I(Koos SpeenhofI Litteraire Kantteekeningen. ZandetCinge uau (Baton Jieizen en £atgeoal£en- wm JiiuicMausen~ 2oo wilde ik eens over een moeras springen, dat mij op het eerste ge zicht niet zoo breed voorkwam, als ik het bevond: want ik zakte tot den hals in de modder. Ik redde mij ech ter door de sterkte van mijn arm, daar ik, mijn paard tusschen de bee- nen klemmende, mij aan den staart van mijn pruik oplichtte en mij zoo uit het moeras trok. •vas eigenlijk Baron Von Münchhausen? J- de merkwaardige duivelskunstenaar die reis heeft gemaakt ooit door ecnig hPiiilc wezen ondernomen: de reis door alle Stomers van de geheele wereld? Wie was de ^wpnaar, die op een kanonskogel door de jj:fier van.'fc ëi snorde, op een half paard reed, datzelfde van 'i torenkruis los schoot, die 't lek van tfhio stopte door het te vullen met de „voort- Si van zijn rug", zijn „stevige Westfaalsche ten" die een levenden beer binnenste bui keerde door hem doodeenvoudig de vuist ie keel 'te steken en hem bij de ingewanden IStoen die zijn bijl zoo hoog gooide, dat hij t maan bleef liggen en met twee paarden Vr den arm een wandelingetje maakte, die tm een reiskoets op zijn rug droeg en zich een koppel ganzen huiswaarts liet dragen? Illustratie van Gustave Dorê, Eet Is een vreemde historie, de historie van ünchhausen, vreemder wellicht dan een zijner ïonturen. Men heeft n.l. domweg zijn bestaan ftchend. Hij zou een product van de fantasie i;a, Zijn ontstaan zou hij danken aan vroolijke talgesprekken van drie „helden der Hoogduit- fcte literatuur'. Biirger, Kastner en Lichtenberg, Èmet elkaar wedijverden in het opdisschen van ,mke verhalen". Tenslotte zou Bürger al deze rilde verbeeldingen in den vorm hebben gegoten Karin wij ze kennen en ze hebben gepubliceerd 1 een voorgewende vertaling uit het Engelsch. Maar gelukkig weten wij beter. Baron Von Ifehhausen heeft geleefd, wezenlijk en waar- m'ig.Of wat hij beleefde ook wezenlijk en waar- £iig zoo geschied is als hij het placht te. ver- &n - daaraan mogen wij twijfelen, maar met peel schrijvers is dat niet het geval? Hij is er -ius geweest, Karl Friedrich Hierony- Eis. Freiherr von Münchhausen en hij was in het ègelijksche leven in de verste verte geen aarts- feger. Alleenhij had de gave van een ebegrensde fantasie en vertelde graag. Hij ver ft met een geniale minachting voor alle wet te, de wetten van de zwaartekracht, de wetten fin de biologie en de wetten van de logica. Toen tij in den Russisch-Turkschen oorlog meevocht, te'; hij natuurlijk de Russische winters leeren tenen met hun bijtende felle koude. Voor hem ftt niet genoeg dat. de handen vastvroren aan gl geweerloop; hij iaat den adem van den trompetter bevriezen in den hoorn, zoodat het teïmment, in een goed verwarmde kamer opge stegen, plotseling op zijn eigen houtje vroolijke tetócnmuziek gaat voortbrengen, als de tonen tecooien.En als het in dat land vriezen kan, nu cp kan het er ook dooien. En hoe! 