Jiunsf /naging in de machtsverhoudingen het Westen. Operatieve mogelijkheden voor de Duitsche weermacht «'OEN^ÖS X'G 11 OCTOBER 1939 Snelle militaire geen van beide [e verwachten. successen partijen van deskundige medewerker schrijft de slag om Koetno geëindigd, Onze militaire doemden van allerlei zijden berichten of rff sterke Duitsche troepen uit het Oosten o?' fWesten waren aangekomen. Houden wij 'de aanvankelijke veronderstelling vast, dat a3n de ruim honderd Duitsche divisies een 70- V t over Polen Was opgemarcheerd, dan zou >ht een aantal van pl.m. 40 divisies voor ver- i ine naar het Westen in aanmerking komen, plaatsing Duitsche divisies in het Westen mu hierbij op een totaal van pl.m. 70 worden gebracht. Met een zoogenaamde hergroepeering is echter een aanzienlijke tijd gemoeid. Bij het einde van den Poolschen veldtocht toch stonden de Duit sche troepen diep in het Poolsche land, terwij van een herstel van de Poolsche spoorwegen nog geen sprake kon zijn. Voor de inlaadrayons kwamen dus slechts de gebieden van het eigenlijke Duitsche Rijk in aan merking, met het gevolg dat het meerendeel der troepen afstanden van minstens 200 k.m. met voetmarschen moest afleggen eer tot spoorweg vervoer kon worden overgegaan. Doch ook het spoorwegvervoer zelf vordert een aanzienlijken tijd. Globaal geschat behoeft elke divisie voor de verplaatsing een aantal van pl.m. 25 treinen. Voor het vervoer van een 40-tal divisies zal alzoo een aantal van pl.m. 1000 treinen noodig zijn, waarbij dan nog zeker een aanzienlijk aan tal treinen gerekend moet worden voor de ver plaatsing van legerkorpstroepen en bijzondere formaties. Ook dit vervoer op zich zelf zal dus eenige dagen vorderen. Tenslotte liggen de uitlaadrayons evenmin on middellijk achter het front, zoodat daarna nog eenige marschdagen zullen moeten volgen alvo rens de troepen hun uiteindelijke opstellings plaatsen hebben ingenomen. Gaan wij van de veronderstelling uit, dat de hergroepeering op ongeveer 23 September is aan gevangen, dan kan deze eerst redelijkerwijze om streeks 7 October zijn geëindigd. Het vorenstaan de geldt uiteraard minder voor de gemotoriseerde onderdeelen. Met name kan de hergroepeering van de luchtstrijdkrachten zich eerder hebben voltrokken, zulks te meer, daar na het neerslaan van de Poolsche luchtmacht, hetgeen zich aan merkelijk eerder dan 23 September had voltrok ken waarschijnlijk reeds sterke deelen daarvan haar het Westen verplaatst konden worden. Van omstreeks 7 October af moeten wij dus met de omstandigheid rekening houden, dat te genover het door ons in N. O. Frankrijk veron derstelde leger van pl.m. 65 divisies een strijd macht van ongeveer 70 Duitsche divisies gereed staat. De weegschaal van de sterkten in het Wes ten slaat hiermee voorshands dus naar Duitsche tijde door. Beteekent dit, dat van Duitsche zijde nu on middellijk een overgang naar het offensief moet worden verwacht? V°°r ons gevoel is dit geenszins een noodza kelijkheid. Want evenmin ja zelfs nog minder dan voor Frankrijk biedt 'zich voor Duitsch- hnd de mogelijkheid om door een snellen, he- suss,enden veldtocht den vijand in het Westen tut het veld te slaan. De gesteldheid van het terrein. Beschouwen wij hiertoe een oogenblik Mogelijkheden, welke de gesteldheid van het terrein voor een operatieven opmarsch naai' het hart van Frankrijk biedt. Pal Noord van de Zwitsersche grens leidt een invalsweg van pl.m. 30 k.m. breed Zuidelijk langs Vogezen door het z.g. „Trouée van Belfort' naar Dijon en het Plateau van Langres. Het Vogezengebergte zelf met zijn zwaar be groeide hellingen en nauwe dalen leent zich zeer socht voor een