Jiunsf
/naging in de machtsverhoudingen
het Westen.
Operatieve mogelijkheden
voor de Duitsche weermacht
«'OEN^ÖS
X'G 11 OCTOBER 1939
Snelle militaire
geen van beide
[e verwachten.
successen
partijen
van
deskundige medewerker schrijft
de slag om Koetno geëindigd,
Onze militaire
doemden van allerlei zijden berichten
of rff sterke Duitsche troepen uit het Oosten
o?' fWesten waren aangekomen. Houden wij
'de aanvankelijke veronderstelling vast, dat
a3n de ruim honderd Duitsche divisies een 70-
V t over Polen Was opgemarcheerd, dan zou
>ht een aantal van pl.m. 40 divisies voor ver-
i ine naar het Westen in aanmerking komen,
plaatsing Duitsche divisies in het Westen
mu hierbij op een totaal van pl.m. 70 worden
gebracht.
Met een zoogenaamde hergroepeering is echter
een aanzienlijke tijd gemoeid. Bij het einde van
den Poolschen veldtocht toch stonden de Duit
sche troepen diep in het Poolsche land, terwij
van een herstel van de Poolsche spoorwegen nog
geen sprake kon zijn.
Voor de inlaadrayons kwamen dus slechts de
gebieden van het eigenlijke Duitsche Rijk in aan
merking, met het gevolg dat het meerendeel der
troepen afstanden van minstens 200 k.m. met
voetmarschen moest afleggen eer tot spoorweg
vervoer kon worden overgegaan. Doch ook het
spoorwegvervoer zelf vordert een aanzienlijken
tijd. Globaal geschat behoeft elke divisie voor de
verplaatsing een aantal van pl.m. 25 treinen.
Voor het vervoer van een 40-tal divisies zal
alzoo een aantal van pl.m. 1000 treinen noodig
zijn, waarbij dan nog zeker een aanzienlijk aan
tal treinen gerekend moet worden voor de ver
plaatsing van legerkorpstroepen en bijzondere
formaties. Ook dit vervoer op zich zelf zal dus
eenige dagen vorderen.
Tenslotte liggen de uitlaadrayons evenmin on
middellijk achter het front, zoodat daarna nog
eenige marschdagen zullen moeten volgen alvo
rens de troepen hun uiteindelijke opstellings
plaatsen hebben ingenomen.
Gaan wij van de veronderstelling uit, dat de
hergroepeering op ongeveer 23 September is aan
gevangen, dan kan deze eerst redelijkerwijze om
streeks 7 October zijn geëindigd. Het vorenstaan
de geldt uiteraard minder voor de gemotoriseerde
onderdeelen. Met name kan de hergroepeering
van de luchtstrijdkrachten zich eerder hebben
voltrokken, zulks te meer, daar na het neerslaan
van de Poolsche luchtmacht, hetgeen zich aan
merkelijk eerder dan 23 September had voltrok
ken waarschijnlijk reeds sterke deelen daarvan
haar het Westen verplaatst konden worden.
Van omstreeks 7 October af moeten wij dus
met de omstandigheid rekening houden, dat te
genover het door ons in N. O. Frankrijk veron
derstelde leger van pl.m. 65 divisies een strijd
macht van ongeveer 70 Duitsche divisies gereed
staat. De weegschaal van de sterkten in het Wes
ten slaat hiermee voorshands dus naar Duitsche
tijde door.
Beteekent dit, dat van Duitsche zijde nu on
middellijk een overgang naar het offensief moet
worden verwacht?
V°°r ons gevoel is dit geenszins een noodza
kelijkheid. Want evenmin ja zelfs nog minder
dan voor Frankrijk biedt 'zich voor Duitsch-
hnd de mogelijkheid om door een snellen, he-
suss,enden veldtocht den vijand in het Westen
tut het veld te slaan.
De gesteldheid van het terrein.
Beschouwen wij hiertoe een oogenblik
Mogelijkheden, welke de gesteldheid van het
terrein voor een operatieven opmarsch naai' het
hart van Frankrijk biedt.
Pal Noord van de Zwitsersche grens leidt een
invalsweg van pl.m. 30 k.m. breed Zuidelijk langs
Vogezen door het z.g. „Trouée van Belfort'
naar Dijon en het Plateau van Langres.
