Aan allen! BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES Vandaag heb ik geen extra nieuws mede te delen. M'n briefje vooraf blijft dus achterwege. Lief ROTTERDAMMERTJE. Zo langza merhand krijg je heel wat dieren te verzorgen o.m. een poes, een hond, vier eenden, enz. Maar je zal wel zorgen dat de beesten geen gebrek lijden. Met het theedekje help ik je verder op onze a.s. clubmiddagen. Ja het weer is de laat ste dagen, vrij fris. De herfst heeft zijn intrede gedaan en laat voelen dat hij gekomen is. Toch is het, wanneer het droog is, uitstekend wandel weer. Geniet nog maar'wat van de buitenlucht. Dag Rotterdammertje. Best LELIETJE VAN DALEN. Je vrien dinnetje is bij mij geweest en heeft mij verteld dat ze van haar ouders papier gekregen heeft. Ze kan dus weer schrijven als ze uit Zwolle te rug is. Of ik het prettig vind, er nieuwe vrien dinnetjes bij te krijgen? Ja hoor, heel prettig. Bij mij is het nog altijd „Hoe meer zielen, des te meer vreugd". Wat heb je moppig gedroomd zeg, Dag Lelietje van Dalen. Lief ZWARTOOGJE. Heb je zo maar een volledig leesplankje van de juffrouw op school gekregen? Dat is nog al wat. Je kunt nu thuis fijn schooltje spelen. Ja, het weer is nog best om buiten te zijn, vooral om te wandelen of te tol len. Als je zorgt flink in beweging te blijven, deert de koude je niet. Hap nog maar een flin ke hoeveelheid frisse lucht. Dag Zwartoogje. Best ZANGERESJE. Zo heb ik zo goed de spijker op de kop geslagen? 'k Hoop dat de. slag gunstige gevolgen zal hebben. Wat het weer betreft ben ik het niet met je eens. Tussen de buitjes door is het weer hoewel fris, uitstekend. Je kunt er nog best van genieten. Naar de zang van Jacob Hamel's koor heb ik niet geluisterd. Wat ga je breien? Dag Zangeresje. Lief TEKENAARSTERTJE. M»n dank voor de tekening. Ook ik vind haar voor een vlotte krabbel aardig uitgevallen. Prettig dat je met goed weer met je buurmeisje mag rijden. Je bent natuurlijk heel voorzichtig met het klein tje. Hoe heet ze? Dag Tekenaarstertje. Best KRULLEKOPJE. Och dat valt wel mede. Als men een weinig kan schikken en elkanders werk weet te waarderen, dan g alles uitstekend. We leven nu eenmaal in een tijd waarin van iedereen extra offers worden gevraagd. Men moet niet vragen naar eigen be lang maar naar het algemeen belang. Niet naar „hoe kom ik er, maar wel hoe kan ik dienen" en dan ook werkelijk dienen. Doet men dat, wordt het dienen a.h.w. een tweede natuur, dan is nimmer iets te zwaar. Je mag a.s. Maandag tussen 4 en 4.30 even bij me komen, 'k Zal je dan verder helpen. Dag Krullelcopje. Beste BENJAMIN. Meisje wat ben ik blij dat je het op school zo uitstekend maakt. En krijg je nu echte sommen? Doe maar steeds goed je best en zorg hoge cijfers te krijgen. Zo dra je een blaadje werk hebt waarvoor je een- 10 gekregen hebt, kom je maar met dat blaadje in je hand bij mij op de bel drukken, 'k Hoop dat je spoedig kunt komen. Dag Benjamin. Beste ANEMOON. Meisjelief, ik ben niet naar de tentoonstelling uitgaande van de afd. Velsen van de Ned. Vereniging voor Luchtbe scherming geweest. In Dordrecht heb ik in het voorjaar een dergelijke tentoonstelling bezocht. Heb je niet met de school een bezoek gebracht? De twee hoogste klassen van school J wel. Pret tig zeg dat jij en je zus ieder een tol met zweep bezitten. Nu maar als je huiswerk af is en je nog niet naar