opmarsch met sterke krachten, Op het gedeelte tusschen Lauterburg en d buxemburgsche grens leent het terrein zich aarentegen zeer goed voor een opmarsch bfeed front. De formatie van het terrein levert hier bijna dichtDS k^Hdere moeilijkheden op, terwijl een Wegennet de verplaatsingen ten zeerste be- b. een aanval tusschen Straatsburg en Metz. Welke kansen nu biedt elk van deze richtingen aan de Duitsche legerleiding? Zien wij hiertoe allereerst wat door de Fran- sche legerleiding ter verdediging van deze ge bieden is verricht. Onmiddellijk valt op, dat de verdediging op het gedeelte, gelegen tusschen de Zwitsersche de Luxemburgsche grens georganiseerd is in drie zones. De voorste hiervan is de Maginotlinie. Daar om reeds eerder vermelde redenen een groote Duitsche aanval op het Rijnfront minder waarschijnlijk moet worden geacht, zijn de op dit gedeelte ten aanzien van de verdediging ge troffen voorzieningen betrekkelijk eenvoudig. In de Rijnvlakte op eenigen afstand van de wa terlijn zijn, in het bijzonder nabij de meest gun stige overgangspunten, kazematten gebouwd. Veel belangrijker zijn de versterkingen, aange legd op het gedeelte tusschen den Rijn en de Luxemburgsche grens. Hier strekken de Fran- sche versterkingen zich in groote hoeveelheid en over diepe terreinstrooken uit. Slechts op het gedeelte Westelijk van Saargemünd zijn geen of slechts zeer weinig versterkingen aanwezig. De reden hiervan is, dat met eenvoudige hulpmid delen dit gedeelte geïnundeerd kan worden, zoo dat aldaar met eenvoudige veldversterkingen kan worden volstaan. Als 2de lijn moeten de Vogezen zelf worden aangemerkt. Deze linie vindt in het Zuiden voortzetting in de afsluiting van het gat van Belfort in de versterkingen bij deze plaats, ter wijl de linie zich van de Noorder Vogezen uit naar het Westen voortzet door het dal van de Niëd om te eindigen bij de vesting Metz. Tenslotte ligt hierachter als 3de lijn de stel ling achter de Moezel en de Maas, met als voor naamste steunpunten de daaraan gebouwde ver sterkingen bij Epinal; bij Toul met de vooruitge schoven stellingen Oostelijk van Nancy en het wereldvermaarde Verdun. Reeds vóór 1914 werd deze derde linie toen echter de eerste linie door de Duitsche leger leiding zóó sterk geacht, dat van een rechtstreek- schen aanval in front werd afgezien. Tot afweer van een aanval, welke zich even tueel ook door Luxemburg en België zou uitstrek ken, blijft nu 't gedeelte over tusschen de Luxem burgsche grens en de kust. De mogelijkheden voor de' Duitsche legerleiding. Resumeex-ende zien wij, dat de Duitschers voor een eventueel offensief op het huidige terrein de volgende mogelijkheden hebben: A. Een stoot gericht op het gat bij Belfort. Deze aanvalsrichting biedt echter te weinig ruimte voor een hoofdoperatie; zij zou slechts als nevenactie in aanmerking komen. Bovendien in 't voor de uitvoering van dezen stoot noodzakelijk om de versterkingen aan den Rijn, alsmede de versterkingen bij Belfort te for- ceeren. Zij zal dus niet snel tot succes kunnen leiden. B. Een stoot tusschen den Rijn en de Luxem burgsche grens. Deze stoot biedt vele operatieve mogelijkheden Zou zij succes hebben, dan zou bij een verderen opmarsch Oostelijk en Westelijk van de Vogezen de geheele Rijnverdediging en de Vogezenverde- diging in den rug worden genomen. Bij verdere doorvoering leidt zij echter tegen het sterke Moezel- en Maasfront. Voor de uitvoering moet echter de Maginot linie worden geforceerd; een moeilijke operatie. Bovendien zal in het hier betreffende gebied op het gros van de frontstrijdkrachten worden ge- stooten. Ook van deze operaties kan dus aller minst