Het Vogezengebergte zelf met zijn zwaar be
groeide hellingen en nauwe dalen leent zich zeer
socht voor een opmarsch met sterke krachten,
Op het gedeelte tusschen Lauterburg en d
buxemburgsche grens leent het terrein zich
aarentegen zeer goed voor een opmarsch
bfeed front.
De formatie van het terrein levert hier bijna
dichtDS k^Hdere moeilijkheden op, terwijl een
Wegennet de verplaatsingen ten zeerste be-
b. een aanval tusschen Straatsburg en Metz.
Welke kansen nu biedt elk van deze richtingen
aan de Duitsche legerleiding?
Zien wij hiertoe allereerst wat door de Fran-
sche legerleiding ter verdediging van deze ge
bieden is verricht.
Onmiddellijk valt op, dat de verdediging op
het gedeelte, gelegen tusschen de Zwitsersche
de Luxemburgsche grens georganiseerd is in
drie zones.
De voorste hiervan is de Maginotlinie.
Daar om reeds eerder vermelde redenen een
groote Duitsche aanval op het Rijnfront minder
waarschijnlijk moet worden geacht, zijn de op
dit gedeelte ten aanzien van de verdediging ge
troffen voorzieningen betrekkelijk eenvoudig.
In de Rijnvlakte op eenigen afstand van de wa
terlijn zijn, in het bijzonder nabij de meest gun
stige overgangspunten, kazematten gebouwd.
Veel belangrijker zijn de versterkingen, aange
legd op het gedeelte tusschen den Rijn en de
Luxemburgsche grens. Hier strekken de Fran-
sche versterkingen zich in groote hoeveelheid
en over diepe terreinstrooken uit. Slechts op het
gedeelte Westelijk van Saargemünd zijn geen of
slechts zeer weinig versterkingen aanwezig. De
reden hiervan is, dat met eenvoudige hulpmid
delen dit gedeelte geïnundeerd kan worden, zoo
dat aldaar met eenvoudige veldversterkingen
kan worden volstaan.
Als 2de lijn moeten de Vogezen zelf worden
aangemerkt. Deze linie vindt in het Zuiden
voortzetting in de afsluiting van het gat van
Belfort in de versterkingen bij deze plaats, ter
wijl de linie zich van de Noorder Vogezen uit
naar het Westen voortzet door het dal van de
Niëd om te eindigen bij de vesting Metz.
Tenslotte ligt hierachter als 3de lijn de stel
ling achter de Moezel en de Maas, met als voor
naamste steunpunten de daaraan gebouwde ver
sterkingen bij Epinal; bij Toul met de vooruitge
schoven stellingen Oostelijk van Nancy en het
wereldvermaarde Verdun.
Reeds vóór 1914 werd deze derde linie toen
echter de eerste linie door de Duitsche leger
leiding zóó sterk geacht, dat van een rechtstreek-
schen aanval in front werd afgezien.
Tot afweer van een aanval, welke zich even
tueel ook door Luxemburg en België zou uitstrek
ken, blijft nu 't gedeelte over tusschen de Luxem
burgsche grens en de kust.
De mogelijkheden voor de'
Duitsche legerleiding.
Resumeex-ende zien wij, dat de Duitschers voor
een eventueel offensief op het huidige terrein de
volgende mogelijkheden hebben:
A. Een stoot gericht op het gat bij Belfort.
Deze aanvalsrichting biedt echter te weinig
ruimte voor een hoofdoperatie; zij zou slechts als
nevenactie in aanmerking komen.
Bovendien in 't voor de uitvoering van dezen
stoot noodzakelijk om de versterkingen aan den
Rijn, alsmede de versterkingen bij Belfort te for-
ceeren. Zij zal dus niet snel tot succes kunnen
leiden.
B. Een stoot tusschen den Rijn en de Luxem
burgsche grens.
Deze stoot biedt vele operatieve mogelijkheden
Zou zij succes hebben, dan zou bij een verderen
opmarsch Oostelijk en Westelijk van de Vogezen
de geheele Rijnverdediging en de Vogezenverde-
diging in den rug worden genomen. Bij verdere
doorvoering leidt zij echter tegen het sterke
Moezel- en Maasfront.
Voor de uitvoering moet echter de Maginot
linie worden geforceerd; een moeilijke operatie.
