vonden 't raar,
Die grote soldaat, die stond daar maar.
Hij liep langs 't straatje
Heen en weer.
Dat deed hij zeker wel honderd keer.
Ze keken hem aan,
Als hij even bleef staan.
En ze zeiden: „Wat raar,
Waarom loopt hij toch daar?"
Eindlijk vroeg Suusje: „Meneer de soldaat,
Waarom loop je maar steeds op de straat?
Wou je niet liever naar huis toe gaan?
Of woon je misschien hier heel ver vandaan?"
„Och meisjes," zei toen de grote soldaat.
Ik loop niet voor mijn plezier hier op straat.
Ik heb hier de wacht tot laat in de nacht.
Ver weg is mijn huis, daar wou ik graag zijn,
Ik heb ook twee meisjes, ze zijn nog heel klein
Nu houd ik de wacht
Tot laat in de nacht".
Toen zeiden de twee: „Dag meneer de soldaat,
'k Hoop, dat de oorlog maar gauw overgaat."
KAATS DE BAL
door W. B.Z.
CWO VAfl V/ÊR.
"k Geloof, dat ik beginnen zal,
Zusje, kaats jij nu de bal
Vang hem in je rechterhandje,
Nee, nu niet zo dicht aan 't kantje.
'k Gooi hem op,
'k Gooi hem neer.
Probeer jij 't ook een keer.
Vind je het zo heel erg mooi
Als ik hem in 't schortje gooi?
Nu daar gaat hij: hop, hop, hop
En dan dans ik in galop
Zusje, vang hem nu maar goed,
Ja, je weet al hoe 't moet.
Samen ballen is zo fijn,
Maar mijn zus is nog te klein.
EIGEN SCHULD
door W. B.Z.
Stoute Bram moest alle dagen
Onzen trouwen Cesar plagen.
Vader had het vaak gezegd:
„Dat bekomt je nog eens slecht!"
Maar Bram luistert niet naar raad:
Plagen, dat kan toch geen kwaad.
Weet je, wat Bram heeft gedaan?
Toen Cesar voorbij wou gaan,
Een touw bond hij aan zijn staart
Nam hem mee toen met een vaart,
Plotseling brak het touw eraf,
Toen kreeg onze Bram zijn straf.
Cesar smeet hem op de grond,
Want het is een sterke hond.
Gelukkig kwam juist vader aan,
Toen kon Bram weer op gaan staan.
Cesar had nog niet gebeten,
Maar Bram zal dit nooit vergeten,
„Nee," dacht Bram, „na deze keer,
Plaag ik honden nimmermeer!"
FRANK WOU UITVINDER WORDEN!
Maar oom Cor bracht hem aan
z'n verstand, dat hij op de ver
keerde weg was Een waar
gebeurd verhaal.
„Frank!"
Geen antwoord.
„Frank! Frank-dan-toch!"
Een verwoed geschuife boven op zolder, een
opgewonden jongensgezicht om 't hoekje van de
trap en een driftige stem, die riep:
„Wat is er nou weer?"
„Zeg, Frank, kun je me niet even helpen met
die cijfersom?". riep de schelle stem van Keesje
beneden.
„Hè vervelend og!" Maar Frank was toch zo
nijdig niet of hij sloeg de deur van z'n kamer-
te met 'n klap dicht; stak Vlug de sleutel in z'n
zak en rende met drie treden tegelijk de trap af.
„Nou, kom dan maar op," zei hij en plofte
naast z'n jonger broertje op een stoel.
„Fijn, Frank," vleide Keesje, „echt oardig
van je".
,Hmm", deed Frank en trok het blaadje vol
cijfers naar zich toe. „Kleine apekop, kun je zelf
niet eens een beetje je best doen?"
„Ik heb 'm al vier keer uitgerekend, maar
ik kan er geen nul uitkrijgen! Doet doet het
gewoon niet!"
„Moet er dan nul uitkomen?"
„Tuurlijk," zei Kees. En Frank trok een diepe
frons in z'n voorhoofd en begon te cijferen. Na
vijf minuten kreeg hij er nul uit en wees Keesje
de fout aan. „Nou moet je verder erg kalm en
bedaard rekenen, Kees" zei hij vaderlijk, „dan
kun je je niet weer vergissen."
„Ja, burgemeester1. Heb jij je werk al af?"