's Avonds ie je paard vast aan een stok die boven Cc sneeuw uitsteekt en 's morgens zie je dat je ween kerkhof ligt en dat je paard hoog boven aan de torenspits bungelt, zóó dooit het alleen uasiand, mijne heeren te de dischgenooten van den Vrijheer? Ze heb- Rn natuurlijk gesmuld van al die verhalen, die gelijk reder op zichzelf kleine meesterstukjes «speelsch .vernuft zijn. Ze hebben ze naverteld «Waden en kennissen. En één hunner heeft zeventien van verzameld en uitgegeven in het gaemecum für lustige Leute" van 1781 tot 1783. „j-ïandaaa zijn ze in Engeland terechtgekomen RjL J?85 Oxford een boekje het licht zag: on Mimchhausen's Narrative of his marvel- Is and campaigns in Russia. Dit werkje «minhanden van Bürger, die het weer in het ft'? ^°vertaa^de, er dertien nieuwe avon- h ,a .en Baron aan toevoegde en het geheel tytpn mzond onder den titel: „Wunderbare Ni» au ^asser und zu Lande, Feldzüge und tr'j nftr des Freyherrn von Münchhau- deze uitgave is onze Baron pas ver- o geworden. Vermaard in Duitschland, ver- 'n Europa, vermaard tenslotte over de tedHia il overal waar men maar mensehen %>n7i Z15- wilden vermeien in bizarre beleve- van den Vrijheer. Of Aon! ?eeffc teij zijn parmantige snorren hL^P^treken, met trotschen blik om zich a en een nieuwe serie wonderbaarlijk- uitgebroed? Allerminst. Münchhausen was te'over t koogelij k beleedigd. Zijn verbitte ren trL achter zijn rug was geschied, kende ronvmfï?\Paar werd hih Friedrich Hie- itn'ftl,i'Jrc|herr von Münchhausen, loot van teoemd 1Seslacht, afstammeling van een ftiwrf^eer, plotseling gedegradeerd tot oi |etterkundige. Daar werd hij uit- Ivvjii -teugenbaron", hij die niets anders fcre,, _n zijn vrienden en kennissen amu- teid'len doen> wanneer wij een mop toen mZ ?et dit verschil intusschen, dat wij UüchhanL geestigheid van een ander, terwijl Ach» £en s eigen geest werkzaam was. Gzore' fivpr telde het huisgezin van vader ondci-^ m Hannoveriaanschen dienst en lino én v° an van George I, Koning van Enge- loedine. w .rst van Hannover. Voor zijn op- ïj!de,Kari Tiïï5frl ^üet lanS zorgen en toen zijn Friedrich, dertien jaar oud was, werd 'die dan ook maar toevertrouwd aan dien besten aller paedagogen: het leven. Als edelknaap van den Hertog van Brunswijk trok de jongen naar Rusland, waar hij Riga als standplaats kréég. Vermoedelijk heeft hij daar ook zijn eerste vrouw ontmoet; althans hij is met Jacobine von Dun- ten in Lijfland in het huwelijk getreden. Wilden Wij geloof hechten aan zijn beweringen, dan zou den we moeten aannemen dat hij behalve Rus land ook Amerika, Engeland, Italië, Perzië en Ne derland heeft bereisd. Maar hoogstwaarschijnlijk is de eenige ware expeditie, waaraan hij heeft deelgenomen die naar Oczakov, in de buurt van Odessa, geweest en berusten alle overige reizen op wilde verbeelding. Van 1733—1750 vertoefde hij met eenige onder brekingen in het Oostzeegebied; daarna vestigde hij zich op zijn familiegoed te Bodenwerder aan een bocht van den Weser. Dertig jaar lang leef de hij daar in volkomen tevredenheid, jagend, vertellend, gelukkig getrouwd, geacht en ge waardeerd om zijn vroolijke, opgewekte natuur. Toen, plotseling, viel dit leven als een kaarten huis ineen. Jacobine stierf, een leegte latend in het leven van haar man, te grooter daar hun hu welijk kinderloos was gebleven. En kort daarna vernam de Vrijheer dat zijn fantasieën in den boekhandel voor luttele penningen te koop wer den aangeboden. En het trieste laatste bedrijf van dit leven nam een aanvang. Münchhausen trok zich, steeds schuwer, van vrienden en be kenden terug. Hij, de guitige verteller, die zich over zijn eigen verzinsels zoo kon opwinden, dat zijn beroemde staartpruik ervan ronddanste op zijn kalen schedel, werd een in zichzelf gekeerde, norsche, ontoegankelijke, snel verouderende