een snel succes worden verwacht. Aanknoopende aan hetgeen in een vorig ar tikel over de mogelijkheden van een Fransch offensief werd gesteld, mag dan ook de ver wachting worden uitgesproken, dat noch Frank rijk, noch Duilschland in staat zullen zijn om in het Westen snel een beslissend militair succes te verkrijgen. Gezien het vergevorderde jaargetijde moet het zelfs meer en meer onwaarschijnlijk worden ge acht, dat een zoodanig doel zelfs nog voor het volgend voorjaar zal worden nagestreefd. Zou van Duitsche zijde nog voor den winter iets geschieden, dan zal dit vermoedelijk geen verder doel hebben dan het verkrijgen van plaatselijke verbeteringen, c.q. een terugwerpen van de Fransche troepen op de Maginotlinie of het Vogezenfront. Of de Franschen zelf nog een doorbraak van den Westwall zullen probeeren, moet op zijn minst genomen twijfelachtig genoemd worden. Het feit, dat de Fransche legerberichten gedu rende de laatste week welhaast nog minder be langrijks wisten te melden dan in de vooraf gaande weken zou mede als een aanwijzing in deze richting kunnen worden beschouwd. DE RAMP VAN DE „INDRA". Geredde opvarenden van de „Indra" in de kajuit van de „Eriksborg". Rechts de eerste stuurman Mecklin. Een andere vacantie-verdeeling? Prof. Vening Meinesz weer in het land. Na een afwezigheid van bijna vier maanden is de bekende hoogleeroor prof. dr. ir. F. A. Venning Meinesz in zijn woning „De Brem burg" aan de Potgieterlaan te Amersfoort teruggekeerd. De dreigende onweerswolken, die reeds in het voorjaar aan den politieken hemel van Europa dreven, konden hem er niet van weerhouden einde Juni het oude werelddeel te verlaten om voor eenige maan den aan de andere zijde van den Atlantischen Oceaan deel te nemen aan twee belangrijke wetenschappelijke congressen, die resp. in de eerste helft van Augustus en in begin Sep tember in San Francisco en in Washington zijn gehouden. Prof. Vening Meinesz vertelde aan een ver slaggever van het A.N.P. om., dat hij niet alleen als particulier, maar tevens als koerier van onzen gezant in Washington, jhr. dr. A. Loudon, op 16 September met de Noordam.", een der nieuwste schepen van de Holland- Amerikalijn van New-York vertrok. De ge zant had den hoogleeraar verzocht enkele do cumenten mede te willen nemen ter overhandi ging aan den minister van buitenlandsche zaken. Dank zij deze bijzondere omstandig heden en mede door bemoeiingen van onzen ge-zant te Londen, jhr. mr. E. F. M. J. Michiels van Verduynen hadden de Britsche Marine- autoriteiten den hoogleeraar vergund de „Noordam", die van 25 Sept. af in de Downs had gelegen en er nu nog ligt, Zondagmor gen j.l. te verlaten om naar Nederland door te reizen. Dit privilege kreeg* geen der an dere passagiers, allen moesten aan boord blijven zitten en zij zitten er nog. Directie der Spoorwegen tracht het te bereiken. De directie der Nederlandsche Spoorwegen koestert het voornemen om het inintiatief te nemen tot een rationeeler verdeeling der vacanties over de maanden Juni, Juli en Augus tus, aldus meldt Het Volk. Men beoogt hiermee een economisch voordeel, niet alleen voor de spoorwegen, die het reizigersvervoer rustiger en doeltreffender zouden kunnen verwerken, doch ook voor het hotel- en pensionbedrijf, dat, nu waarschijnlijk de Nederlanders in de eerst komende tijd gedwongen zullen zijn hun vacantie in eigen land door te brengen, een veel grooter capaciteit zou kunnen ontwikkelen, dan wan neer de pensiongasten allen binnen een tijds bestek van ongeveer zes weken de beschikbare ruimte bezetten. En tenslotte zouden deze maatregelen indien zij praktijk mogen worden een aanmerkelijk gemak opleveren