Bovendien zal in het hier betreffende gebied op
het gros van de frontstrijdkrachten worden ge-
stooten. Ook van deze operaties kan dus aller
minst een snel succes worden verwacht.
Aanknoopende aan hetgeen in een vorig ar
tikel over de mogelijkheden van een Fransch
offensief werd gesteld, mag dan ook de ver
wachting worden uitgesproken, dat noch Frank
rijk, noch Duilschland in staat zullen zijn om in
het Westen snel een beslissend militair succes
te verkrijgen.
Gezien het vergevorderde jaargetijde moet het
zelfs meer en meer onwaarschijnlijk worden ge
acht, dat een zoodanig doel zelfs nog voor het
volgend voorjaar zal worden nagestreefd.
Zou van Duitsche zijde nog voor den winter
iets geschieden, dan zal dit vermoedelijk geen
verder doel hebben dan het verkrijgen van
plaatselijke verbeteringen, c.q. een terugwerpen
van de Fransche troepen op de Maginotlinie of
het Vogezenfront.
Of de Franschen zelf nog een doorbraak van
den Westwall zullen probeeren, moet op zijn
minst genomen twijfelachtig genoemd worden.
Het feit, dat de Fransche legerberichten gedu
rende de laatste week welhaast nog minder be
langrijks wisten te melden dan in de vooraf
gaande weken zou mede als een aanwijzing in
deze richting kunnen worden beschouwd.
DE RAMP VAN DE „INDRA".
Geredde opvarenden van de „Indra" in de kajuit van de „Eriksborg". Rechts
de eerste stuurman Mecklin.
Een andere vacantie-verdeeling?
Prof. Vening Meinesz weer in
het land.
Na een afwezigheid van bijna vier maanden
is de bekende hoogleeroor prof. dr. ir. F. A.
Venning Meinesz in zijn woning „De Brem
burg" aan de Potgieterlaan te Amersfoort
teruggekeerd. De dreigende onweerswolken,
die reeds in het voorjaar aan den politieken
hemel van Europa dreven, konden hem er
niet van weerhouden einde Juni het oude
werelddeel te verlaten om voor eenige maan
den aan de andere zijde van den Atlantischen
Oceaan deel te nemen aan twee belangrijke
wetenschappelijke congressen, die resp. in de
eerste helft van Augustus en in begin Sep
tember in San Francisco en in Washington
zijn gehouden.
Prof. Vening Meinesz vertelde aan een ver
slaggever van het A.N.P. om., dat hij niet
alleen als particulier, maar tevens als koerier
van onzen gezant in Washington, jhr. dr. A.
Loudon, op 16 September met de Noordam.",
een der nieuwste schepen van de Holland-
Amerikalijn van New-York vertrok. De ge
zant had den hoogleeraar verzocht enkele do
cumenten mede te willen nemen ter overhandi
ging aan den minister van buitenlandsche
zaken. Dank zij deze bijzondere omstandig
heden en mede door bemoeiingen van onzen
ge-zant te Londen, jhr. mr. E. F. M. J. Michiels
van Verduynen hadden de Britsche Marine-
autoriteiten den hoogleeraar vergund de
„Noordam", die van 25 Sept. af in de Downs
had gelegen en er nu nog ligt, Zondagmor
gen j.l. te verlaten om naar Nederland door
te reizen. Dit privilege kreeg* geen der an
dere passagiers, allen moesten aan boord
blijven zitten en zij zitten er nog.
Directie der Spoorwegen tracht het te
bereiken.
De directie der Nederlandsche Spoorwegen
koestert het voornemen om het inintiatief te
nemen tot een rationeeler verdeeling der
vacanties over de maanden Juni, Juli en Augus
tus, aldus meldt Het Volk. Men beoogt hiermee
een economisch voordeel, niet alleen voor de
spoorwegen, die het reizigersvervoer rustiger
en doeltreffender zouden kunnen verwerken,
doch ook voor het hotel- en pensionbedrijf, dat,
nu waarschijnlijk de Nederlanders in de eerst
komende tijd gedwongen zullen zijn hun vacantie
in eigen land door te brengen, een veel grooter
capaciteit zou kunnen ontwikkelen, dan wan
neer de pensiongasten allen binnen een tijds
bestek van ongeveer zes weken de beschikbare
ruimte bezetten.
En tenslotte zouden deze maatregelen indien
zij praktijk mogen worden een aanmerkelijk
gemak opleveren voor de pensiongasten zelf.