dromenland hoeft, van de tol genieten. Dag Benjamin. Lief BOODSCHAPSTERTJE. Prettig dat je moeder je handwerkje heel mooi gevonden heeft en dat ze hei terstond in gebruik nam. Het ziet er ook keurig uit en je hebt er menig vrij kwartiertje aan gegeven. Dat de open zwem- gelegenheden gesloten zijn, kan je jammer vin den maar je ouders zouden je nu het weer zo fris is, toch niet toestaan te gaan zwemmen, al waren de inrichtingen geopend. Je moet nu je hoop maar vestigen op voorjaar '40. Dag Bood schapster tje. Lief BIJ-DE-HANDJE. Flink zo meisje trek je jurk met lange mouwen en je lange kou sen maar aan. Men moet zich kleden naar het weer, wil men gezond blijven. Hoe gaat het met de tollerij? Kan je de tol goed lang aanhouden? Bij gelegenheid kom ik je kunst eens bewon deren. Dag Bijde-handje. Best GOUDMUILTJE. Wat fijn zeg dat je gedurende de winter iedere Woensdag in de overdekte zweminrichting mag zwemmen. Waar brei je de sokjes thuis of op school? Gaat hét met je werk nog steeds goed. 'k Ben benieuwd naar je eerste rapport. Dag Goudmuiltje. Best GOUDBELLETJE. Meisje je bent van harte welkom als rubriekertje en als clublid Wanneer je trouw schrijft dan mag je ook aan de Woensdagmiddagclubuurtjes die binnenkort weer aanvangen, deelnemen. Heb je alleen een broertje en geen zusje? Hoe oud is Glijn? Dag Goudbelletje. Lief ELFENKONINGINNETJE. Ja, Corrie is blij dat ze rubriekertje en clublid mag wor den en ik ben blij dat ik haar als rubriekertje kon inschrijven. Als onze clubuurtjes weer ge houden worden, is het zo echt prettig wanneer veel meisjes van de gezellige bijeenkomsten kunnen genieten. Wil je m'n groeten aan je tante terug doen? Die Alie is maar even ver weg gegaan en dat buiten de vacantietijd. Je zult haar wel missen en het prettig vinden wanneer ze weer terug is. Dag Elfenkoningin netje. Lief BRUINOOGJE. Zo nu is je zusje, Zusje één-tand geworden. Over enige weken komt haar de naam van zusje twee-tand toe en zo vervolgens wisselt ze steeds van naam al naar gelang haar gebit vollediger wordt. Dat het een kleine ondeugd is begrijp ik. Ze zal ook haar schattige en minder schattige maniertjes hebben zoals alle baby's. Wat zal je pop blij zijn als je de lila directoire gereed hebt. Je moeder helpt je zeker met het werk of heb je haar hulp niet nodig en ben je in staat geheel zelfstandig ge noemd voorwerp te breien? Als ze gereed is wil ik haar graag eens zien. Dag Bruinoogje. Veel groeten van Mej. E. VULBRIEF OP WACHT door W. B.Z. Mies en Suus vonden 't raar, Die grote soldaat, die stond daar maar. Hij liep langs 't straatje Heen en weer. Dat deed hij zeker wel honderd keer. Ze keken hem aan, Als hij even bleef staan. En ze zeiden: „Wat raar, Waarom loopt hij toch daar?" Eindlijk vroeg Suusje: „Meneer de soldaat, Waarom loop je maar steeds op de straat? Wou je niet liever naar huis toe gaan? Of woon je misschien hier heel ver vandaan?" „Och meisjes," zei toen de grote soldaat. Ik loop niet voor mijn plezier hier op straat. Ik heb hier de wacht tot laat in de nacht. Ver weg is mijn huis, daar wou ik graag zijn, Ik heb ook twee meisjes, ze zijn nog heel klein Nu houd ik de wacht Tot laat in de nacht". Toen zeiden de twee: „Dag meneer de soldaat, 'k Hoop, dat de oorlog maar gauw overgaat." KAATS DE BAL door W. B.Z. CWO VAfl V/ÊR. "k Geloof, dat ik beginnen zal, Zusje, kaats jij nu de bal Vang hem in je rechterhandje, Nee, nu niet zo dicht aan 't kantje. 