Ik heb gekozen, Arkadi.... De laatste dagen van Warschau Na het bombardement van 28 Sept. wordt door inwoners de eerste hulp verleend aan een kind, dat bij den luchtaanval gewond werd Het artillerie-instructieschip Hr. Ms. .van Kinsbergen" is Maandag uit de haven van Nieuwediep naar West Indië vertrokken. Voor het vertrek van den oorlogsbodem bestond veel belangstelling Ergens in een Fransche haven. De aankomst van Engelsche troepen voor de versterking van de Fransche strijdkrachten aan het Westelijk front In. ernstige dagen. Daladier verlaat het Elysée te Parijs na de jongste kabinetszitting Op het landgoed .De Wamberg" te Berlicum hield de Nederlandsche Natuurhistorische Vereeniging, afd. Den Bosch, een paddestoelen- excursie Vrouwelijke belangstelling voor een zwavelzwam Uok het Nederlandsche leger ontbrak niet bij de opening van de kunst-skibaan te Leersum, waar op den eersten dag reeds druk getraind werd Het afscheid van vader en kind bij het vertrek van het artillerie- instructieschip Hr. Ms. -van Kinsbergen uit Nieuwediep naar de West FEUILLETON Een roman uit bet hooge Noorden. door AGATHE POGNER. (Nadruk verboden) 29) Drie dagen achter een hebben we getracht den oceaan te bereiken, maar het was ver- geefsche moeite. De millioenen kleine en groote ijsschotsen, die met razende snelheid naar het zuiden dreven, lieten het niet toe Het eenige, wat ons op deze drie tochten in handen viel, was een groote zeehond, die slapend op het ijs lag. Maar ook deze vangst ging met heel wat moeilijkheden gepaard. Wij hadden geen enkel wapen bij ons. Maar om het totaal weerlooze dier, in welks oogen perma nent tranen stonden over de hem door de natuur volkomen onthouden veredigings- middelen, eenvoudig dood te ranselen, zooals de meeste zeehonden jagers dat plegen te doen, daaroor ontbrak het ons aan brute kracht. Teneinde nochtans de buit niet ver loren te laten gaan, bouwden we van ijs een "heuvel over hem heen, los genoeg om het dier voor den verstikkingsdood te vrijwaren, maar pok weer dicht genoeg om te voorkomen, dat hij zou ontsnappen. Nu fladdert zijn huid buiten in den wind. Zoo eischt :de wet het. Want macht is recht. 9 Juni De zon is er weer! Warmte geeft zij niet. maar haar stralen werpen een gouden schijn sel over het glanzende, schitterende ijsdek. Versch gevallen voorjaarssneeuw! Het is ongelooflijk, zooals dat pronkt en lokt! Ik spande een slee in en liet mij doelloos voortrekken over heuvels en door dalen. Maar ik was nog geen half uur van huis, toen ik een andere slee ontwaarde, welke de mijne tege moet kwam. Ik haalde mijn verrekijker te voorschijn. Er zaten drie personen in de slee; nochtans herkende ik de gezichten pas, toen zij tame lijk dichtbij waren. Het bleken Wenjamin, Katja en haar zoontje Fedja te zijn. „Zij wilde persé naar u toe", zei Wenjamin, toen onze sleden naast elkaar stonden. „Bij ons zoo beweerde ze hield ze het niet langer uit. Ze was bang, dat ze gek werd". Ik zag Katja's doffe, door het vele schreien rood gezwollen oogen en stak haar hartelijk de hand toe. „Je hebt gelijk, dat je hierheen bent geko men, Katja. Wees welkom in onze baai. Jij en je kind!" Het volgend oogeniblik lag zij aan mijn borst en builde en snikte ze hartverscheurend „Bent u werkelijk niet boos, dat ik naar u toe ben gekomen? Ik voelde me zoo vreese- iijk ongelukkig en ik geloofde stellig, dat ik er bij u overheen zou komen". Daarop schreeuwde ze plotseling, niet in staat zich langer te beheerschen: „Hij is dood! Dood! Dood! „Ja", voegde Wenjamin er smartelijk aan toe, „gisteren hebben we hem begraven". Er liep een rilling over mijn rug. Zoo had de dood dus ook dit slachtoffer, dat hij reeds geteekend had, achterhaald Met groote moeite brachten wij Katja in mijn huis. Ze kon nauwelijks loopen. Haar beenen schenen als verlamd. Ik drong haar wat voedsel en thee op; tenslotte liet ze zich bepraten en legde zij zich op mijn bed om wat te rusten. Het duurde ook niet lang, of zij viel in een diepen slaap Fedja snuffelde intusschen het geheele huis rond. Hoewel er hoegenaamd niets bijzonders te zien was, riep hij telkens weer: „Bij de ooms vind ik het fijn! Bij de ooms wil ik blijven!" Met niet geringe trots liet ik hem Daada zien, maar daar haalde hij verachtelijk zijn zijn neus voor op. Hij wilde paardje spelen, verklaarde hij gedecideerd. Een van de ooms moest zich laten inspannen en hij zou koetsier zijn. Hij ging naar Tychon en pakte hem een voudig bij zijn hand. Tychon draafde daarop om het huis heen en steigerde en sprong als een Arabische vol bloed. Toen hij