De directie stelt zich in groote lijnen voor om
het land te verdeelen in vier a vijf districten,
die achtereenvolgens hun vacanties nemen, zoo
dat een regelmatiger toevloed van toeristen
naar de vacantieoorden trekt. De drie groote
steden zouden dan afzonderlijk worden inge
deeld.
Wil dit rationeele plan in werkelijkheid wor
den omgezet, dan zal allereerst de medewerking
van de onderwijsautoriteiten verkregen moeten
worden.
Zoo spoedig mogelijk zullen de plannen, die
thans worden voorbereid, bij de desbetreffende
instanties aanhangig worden gemaakt.
Bij de directie der Nedei-landsche Spoorwegen
is men van oordeel, dat, zooals de invoering
van den zomertijd een gunstig uitvloeisel is ge
weest van den vorigen oorlog, de huidige wereld
krijg wellicht een logischer en rationeeler
vacantieverdeeling tot blijvend gevolg zal kun
nen leiden.
in Haarlem
en daarbuiten
De verzameling Verstolk-
Völcker.
vordert.
Welke terreinen voor operatie
in aanmerking komen
Alleen rekening houdende met het huidige ter-
in zouden voor operaties in Westelijke richting
dus in
a- ee.
Belfort;
aanmerking komen:
aanval Zxxidelijk langs de Vogezen op
Dinsdag 17 October zal in de veilingzaal van
Frederik Muller en Cïe., door de heeren Men-
sing, een verzameling 19e eeuwsche aquarellen
worden aangeboden, waarvan de gelijke in ons
land althans in particulier bezit, wel niet meer
zal zijn aan te treffen. Ze werd in de laatste
decennia der vorige eeuw door den heer Völcker
aangelegd en vertoont een compleet beeld van
de kunst en den kunstzin dier jaren, die een
bloeiperiode juist der aquarelleerkunst betee-
kend hebben. Na een lange reeks van jaren als
intact familiebezit bijeen gehouden te zijn staat
de verzameling, die een meerendeels supe
rieure twee honderd werken omvat, dus
thans op het punt verstrooid te worden. Zelfs
na beroemde vroegere collecties, als die van J.
J. Tiele, Dentz van Schaick en anderen is deze
verzameling in qualiteit en in aantal nog in
staat deze te overtreffen en misschien is ze
alleen te vergelijken bij de portefeuille Langer-
huyzen van Craailoo, die ongeveer een kwart
eeuw geleden in veiling verkocht werd. Een
groote aantrekkelijkheid van dat soort collec
ties is de uitmuntende staat, waarin de werken
zich bevinden; ze zijn bijna steeds in den tijd
van hun ontstaan aangekocht en steeds met zorg
omgeven. Ook in deze verzameling zag ik geen
enkel blad, waaraan door den tijd of de behan
deling schade was toegebracht. De aquarellen
der Haagsche meesters zien er uit of ze eerst
gisteren hun maker verlaten hebben; frisch en
fleurig, zonder nawerking van atmospheer of
zonlicht hebben ze alle die direct pakkende
charme, waardoor men zich thans gemakkelijk
verklaren kan hoe zeer de aquarelleerkunst
destijds bij de kunstliefhebbers in de gunst i
stond. 1
De Haagsche meesters. Het spreekt van zelf 1
dat de grooten onder hen met verscheidene wer
ken vertegenwoordigd zijn. Onder het achttal
Bosbooms zijn er, die bekend zijn door de re- j
producties er van in het Bosboom-werk van i
Marius en Martin. Er is die prachtige „Regtzaal
te Veere" en die niet minder meesterlijke tee-
kening van een hoek van Bosboom's eigen ate-
lier, waarvan een reproductie in de Isogra-
phieën van de Wereldbibliotheek indertijd is
uitgegeven. En verder de noodige mooie kerk
interieurs, maar ook nog een klein, maar schit-
terend staaltje van Bosboom's teekenkunst,
waarop hij zelden schilder van stadsgezich
ten een gezicht op de Oude Gracht in
Utrecht geeft, waarin men de genialiteit van
een Jongkind, met de distinctie van Bosboom
zou meenen te zien samentreffen.