voor de pensiongasten zelf. De directie stelt zich in groote lijnen voor om het land te verdeelen in vier a vijf districten, die achtereenvolgens hun vacanties nemen, zoo dat een regelmatiger toevloed van toeristen naar de vacantieoorden trekt. De drie groote steden zouden dan afzonderlijk worden inge deeld. Wil dit rationeele plan in werkelijkheid wor den omgezet, dan zal allereerst de medewerking van de onderwijsautoriteiten verkregen moeten worden. Zoo spoedig mogelijk zullen de plannen, die thans worden voorbereid, bij de desbetreffende instanties aanhangig worden gemaakt. Bij de directie der Nedei-landsche Spoorwegen is men van oordeel, dat, zooals de invoering van den zomertijd een gunstig uitvloeisel is ge weest van den vorigen oorlog, de huidige wereld krijg wellicht een logischer en rationeeler vacantieverdeeling tot blijvend gevolg zal kun nen leiden. in Haarlem en daarbuiten De verzameling Verstolk- Völcker. vordert. Welke terreinen voor operatie in aanmerking komen Alleen rekening houdende met het huidige ter- in zouden voor operaties in Westelijke richting dus in a- ee. Belfort; aanmerking komen: aanval Zxxidelijk langs de Vogezen op Dinsdag 17 October zal in de veilingzaal van Frederik Muller en Cïe., door de heeren Men- sing, een verzameling 19e eeuwsche aquarellen worden aangeboden, waarvan de gelijke in ons land althans in particulier bezit, wel niet meer zal zijn aan te treffen. Ze werd in de laatste decennia der vorige eeuw door den heer Völcker aangelegd en vertoont een compleet beeld van de kunst en den kunstzin dier jaren, die een bloeiperiode juist der aquarelleerkunst betee- kend hebben. Na een lange reeks van jaren als intact familiebezit bijeen gehouden te zijn staat de verzameling, die een meerendeels supe rieure twee honderd werken omvat, dus thans op het punt verstrooid te worden. Zelfs na beroemde vroegere collecties, als die van J. J. Tiele, Dentz van Schaick en anderen is deze verzameling in qualiteit en in aantal nog in staat deze te overtreffen en misschien is ze alleen te vergelijken bij de portefeuille Langer- huyzen van Craailoo, die ongeveer een kwart eeuw geleden in veiling verkocht werd. Een groote aantrekkelijkheid van dat soort collec ties is de uitmuntende staat, waarin de werken zich bevinden; ze zijn bijna steeds in den tijd van hun ontstaan aangekocht en steeds met zorg omgeven. Ook in deze verzameling zag ik geen enkel blad, waaraan door den tijd of de behan deling schade was toegebracht. De aquarellen der Haagsche meesters zien er uit of ze eerst gisteren hun maker verlaten hebben; frisch en fleurig, zonder nawerking van atmospheer of zonlicht hebben ze alle die direct pakkende charme, waardoor men zich thans gemakkelijk verklaren kan hoe zeer de aquarelleerkunst destijds bij de kunstliefhebbers in de gunst i stond. 1 De Haagsche meesters. Het spreekt van zelf 1 dat de grooten onder hen met verscheidene wer ken vertegenwoordigd zijn. Onder het achttal Bosbooms zijn er, die bekend zijn door de re- j producties er van in het Bosboom-werk van i Marius en Martin. Er is die prachtige „Regtzaal te Veere" en die niet minder meesterlijke tee- kening van een hoek van Bosboom's eigen ate- lier, waarvan een reproductie in de Isogra- phieën van de Wereldbibliotheek indertijd is uitgegeven. En verder de noodige mooie kerk interieurs, maar ook nog een klein, maar schit- terend staaltje van Bosboom's teekenkunst, waarop hij zelden schilder van stadsgezich ten een gezicht op de Oude Gracht in Utrecht geeft, waarin men de genialiteit van een Jongkind, met de distinctie van Bosboom zou meenen te zien samentreffen. Er is een groote