Ik heb gekozen, Arkadi.... De overlevenden der bemanning van het Noorsche s.s. „Gressholm", dat in da Noordzee op een mijn liep en zonk, aan boord van het Finsche s.s. „Emmi'j dat de schipbreukelingen opnam, bij aankomst te Amsterdam Een aardige attentie. - De In den Haag gelegerde Brabantsche dienstplichtigen kregen bij hun vertrek uit de residentie namens buurtbewoners Maandag een «iertal bazuinen en een stel bekkens aangeboden, welk geschenk zeer op prijs werd gesteld De mobilisatie van het Finsche leger heeft zich in de afgeloopen dagen snel voltrokken Een der groole tanks wordt gemaskeerd, alvorens naar de strategische punten gebracht te worden, welke inmiddels door de strijdkrachten van het land betrokken zijn, om op alle eventualiteiten voorbereid te zijn Met de Engelsche marine op zee in dagen van oorlog Aan boord van een der Britsche torpedo-jagers, die naar vijandelijke duikbooten speuren Amerikaansche journalisten vertoeven op het oogenblik aan Westelijk front onder leiding van den Franschen en Engelschen gene- ralen staf. Links de journalist Knickerbocker, wiens naam bekend is geworden in verband met de door hem gedane onthullingen over de financieele manipulaties van verschillende Duitsche leiders De suiker-distributie is Maandag begonnen. Tegen overgave van bon No. 1 van de distributie-kaart wordt een pond suiker verstrekt Bij duizenden zijn de bewoners der Finsche steden in de afgeloopen dagen geëvacueerd als voorzorgsmaatregel tegen mogelijke luchtaanvallen. - De drukte op het station te Helsinki Buitgemaakt op den vijand Fransche soldaten inspecteeren een machine geweer, dat tijdens een nachtelijken aanval in hun handen kwam FEUILLETON Een roman uit tiet hooge Noorden, door AGATHE POGNER. (Nadruk verboden) „U moet daar in het Noorden op de jacht een geweldig succes hebben gehad". ..Geweldig nu juist niet, maar ik kan te vreden zijn". „En wilt u nu zelf ook op de walvischvangst gaan?" „Ja. en ik denk in de eerste plaats de vreemdelingen, die altijd aan onze kust^ ja gen. eens wat roet in het eten te gooien". „Op die zeven walvischvaarders mag u, wat mij betreft, aardige meisjesnamen laten schilderen. Dat hebben de visschers wel graag, maar het groote moederschip moet. „Vader land" worden gedoopt. Toen ik er van ge scheiden was, heb ik pas begrepen, hoe lief en hoe dierbaar het me is". De eigenaar van de werf schudde het hoofd. Precies als twee jaar geleden. Hij dacht be slist, dat er een bij me op den loop was. Des ondanks echter 'vergezelde hij me tot de deur. Daarna spoedde ik mij naar Tit. Het geluk was met me, want ik trof hem thuis. Eerst keek hij me aan, of ik uit de wolken was ko men vallen; toen sloot hij me in zijn armen. Het was een vragen en antwoorden zonder eind. Af en toe spraken we beiden tegelijk, maai- toen onze woordenstroom eindelijk wat begon te verminderen, kreeg ik gelegenheid naar zijn vrouw te informeeren. „Zij woont met de kinderen buiten. Het was dezen zomer ondragelijk warm in de stad". „Met de kinderen? Heb je er dan meer dan een?" „Twee maar. Het was een blijde gebeurtenis in duplo!" „Een tweeling? Heb je een foto van ze?" „Welke goede vader zou die niet hebben?" Hij nam zijn portefeuille en overhandigde me na elkaar twee foto's. Ik bekeek ze met groote belangstelling, maar het portret van de vrouw viel me uit mijn handen. Tit raapte het op en lachte. Wij begrepen elkaar onmiddellijk. „Zij is bijzonder knap geworden, dunkt mesinds onze eerste en toen voorloopig laatste kennismaking „Zij heeft ook een goeden echtgenoot", schertste Tit. „Dat schijnt een geweldigen invloed te hebben". Nu vroeg ik naar Maria. Zij was tijdelijk in een weeshuis werkzaam. Wanneer ze naar huis kwam. Dat was verschillend. Maar met het middag eten. om drie uur, zou ze er stellig wel zijn. „Tot drie uur wil ik niet wachten", zei ik ongeduldig. „Ik moet vanavond beslist op reis". „Waarheen?" „Naar de hoofdstad". „Naar wien?" „Naar een aardig meisje. Ze is 23 jaar, ze heet Ljuba en. ze is onderwijzeres. Meer weet ik ook niet van haar". Tit dreigde mij lachend met den vinger en vroeg, hoe ik wist, dat ze aardig was. Uit haar brieven. Maar die waren niet aan mij, doch aan haar overleden vader gericht geweest. En juist deze brieven, alsmede een paar belangrijke documenten vormden de reden van mijn reis. Ik moet ze haar persoon lijk verhandigen. „En haai- troosten?" „God geve, dat ik dat kan", antwoordde ik ernstig. „Haar vader heeft mij het leven gered", Toen ik mijn pot greep om heen te gaan, hield Tit mij bij den arm vast. „Je toomt toch bij ons middageten? Dat is eigenlijk ooto zonder invitatie vanzelfsprekend. „Ik kom". „En waar ga je nu heen?" „Naar het weeshuis, Maria opzoeken". Ik haastte