'k Gooi hem op, 'k Gooi hem neer. Probeer jij 't ook een keer. Vind je het zo heel erg mooi Als ik hem in 't schortje gooi? Nu daar gaat hij: hop, hop, hop En dan dans ik in galop Zusje, vang hem nu maar goed, Ja, je weet al hoe 't moet. Samen ballen is zo fijn, Maar mijn zus is nog te klein. EIGEN SCHULD door W. B.Z. Stoute Bram moest alle dagen Onzen trouwen Cesar plagen. Vader had het vaak gezegd: „Dat bekomt je nog eens slecht!" Maar Bram luistert niet naar raad: Plagen, dat kan toch geen kwaad. Weet je, wat Bram heeft gedaan? Toen Cesar voorbij wou gaan, Een touw bond hij aan zijn staart Nam hem mee toen met een vaart, Plotseling brak het touw eraf, Toen kreeg onze Bram zijn straf. Cesar smeet hem op de grond, Want het is een sterke hond. Gelukkig kwam juist vader aan, Toen kon Bram weer op gaan staan. Cesar had nog niet gebeten, Maar Bram zal dit nooit vergeten, „Nee," dacht Bram, „na deze keer, Plaag ik honden nimmermeer!" FRANK WOU UITVINDER WORDEN! Maar oom Cor bracht hem aan z'n verstand, dat hij op de ver keerde weg was Een waar gebeurd verhaal. „Frank!" Geen antwoord. „Frank! Frank-dan-toch!" Een verwoed geschuife boven op zolder, een opgewonden jongensgezicht om 't hoekje van de trap en een driftige stem, die riep: „Wat is er nou weer?" „Zeg, Frank, kun je me niet even helpen met die cijfersom?". riep de schelle stem van Keesje beneden. „Hè vervelend og!" Maar Frank was toch zo nijdig niet of hij sloeg de deur van z'n kamer- te met 'n klap dicht; stak Vlug de sleutel in z'n zak en rende met drie treden tegelijk de trap af. „Nou, kom dan maar op," zei hij en plofte naast z'n jonger broertje op een stoel. „Fijn, Frank," vleide Keesje, „echt oardig van je". ,Hmm", deed Frank en trok het blaadje vol cijfers naar zich toe. „Kleine apekop, kun je zelf niet eens een beetje je best doen?" „Ik heb 'm al vier keer uitgerekend, maar ik kan er geen nul uitkrijgen! Doet doet het gewoon niet!" „Moet er dan nul uitkomen?" „Tuurlijk," zei Kees. En Frank trok een diepe frons in z'n voorhoofd en begon te cijferen. Na vijf minuten kreeg hij er nul uit en wees Keesje de fout aan. „Nou moet je verder erg kalm en bedaard rekenen, Kees" zei hij vaderlijk, „dan kun je je niet weer vergissen." „Ja, burgemeester1. Heb jij je werk al af?" „Hum," zei Frank „gaat het jou wat aan? Nou, b's-jour!" En weg was hij weer. Eén minuut later zat hij op z'n zolderkamertjeover z'n boe ken gebogen denk je? Mis! hij zat aan een tafel tje, dat vol lag met allerlei radio-onderdeelen en prutste aan het nieuwe toestel, waar hij mee be zig was, net zolang, tot hij vuurrode wangen had en schitterende ogen van de inspanning. Frank was een echte knutselaar. Hij kon geen machine zien of hij stond er net zoiang bij te kijken, tot hij er alles van begreep. Als aller eerste van z'n klas had hij z'n eigen radio-kris talletje boven z'n ber gehad, hij had op zijn ka mertje en dat van Kees alle mogelijke electrische lampjes aangelegd en als er iets aan moeders strijkbout mankeerde, nou dan Rustte Frank niet voor de boel weer heel was; En denk je, dat Frank's vader ooit geld behoefde uit te geven voor rijwielreparatie? Ja, als er een band heelemaal af was, maar zoolang dit nog niet 't geval was, zorgde Frank wel, dat de karretjes liepen. De jongen bij het „tafeltje met oud roest" zo