Er is een groote aquarel van Jozef Israëls,
„De Naailes" .waarop een achttal vrouwen en
meisjes der visschers zijn voorgesteld met zoo
groote toewijding en zorgvuldigheid geteekend
en tegelijk zoo fijn van sfeer, dat ze veel van
het breeder behandelde, vrijer en zelfs mis
schien dichterlijker, visioenair werk zijner laat
ste jaren zeer nabij komt.
Jacob Maris stond by dezen verzamelaar in
hooge waardeering. Niet minder dan negen
aquarellen vertegenwoordigen hem, de éen al
fraaier dan de ander en alle negen op de groote
Maris-tentoonstelling in 1936, in de Haagsche
en Amsterdamsche Museums-ten toonstellingen
geëxposeerd. Evenals toen, trof mij ook nu weer
dat betrekkelijk kleine werk met het boeren-
vrouwtje voor den haard. Willem en Matthijs
zijn ieder slechts met één aquarel in de porte
feuille aanwezig, doch dan ook zeer representa
tief; de laatste met de beroemde „Doopeling in
Lausanne", en Willem met een prachtig weide
landschap met een hooge lucht er boven, zooals
hij die in zijn middenperiode uitvoerig en breed
tegelijkertijd maakte.
De zeven Mauve's heeft men in den laatsten
winter op de Mauve-tentoonstelling in het
Haagsch Gemeente Museum kunnen zien. Een
buitengewoon mooi Scheveningsch duingezicht
mag daarvan echter nog wel even gememoreerd
worden.
Mesdag vindt men hier in zijn besten vorm
als we dien footballterm hier even mogen ge
bruiken. Neuhuys, Blommers, Weissenbruch en
de mindere goden zult ge hier eveneens hooge-
lijk kunnen waardeeren, maar behalve over de
vele buitenlanders veel Italianen, door- de
toenmalige Hollandsche Teekenmaatschappij in
ons land geïntroduceerd, en waarover we dit
maal niet spreken zal de bezoeker zich over
twee dingen allicht verbazen. Ten eerste over
het groote aantal werken van Charles Rochus-
sen, 14 aquarellen, wat misschien samenhangt
met den Rotterdamschen oorsprong der collec
tie, en ten tweede ovér de bevreemdende ver
houding Bles-Bakker Korff, die in deze uitge
zochte verzameling opvalt.
Rochussen is zonder twijfel, éen der eersten,
zoo niet de eerste breed aangelegde illustrator
der Hollandsche kunst dier dagen geweest; in
zijn kleur valt een zekere monotoonheid niet te
ontkennen en daardoor werkt een groot aantal
zijner werken, tezaam gebracht, niet opbeurend.
Het is de uiterst vaardige teekenhand, die be
wondering vraagt, doch slechts zelden is zijn
kleur belangrijk en meer dan scherpzinnige
toevoeging, zooal niet bijkomstigheid.
Als schilder mag men een Rochussen dank-
Ongeoorloofd uit den dienst
weggebleven.
baar zijn dat hij een Breitner tot leerling gehad
heeft, doch er tevens verheugd over zijn dat de
laatste hem als colorist verre achter zich heeft
gelaten.
En wat nu de verhouding Bles-Bakker Korff
in deze verzameling betrefthet kan natuur.
lijk toeval zijn dat deze, zes tegen één, zoozeer
in het nadeel van den zeer veel fijnzinniger
schilder Bakker Korff uitvalt. Niet dat Bles
geen buitengemeen vakkundig artist geweest
zou zijn. Hij is misschien in zijn genre evenmin
overtroffen als Rochxissen in het zijne. Maar ook
bij Bles is het illustratieve, het anecdotische
overwegend hoe knap dan verder ook behan
deld terwijl bij Bakker Korff het anecdoti
sche tot iets van zeer geringen omvang beperkt
blijft en de hoofdzaak, echt schilderlijk, op een
uiterst verfijnd palet, en een voornaam inge
togen verfbehandeling berust. De verzamelaar,
die zulk een fijne neus voor de qualïteiten der
landschapsschilders toonde te .bezitten, heeft
Bakker Korff tegenover Bles veronachtzaamd.
Voor de Haarlemmers is een fraaie, solide
aquarel van Klinkenberg interessant, een ge
zicht over de Oude Groenmarkt, langs de oude
Sint Bavo, terwijl het sterk belichte verschiet,
de huizen terzijde van de Damstraat, de voor
stelling afsluit. Ze wordt bij dit stukje gerepro
duceerd.