brombeer, die niet meer aan zijn uiterlijk hecht te en in bijna iedereen een verrader zag, begee- rig om zijn fantasie in grof geld om te zetten. En helaas genezen van zijn verbeeldingen was ook de oude Münchhausen nog niet. Hij, de zeventigjarige, de eenzelvige, die leefde met een ouden jager en diens vrouw en verder bijna nie mand meer wilde ontmoeten, hij zou nog eens, fel en doodelijk door Amor's pijl worden getrof fen. Een tragische klucht. Bernhardine von Brunn heette zij. Ze was knap, zij was jong, zij was levenslustig maar wat kan een meisje, met hoeveel gaven ook toe gerust, van haar leven maken, als zij in een on ooglijk dorpje woont, als haar vader schulden maakt, als iedere mogelijkheid iets te bereiken haar wordt afgesneden door dien steeds nijpen der geldnood? Toen stond opeens Baron von Münchhausen voor haar. En de grijsaard, wiens gedachten zijn leven lang hadden gezweefd tusschen droom en werkelijkheid, meende plots zijn droom in werke lijkheid te zien overgaan, de late droom van een eenzaam oud man: een huiselijke haard, wat tee- derheid, wat koestering en misschien zelfs nog wat eenvoudige liefde. Hij was zoo blind, de arme baron. Want wat kon hij anders beteekenen voor Bernhardine dan een uiterst middel om aan ver veling en zorgen te ontkomen? Inplaats van een verzuurde jongejuffer kon zij nu Barones worden, geen rijke weliswaar, maar toch een welgestelde. En was Bodenwerder geen wereldstad, het was in ieder geval meer, en beter, dan haar dorp. Was Münchhausen een grijsaard, dan was zij dus ze ker, niet lang aan hem gebonden te zullen zijn. Na zijn dood lag nog een heel leven voor haar. Uit dit droevige wederzij dsche misverstand ontstond een huwelijk. Wrakker bouw kan men zich moeilijk denken. Een somber, oud huis, een reeds wat sukkelende man, die nog jaloersch is bovendien en zijn jonge vrouw bewaakt als een Illustratie van Gustave Doré. cipier; stilte rondom; een drang naar vermaken, dorst naar levensgenietingen hoe ook en waar ookbinnen enkele jaren is van Münchhau- sen's laatste luchtkasteel slechts een ruïne over. Bernhardine doet een kuur in een badplaats en de wildste geruchten over haar uitspattingen be reiken den ouden Baron die huiverend bij zijn haardvuur zit, in de vlammen staart en reke ningen betaalt. Ongehoorde sommen verspeelt zijn vrouw aan de roulette, van het eene avon tuur tuimelt zij in het andere, althans zoo fluis tert men het Von Münchhausen in de ooren. Dan stapt hij met wankele schreden in zijn karos en gaat een advocaat zoeken. Verbitterd strijdt hij, fel en verbeten. Zijn laatste droom is teloor ge gaan en hij wil breken met haar die hem be driegt, die niet wachten kan tot zijn dood, die zijn naam door het rslijk sleurt, zooals eens de uitgevers hebben gedaan, toen zij zijn verhalen gingen verkoopen Midden in een schandaalproces dat heel Duitschland mee beleefde, mee genoot, stierf Carl Friedrich Hieronymus. En de Bodenwerders luid den drie dagen lang de doodsklok voor hun heer, zoo goed, zoo vroolijk. zoo hartelijk voorheen, zoo droefgeestig en somber, zoo teleurgesteld en ver bitterd in zijn laatste jaren. En Bernhardine? Men weet het niet. Heeft zij zich werkelijk in den Weser gestort, gekweld door laat berouw? Is zij naar Holland getrokken en heeft zij hier nog jaren in bekrompen omstandig heden geleefd? Het zijn slechts vermoedens. Bernhardine is