Ik héb gekozen, Arkadi....
FEUILLETON
Een roman uit het hooge Noorden,
door
AGATHE POGNER.
(Nadruk verboden)
34)
Reeds een paar maal heb ik hem bij storm
vrij weer in mijn motorboot meegenomen op
de open zee. Hij zit dan aan mijn voeten en
kijkt mij met zijn groote, verstandige oogen
onafgebroken aan. Als ik hem dan toelach,
verbergt hij zijn gezicht in zijn handjes en als
ik dan vraag: „Waarom huilt Fedja?" opent
hij zijn handen en toont hij een lachende
mond. Vaak ook draai ik het spelletje om
door zelf mijn handen voor het gezicht te
houden, maar dat bevalt den bengel niet en
onmiddellijk klinkt dan zijn smeekend stem
metje: „Oom niet huilen! Fedja is zoet!"
De dagen gaan voorbij en de vele, zware
werkzaamheden laten weinig vrijen tijd, maaT
zoodra er maar een moment van rust is, zoek
ik het gezelschap van Fedja. Ik ben vroeger
nooit lang met een kind samen geweest en
ik wist daardoor ook niet hoe kostelijk en
leerzaam het is het ontwaken en de ontwik
keling van de kinderziel te beluisteren. Welk
een rijkdom, welk een scheppingskracht spre
ken daaruit!
De tweede boot bracht mij o.a. ook een
dikken brief van Maria. Zij bleek direct te heb
ben begrepen, waarom ik aan het eerste jaar
van mijn verblijf hier nog een tweede wilde
vastknoopen.
a£et zal je ongetwijfeld te stade komen",
schreef ze o.a. „Je zult bij het vele, dat je
reeds geleerd hebt, nog vele nieuwe ervarin
gen op doen. Wij hebben ons allen zeer ver
heugd over je besluit, dat je je later geheel
aan de walvischvangst wilt wijden, want jouw
roeping ligt inderdaad op het water. Ik kan
me er nu reeds over heugen den volgenden
zomer het groote schip en de zeven walvisch-
vaarders te zien, die je op de werf in onze
stad hebt besteld. Met groote voldoening
ook hebben wij kennis genomen van je bui
tengewone jachtsuccessen. Ik was heusch
trotsch op je. Nogmaals hartelijk dank voor
je uitvoerigen brief.
MARIA".
In kon de verleiding niet weerstaan mijn
lippen te drukken op de plaats, waar haar
naam stond.
Ach, wat zou het me niet alles waard zijn,
haar slechts een paar minuten te kunnen
zien! Tot welk offer ware ik niet bereid haar
te kunnen zeggen, hoe dierbaar ze mij is!
Maar de geweldige oceaan ligt tusschen ons.
Als ik over elf maanden eindelijk weer op
het vasteland terugkeer, zal ze stellig reeds
lang de vrouw van een ander zijn
Maria had er zich vroeger steeds op laten
voorstaan, dat ze mijn gedachten kon raden
en doorgronden. Of ze nu ook mijn verlangen
zou begrijpen?
In de enveloppe van Maria's brief lagen nog
eenige andere papieren, die ik nu eveneens
open vouwde. Het waren mijn gedichten, die
ik Maria had toegezonden. Zij bleken intus-
schen reeds in druk te zijn verschenen; eenige
ervan waren zelfs van een loffelijke bemer
king voorzien.
Toen schaamde ik mij. Want nooit zou ik
degeen worden, dien men in mij zag. Nimmer
zou ik met een brandenden fakkel in de hand
in de diepte afdalen en licht in de duisternis
kunnen brengen. Nooit zou ik een roeper
kunnen zijn, een strijder!.. Nochtans had
er sinds 't oogenblik, waarop ik de bedrukte
vellen papier ter hand nam, een groote ver
andering in mij plaats.
Het was, alsof de zon verblinderder, de
lucht helderder was geworden. En alsof de
hemel zoo na was gekomen, dat hij zich ge
heel om de aarde zou leggen.
Zoover was ik met schrijven gekomen, toen
ik de honden hoorde aanslaan. Ik ging naar
buiten en zag, hoe zij luid blaffend den heu
vel oprende, waar in de verte een slede na
derde. Het duurde nog slechts eenigen tijd
voor ik door mijn verrekijker in de beide in
zittenden Rodion en Wenjamin kon herken
nen.
Waarom hebben jullie Pelka niet meege
bracht?" vroeg ik ter begroeting. „Zoolang
de zee nog zoo te keer gaat, is het in de bergen
immers rustig".
„Zij weet niet eens, dat we hier naar toe
zijn", antwoordde Rodion. „Anders zouden we
haar zeker niet hebben kuilnen houden".
„Ik geloof, dat ze wat kou heeft gevat",
meende Wenjamin. „Vroeger kon ze nooit lang
op dezelfde plaats blijven zitten. En nu zit
ze
Rodion viel zijn schoonzoon ongeduldig in
de rede.
„Vergeet niet, dat het om mijn kleindochter
gaat en niet om de jouwe. Jouw meening in
teresseert me dus niet!"
Toen wij aan den maaltijd zaten, begon
Rodion plotseling geheimzinnig te lachen. Op
mijn vragenden blik, verzocht hjj mij eens
te raden, waarom zij vandaag naar mijn baai
waren gekomen.
„Wel", antwoordde ik, „het is mooi weer;
het leent zich uitstekend voor een tocht door
de versch gevallen sneeuw".
