Ik heb gekozen, Arkadi....
De openbare schuilplaatsen hadden de belangstelling van H M de Koningin,
toen Zij Zaterdag in Amsterdam vertoefde. De vorstin tijdens de bezichtiging
van de schuilplaats in het Weteringplantsoen
Het hoofdkwartier van het Korps Vrouwelijke Vrijwilligers aan de Heerengracht te Amsterdam
genoot Zaterdag de eer van een bezoek door H. M. de Koningin, die zich van de werk
zaamheden op de hooate kwam stellen
Ook de ordonnansen hadden de belangstelling van de
vorstin tijdens Haar inspectietocht langs de luchtbescher
mingsorganisaties in het stadion te Amsterdam
FEUILLETON
Een roman uit het hooge Noorden,
door
AGATHE POGNER.
(Nadruk verboden)
28)
Ik liep hand in hand met Pelka. Wij spra
ken zeer weinig, maar het was mij genoeg, dat
zij naast me liep en dat ik haar kleine, stevige
hand in de mijne voelde. Hoe langer ik naast
dit zeldzame kind voortschreed, des te meer
besefte ik. welke grootte plaats het in mijn
hart had weten te veroveren.
De weg naar de begraafplaats was niet lang.
slechts een paar kilometer Maar de tocht was
zeer vermoeiend. Wij slaakten een zucht van
verlichting, toen wij den grooten heuvel
met de vele kruisen voor ons zagen opdoemen
voor deze kleine nederzetting eigenlijk ver
schrikkelijk veel kruisen!Langzaam
kwamen wij naderbij.
De kist werd van de slede genomen en in
•het graf neergelaten. Daar dit zich echter
met helder dooiwater had gevuld, spatte het
naar alle zijden, waarbij de druppels zich
op onze kleeren en gezicht vastzetten.
Het was de droevigste begrafenis, die ik ooit
had meegemaakt. Meer met de oogen dan met
de lippen riep men den overledene een laatst
„Rust zacht!" toe.
Daarna werden de schoppen ter hand ge
nomen. Weldra was het graf met zand en
3teènen opgevuld en het binnen gedrongen
water verdwenen. Naast het graf werd ver
volgens nog het gebruikelijk houten kruis zon
der naam in den grond geslagen. Tot twee
maal toe viel het om. De derde maal bleef
het staan.
Zoo langzaam als wij den heuvel opgegaan
waren, zoo haastig liepen wij er af. Ieder on
zer wist, dat hij dezen heuvel pas dan weer
zou bezoeken, wanneer de dood opnieuw een
offer zou eischen. Wie echter dit volgende
offer zou zijn ja, dat lag in God's hand.
„Hoeveel heb ik er in de vijf en twintig
jaar, dat ik hier op hei eiland woon, reeds
de laatste eer moeten bewijzen", zei Rodion,
toen wij den heuvel achter ons hadden. „En
van velen staats zelfs vandaag aan den dag
het kruis er niet meer. De wind en de koude
hebben het totaal verslonden. Vooral de wind.
Die zuigt desnoods het merg uit je botten".
De mannen spraken over den gestorven
kameraad. Hij had op heel de wijde wereld
geen enkele familielid. Hij was naar het
hooge noorden gekomen, omdat hij geld wilde
verdienen, teneinde zich later in zijn geboor
teland een stuk land te kunnen koopen.
„De honden mochten hem alle zoo graag",
vertelde Pelka. „Hij sprak altijd tegen hen,
alsof het menschen waren; dan gingen ze
voor hem op den grond zitten om naar hem
te luisteren. Semjon heeft hem vaak uitge
lachen. „Lees ze liever een verhaaltje voor",
zei hij dan, „dat zullen ze nog aardig vin
den".
„Ja", meende Rodion, „ik vrees, dat Semjon
ons ook weldra een verhaaltje zal voorlezen,
maar dan een verhaaltje met een zeer droevig
slot".
„Zal hij ook sterven?" vroeg Pelka haastig.
In haar groote oogen lagen angst en ontzet
ting.
.Natuurlijk zal hij sterven", antwoordde
Rodion barsch. „Hij en ik en wij allemaal.
Daarvoor worden we immers voornamelijk
geboren!
Pelka vlijde zich heel dicht tegen me aan.
„Ik wil niets terven, Arkadi", zei ze ernstig.
„Sterven is zoo vxeeselijk! Omdat je je dan
heelemaal niet meer kunt bewegen en niets
meer ziet. Maar vooral, omdat je dan in zoo'n
leelijken kist wordt gelegd. Grootmoe zegt,
dat je dat dan niet meer voelt, maar ik ge
loof van wel".
Toen wij in de nederzetting terugkeerden,
stond het begrafenismaal reeds op tafel. Er
werd weer evenveel gegeten als onlangs bij
den dioop van het kind. Alleen werd er dit
maal bijna niet gedronken en ook de scherts
bleef achterwege. Desondanks gin 't er vrij
levendig toe. Het was, alsof hier elk zijn eigen
feest vierde; uit blijdschap, dat hij nog in
leven was!
Iets later ging ik met Pelka naar Stepanida.
Toen wij de woning wilden binnengaan,
Toen wij de woning wilden binnengaan,
kwam Katja op mij toe om voor den wijn te
bedanken.
„Sinds hij er van gedronken heeft", zei ze,
,js hij plotseling een ander mensoh geworden.
Al zijn angst is verdwenen. Hij heeft een stuk
papier genomen en uitgerekend hoeveel dagen
het nog duurt voor liet eerste schip van het
vasteland hier aanloopt. Hij meent dat hij de
boot alleen maar behoeft te zien, om weer
geheel gezond te worden"
„Wacht maar", troostte ik, „misschien wordt
hij nog wed veel eerder gezond".