„Hum," zei Frank „gaat het jou wat aan? Nou,
b's-jour!" En weg was hij weer. Eén minuut later
zat hij op z'n zolderkamertjeover z'n boe
ken gebogen denk je? Mis! hij zat aan een tafel
tje, dat vol lag met allerlei radio-onderdeelen en
prutste aan het nieuwe toestel, waar hij mee be
zig was, net zolang, tot hij vuurrode wangen
had en schitterende ogen van de inspanning.
Frank was een echte knutselaar. Hij kon geen
machine zien of hij stond er net zoiang bij te
kijken, tot hij er alles van begreep. Als aller
eerste van z'n klas had hij z'n eigen radio-kris
talletje boven z'n ber gehad, hij had op zijn ka
mertje en dat van Kees alle mogelijke electrische
lampjes aangelegd en als er iets aan moeders
strijkbout mankeerde, nou dan Rustte Frank niet
voor de boel weer heel was; En denk je, dat
Frank's vader ooit geld behoefde uit te geven
voor rijwielreparatie?
Ja, als er een band heelemaal af was, maar
zoolang dit nog niet 't geval was, zorgde Frank
wel, dat de karretjes liepen.
De jongen bij het „tafeltje met oud roest" zo
als moeder 't plagend noemde, zuchtte eens even
en wierp tersluiks een blik op de klok. Vier uur!
Dat grapje met Kees had 'm ook nog leelijk op
gehouden en om zes uur moesten ze eten dan
moest al z'n werk af zijn! Aardrijkskunde, ge
schiedenis, Franse werkwoordentwee uur
tjes had hij er zeker voor nodig! Nog even pro-
beeren of 't zó gingen danFrank had
het rolletje ijzerdraad al in de hand en werkte
door....
„Frank kom je eten?"
Er ging een schok door hem heen. Een aller
akeligst gevoel kreeg hij, dat hij nu wéér z'n
middag verprutst had, terwijl hij vader bij het
laatste rapport zó beloofd had, z'n best te zullen
doen op z'n huiswerk. „Anders had vader ge
zegd gaat de heele radio-rommel wég! Be
grepen?"
En nu had hij 't toch weer niet kunnen laten!
Kon hij er zeker van zijn, dat ie morgen een
onvoldoende voor z'n jaartallen kreeg! Bah!"
Hij zuchtte nogeens diep en werd er opeens
kwaad tegenin. Onzinnig ook, dat je al die malle
jaartallen en al die gekke woordjes moest leeren,
als je later tóch uitvinder wou worden! Henry
Ford had zich zeker als jongen ook moegemaakt
met den tachtigjarigen oorlog en zo (o nee, dat
was een Amerikaan!) Nou, Anthony Fokker dan,
had die z'n hoofd gebroken over de papa Ie'
papa, het zout- le sel? Foei nee, die stonden daar
eenvoudig boven! En hij, een uitvinder in den
dop, die al bewezen had, dat hij heus iets bij
zonders in z'n mars had, hij werd zóó kort ge
houden, hij moest zitten rillen en beven voor een
repetitie! Zo mopperend haalde hij een kam door
z'n stugge haar en sprong de trap af
Ha! oom Cor! Dat is nogeens een buitenkansje.
Frank zal het direct aan de hoed en z'n nare
stemming zakte bijna helemaal weg toen hij z'n
lievelingsoom begroette.
„Hallo, ouwe jongen!" zei deze. „Hard gevost
zeker!"
,Gaat nogal, oom" ontweek Frank. „Ikik
ben bezig aan een nieuw toestel. Straks na 't
eten
„Ja, dan ga ik met je mee naar boven. Dat
moet ik zien," zei oom Cor. En Frank voelde zich
opeens opgelucht. Net of oom zo'n beetje z'n
bondgenoot was. Of hij ook al die jaartalletjes en
die gekke woordjes en zo méér dan onzinnig
vond!
Na 't eten holden ze met een vaartje de trap
op, oom bijna net zo vlug als Frank en de jon
gen struikelde bijna over z'n woorden toen hij
alles uitlegde. Eenig z'n toestelletje te laten zien
aan iemand, die er zelf ook verstand van had.
Want al was 't oom Cor z'n vak eigenlijk niet
hij was leeraar Nederlands en bovendien een
bekend schrijver toch wist hij ook heel wat
van techniek.
Ja, waar had oom Cor eigenlijk géén verstand
van!
„Hoe vindt u 't oom?" vroeg Frank ademloos,
toen hij alles verteld had.