aquarel van Jozef Israëls, „De Naailes" .waarop een achttal vrouwen en meisjes der visschers zijn voorgesteld met zoo groote toewijding en zorgvuldigheid geteekend en tegelijk zoo fijn van sfeer, dat ze veel van het breeder behandelde, vrijer en zelfs mis schien dichterlijker, visioenair werk zijner laat ste jaren zeer nabij komt. Jacob Maris stond by dezen verzamelaar in hooge waardeering. Niet minder dan negen aquarellen vertegenwoordigen hem, de éen al fraaier dan de ander en alle negen op de groote Maris-tentoonstelling in 1936, in de Haagsche en Amsterdamsche Museums-ten toonstellingen geëxposeerd. Evenals toen, trof mij ook nu weer dat betrekkelijk kleine werk met het boeren- vrouwtje voor den haard. Willem en Matthijs zijn ieder slechts met één aquarel in de porte feuille aanwezig, doch dan ook zeer representa tief; de laatste met de beroemde „Doopeling in Lausanne", en Willem met een prachtig weide landschap met een hooge lucht er boven, zooals hij die in zijn middenperiode uitvoerig en breed tegelijkertijd maakte. De zeven Mauve's heeft men in den laatsten winter op de Mauve-tentoonstelling in het Haagsch Gemeente Museum kunnen zien. Een buitengewoon mooi Scheveningsch duingezicht mag daarvan echter nog wel even gememoreerd worden. Mesdag vindt men hier in zijn besten vorm als we dien footballterm hier even mogen ge bruiken. Neuhuys, Blommers, Weissenbruch en de mindere goden zult ge hier eveneens hooge- lijk kunnen waardeeren, maar behalve over de vele buitenlanders veel Italianen, door- de toenmalige Hollandsche Teekenmaatschappij in ons land geïntroduceerd, en waarover we dit maal niet spreken zal de bezoeker zich over twee dingen allicht verbazen. Ten eerste over het groote aantal werken van Charles Rochus- sen, 14 aquarellen, wat misschien samenhangt met den Rotterdamschen oorsprong der collec tie, en ten tweede ovér de bevreemdende ver houding Bles-Bakker Korff, die in deze uitge zochte verzameling opvalt. Rochussen is zonder twijfel, éen der eersten, zoo niet de eerste breed aangelegde illustrator der Hollandsche kunst dier dagen geweest; in zijn kleur valt een zekere monotoonheid niet te ontkennen en daardoor werkt een groot aantal zijner werken, tezaam gebracht, niet opbeurend. Het is de uiterst vaardige teekenhand, die be wondering vraagt, doch slechts zelden is zijn kleur belangrijk en meer dan scherpzinnige toevoeging, zooal niet bijkomstigheid. Als schilder mag men een Rochussen dank- Ongeoorloofd uit den dienst weggebleven. baar zijn dat hij een Breitner tot leerling gehad heeft, doch er tevens verheugd over zijn dat de laatste hem als colorist verre achter zich heeft gelaten. En wat nu de verhouding Bles-Bakker Korff in deze verzameling betrefthet kan natuur. lijk toeval zijn dat deze, zes tegen één, zoozeer in het nadeel van den zeer veel fijnzinniger schilder Bakker Korff uitvalt. Niet dat Bles geen buitengemeen vakkundig artist geweest zou zijn. Hij is misschien in zijn genre evenmin overtroffen als Rochxissen in het zijne. Maar ook bij Bles is het illustratieve, het anecdotische overwegend hoe knap dan verder ook behan deld terwijl bij Bakker Korff het anecdoti sche tot iets van zeer geringen omvang beperkt blijft en de hoofdzaak, echt schilderlijk, op een uiterst verfijnd palet, en een voornaam inge togen verfbehandeling berust. De verzamelaar, die zulk een fijne neus voor de qualïteiten der landschapsschilders toonde te .bezitten, heeft Bakker Korff tegenover Bles veronachtzaamd. Voor de Haarlemmers is een fraaie, solide aquarel van Klinkenberg interessant, een ge zicht over de Oude Groenmarkt, langs de oude Sint Bavo, terwijl het