Ik hèb gekozen, Arkadi....
FEUILLETON
Een roman uit het hooge Noorden,
door
AGATHE POGNER.
(Nadruk verboden)
33)
Toen er genoeg over het voorval gepraat
was, verlangde grootmoeder, dat Pelka een
brief aan Maria zou schrijven om haar, zoo
als dat behoorde, hartelijk te bedanken voor
al die mooie dingen.
Pelka bedacht zich dan ook niet lang en
schreef:
„Lieve Maria, die dingen zijn heel
mooi, ik kon eerst haast niet gelooven,
dat alles voor mij was maar Arkadi zei,
dat het allemaal voor mij was. Groot
moe zegt, dat je een heel goed mensch
moet zijn, omdat je 'me al die dingen
hebt gestuurd en me heelemaal niet
kent. Ik heb voor mij zelf een halsket
ting gemaakt en een armband en voor
Arkadi een horlogeketting. Grootmoe is
juist bezig bloemen te maken en Arkadi
maakt ook bloemen. Ik heb Arkadi mijn
lievelingspop gegeven, omdat hij zulke
groote, droevige oogen heeft, net als
Dobrez. Hij gaat heel veel op jacht. Hier
gaan alle mannen op jacht. Als zij niet
op jacht gaan, dan slapen ze. Groot
moe zegt ook ik moet de groeten doen.
Kom ons toch eens opzoekenDaar zou
den we blij om zijn. Gegroet van
PELKA"
Grootmoeder betuigde haar tevredenheid
pyer den brief en daarna schaarden wij ons
rond de tafel om een beetje „Ark van Noach"
te spelen. Volgens de spelregels moest elke
medespeler telkens dat dierengeluid naboot
sen, waarop zijn nummer viel.
Menn nummer viel op een hen en ik begon
zoo opgewekt te kakelen, dat Rodion en groot
moeder de tranen over de wangen liepen van
het lachen.
Ja, er gebeuren nog wonderen. En het
grootste wonder is de mensch!
31 Augustus.
De zee brult! De zee tiert! De zee raast!
Het is, of hij millioenen stemmen heeft ge
leend en daarmede zijn ontembare woede ien
hemel slingert. Er ligt iets grootsch, iets ver
schrikkelijks, iets adembenemends in dit ge
brul. Iets, dat den mensch weer terugwerpt
in den oertijd, toen het water op aarde nog
alleenheerscher was en de geest der eeuwigheid
beschermend daarboven zweefde.
De zee huilt! De zee brult! De toorn heeft
haar wateren zwart gekleurd. Als zij zich
verheffen en weer dalen, ontwaart men si
nistere, duistere diepten en als zij zich openen,
spuwen zij heele bergen in woede geboren
schuim.
Drie dagen reeds brult het en huilt het.
In deze drie dagen ben ik haast niet van den
oever weggeweest. Steeds weer moest ik naar
deze stemmen luisteren, naar die dreunende
stemmen van een uit haar boeien losgebroken
natuur.
Hoe hoog ik ook ging zitten, steeds kwam
het water tot mijn voeten.
„Kom, ik zal je dragen!" lokte het .„Ga op
mijn rug zitten, dan draag ik je door de on
eindigheid!"
Het lokt en lokt! En ik houd mijn ooren
dicht. Ik vrees mijn zwakheid. Ik vrees, dat. ik
mijn armen zal uitbreiden om mij met een
jubelkreet in zijn omhelzing te storten.
Drie dagen reeds raast de storm. Sinds twee
of drie dagen is de boot onderweg, die de ko
lonisten weer op ons eiland terugbrengt en
alle benoodigae levensmiddelen voor ons aan
boord heeft.
Toen ik het vorige jaar hierheen voer, was
de zee volkomen stil. Bij die gelegenheid
maakte de kapitein van het schip de op
merking, dat zich ongetwijfeld een gelukkige
sterveling onder de passagiers moest bevin
den, want dat hij nog nooit zoo'n rustige en
mooie reis had gehad.
Ik vroeg hem, of er dan werkelijk nog ge
lukkige menschen op de wereld bestonden,
waarop de kapitein na een kleine pauze ant
woordde: „Ja, er bestaan inderdaad gelukkige
stervelingen, maar de aldus bevoorrechten
weten dit zelf niet, want met het geluk is het
gesteld als met het slaapwandelen: Als men
het zich bewust wordt, is het ook reeds ten
einde".
Eergisteren in alle vroegte is Nikita weer
met alle beschikbare honden en sleden naar
de Walvischvaai gegaan. Ik heb hem heel lang
nagekeken, toen hij vertrok. Wat zal hij mij
brengen?
23 September.
Mijn huis is niet meer mijn huis, mijn rust
niet meer mijn rust en mijn hart niet meer
mijn hart, sinds klein-Fedja tegen aller ver
wachting in onze baai is teruggekeerd en met
dien terugkeer alles op zijn kop heeft gezet.
Gisteren was het drie weken geleden ik
zat juist in de allerbeste stemming aan mijn
werk dat ik de drie welbekende schoten
vernam. Mijn pen neersmijten, 'n geweer grij
pen en naar buiten rennen, was het werk
van een oogenblik. De volgende seconde had
ik het wapen geladen en drie maal achtereen
ging het: Pang! Pang! Pang!
Daarop wierp ik mijn geweer over den
schouder om de thuiskomenden tegemoet te
gaan, maar reeds van verre zag ik, dat er meer
dan drie personen in de slede zaten. Nóg had
ik echter mijn verrekijker niet te voorschijn
gehaald of daar klonk reeds Fedj a's heldere
stemmetje: „Oom! Oom! Daar zijn we weer!"