„Hum!" zei oom en keek ernstig, „hum
en bleef zwijgen.
„Vindt u 't niet eenig, oom?"
„Ja, Frank ik vind 't een leuk spelletje voor
een heel kleinen jongen."
„Hè oom! En niemand bij ons in de klas kan
't zo goed als ik!"
„Kun jij werkelijk zó goed knutselen? Heb je
er niets geen moeite mee om zoiets te maken?'-
„Nee helemaal niet, oom. 't Gaat eigenlijk van
zelf" straalde Frank.
„Tjonge, jonge! Nou dat isdat is erg
jammer voor je!"
Frank viel van de eene verbazing in de andere.
Jammer? Wat bedoelde oom toch?
„Ik dacht," zei oom Cor, „dat je uitvinder wou
worden. En nu vind ik 't zo jammer voor je, dat
je je tijd verprutst aan dingen, die je gemakke
lijk afgaan, zie je Want een uitvinder, nou, je
begrijpt, dat is een buitengewoon mensch hè?
Die moet nog veel moeilijker dingen kunnen
doen dan een ander. En dus kan een jongen, die
tegen de eerste de beste moeilijkheid opziet, die
b.v. z'n jaartallen niet leert omdat hij er een
voudig te lui voor is, nooit uitvinder wórden. Dat
begrijp je zeker wel!
„Niet goed," zei Frank.
„Nou," zei oom, „dan zal ik je eens wat ver
tellen. Een verhaal, dat echt gebeurd is. Ik heb
den jongen, waar 't over gaat, zelf gekend.
Die jongen was lang niet dom op school. Hij
kon zowat alles, maar wat hij vooral goed kon
dat was verhalen schrijven. Als je z'n opstellen
hoorde voorlozen, dan lachtte je je gewoonweg
tranen en een andere keer huilde je weer tranen
omdat 't zoo aandoenlijk was. Hij fantaseerde
alles bij elkaar en kon rijmen en dichten om er
je petje voor te lichten!
Nou, en als ze dien jongen vroegen, wat hij
wilde worden, dan zei hij„Ook een vraag! Schrij
ver natuurlijk!"
BOER STEENSMA EN ZIJN BUURMAN
Een Friese boer had eens hevige ruzie met zijn
buurman. De boze buurman deed alles om den
armen Steensma te treiteren en te plagen. Nu
eens ploegde hij „bij ongeluk" een van diens ak
ker om, dan weer reed hij met een zwaarbeladen
wagen door zijn juist bezaaid land. Soms liet hij
zijn kippen in Steensma's tuin lopen en een an
dere keer gooide hij allerlei rommel over de
muur, die de twee erven van elkaar scheidde.
En eens op een dag stelde hij zijn lege kar
expres zó onhandig vlak voor de ingang naar
Steensma's boerderij, dat deze er met zijn gerij
niet meer door kon
Steensma schoof de kar met grote moeite weg,
doch de volgende dag stond hij er weer, pre
cies op 't zelfde plekje!
Toen werd de Fries eindelijk woedend. Nu en
als Friezen eenmaal woedend zijn, dan zijn ze
't goed! Hij wachtte zijn bozen buurman op en
gaf hem een geducht pak slaag. De ander ech
ter, ook niet mals, klaagde Steensma voor de
rechtbank aan. Ons boertje moest dus voor den
rechter verschijnen en zijn buurman beschreef
met een huilerige stem uitvoerig, hoe Steensma
hem mishandeld had. En dat, terwijl er toch
eigenlijk in 't geheel geen reden voor was! De
edelachtbare heer rechter begreep zelf wel, dat
't gemakkelijk gebeuren kon, dat een kar eens
bij ongeluk vergeten werd. Was dat nu 'n reden
om iemand zo maar ineens aan te vallen en af
te ranselen?
Neen, de rechter schudde plechtig 't hoofd, ten
teken, dat hij dit ook geen manier vond. En de
boze buurman dacht al, dat hij het pleit gewon
nen had.
Maar nu moest Steensma voor den rechter ver
schijnen. Hij legde z'n pet op de deftige groene
tafel en begon uitvoerig alles te vertellen: hoe
buurman steeds maar in zijn veld had geploegd,
aldoor maar door zijn land had gereden, zodat
er diepe karresporen in waren achtergeble
ven.