verdwenen, dat is al wat wij we ten. Als reliquieën bewaart men in Bodenwerder thans nog de snuifdoos en den kruithoorn van den eerlijksten aller leugenaars. P. H. SCHRÖDER Haast?haast nooit hebben gewone bestellingen haastLaat de bestelauto van uw winkelier dus geen extra-ritten maken: helpt mee, om Neerlands benzine verbruik te beperken: het is een eisch des tijds! Haast u, om die ,geen-haast-ge- woonte" tot de uwe te maken (Adv. Ingez. Med.) texste liedjes en eeiste optoedett van 23 October wordt onze dichter-zanger Speen- hoff 70 jaar. Iedereen kent hem, kent zijn liedjes en heeft hem wel eens gehoord, in de ongeveer 40 jaar, die hij nu voor het publiek optrad. Het is dus niet mijn plan een levensbeschrijving te geven van een onzer meest populaire Nederlanders, maar als een van zijn oudste vrienden zou ik u graag iets willen vertellen van den tijd vóór zijn optreden. Toen'ik hem leerde kennen woonde hij in de Aert van Nesstraat te Rotterdam, waar hij zich als jong teekenaar, schrijver en dichter had gevestigd. Als illustrator werkte hij behalve voor buitenland- sche bladen ook voor Woord en Beeld, Elseviers Maandschrift en het humoristische blaadje „De Ware Jacob". Bovendien was hij tooneelcriticus voor het nu niet meer bestaande Haagsche blad „De Nieuwe Courant". Al spoedig nadat ik bij het Rotterdamsch Tooneelgezelschap verbonden was, werd ik in zijn vriendenkring opgenomen, en nooit zal ik vergeten die mooie uren op zijn kamer doorgebracht, waar we meestal na afloop van den schouwburg zaten na te praten en zwaar te debat- teeren over kunst. Vertegenwoordigers van alle kunsten waren er bij o.a. Willem Schuurman, Arie van Veen, Jan Linze, P. C. de Moor, Pie ter Koo- men, Albert van Maasdijk, Nico de Jong om er maar enkelen te noemen. Koos vroeg ons dan: „ga je mee naar mijn kamer van avond na de première?" Ik zal zorgen voor thee en brood en als je er wat lekkers bij wilt hebben dan moet je dat zelf maar meebrengen. Ik heb weer een paar nieuwe liedjes gemaakt! En natuurlijk, wie vrij was die kwam, en we brachten wat mee ook; een lekker stuk leverworst of een blik sardientjes en als we goed bij kas wa ren gerookte paling of een ander duur en fijn product. We waren allen jong, en hadden dus al tijd honger. Dan kwamen de tongen los en we zongen de liedjes, die Koos zittend aan tafel, voordroeg uit een blauw schrift en die hij begeleidde met z'n gi taar. Eerst las of zong hij een nieuw liedje voor ons waarover wij onomwonden ons oordeel uit spraken, maar waarmede wij meestal ingenomen waren. Hoeveel rare en gekke liedjes zongen we met z'n allen, waarvan er echter vele nooit be kend zijn geworden. Wat konden we heerlijk over dreven sentimenteel de parodistische „Ode aan de blauwe zee" kweelen: Blauwe zee van ver gekomen Golven die zoo loome droomen Droomen van een eeuwig leven Droomen van een eeuwig zijn. Zadht zingt de zee zangen van weemoed Zacht zingt de zee, zangen van wee Zingt de haring mee (lange pauze) De haring is een visch Die zoo verfrïsschend is Als men katterig is. 