als moeder 't plagend noemde, zuchtte eens even en wierp tersluiks een blik op de klok. Vier uur! Dat grapje met Kees had 'm ook nog leelijk op gehouden en om zes uur moesten ze eten dan moest al z'n werk af zijn! Aardrijkskunde, ge schiedenis, Franse werkwoordentwee uur tjes had hij er zeker voor nodig! Nog even pro- beeren of 't zó gingen danFrank had het rolletje ijzerdraad al in de hand en werkte door.... „Frank kom je eten?" Er ging een schok door hem heen. Een aller akeligst gevoel kreeg hij, dat hij nu wéér z'n middag verprutst had, terwijl hij vader bij het laatste rapport zó beloofd had, z'n best te zullen doen op z'n huiswerk. „Anders had vader ge zegd gaat de heele radio-rommel wég! Be grepen?" En nu had hij 't toch weer niet kunnen laten! Kon hij er zeker van zijn, dat ie morgen een onvoldoende voor z'n jaartallen kreeg! Bah!" Hij zuchtte nogeens diep en werd er opeens kwaad tegenin. Onzinnig ook, dat je al die malle jaartallen en al die gekke woordjes moest leeren, als je later tóch uitvinder wou worden! Henry Ford had zich zeker als jongen ook moegemaakt met den tachtigjarigen oorlog en zo (o nee, dat was een Amerikaan!) Nou, Anthony Fokker dan, had die z'n hoofd gebroken over de papa Ie' papa, het zout- le sel? Foei nee, die stonden daar eenvoudig boven! En hij, een uitvinder in den dop, die al bewezen had, dat hij heus iets bij zonders in z'n mars had, hij werd zóó kort ge houden, hij moest zitten rillen en beven voor een repetitie! Zo mopperend haalde hij een kam door z'n stugge haar en sprong de trap af Ha! oom Cor! Dat is nogeens een buitenkansje. Frank zal het direct aan de hoed en z'n nare stemming zakte bijna helemaal weg toen hij z'n lievelingsoom begroette. „Hallo, ouwe jongen!" zei deze. „Hard gevost zeker!" ,Gaat nogal, oom" ontweek Frank. „Ikik ben bezig aan een nieuw toestel. Straks na 't eten „Ja, dan ga ik met je mee naar boven. Dat moet ik zien," zei oom Cor. En Frank voelde zich opeens opgelucht. Net of oom zo'n beetje z'n bondgenoot was. Of hij ook al die jaartalletjes en die gekke woordjes en zo méér dan onzinnig vond! Na 't eten holden ze met een vaartje de trap op, oom bijna net zo vlug als Frank en de jon gen struikelde bijna over z'n woorden toen hij alles uitlegde. Eenig z'n toestelletje te laten zien aan iemand, die er zelf ook verstand van had. Want al was 't oom Cor z'n vak eigenlijk niet hij was leeraar Nederlands en bovendien een bekend schrijver toch wist hij ook heel wat van techniek. Ja, waar had oom Cor eigenlijk géén verstand van! „Hoe vindt u 't oom?" vroeg Frank ademloos, toen hij alles verteld had. „Hum!" zei oom en keek ernstig, „hum en bleef zwijgen. „Vindt u 't niet eenig, oom?" „Ja, Frank ik vind 't een leuk spelletje voor een heel kleinen jongen." „Hè oom! En niemand bij ons in de klas kan 't zo goed als ik!" „Kun jij werkelijk zó goed knutselen? Heb je er niets geen moeite mee om zoiets te maken?'- „Nee helemaal niet, oom. 