sterk belichte verschiet, de huizen terzijde van de Damstraat, de voor stelling afsluit. Ze wordt bij dit stukje gerepro duceerd. In het oeuvre van Klinkenberg behoort ze zeker tot zijn beste periode. Deze schilder, als nog wel anderen onder zijn tijdgenooten, is door het mercantiel succes zijner werken in latere jaren tot een gemakkelijkheid van wex-ken vervallen waarbij hij de trucjes die tot een vlotte waar deering bij het groote publiek voerden, te royaal toepaste. Daar moest op een stadsgezicht van Klinkenberg altijd „een zonnetje spelen" en de schilder gunde dat zonnetje dan ook geen oogen blik rust en speelde er mee op gevelvlakken en stadsbrokken totdat die meer op doorgesneden Edammerkaas, dan op steenen materie geleken. Zoo ontstond het type-Klinkenberg, dat op wandborden gebakken en op naaidoosjes gere produceerd werd. Door die te weinig varieeren- de productie was men in beter ingelichten kring bijna gaan vergeten dat Klinkenberg in den grond een zeer begaafd en kundig artist was die echter door toe te geven aan wat „men" van hem vroeg, aan de aanvankelijk door hem op gewekte verwachting niet steeds heeft beant woord. Men dacht in hem een voortzetter van de simpele zuiverheid van den ouderen Jan Weissenbruch, den stadsgezichten schilder te zien; in werkelijkheid heeft hij, door teveel routineerd maakwerk, de eigen reputatie ge schaad. Toen hij de aquarel maakte, waarover wij praten, was hij gelukkig aan dat maakwerk nog lang niet toe. Ze vertegenwoordigt hem op best, als een pittig stuk werk dat naast een Jan Weissenbruch, een Springer gezien kan worden. Klinkenberg was in 1851 in Den Haag ge boren en leerling van Christoffel Bisschop en later aan de Academie geworden. Van den eer sten had hij misschien den zin voor historie- schilderen meegekregen, waaraan hij zich het eerst gegeven heeft. Pas tegen 1880 is hij stads gezicht-specialist geworden. Het is wel toevallig dat hij op de Academie juist Apol als tijdgenoot medeleerling had een artist die, evenals hij, be gaafd met veel talent, zich verliezen zou in de besuikerde sneeuwlandschappen, waarvan het publiek smulde, terwijl het zijn serieuze jeugd werk onopgemerkt liet. Het is met meer artis- ten uit dien bloeitijd op eenzelfde wijze gegaan en het koopend en kijkend publiek heeft meer op zijn geweten dan het zelf vermoedt, als het de beroepskritiek uitfoetert. Gelukkig zoekt Vadertje Tijd, de oppercriticus, alles wel weer netjes uit en bergt het in het laadje waar het thuis hoort. J. H. DE BOIS. Vijf soldaten voor het Hoog Militair Gerechtshof. Vijf soldaten, die ongeoorloofd uit den mili tairen dienst zijn weggebleven welk feit in tijd van oorlog werd gepleegd moesten zich Dinsdag voor het hoog militair gerechtshof ver antwoorden. De eerste was de 29-jarige Tj. J. K. gewoon dienstplichtig soldaat, die op 5 Juli met verlof was gegaan, hoewel hem een krijgstuchtelijke straf was opgelegd welke hij eerst had moeten ondergaan. Hij was door den krijgsraad tot veer tien dagen gevangenisstraf veroordeeld. Hij voerde tot zijn verdediging aan, dat hij van meening is geweest dat hij de straf kon onder gaan, nadat hij met verlof was geweest. Hij heeft geheel te goeder trouw gehandeld. De advocaat fiscaal kon dit verweer niet aan vaarden, daar het feit, dat hem een straf was opgelegd, hem is medegedeeld vóór dat hij met verlof ging. Spr. vorderde bevestiging van het vonnis van den ki'ijgsraad. Ook de volgende beklaagde, de gewoon dienst plichtig soldaat J. S. bij een luchtverdedigings kring, die voor hetzelfde feit moest terecht staan, beriep zich op een soort gewoonte recht. Vanwege den toestand van zijn vrouw