„Steensma" zei de rechter „neemt u alstu
blieft, voor u verder spreekt, eerst eens die pet
van de tafel." Doch de koppige Fries deed, of hij
niets gehoord had en .vertelde verder, hoe ae
kippen van zijn buurman iedere dag in zijn
tuin omscharrenlden en alles bedierven
De rechter luisterde ternauwernood. Hij erger
de zich over de pet, die vlak voor z'n neus lag
en riep toornig: „Steensma, neem onmiddellijk
die pet weg!"
Maar Steensma scheen wel doof te zijn. Opge
wekt vertelde hij verder: wel twintig keer had
hij zijn buurman verzocht, de kippen op te slui
ten en niet over zijn land te rijden. En wat die
kar betreft, hij had hem eerst in alle redelijk
heid onder 't oog gebracht, dat die niet in de
weg mocht staan
Toen verloor de rechter zijn geduld. Hij gal
een schreeuw van woede, greep de pet en slin
gerde hem een eind weg.
Toen zweeg Steensma opeens en er vloog een
slim lachje over z'n gezicht. Dan sprak hij: Ziet
u eens, edelachtbare heer, ik heb mijn buurman
zeker wel twintig keer gewaarschuwd, vóór ik
tot handtastelijkheden overging. En u wordt na
twee keer al kwaad en slingert mijn pet weg!"
De rechter keek hem een ogenblik verbluft
aan. Dan begon hij hartelijk te lachen en Steen
sma kwam er met een lichte straf af, terwijl de
boze buurman een strenge waarschuwing kreeg,
dat hij met plagen moest ophouden!
de bron te voorschijn komt, dus zo ongeveer al
een slangetje, werd al in die oude dagend
slang het symbool van de geneeskracht van het
water.
Men geloofde in het oude Griekenland, dat het
water niet eens gedronken behoefde te worden
om genezing te geven. Ieder, die een nacht naast
de bron ging slapen, moest nauwkeurig zji!
dromen onthouden en die aan de priesters mee-
delen. Uit de uitlegging der dromen wisten de
priesters dan de kwaal vast te stellen en tevens
het geneesmiddel.
GESCHIKT VOOR IIET TONEEL
In de kamer van een groot toneelspeler liet
zich eens een heer aandienen, wiens zoon met
alle geweld óók acteur wou worden.
En nu kwam de vader vragen, of de beroem,
de man eens onderzoeken wilde, of zijn zon,"
talent had. m
„Goed, laat u hem maar hier komen," zei de
toneelspeler.
De zoon kwam ende beroemde man Uet
hem volle twee uren wachten. Daarna werd hem
door een bediende meegedeeld, dat hij morgen
terug moest komen.
Weer wachtte hij tevergeefs en zo ging het
volle zes weken achter elkaar.
Toen verscheen eindelijk de vader.
„Ik meende.begon hij.
„Ja, ja," zei de toneelspeler, „U komt vragen,
of uw zoon geschikt voor het toneel is. Nu
vind hem werkelijk zéér geschikt. Hij heeft 'be
slist talent."
„Enu hebt hem niet eens ontvangen!"
„Juist daarom kan ik het zeggen. Wie iedere
dag zo geduldig een paar uur zit te wachten,
heeft aanleg voor het toneel! 't Spelen is niet'zo
belangrijk, dat kunnen er wel meer. Maar hun
tijd afwachten kunnen maar enkelen. Laat u uw
zoon maar gerust aan 't toneel gaan, mijnheer!"
EEN RIDDERORDE
Een Parijse handelaar in ivoor, een zeer ijdel
heerschap, had eens op een dag van een Afri
kaans vorst, met wien hij zaken had gedaan, de
Labaski-Tapo-orde gekregen. De man was dol
blij en begaf zich onmiddellijk naar het minis
terie van buitenlandse zaken om te vragen of
hij de orde mocht dragen.
„Weet u, waaruit de versierselen der orde be-
staan?" vroeg hem de secretaris voor Afrikaanse
zaken.
„Zeker, zeker! 't Is een mooie gouden ring,
waaraan een rood amulet hangt. Ik verzoek om
toestemming, de orde te mogen dragen".
„Natuurlijk kunt u hem dragen," zei glim
lachend de secretaris, „alleen moet ik er u even
opmerkzaam op maliën, dat dit moet geschie
den volgens de zeden des lands".
„En hoe is dan het voorschrift?"
„De ring wordt door de neus gedragen".
De ivoor-handelaar zuchtte eens en drong niet
verder aan.