't Is jammer dat ik er de melodie niet bij kan geven. Speenhoff is een werkelijk volkszanger. Hij is natuurlijk en frisch, gevoelig, eenvoudig, soms ro mantisch en sentimenteel en ook wel ironisch en vol fijne spot. Maar bovenal is hij spontaan. Dan schudt hij als 't ware zoo'n liedje uit zijn mouw. Zoo zat ik eens op een kouden somberen herfstdag met hem in de gezellige bodega van de firma Hoo- genbirk op Plan C. te Rotterdam 's morgens voor het raam koffie te drinken en terwijl wij genoeg lijk babbelden kwamen er een paar kleumende, havelooze kinderen voor het raam staan. Ze keken met verlangende oogjes naar binnen en hun be geerte ging uit naar het schoteltje met suikerklont jes en een paar koekjes op een schaaltje. Wij wa ren er beiden door bewogen en onder het gesprek haalde Speenhoff een vodje papier uit z'n zak. „Neem me niet kwalijk Carel", onderbrak hij het gesprek, „ik wilde even wat opschrijven voor het Ina Boudier-Bakker. Aan den groo- ten weg. Amsterdam, P. N. van Kampen Zn. Het geluk komt laat voor Corry Sondaal en het is een andere liefde dan die ze zich gedroomd heeft, als ze tenslotte met Bart de verdere levens- reize aanvaardt, met Bart dien zij niet had opge merkt omdat zij voor zijn broer Johannes een tot alles bereid zijnde vereering gekoesterd had. Maar Johannes had het leven met haar niet aangedurfd, hoe groot ook zijn genegenheid voor haar was. Hii met zijn vaag philantropische verlangen naar een leven van wei-doen, zal zijn geluk vinden als verpleger van ongelukkige kinderen, en voor de gezonde levensactiviteit van Corry zal hij gene genheid behouden, zooals hij dat reeds te veel voor haar persoon getoond heeft, maar hij zal haar zich-aan-hem-offeren niet aanvaarden, omdat hij weet haar niet volkomen gelukkig te kunnen ma ken door de idealen, die de hai-e zijn, met haar te deelen. En terzijde blijft staan zijn jongere broer Bart, die door Corry slechts in Johannes' schaduw wordt opgemerkt, doch die haar idealen kent en deelt, en van verlangen verteerd wordt ze haar te rnogen helpen verwezenlijken, doch te schuchter is en ook de gelegenheid niet krijgt zijn harte- wensch in daden om te zetten. Dat komt wel in orde, doch pas aan het slot, zooals dat behoort. Eerst moet door Corry veel zijn heengegaan nadat haar neiging voor Johannes door dezen zoo zielig was stuk gemaakt, veel narigheid doorworsteld, veel strijd moedig doorstreden was. Dan krijgt Bart zijn kans. En achter de wolken, daar schijnt er de zon. Het duurt den lezer slechts wat lang misschien vóór zij doorbreekt. In den epiloog vindt hij de hem tevreden stellende aanvaarding van het leven, zooals dat nu eenmaal is en, op hooge uitzondering na, altijd zijn zal. „Heeft zij Bart lief? Is dit liefde? Het is zoo een totaal ander gevoel dan eens voor Johannes. Mis schien heeft zij het daardoor niet herkend altijd te laag geschat. Omdat het nergens raakte aan dat vroegere blind vereeren een voor al het andere onverschillig zich wegleven in één. Zelfs nu nog verstaat zij den gelukkigen waanzin van zoo een liefde, die leven kan en voedsel trekken slechts uit jigen droom. Maar dat is voorbij uitgebrand. Met Bart is daar het voelen van eenheid; gebroken heid van eigen wezen door scheiding het is de kameraad-in-alles dien zij gezocht heeft in den ander, en dien zij nooit ontberen kon". Johannes en Bart zijn de zonen van het echtpaar Lodewig, de eigenaars van het dorpshotel De Leeuw, dat bloeit; Corry woont bij haar grootmoe- eer, die het pension Welgelegen bezit, dat kwijnt. Vlak naast De Leeuw is het niet wel gelegen en des leeuwen welstand prikkelt de kleine Corry steeds tot verzet en afgunst. Maar voor beide onderne mingen zal gelijktijdig de doodsklok