In het oeuvre van Klinkenberg behoort ze zeker
tot zijn beste periode. Deze schilder, als nog wel
anderen onder zijn tijdgenooten, is door het
mercantiel succes zijner werken in latere jaren
tot een gemakkelijkheid van wex-ken vervallen
waarbij hij de trucjes die tot een vlotte waar
deering bij het groote publiek voerden, te royaal
toepaste. Daar moest op een stadsgezicht van
Klinkenberg altijd „een zonnetje spelen" en de
schilder gunde dat zonnetje dan ook geen oogen
blik rust en speelde er mee op gevelvlakken en
stadsbrokken totdat die meer op doorgesneden
Edammerkaas, dan op steenen materie geleken.
Zoo ontstond het type-Klinkenberg, dat op
wandborden gebakken en op naaidoosjes gere
produceerd werd. Door die te weinig varieeren-
de productie was men in beter ingelichten kring
bijna gaan vergeten dat Klinkenberg in den
grond een zeer begaafd en kundig artist was die
echter door toe te geven aan wat „men" van
hem vroeg, aan de aanvankelijk door hem op
gewekte verwachting niet steeds heeft beant
woord. Men dacht in hem een voortzetter van
de simpele zuiverheid van den ouderen Jan
Weissenbruch, den stadsgezichten schilder te
zien; in werkelijkheid heeft hij, door teveel
routineerd maakwerk, de eigen reputatie ge
schaad. Toen hij de aquarel maakte, waarover wij
praten, was hij gelukkig aan dat maakwerk nog
lang niet toe. Ze vertegenwoordigt hem op
best, als een pittig stuk werk dat naast een Jan
Weissenbruch, een Springer gezien kan worden.
Klinkenberg was in 1851 in Den Haag ge
boren en leerling van Christoffel Bisschop en
later aan de Academie geworden. Van den eer
sten had hij misschien den zin voor historie-
schilderen meegekregen, waaraan hij zich het
eerst gegeven heeft. Pas tegen 1880 is hij stads
gezicht-specialist geworden. Het is wel toevallig
dat hij op de Academie juist Apol als tijdgenoot
medeleerling had een artist die, evenals hij, be
gaafd met veel talent, zich verliezen zou in de
besuikerde sneeuwlandschappen, waarvan het
publiek smulde, terwijl het zijn serieuze jeugd
werk onopgemerkt liet. Het is met meer artis-
ten uit dien bloeitijd op eenzelfde wijze gegaan
en het koopend en kijkend publiek heeft meer
op zijn geweten dan het zelf vermoedt, als het
de beroepskritiek uitfoetert. Gelukkig zoekt
Vadertje Tijd, de oppercriticus, alles wel weer
netjes uit en bergt het in het laadje waar het
thuis hoort.
J. H. DE BOIS.
Vijf soldaten voor het Hoog Militair
Gerechtshof.
Vijf soldaten, die ongeoorloofd uit den mili
tairen dienst zijn weggebleven welk feit in
tijd van oorlog werd gepleegd moesten zich
Dinsdag voor het hoog militair gerechtshof ver
antwoorden.
De eerste was de 29-jarige Tj. J. K. gewoon
dienstplichtig soldaat, die op 5 Juli met verlof
was gegaan, hoewel hem een krijgstuchtelijke
straf was opgelegd welke hij eerst had moeten
ondergaan. Hij was door den krijgsraad tot veer
tien dagen gevangenisstraf veroordeeld. Hij
voerde tot zijn verdediging aan, dat hij van
meening is geweest dat hij de straf kon onder
gaan, nadat hij met verlof was geweest. Hij heeft
geheel te goeder trouw gehandeld.
De advocaat fiscaal kon dit verweer niet aan
vaarden, daar het feit, dat hem een straf was
opgelegd, hem is medegedeeld vóór dat hij met
verlof ging. Spr. vorderde bevestiging van het
vonnis van den ki'ijgsraad.
Ook de volgende beklaagde, de gewoon dienst
plichtig soldaat J. S. bij een luchtverdedigings
kring, die voor hetzelfde feit moest terecht
staan, beriep zich op een soort gewoonte recht.