HET DOKTERSSLANGETJE
Je kent allemaal natuurlijk wel het rode
slangetje op witte grond, dat het teken der dok
ters is. Auto's, voorzien van dit teken, hebben
in geval van nood voorrang.
Waarom is de slang het symbool van de me
dische wetenschap? Dat zal ik je vertellen. Even
als zieke mensen tegenwoordig naar Wiesbaden,
Spa of andere badplaatsen reizen om het ge
neeskrachtige water, dat daar uit de bodem op
welt te gebruiken en zich erin te baden, zo reis
den heel vroeger de zieken naar Epidauros, Kos
of Pergamon, Athene, Korinthe of Paros. Al deze
badplaatsen waren heiligdommen van Asklepios,
den god der geneeskunst. En aangezien het water
meestal met een klein, kronkelend straaltje uit
Toen ik een tijdje geleden met jullie een
praatje hield over de sprookjes van Andersen
en die van Grimm, vroeg een van jullie me ook
zo eens wat te vertellen van de sprookjes van
Moeder de Gans. En een ander vroeg me hoe
het zat met die sprookjes van Moeder de Gans,
Sprookjes van Andersen en van Grimm, dat be
greep hij, die waren geschreven door Andersen
of door Grimm, maar Moeder de Gans, dat was
toch zeker een schuilnaam en hij vroeg, hoe
heette eigenlijk de schrijfster van de sprookjes
van Moeder de Gans. Nu deze schrijfster heette
eigenlijk Elisabeth Forsler en woonde omstreeks
1660 in Boston. Na de dood van haar man huwde
ze voor de tweede keer met I. Goose. Zij zelf
had 10 kinderen en de heer Goose, die weduw
naar was, had eveneens 10 kinderen. Wanneer
moeder Goose met de kleinsten dezer twintig
kinderen bezig was, dan deed ze niet anders
dan verhaaltjes vertellen, die ze zelf bedacht
had. Toen ook haar tweede man gestorven was,
ging ze bij haar oudste dochter inwonen, die
eveneens een groot aantal kinderen had. Ook
deze kinderen vermaakte ze met haar verhalen
en niet alleen haar kleinkinderen, maar de Kin
deren uit de heele buurt. Want als moeder
Goose bezig v/as te vertellen, dan deed ze da
in de regel voor het huis en het duurde dan
gewoonlijk niet lang of de hele kinderschaar
uit de buurt zat aandachtig naar haar te luiste
ren. Toen haar schoonzoon zag met hoeveel aa -
dacht de jeugd zat te luisteren, kwam bij op
het idéé deze verhalen voor een latere jeu0a
laten drukken, opdat die er evenveel van zou
den kunnen genieten als zijn kinderen met n
vriendjes en vriendinnetjes. Ze werden
rilca uitgegeven onder de naam van Mo
Goose. Nu is Goose het Engelse woord voor ons
woordje gans en toen dus de sprookjes m
Nederlands werden uitgegeven werd aan o
Goose overgezet in 't Nederlands en kre0en
de naam van Sprookjes van Moeder de u
Moeder Goose is bijna 100 jaar geworden en
men zegt dat toen ze stervende was ze
mompelde: „Humpie Dumpie zat op een
Jullie weten zeker wel, dat er op deze r g
volgen moet „Humpie Dumpie viel van het
En er was geen ééne timmerman, Die Hump
Dumpie maken kan". j6
En welke sprookjes zijn nu van
Gans9 hoor ik sommigen van jullie al vrag
De meesten ken je zeker wel, zoals Assepoe
Blauwbaard, Roodkapje. De gelaarsde
Sneeuwwitje, Ezelsvel, Riker met de kuji,
schone slaapster, De Toverfee en
Duimpje. Merkwaardig genoeg komen
bijna al deze sprookjes koningen, Pnnse, van
prinsessen voor, terwijl deze in het lap
Moeder df- Gans, Amerika, niet zijn. "Y7Pr~uit
zijn dit nog herinneringen van de vertelster
het Europese land, waaruit zij of haar
afkomstig zijn. Enkele van deze sprookjes
merken zich ook door een zekere wre 1
zoals dat van Blauwbaard en Klein DuimPJ
Roodkapje, die we dan ook maar nie
Moeder Goosse deed aan kleine kinderen
ten vertellen, want ik zou bang wezenda j.,
dan 's nachts van gaan dromen en dan is sp
jesvertellen geen genot voor hen.