beginnen te luiden als bezijden het dorp een nieuwe groote weg wordt aangelegd, die de dorpsstraat isoleert en waaraan spoedig een nieuw, naar de eischen des tijds ingericht hötel-restaurant verrijst, dat zoowel de klanten van den Leeuw als de gasten van „Welgelegen" tot zich trekt. De oude ober uit De Leeuw is de eerste die zich aan den grooten weg vestigt en zijn oude patroons fel beconcurreert. In Corry's hartje groeit even fel het verlangen hun Welgelegen naar dien kant over te plaatsenmaar er is geen geld daar voor. In De Leeuw is eenzelfde drang naar den grooten weg doch daar zijn andere obstakels. De bedrijf en wil er uit. De tweede, Bart, wordt door zijn ouders niet voor vol aangezien en mag van oudste zoon Johannes voelt niets meer voor het hen in Utrecht in de rechten gaan studeeren. Als zij bemerken dat Johannes te aardig is tegen „dat kind van Welgelegen" worden ze boos op beiden er. verzuimen de gelegenheid beiden aan de Leeuw te binden. Misschien was Johannes dan geen verpleger en met Corry in welstand aan den grooten weg gaan zitten. We weten nu al dat zij dat later met Bart zal gaan doen. Als de oude Lodewigs betere paedagogen dan hotelhouders wa ren geweest, had mevrouw Boudier's roman min der dik kunnen zijn. Enfin, we weten nu ook dat alles goed afloopt. LICHTSEIN ONBEWAAKTEN OVERWEG In dien drang naar den grooten weg, die bij Corry zoo hevig is, en bij Johannes ontbreekt, zou men desnoods iets van een wijsgeerige beschou wing kunnen zien van twee levensopvattingen die elkaar slecht verdragen en toch ieder afzonderlijk een gevoel van gelukkig-zijn kunnen teweeg bren gen. De dragers dier tegengestelde spanningen komen in dezen roman uit een milieu waar de iaealen nog niet „boven menschelijke kracht" gaan. Er komt geen drama van. Over de schrijfkunst van mevr. Boudier iets nieuws te zeggen, behoort tot de onmogelijkheden. Men beleeft bij de lezing harer meestal zoo wel gecomponeerde verhalen bijna geregeld eenzelfde gewaarwording; stuit aanvankelijk op de zorge loosheid waarmede zij met germanismen strooit, zoodat reeds in het eerste paar dozijn bladzijden woorden als: verbrachten, verslonden, ontgeven enz., den kieskeurigen lezer hinderen. Ook het „onberekenbaar gebeuren" ontbreekt niet, noch het „verloren staren" etc., allerhand gemeen plaatsen, die in voortreffelijk werk niet voor zullen komen, moet men stilzwijgend voorbijgaan, om ten siotte door den onmiskenbaren vlotten verteltrant gegrepen te worden en het boek, niet dan na vol ledige lezing, ter zijde te leggen. Het succes van auteurs als mevr. Boudier is daarmee verklaard. Het is de „vlotheid", die onze tijd op prijs stelt, tijd, die ook in de geestelijke goederen meer op quantiteit dan op qualiteit belust is. Onder de buitenlandsche schrijvers, die daar hun roem aan te danken hebben behoort ook de Nobelprijswinster. Pearl S. Buck. (De Patriot, Roman, 372 pag., Utrecht. Bruna's Uitg. Mij.) Deze schrijfster heeft dit op andere voor, dat haar verhalen tegen den achtergrond der heden- daagsche wereldhistorie geplaatst zijn, waardoor de belangstelling voor het litteraire product in hel gedrang komt en het wel wil afleggen tegen die voor de actualiteit. China en Japan, landen die de schrijfster door en door blijkt te kennen, leveren haar de stof ook voor dezen roman. Revolutionaire ideeën hebben al sinds jaren ook in het verre Oosten