Zij waren het werkelijk, Katja en haar jonge
zoon.
Ik reikte hun de hand ter begroeting.
„Daar heb je verstandig aan gedaan, Katja,
door weer bij ons te komen".
In plaats van te antwoorden, glimlachte
ze, terwijl ze verlegen naar Tychon keek. Uit
den blik, dien deze haar toewierp, begreep ik,
dat beiden het allang eens waren. Ik gaf hun
dus de proviandkamer om in te wonen wij
hadden gelukkig genoeg hout om een nieuwe
te bouwen en Fed ja nam Tychon's vroegere
slaapplaats in.
's Avonds, toen ik buiten op de bank voor
het huis zat en geïnteresseerd naar de snelle
vlucht detr meeuwen staarde, kwam Katja iet
wat schuchter naar mij toe.
,Js er wat, Katja?"
Ze keek me een oogenblik vragend aan, ter
wijl ze met al haar tien vingers langs haar
grasgroen schort wreef. Daarna kwam het
hooge woord er uit: of Sempon niet boos zou
zijn, dat ze alweer zoo spoedig Tychon's vrouw
was geworden?
„Integendeel", stelde ik haar gerust, „hij zal
er blij om zijn, dat het je weer zoo goed gaat.
Hij zal in het graf stellig veel meer rust heb
ben, als hij weet, dat zijn kind weer een goed
tehuis en een verzorger heeft".
.Jk heb het ook alleen om den jongen
gedaan".
„Tob er dan maar verder niet over en kijk
moedig in de toekomst".
Zij knikte mij dankbaar toe en ging weer
in huis terug.
Ik keek haar lang na, mij verwonderend
over haar trage, zware schreden en haar ge
bogen houding, die in niets meer aan de eens
zoo levenslustige Katja herinnerden.
De laag staande avondzon teekende haar
spookachtige lange schaduw op de sneeuw.
Deze sluipende valsche schaduw leek mil een
stil naderbij kruipend onheil, dat haar onbe
merkt achtervolgde en het gaf mij een bitteren
smaak in den mond. Ik vreesde voor Katja's
toekomst.
Maar hoe meer de dagen verstreken, des te
meer ook scheen alles er op te wijzen, dat ik
mij vergist had. Want Katja werd met den
dag kalmer, frisscher en gezonder. Als wij
van de vischvangst thuiskwamen, vonden wij
steeds een warme kamer en een dampende
soep. Alles in de woning glom en blonk en
Katja's oogen straalde mee. Slechts haar kla
terende lach was niet teruggekeerd. Die had
ze haar eersten man in het graf mee gegeven.
Ais geheel echter beschouwden we Katja's
stille, schier onopvallende aanwezigheid in
huis als een weldaad, vooral ook, omdat ze
nooit hinderlijk in onze gewoonten ingreep en
zich steeds slechts kort bij ons ophield, het
geen dan meestal nog op ons nadrukkelijk
verzoek geschiedde.
Daarentegen was haar zoon echter overal
te vinden en te hooren. Zijn luide, heidere jon
gensstem schalde bijna den geheelen dag door
het huis. Vermoeidheid en verdriet schenen
hem vreemd.
Nochtans was er een plekje in huis, waar
hij doodstil op een bankje kon zitten, de Si
berische kater, dien Maria mij met de tweede
boot had gezonden, bij zich op schoot. Naast
hem op het bankje zat dan de „rat", die met
ontroerende gehechtheid aan het kind
hing en het overal naliep.
Deze plaats van algemeen stilzwijgen was
niijn kamer en met heimelijke genoegen kon
ik naar het merkwaardige drietal kijken, dat
zich zoo stil en rustig gedroeg.
Maar Fedja, die kleinen schelm, wist zeer
wel, dat op iedere goede daad een belooning
volgde. Nu eens was het iets eetbaars, dan
weer een of ander stuk papier, dat hij met
een potlood mocht volkrabbelen en een enkele
maal knipte ik van karton wel eens een oi
ander dier, dat we dan samen kleurden.
Bovendien had hij, ondanks zijn vier jaren,
al heel gauw door wie de baas in huls was
en als hij dus een of anderen wensch koes
terde, kwam hij gewoonlijk eerst bij mij.
.(Wordt vervolgd).
Hitier te Warschau. - Het défilé der troepen voor den Führer ter gelegenheid De Fransche vischmarkten hebben over aanvoer van versche voorraden
van rijn bezoek aan de Poolsche hoofdstad na de overgave en den intocht njet te |<|agen Qe handel is er druk en de kooplust groot
der Duitsche legeratdeelingen
Voor den winter. Het Haagsche mobilisatie-comité
„Breit allen mee' is begonnen met het uitgeven van wol
en patronen voor het breien van 5000 paar polsmolfen
voor de gemobiliseerden
De Zweedsche schooljeugd ontvangt op last der regeering dagelijks onderricht in luchtbeschermings
maatregelen. Aanschouwelijk onderwijs op een der middelbare onderwij's-inrichtingen te Stockholm,
De vangst van snoekbaars in het IJsselmeer is thans zoo
groot, dat dagelijks meer dan 10 000 pond te Enkhuizen
aan den afslag komt. Er heerscht veel drukte in de haven
en de exemplaren zijn mooi
De ouden van dagen, die deze week
een bezoek brachten aan de Spoor
wegtentoonstelling te A'dam, mochten
een rit maken met het historische
treintje
De oproeping der
nieuwe lichtingen
in Engeland werd
in de groote steden
van het Britsche
Rijk op verschil
lende pleinen offi
cieel verricht