't Gaat eigenlijk van zelf" straalde Frank. „Tjonge, jonge! Nou dat isdat is erg jammer voor je!" Frank viel van de eene verbazing in de andere. Jammer? Wat bedoelde oom toch? „Ik dacht," zei oom Cor, „dat je uitvinder wou worden. En nu vind ik 't zo jammer voor je, dat je je tijd verprutst aan dingen, die je gemakke lijk afgaan, zie je Want een uitvinder, nou, je begrijpt, dat is een buitengewoon mensch hè? Die moet nog veel moeilijker dingen kunnen doen dan een ander. En dus kan een jongen, die tegen de eerste de beste moeilijkheid opziet, die b.v. z'n jaartallen niet leert omdat hij er een voudig te lui voor is, nooit uitvinder wórden. Dat begrijp je zeker wel! „Niet goed," zei Frank. „Nou," zei oom, „dan zal ik je eens wat ver tellen. Een verhaal, dat echt gebeurd is. Ik heb den jongen, waar 't over gaat, zelf gekend. Die jongen was lang niet dom op school. Hij kon zowat alles, maar wat hij vooral goed kon dat was verhalen schrijven. Als je z'n opstellen hoorde voorlozen, dan lachtte je je gewoonweg tranen en een andere keer huilde je weer tranen omdat 't zoo aandoenlijk was. Hij fantaseerde alles bij elkaar en kon rijmen en dichten om er je petje voor te lichten! Nou, en als ze dien jongen vroegen, wat hij wilde worden, dan zei hij„Ook een vraag! Schrij ver natuurlijk!" BOER STEENSMA EN ZIJN BUURMAN Een Friese boer had eens hevige ruzie met zijn buurman. De boze buurman deed alles om den armen Steensma te treiteren en te plagen. Nu eens ploegde hij „bij ongeluk" een van diens ak ker om, dan weer reed hij met een zwaarbeladen wagen door zijn juist bezaaid land. Soms liet hij zijn kippen in Steensma's tuin lopen en een an dere keer gooide hij allerlei rommel over de muur, die de twee erven van elkaar scheidde. En eens op een dag stelde hij zijn lege kar expres zó onhandig vlak voor de ingang naar Steensma's boerderij, dat deze er met zijn gerij niet meer door kon Steensma schoof de kar met grote moeite weg, doch de volgende dag stond hij er weer, pre cies op 't zelfde plekje! Toen werd de Fries eindelijk woedend. Nu en als Friezen eenmaal woedend zijn, dan zijn ze 't goed! Hij wachtte zijn bozen buurman op en gaf hem een geducht pak slaag. De ander ech ter, ook niet mals, klaagde Steensma voor de rechtbank aan. Ons boertje moest dus voor den rechter verschijnen en zijn buurman beschreef met een huilerige stem uitvoerig, hoe Steensma hem mishandeld had. En dat, terwijl er toch eigenlijk in 't geheel geen reden voor was! De edelachtbare heer rechter begreep zelf wel, dat 't gemakkelijk gebeuren kon, dat een kar eens bij ongeluk vergeten werd. Was dat nu 'n reden om iemand zo maar ineens aan te vallen en af te ranselen? Neen, de rechter schudde plechtig 't hoofd, ten teken, dat hij dit ook geen manier vond. En de boze buurman dacht al, dat hij het pleit gewon nen had. Maar nu moest Steensma voor den rechter ver schijnen. Hij legde z'n pet op de deftige groene tafel en begon uitvoerig alles te vertellen: hoe buurman steeds maar in zijn veld had geploegd, aldoor maar door zijn land had gereden, zodat er diepe karresporen in waren achtergeble ven. „Steensma" zei de rechter „neemt u alstu blieft, voor u verder spreekt, eerst eens die pet van de tafel." Doch de koppige Fries deed, of hij niets gehoord had en .vertelde verder, hoe ae kippen van zijn buurman iedere dag in zijn tuin omscharrenlden en alles bedierven De rechter luisterde ternauwernood. Hij erger de zich over de pet, die vlak voor z'n neus lag en riep toornig: „Steensma, neem onmiddellijk die pet weg!" Maar Steensma scheen wel doof te zijn. Opge wekt vertelde hij verder: wel twintig keer had hij zijn buurman verzocht, de kippen op te slui ten en niet over zijn land te rijden. En wat die kar betreft, hij had hem eerst in alle redelijk heid onder 