aanhang gevonden en breken zich baan zelfs daar waar de traditie onverwoestbaar scheen. Op politiek terrein zoowel als in het gezinsleven woedt daar evengoed als in het Westen die onaf wendbare strijd, stil hier, luidruchtig gind. Pearl S Buck laat dien strijd in haar boeken zien, en door in het verhaal een belangrijke plaats in te luimen aan de liefde, die immers door geen tijd of stelsel of wijsgeerig inzicht in een vast keurslijf te binden is. geeft zij aan haar verhalen dat voor ieder aantrekkelijke, waardoor haar werk een zoo groote reputatie verwerven kon. Het leven van Vu-Iwan, zoon van een rijk bankier in Shanghai it. Japan in veiligheid gebracht en daar met een in Japan in veiligheid gebracht om daar met een Japansch meisje getrouwd, biedt de schrijfster gelegenheid de verschillende problemen van den tijd op boeiende wijze te belichten. De lezer wordt in een hem vreemde wereld verplaatst en hij laat zich deze verplaatsing gaarne welgevallen, waar hij geleid wordt door een zoo behendig en be kwaam vertelster als Pearl S, Buck zonder twij fel is. J. H. DE BOIS me ontgaat. Ik hield m'n mond en bracht een paar klontjes en voor ieder een koekje naar de twee kinderen. Toen ik weer terug was duwde Koos me het papiertje in m'n hand en terwijl ik het las, zeide hij: „ik zal er een eenvoudig wijsje bij zien te maken". En toen las ik dit fijne, gevoelige versje dat hem in eens was ingegeven en dat mij nog telkens als ik het lees ontroert. KLEINE KLEUTERS. Kleine kleuters blond en blij Komen met de maand van Mei Zoete snoetjes Dribbel voetjes Kleine kleuters blond en blij Slapen in een bed van zij. Kleine kleuters arm en schraal Oogjes kijken ziek en vaal Stille hikjes Traantjes snikjes; Kleine kleuters arm en schraal Slapen in een hospitaal. Kleine kleuters lief en teer Woelen angstig heen en weer Niemand kent ze Of verwent ze; Kleine kleuters lief en teer Gaan naar onzen lieven Heer. Was het wonder dat ik, die zoo'n groote ver-» eering voor z'n werk had gekregen en de andere vrienden die dweepten met „Moeders Brief", „De arme meid", „De goedgezinde meid", „De twee geliefden", „Afscheid van 'n marinier" en zooveel andere liedjes, Koos begonnen aan te sporen in. het publiek op te treden? Maar daar wilde hij niets van weten. Hij was er te schuchter en te eenvoudig voor, en dat is hij eigenlijk z'n heele leven gebleven. Verwaandheid kent hij niet, daar toe heeft z'n latere succes hem nooit kunnen ver leiden. Nadat dus onze pogingen hem op het podium te krijgen telkens mislukten kwam er toch eindelijk een dag dat we hem zoover kregen, al was het dan ook na veel moeite. Eenige jonge artisten van den Tivoli-schouw- burg te Rotterdam, vatten het plan op, in navolging van Parijsche artisten des Zondagsmiddags artis tieke matinées te geven, waar ieder zich in zijn eigen genre meer kan geven dan in de kleine en onbeduidende rollen welke hem of haar door de directies werden toebedeeld: voordrachten, eigen gedichten en een-acters zouden de programma's uitmaken. Koos dacht er niet aan mee te werken. Maar het toeval wilde, dat ik die ook van de partij zou zijn, geen toestemming van m'n directie kreeg mee te doen, volgens een artikel in het contract, dat ver bood in andere zalen op te treden dan gehuurd door de directie. Daar moest ik mij bij neerleggen. Maar wanhopig wendde ik me tot Speenhoff. „Nu moet jij meedoen, riep