mij naar het weeshuis.. Daar vernam ik, dat Maria ongeveer twintig mi nuten geleden het gebouw had verlaten en er vandaag niet meer zou berugkeeren. Op mijn vraag, welken kant zij was uitgegaan, ant woordde de tuinman, dat zij den weg naar den aanlegsteiger had ingeslagen. Een kwartier later stond ik op den steiger. Van Maria was geen spoor te ontdekken. Ik zocht de geheele omgeving af, maar ze bleef onvindbaar. Toen ik het eindelijk opgaf en naar huis terugkeerde, vond ik haar op mijn kamer, waar ze op mij wachtte. „Maria". „Arkadi". Het volgend oogenblik lag ik voor haar op mijn knieën en verborg mijn hoofd in haar schoot. Zij streek mij met haar kleine hand het haar uit het voorhoofd. - ,Zoo ben je dan toch eindelijk weer terug gekeerd, Arkadi", zei ze zacht. „Heb je je thuis weer gevonden „Waar jij bent, is ook mijn tehuis", wilde ik, onder den druk van een niet langer te weerhouden bekentenis, antwoorden, maar op dit oogenblik ontwaarde ik een ring aan haar vinger, een smallen, gouden ring. Ze was dus verloofdMisschien zelfs al wel getrouwd? Met moeite kwam ik overeind, maar als ge fascineerd bleef ik staren naar het zoo be- teekenisvolle sieraad. Maria zag mijn ontsteltenis en lachte. Een lach, die mij door mijn ziel sneed. „Dien ring", begon ze verklarend, „dien ring heb ik „Het is mij totaal onverschillig van wien je hem gekregen hebt!" Maria lachte wederom. Ik dwaas, gaf aan dit lachje echter een geheel andere uitlegging en slechts met moeite wist ik mij te ibeheer- schen. „Deze ring heeft mij, als talisman, een zeld zaam geluk bracht", vervolgde zij. „Misschien zelfs wel mijn levensgeluk". „Gefeliciteerd". Even gleed er een schaduw over Maria's stralend gezicht. De onhebbelijke toon, waarop ik dit zei, krenkte haar. Maar bijna onmiddel lijk wist ze zich te herstellen en, van het onderwerp afstappend, informeerde ze belang stellend naar mijn jachtsuccessen, mijn nieuwe vrienden en in de eerste plaats naar Pelka. Ik ging tegenover haar zitten en bracht zoo volledig mogelijk verslag uit van mijn verblijf in de Kruisbaai. Zij luisterde aandach tig, zonder mij een oogenblik in de rede te vallen; slechts toen ik haar van Pelka's droef verscheiden vertelde, vulden haar oogen zich met tranen. Daarna vertelde ik nog vain grootmoeder en Sbepanïda, van Rodion, Wenjamin en Klein-Fedja. „Zij allen hebben mij innerlijk zoo rijk ge maakt, besloot ik mijn verhaal, „dat ik him aandenken steeds als een groote schat in mijn hart zal dragen". Wij gingen naar den tuin. Ik sneed voor het eerst een paar roode rozen voor Maria. Even keek ze mij verbaasd aan, maar het volgende oogenblik overtoog hetzelfde donkere rood haar wangen. „Wat ben je van plan te gaan doen, Arkadi?" Allereerst wil ik een bezoek brengen aan Wadim's dochter, waarmee ik diens laatsten wensch hoop te vervullen. Dan denk ik een poosje mijn intrek te nemen bij mijn moeder en in den herfst ga ik op de walvischjacht". Maria knikte mij toe. Zij scheen tevreden met mijn besluit. Na liet middageten bracht ze mij naar het station. Twee minuten voor het vertrek nam zij den gladden ring van haar vinger en drukte - hem mij in de hand. „Dezen ring, Arkadi", lichtte ze haar ver rassende handelwijze toe, „dezen ring vond ik denzeifidien dag, waarop jij naar het Noor den vertrok. Ik stak hem aan mijn vinger in de stellige overtuiging, dat hij mij geluk zou brengen. Niet eerder wilde ik hem van mijn vinger nemen voordat jij weer gezond en wel was teruggekeerd. Dat is vandaag het geval geweest! Draag jij nu den ring tot je voor de tweede maal gezond en wel van daarboven terugkeert". „Wat?" riep ik, totaal verbluft. „Ben je dan toch niet verloofd? Niet getrouwd?" Opnieuw kleurde een donkere blos Maria's wangen. Dan keek ze mij met haar warme, trouwen oogen goedig aan. „Destijds, in den tuin bij mijn vriendin heb ik je immers bekend, dat mijn hart zijn keus allang had bepaald. Ben je dat vergeten?" Nee, dat was ik allerminst. Maar bij deze herinnering van Maria aan het beteekenis- volle oogenblik duizelde het mij even. Als mijn vermoeden waarheid bevatte?Als mijn hoop nu toch nog eens verwezenlijkt werd? Maria!" juichte ik, zóó luid, dat alle om standers naar ons keken.... „Maria Maar op dat oogenblik kwam de conducteur die me zonder vorm van proces met beide handen optilde en mij in den reeds langzaam rijdenden trein schoof. „Tot ziens!" riep ik luid, mij zoover moge lijk uit het portierraampje buigend. „Ik kom gauw terug!" Het noodlot bleek echter anders te hebben beslist. Ik' keerde niet zoo spoedig terug. Mijn verblijf in de hoofdstad, dat ik op een paar dagen had gerekend, duurde eenige weken. (Slot volgt).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8