't oog gebracht, dat die niet in de weg mocht staan Toen verloor de rechter zijn geduld. Hij gal een schreeuw van woede, greep de pet en slin gerde hem een eind weg. Toen zweeg Steensma opeens en er vloog een slim lachje over z'n gezicht. Dan sprak hij: Ziet u eens, edelachtbare heer, ik heb mijn buurman zeker wel twintig keer gewaarschuwd, vóór ik tot handtastelijkheden overging. En u wordt na twee keer al kwaad en slingert mijn pet weg!" De rechter keek hem een ogenblik verbluft aan. Dan begon hij hartelijk te lachen en Steen sma kwam er met een lichte straf af, terwijl de boze buurman een strenge waarschuwing kreeg, dat hij met plagen moest ophouden! de bron te voorschijn komt, dus zo ongeveer al een slangetje, werd al in die oude dagend slang het symbool van de geneeskracht van het water. Men geloofde in het oude Griekenland, dat het water niet eens gedronken behoefde te worden om genezing te geven. Ieder, die een nacht naast de bron ging slapen, moest nauwkeurig zji! dromen onthouden en die aan de priesters mee- delen. Uit de uitlegging der dromen wisten de priesters dan de kwaal vast te stellen en tevens het geneesmiddel. GESCHIKT VOOR IIET TONEEL In de kamer van een groot toneelspeler liet zich eens een heer aandienen, wiens zoon met alle geweld óók acteur wou worden. En nu kwam de vader vragen, of de beroem, de man eens onderzoeken wilde, of zijn zon," talent had. m „Goed, laat u hem maar hier komen," zei de toneelspeler. De zoon kwam ende beroemde man Uet hem volle twee uren wachten. Daarna werd hem door een bediende meegedeeld, dat hij morgen terug moest komen. Weer wachtte hij tevergeefs en zo ging het volle zes weken achter elkaar. Toen verscheen eindelijk de vader. „Ik meende.begon hij. „Ja, ja," zei de toneelspeler, „U komt vragen, of uw zoon geschikt voor het toneel is. Nu vind hem werkelijk zéér geschikt. Hij heeft 'be slist talent." „Enu hebt hem niet eens ontvangen!" „Juist daarom kan ik het zeggen. Wie iedere dag zo geduldig een paar uur zit te wachten, heeft aanleg voor het toneel! 't Spelen is niet'zo belangrijk, dat kunnen er wel meer. Maar hun tijd afwachten kunnen maar enkelen. Laat u uw zoon maar gerust aan 't toneel gaan, mijnheer!" EEN RIDDERORDE Een Parijse handelaar in ivoor, een zeer ijdel heerschap, had eens op een dag van een Afri kaans vorst, met wien hij zaken had gedaan, de Labaski-Tapo-orde gekregen. De man was dol blij en begaf zich onmiddellijk naar het minis terie van buitenlandse zaken om te vragen of hij de orde mocht dragen. „Weet u, waaruit de versierselen der orde be- staan?" vroeg hem de secretaris voor Afrikaanse zaken. „Zeker, zeker! 't Is een mooie gouden ring, waaraan een rood amulet hangt. Ik verzoek om toestemming, de orde te mogen dragen". „Natuurlijk kunt u hem dragen," zei glim lachend de secretaris, „alleen moet ik er u even opmerkzaam op maliën, dat dit moet geschie den volgens de zeden des lands". „En hoe is dan het voorschrift?" „De ring wordt door de neus gedragen". De ivoor-handelaar zuchtte eens en drong niet verder aan. HET DOKTERSSLANGETJE Je kent allemaal natuurlijk wel het rode slangetje op witte grond, dat het teken der dok ters is. Auto's, voorzien van dit teken, hebben in geval van nood voorrang. Waarom is de slang het symbool van de me dische wetenschap? Dat zal ik je vertellen. Even als zieke mensen tegenwoordig naar