„Dat ook", gaf Rodion toe. „Maar voor
namelijk kwamen we om een goede en pas
sende plek voor onze nieuwe woning uit te
zoeken".
„Wat? Willen jullie werkelijk naar de
Kruisbaai verhuizen?" vroeg ik, vol blijde
verrassing,
„Vroeger wilden we, ja. Maar nu zullen we
wel moeten, want onze oude woningen zijn
reeds verkocht en de nieuwe besteld. Graag ga
ik niet van de Walvischbaai weg", moest Ro
dion, met iets van weemoed in zijn stem, toe
geven. „Tenslotte ben ik de eerste geweest, die
zich hier op het eiland vestigde. Voordien
was er niemand op het vaste land, die geloo-
ven wilde, dat hier nog menschen het zouden
kunnen uithouden. Ik bedoel natuurlijk
menschen van ons blanke ras".
„En waarom ga je dan weg?"
Rodion aarzelde even met zijn antwoord;
toen zei hij, ietwat onwillig: „Om Pelka! Zij
zal het hier prettiger vinden; vooral ook,
omdat jij dan onze naaste buurman bent".
Ik antwoordde, dat ik het volgende jaar met
de eerste boot het eiland zou verlaten en dat
ik ook aan mijn woning reeds een bestemming
had gegeven. Tychon zou haar betrekken met
Kat ja en den kleinen Fedja.
Na een poosje vroeg Rodion, of ik graag
naar het vasteland terug keerde?
„Waarom niet? Tenslotte verlang je ook
wel weer eens naar een bosch en naar bloeiende
weiden". En in gedachten voegde ik er aan
toe: „En ook naar menschen, die je dierbaar
zijn!"
„Je zult ons eiland wel gauw vergeten!"
„Ik zal het nooit vergeten. Daarvoor heeft
het me te veel goeds geschonken. Het was als
een goede vriend voor me".
Rodion klopte me goedkeurend op den
schouder.
„Je hebt het juiste woord gevonden, Arkadi!
Het is als een goede vriend. Precies zooals de
zee. Alleen moet je ze beide begrijpen".
Hierna gingen wij het dal rond om de gun
stigste plaatsen voor de nieuwe huizen uit te
zoeken. Rodion vond, op slechts vijftig pas af
stand van het wated, een goede plek, welke
ook beschermd was tegen den Noorderwind.
Wenjamin zou zich wat meer landwaarts moe
ten vestigen.
„Het gaat in het leven toch zonderling toe",
zei hij glimlachend. „Vorig jaar was ik het,
die u het eerst hierheen bracht en nu breng#'
het toeval ons eveneens hier".
„Daarvoor mag Arkadi ons wel dankbaar
zijn", schertste Rodion, „want nu doet de
boot voortaan ook de Kruisbaai aan. Hij zal
zich dus den volgenden zomer al deftig hier
kunnen inschepen om naar het vasteland te
varen. Tot dien tijd echter mag hij de Wal
vischbaai niet heelemaal vergeten. Hij is daar
den laatsten tijd een zeldzame gast gewor
den".
Ik beloofde mijn verzuim weer goed te zul
len maken en spoedig te zullen komen. Ik
geloof, dat ik, toen ik dat zei, zelfs een beetje
verlegen werd. Kleine Fedja en de visscherij
lieten mij bijna geen enkele vrije minuut.
1 januari.
De winter is ditmaal veel te vroeg gekomen.
Midden October hadden we al twintig graden
vorst. De wind loeide afwisselend van de ber
gen en uit de zee. De sneeuw viel in ongekende
hevigheid. Onze jachtpartijen eischten welis
waar heel wat inspanning, maar zij leverden
een rijken buit op.
Nu sloffen er weer drie jonge beren rond
de .palen. Met uitzondering van een pa&r
kleinigheden, verloopt het leven precies zooals
het vorige jaar.
Vóór het strenge jaargetijde inzette, bad
ik nog eens naar de Walvischbaai gewild, maar
de plotselinge invallende koude belette mij
dit voornemen ten uitvoer te brengen.
Gisteren gingen mijn metgezellen weer op
de rendier jacht. Het was voor het eerst, dat
ik thuis bleef. Katja's toestand was van
dien aard, dat ik mij ernstig ongerust begon
te maken.
(Wordt vervolgd).
Alarm, tijdens de oefeningen van het NederlandscHe leger.
De loopgraaf is reeds door den eersten schutter bezet. De
anderen staan op het punt de dekkende schuilnis te verlaten
en eveneens de stelling te bezetten
Als militairen verhuizen. Dan gaat heel de bagage mede en wordt de Hr. Ms. kruiser .Sumatra" is bij de Amsterdamsche Droogdok Mij. in het dok opgenomen
deken op den rug gebonden. Een onmiskenbaar teeken van het seizoen, want tot het ondergaan van eenige reparaties, alvorens deze oorlogsbodem voor een lange reis
de wintertijd heeft zijn intrede gedaan vertrekken zal
Ondanks de ernstige internationale toestand' ondervindt
het werk in de Fransche havens geen stagnatie. - De
groote kranen zetten er haar dagelijkschen arbeid onge*
stoord voort
Roodbont vee in
het Land van Cuyk,
Een overzicht van
de 23ste fokvee-
tentoonstelling,
welke te Cuyk aan
de Maas gehouden
is
De heer C. v. d Pol, waarnemend
hoofd-commissaris van Politie te Rotter
dam, aan wien op zijn verzoek eervol
ontslag verleend is na een diensttijd
van ruim 41 jaar