kreeg hij geregeld twee dagen vrij, doch op 8 Juli, toen het weer tijd was voor zijn verlof, zag hij geen aankondiging op het daarvoor bestemde bord staan. Omdat hij met een bepaalden trein mee moest, heeft hij het er maar op gewaagd en dat werd hem noodlottig. Inplaats van twee dagen, kreeg hij maar één dag verlof, zoodat hij dit niet wetende een dag te laat weer in dienst kwam. De krijgsraad legde hem voor dit feit acht dagen gevangenisstraf op, welke straf de advocaat-fiscaal bij het hoog militair gerechts hof voorwaardelijk wilde zien opgelegd in ver band met beldaagde's gunstig verleden zoowel in militairen dienst als in zijn burgerlijk leven. Ernstiger was, hetgeen de 26-jarige J. F. D. B. gewoon dienstplichtig soldaat bij denzelfden luchtverdedigingskring, gedaan heeft. Ook hij bleef ongeobrloofd een dag weg. Hij wilde zijn moeder helpen verhuizen, doch durfde daarvoor geen verlof vragen, omdat hij dat al zoo dik wijls had gevraagd en bang was, dat hij het toch niet zou krijgen. De krijgsraad heeft hem daarvoor een gevan genisstraf van 8 dagen opgelegd, welke straf de advocaat-fiscaal in verband met den ernst van het feit bevestigd wilde zien. Nog erger was, zoo zeide de advocaat-fiscaal, wat de 27-jarige soldaat J. A. V. eveneens bij den reeds genoemden luchtverdedigingskring gedaan heeft. Hem was het verlof zelfs gewei gerd en desondanks was hij twee dagen wegge gaan. De reden daarvoor was ook niet zoo drin gend. Hij had schoon ondergoed noodig en wilde dat thuis halen. De krijgsraad had ook dezen beklaagde acht dagen gevangenisstraf opgelegd, doch de advo caat-fiscaal vorderde verhooging van deze straf tot veertien dagen gevangenisstraf. Als laatste beklaagde uit deze reeks, moest de 26-jarige soldaat L. G. van D. bij denzelfden luchtverdedigingskring terecht staan. Ook hij had het er „maar op gewaagd". Wel had de ka pitein gezegd toen hij vex-lof vroeg „het is in orde", doch hij heeft zich later er niet van over tuigd, of op het daarvoor bestemde bord het verlof was aangeteekend. Evenals de anderen was hij tot acht dagen gevangenisstraf veroor deeld, van welke straf in hooger beroep beves tiging werd geëischt. UIT DE STAATSCOURANT. Bij Kon. Besluit is de administratief-ambte- naar 2e klasse van den rijkswaterstaat G. E. Enthoven te Haarlem benoemd tot admini- stratief-ambtenaar le klasse van den rijks waterstaat. DE HEER ROST VAN TONNINGEN LID VAN DE PROVINCIALE STATEN VAN ZUID-HOLLAND. Het centraal stembureau voor de verkiezing van de Provinciale Staten van Zuid-Holland heeft in de vacature, ontstaan door het be danken van den heer J. van Hoeij Smith, voorzien door de benoemng van den heer mr. M. M. Rost van Tonningen tot lid van d* Provinciale Staten van Zuid-Holland. Gedenkraam in de Groote Kerk te Apeldoorn. Geschenk der studenten aan de Koningin. Zooals men zich herinneren zal hebben de studenten van de universiteiten te Leiden, Utrecht, Groningen, Amsterdam en Delft aan H.M. de Koningin bij haar 40-jarig regeerings- jubileum een gedenkraam aangeboden. Nadat H.M. de Groote Kerk aan de Loolaan te Apel doorn had aangewezen als het bedehuis, dat voor plaatsing in aanmerking kwam, werd aan den bekenden Róermondschen glazenier Joep Nicolas opdracht gegeven voor 't maken van een ontwerp, waarna hij werd belast met de uitvoering. Dezer dagen is het monumentale raam geplaatst in de Groote Kerk, welke H.M. de Koningin tijden haar verblijf op Het Loo, Zondags pleegt te bezoeken. Als hoofdmotief heeft de ontwerper gekozen het feit van de stichting der Leidsche univer siteit door den Vader der Vaderlands,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 5