Wiesbaden, Spa of andere badplaatsen reizen om het ge neeskrachtige water, dat daar uit de bodem op welt te gebruiken en zich erin te baden, zo reis den heel vroeger de zieken naar Epidauros, Kos of Pergamon, Athene, Korinthe of Paros. Al deze badplaatsen waren heiligdommen van Asklepios, den god der geneeskunst. En aangezien het water meestal met een klein, kronkelend straaltje uit Toen ik een tijdje geleden met jullie een praatje hield over de sprookjes van Andersen en die van Grimm, vroeg een van jullie me ook zo eens wat te vertellen van de sprookjes van Moeder de Gans. En een ander vroeg me hoe het zat met die sprookjes van Moeder de Gans, Sprookjes van Andersen en van Grimm, dat be greep hij, die waren geschreven door Andersen of door Grimm, maar Moeder de Gans, dat was toch zeker een schuilnaam en hij vroeg, hoe heette eigenlijk de schrijfster van de sprookjes van Moeder de Gans. Nu deze schrijfster heette eigenlijk Elisabeth Forsler en woonde omstreeks 1660 in Boston. Na de dood van haar man huwde ze voor de tweede keer met I. Goose. Zij zelf had 10 kinderen en de heer Goose, die weduw naar was, had eveneens 10 kinderen. Wanneer moeder Goose met de kleinsten dezer twintig kinderen bezig was, dan deed ze niet anders dan verhaaltjes vertellen, die ze zelf bedacht had. Toen ook haar tweede man gestorven was, ging ze bij haar oudste dochter inwonen, die eveneens een groot aantal kinderen had. Ook deze kinderen vermaakte ze met haar verhalen en niet alleen haar kleinkinderen, maar de Kin deren uit de heele buurt. Want als moeder Goose bezig v/as te vertellen, dan deed ze da in de regel voor het huis en het duurde dan gewoonlijk niet lang of de hele kinderschaar uit de buurt zat aandachtig naar haar te luiste ren. Toen haar schoonzoon zag met hoeveel aa - dacht de jeugd zat te luisteren, kwam bij op het idéé deze verhalen voor een latere jeu0a laten drukken, opdat die er evenveel van zou den kunnen genieten als zijn kinderen met n vriendjes en vriendinnetjes. Ze werden rilca uitgegeven onder de naam van Mo Goose. Nu is Goose het Engelse woord voor ons woordje gans en toen dus de sprookjes m Nederlands werden uitgegeven werd aan o Goose overgezet in 't Nederlands en kre0en de naam van Sprookjes van Moeder de u Moeder Goose is bijna 100 jaar geworden en men zegt dat toen ze stervende was ze mompelde: „Humpie Dumpie zat op een Jullie weten zeker wel, dat er op deze r g volgen moet „Humpie Dumpie viel van het En er was geen ééne timmerman, Die Hump Dumpie maken kan". j6 En welke sprookjes zijn nu van Gans9 hoor ik sommigen van jullie al vrag De meesten ken je zeker wel, zoals Assepoe Blauwbaard, Roodkapje. De gelaarsde Sneeuwwitje, Ezelsvel, Riker met de kuji, schone slaapster, De Toverfee en Duimpje. Merkwaardig genoeg komen bijna al deze sprookjes koningen, Pnnse, van prinsessen voor, terwijl deze in het lap Moeder df- Gans, Amerika, niet zijn. "Y7Pr~uit zijn dit nog herinneringen van de vertelster het Europese land, waaruit zij of haar afkomstig zijn. Enkele van deze sprookjes merken zich ook door een zekere wre 1 zoals dat van Blauwbaard en Klein DuimPJ Roodkapje, die we dan ook maar nie Moeder Goosse deed aan kleine kinderen ten vertellen, want ik zou bang wezenda j., dan 's nachts van gaan dromen en dan is sp jesvertellen geen genot voor hen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 10