daarbij de vijf jonge beren passeerde, hieven deze een oorverdoovend ge huil aan, daarmee te kennen gevend, dat zij ook wel eens wilde loopen en springen. De honden toonden zich niet minder opgewon den bij het ongewone schouwspel en hun luid geblaf vermengde zich weldra met het ge huil der beren, zoodat er een tumult heerscht, als de stille baai nog nooit had beleefd. Maar Fedja's klaterende lach, die hij van zijn moe der had geërfd, klonk jubelend boven alles uit. Ik zette Wenjamin het beste voor, dat ik in huis had. Hiet was niet veel, maar mijn gast nam den goeden wil voor de daad. Onder het eten herinnerde Wenjamin zich met schrik, dat hij bijna iets vergeten had. Hij bleek een brief bij zich te hebben. Van Pelka. Lachend zocht hij het epistel. Pelka schreef: „Ik ben met grootvader op zee ge weest. De zee is erg blauw. Maar zij is boos, omdat er zooveel ijs op haar drijft. Wij hebben gehoord hoe boos ze is en boe ze bromde. Grootvoder zei. dat er storm kwam. Hij voelde het aan de lucht. Wij hebben ook jongen gekregen. Vier stuks. En allemaal wit. Nu schijnt ie zon weer. Grootmoe zegt, dat daar illang op gewacht werd Mijn broertje beeft gisteren zijn eerste tand gekregen. Grootvader zegt, dat we die eigenlijk moesten begieten, maar we hebben geen bier meer en ook niet aniders. Heeft jouw grootvader je tanden ook begoten, toen je ze kreeg? Jij hebt mooie tan den. Groet Dobrez van me. Krijgt hij ook nog jongen?" PELKA. „Dat is nog eens eens meisje", prees Wenja min, toen ik den brief geheel had doorgelezen. „Geheel alleen heeft ze dien brief opgesteld. Ik zou het zoo goed niet hebben klaar ge speeld. Alleen bij de bijzonder moeilijke woor den heeft grootmoeder haar wat geholpen". Na het eten trok ik er met Wenjamin in de boot op uit om jacht te maken op water vogels voor de beren. Toen wij terugkwamen, ging ik eerst naar Katja kijken. Zij was juist opgestaan en had moeite zich te herinneren, hoe ze in die vreemde kamer was gekomen. Maar toen het tot haar doordrong, begon zij direct weer te huilen en te jammeren. Toen ik naast haar plaats nam om haar wat tot kalmte te brengen, vroeg ze, of ze mis schien daarom zooveel moest lijden, omdat ze vroeger altijd zoo vroolijk was geweest? Maar dat was toch haar schuld niet? Dat had nu eenmaal zoo in haar aard gelegen! Ik troostte haar zoo goed ik kon en toen ze weer wat kalmer was geworden, vroeg ze of ze hier zoolang mocht blijven. Althans tot de eerste boot. „In de Walvischbaai houd ik het niet uit", voegde ze er angstig aan toe. „Daar zou Semjon eiken nacht in mijn droom verschij nen. Maar hier zal hij niet heen komen. Naar de Kruisbaai dat is hem te ver!" „Als het je hier bevalt", antwoordde ik „kan jt tot de eerste of de tweede boot blijven. Net als je zelf wilt. Desnoods kan je ook voor goed hier blijven. De proviandkamer hebben we in den zomer toch niet noodig; die zal ik voor jou en Fedja inrichten en een stuk brood om den honger te stillen, zullen we ook nog wel weten te vinden". „Voor goed zou ik niet op het eiland willen blijven. Dat zou binnenkort mijn dood be- teeikenen. Maar als u mij tot de eerste boot onderdak wilt verleenen Toen Wenjamin weer vertrokken was ik had hem voor Pelka eveneens een brief mee gegeven staken we de hoofden bijeen voor een „familieraad" in verband met Katja. „Om te voorkomen, dat je je, tijdens je ver blijf hier, ongerust maakt", begon ik, „wil ik je een voorstel voor je toekomst doen. Ik ken op het vasteland een goede vrouw, die zich graag over je zal ontfermen. Als je dus wilt „Ik zal er eens over denken". Vervolgens zie Nikita: „Mijn huis is klein en mijn gezin tamelijk groot. Maar een plaats je om te slapen en een hap eten zal er nog wel te vinden zijn. Als je dat wat lijkt, kan je met de eerste boot naai' mijn vrouw ver trekken". Nikita kreeg hetzelfde antwoord als ik: ze wilde er over denken. Daar Wadim zweeg, nam Tychon het woord. „Ik heb geen vrouw en kinderen, maar wel een zuster. Die heet ook Katja en ze is ook weduwe, net als jij. Alleen heeft ze niet zoo'n aardigen jongen. Maar ze is niet arm. En ze houdit van kinderen. Bij haar kan je zoo lang blijven als je wilt. Tot je beenen je weer kun nen dragen en je weer je eigen weg kunt gaan". Tychon's voorstel scheen Katja het best te bevallen. Ze mat hem met 'n lange, dankbare blik. Maar tenslotte kreeg ook hij dezelfde repliek: Ze wilde er over denken. Het was haar niet mogelijk direct een besluit te ne mén. Als de eerste boot kwam, zou ze haar beslissing meedeelen. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8