Maar daarop verkeerde Katja's hoopvolle
stemming plotseling in het tegendeel. In
machtelooze woede balde ze haar vuisten.
„Waarom zijn we ook hier, naar dat ellen
dige eiland gekomen. Daarvoor hebben we
alles in den steek gelaten De duivel zelf
moet ons deze gedachte hebben ingegeven.
„Je mag niet onrechtvaardig zijn, Katja.
Je hebt temidden van goede en dappere
menschen gewoond. Werp geen blaam op het
land dat hen herbergt!"
„Moet ik het dan misschien ook nog prijzen,
omdat het me zooveel leed en verdriet heeft
gebracht?
Zij staarde met bedroefde oogen voor zich
uit en wrong wanhopig haar handen.
„Ach, alles wil ik tenslotte verdragen, als hij
maar in leven blijft!"
Daarop keerde hij zich met hoogroode kleur
abrupt om en haastte zich in de richting van
haar woning. Tegelijkertijd kwam ook Pelka
uit het huis van haar moeder
„Broertje slaapt. Mamoesja zit voor zijn
bedje en is ook in slaap gevallen".
Ik keek op mijn horloge. Het was acht uur
in den ochtend. Hand in hand liep ik met
Pelka door de kleine nederzetting. Toen wij
voorbij de woning van Katja kwamen, hoor
den wij den kleinen Fed ja met een glashelder
stemmetje een oud volkslied zingen.
„Waarom heb ik jou toch nooit hooren
zingen, Pelka?"
„Zingen?"
Pelka schudde verbaasd haar blond hoofd.
„Ik heb nog nooit in mijn leven gezon
gen", antwoordde ze ernstig. „Zingen is zeker
wel heel moeilijk?"
„Bijzonder moeilijk", antwoordde ik.
„Daarom heb ook ik het vandaag pas ge
leerd".
„Als je met den herfst weer naar het vaste
land terugkeert, Arkadi, zullen de meisjes
haar oogen naar je uitkijken".
„Ik ga nog niet terug, grootmoeder. Ik voel,
dat ik nog een jaartje langer hier moet blij
ven".
De vrouw keek me lang en ernstig aan.
Daarop zei ze: „Ik geloof, dat je daarmee een
verstandig besluit genomen hebt. Je zult er
stellig geen spijt van hebben!"
Toen later nog Rodion en Wenjamin zich
bij ons voegden, kwam het gesprek op onze
jachtresultaten en daarbij bleek, dat ik over
mijn vangst in dezen eersten winter alleszins
tevreden kon zijn.
„Ik heb het immens al honderd maal ge
zegd", riep Rodion lachend, „dat je van schie
ten geen steek verstand behoeft te hebben om
toch de mooiste beren te kunnen treffen.
Alles, wat daarvoor noodig is, is een gelukkige
hand!"
Wij zaten nog meer dan een uur bij den
zingenden theeketel, zonder dat ik me een
^ogenblik verveelde Toen ik later op de slede
zat en naar de Kruisbaai koers zette her
innerde ik me elk woord, dat tusschen ons
was gewisseld. Ons gesprek had geen ge-
welige dingen tot middelpunt- gehad, geen
onderwerpen, welke diep in de ziel grepen en
haar in het onzekere brachten; het was zeer
simpel geweest, maar een ware zin en een
echte kem hadden het beheerscht. Zoo nam
ik weer geheel nieuwe leefregels mee.
Ik zat op mijn slee en staarde omhoog in
het stralende blauw. Daar liet de lentewind
zich weer gelden. Ik hield de honden in en
zei: „Kijken jullie eens naar boven! Heb Je
ooit zoo'n hemel gezien?"
1 Juni.
weldige dingen tot middelpunt gehad, geen
van wolken verborgen. Het sneeuwt even ge
noeglijk als in October. De riviertjes en beken,
die reeds aan het ontdooien waren, zijn op
nieuw met ijs bedekt. Het is onvriendelijk,
winderig weer. Men komt er haast niet toe
de deur uit te gaan.
De beide hondenmoeders hebben voor zien-
zelf en hun nakomelingen elk een beschut
hoekje gekregen. Ik ben sinds lang weer al-
leenheerscher in mijn kamer.
Het jonge hondenvolkje heeft zich uit
stekend ontwikkeld. Alleen Bisa's dochtertje,
de „rat", is nog onaanzienlijker geworden.
Niemand kan haar lijden. De andere jong«
hondjes worden af en toe eer.s aangehaald ot
krijgen iets extra's. Met den rat bemoeit zien
geen mensch.
(Wordt vervolgd).
Gewapend met hun gasmaskers worden de leden der luchtbeschermingsafdeeling van den Gem.
Geneeskundigen Dienst in het Amsterdamsch stadion aan H. M. de Koningin voorgesteld
H. M. de Koningin inspecteert tijdens Haar rondgang door het stadion te Amsterdam de leden van
den beschermingsdienst der gemeente-telefoon
De Spoorwegtentoonstelling was het eerste doel Yan htt
bezoek, dat H. M. de Koningin Zaterdag aan Amsterdam
bracht
materiaal was de
Amsterdamsche
luchtbeschermings-
brandweer in het
stadion aanwezig
tijdens de in
spectie door de
Koningin
Vergezeld door burgemeester dr. W.
de Vlugt maakte de Koningin Zaterdag
Haar rondgang over de spoorwegten
toonstelling in de hoofdstad