Vanwege den toestand van zijn vrouw kreeg hij
geregeld twee dagen vrij, doch op 8 Juli, toen
het weer tijd was voor zijn verlof, zag hij geen
aankondiging op het daarvoor bestemde bord
staan. Omdat hij met een bepaalden trein mee
moest, heeft hij het er maar op gewaagd en dat
werd hem noodlottig. Inplaats van twee dagen,
kreeg hij maar één dag verlof, zoodat hij dit
niet wetende een dag te laat weer in dienst
kwam. De krijgsraad legde hem voor dit feit
acht dagen gevangenisstraf op, welke straf de
advocaat-fiscaal bij het hoog militair gerechts
hof voorwaardelijk wilde zien opgelegd in ver
band met beldaagde's gunstig verleden zoowel
in militairen dienst als in zijn burgerlijk leven.
Ernstiger was, hetgeen de 26-jarige J. F. D. B.
gewoon dienstplichtig soldaat bij denzelfden
luchtverdedigingskring, gedaan heeft. Ook hij
bleef ongeobrloofd een dag weg. Hij wilde zijn
moeder helpen verhuizen, doch durfde daarvoor
geen verlof vragen, omdat hij dat al zoo dik
wijls had gevraagd en bang was, dat hij het
toch niet zou krijgen.
De krijgsraad heeft hem daarvoor een gevan
genisstraf van 8 dagen opgelegd, welke straf de
advocaat-fiscaal in verband met den ernst van
het feit bevestigd wilde zien.
Nog erger was, zoo zeide de advocaat-fiscaal,
wat de 27-jarige soldaat J. A. V. eveneens bij
den reeds genoemden luchtverdedigingskring
gedaan heeft. Hem was het verlof zelfs gewei
gerd en desondanks was hij twee dagen wegge
gaan. De reden daarvoor was ook niet zoo drin
gend. Hij had schoon ondergoed noodig en wilde
dat thuis halen.
De krijgsraad had ook dezen beklaagde acht
dagen gevangenisstraf opgelegd, doch de advo
caat-fiscaal vorderde verhooging van deze straf
tot veertien dagen gevangenisstraf.
Als laatste beklaagde uit deze reeks, moest de
26-jarige soldaat L. G. van D. bij denzelfden
luchtverdedigingskring terecht staan. Ook hij
had het er „maar op gewaagd". Wel had de ka
pitein gezegd toen hij vex-lof vroeg „het is in
orde", doch hij heeft zich later er niet van over
tuigd, of op het daarvoor bestemde bord het
verlof was aangeteekend. Evenals de anderen
was hij tot acht dagen gevangenisstraf veroor
deeld, van welke straf in hooger beroep beves
tiging werd geëischt.
UIT DE STAATSCOURANT.
Bij Kon. Besluit is de administratief-ambte-
naar 2e klasse van den rijkswaterstaat G. E.
Enthoven te Haarlem benoemd tot admini-
stratief-ambtenaar le klasse van den rijks
waterstaat.
DE HEER ROST VAN TONNINGEN LID VAN
DE PROVINCIALE STATEN VAN
ZUID-HOLLAND.
Het centraal stembureau voor de verkiezing
van de Provinciale Staten van Zuid-Holland
heeft in de vacature, ontstaan door het be
danken van den heer J. van Hoeij Smith,
voorzien door de benoemng van den heer mr.
M. M. Rost van Tonningen tot lid van d*
Provinciale Staten van Zuid-Holland.
Gedenkraam in de Groote Kerk
te Apeldoorn.
Geschenk der studenten aan de Koningin.
Zooals men zich herinneren zal hebben de
studenten van de universiteiten te Leiden,
Utrecht, Groningen, Amsterdam en Delft aan
H.M. de Koningin bij haar 40-jarig regeerings-
jubileum een gedenkraam aangeboden. Nadat
H.M. de Groote Kerk aan de Loolaan te Apel
doorn had aangewezen als het bedehuis, dat
voor plaatsing in aanmerking kwam, werd
aan den bekenden Róermondschen glazenier
Joep Nicolas opdracht gegeven voor 't maken
van een ontwerp, waarna hij werd belast met
de uitvoering. Dezer dagen is het monumentale
raam geplaatst in de Groote Kerk, welke H.M.
de Koningin tijden haar verblijf op Het Loo,
Zondags pleegt te bezoeken.
Als hoofdmotief heeft de ontwerper gekozen
het feit van de stichting der Leidsche univer
siteit door den Vader der Vaderlands,