ik uit Wil je je vrienden in den steek laten? Je moet optreden cn je kunt het best, en je zult succes hebben". En daar kwa men weer de tegenwerpingen. Hij kan niets uit z'n hoofd leeren, hy kan zich niet op het tooneel bewegen, hij zou niet weten hoe hij gaan of staan moest. Dan betoogde ik weer: „je hoeft niet te loopen, je hoeft niets uit je hoofd te leeren, we zetten een tafeltje op het tooneel en een stoel er naast, we planten jou in den stoel met je guitaar en je schrift met je liedjes leggen we op het ta feltje. Dan halen we het scherm op en je begint! Kerel wees toch niet zoo laf en heb zelfvertrou wen, en bovenal laat ons niet in den steek, al doe je het alleen maar voor ons Eindelijk had hij toegegeven, en op een Zondag middag kwamen er een kleine 20 menschen naar ons, onbekende mensehjes luisteren. En Speenhoff zat op het tooneel in een zwarte gekleede jas, met hooge boord en zwarte stropdas, doodsbleek en hij begon: Ik zit te brommep en te wringen Ik kan mijn stem haast niet bedwingen Mijn snaren zouden kunnen springen Dan kan ik heusoh niet verder zingen Ik voel me niets op mijn gemak Want ik ben in mijn beste pak bis Ik heb mijn schoenen opgewreven Mijn overhemd is stijf gesteven 't Is of mijn haren alle leven Mijn ooren jeuken, mijn vingers beven: Ik voel me niet sop mijn gemak Want ik ben in mijn beste pak bis Wanneer ik in de war mocht raken Dan moet u geen kabaal gaan maken Ik zou dan met beschaamde kaken Mijn schoone zangen moeten staken Ik voel me niets op mijn gemak Want ik ben in mijn beste pak bis j Dat was Speenhoff's eerste optreden. Of hef succes had konden wij, gelet op de leege zaal niet beoordeelen, maarde beroemde kunstcriticus Johan de Meester zat in de zaal, en er 'kwam van hem een zoo schitterende critiek dat er den volgen den Zondag misschien wel 40 menschen kwamen, luisteren, en daaronder bevond zich de directeur van het groote Circus Pfhaging. Deze kunstkenner en zakenman engageerde Koos voor 14 dagen. Wel had Koos weer vele bezwaren. „Stel je voor", zoo zeide hij me. ,.ïk met m'n guitaar en m'n een voudige liedjes in dat groote circus, en dan in die sfeer: eerst een olifant, dan een paar muzikale clowns, daarna een groep acrobaten, en dan Speenhoff. Wat kan dat nu worden?" Wat het worden kan?Stampvolle zalen, engagement geprolongeerd, publiek zingende „Daar komen de schutters daar komen ze an, de manne tjesputters van Rotterdam", uit den circus komend, en de volgende maand geëngageerd om het Rem brandt-theater te openen, en er een maand lang veel geld te verdienen. Wat het worden konDat Koos Speenhoff's naam voor goed gemaakt was. i CAREL VAN HEES. I NIEUWE UITGAVEN. In de serie „Prettig Lezen" verscheen bij dé firma Kluitman te Alkmaar een aardig boek voor 7-9-jarigen, dat ze door den grooten druk zelf al jong kunnen lezen. Vader, Moeder, Mieke en haar vriendinnetje Nel gaan bij Oma bui ten Oudejaar vieren. Ze beleven er van allerlei, gezamenlijk sturen ze een pak naar Nel's zieke broertje, ze bakken oliebollen, en toppunt van heerlijkheid, ze mogen op Oudejaarsavond om half twaalf uit hun bed, om mee te vieren. Op den eersten dag van het nieuwe jaar volgt er dan nog een poppenkast-vertooning en dan is de lo geerpartij uit. Het aardige boekje werd geschre ven door C. P. van Asperen van der Velde en vlot geïllustreerd door M. Bosch van Drakestein. Bij denzelfden uitgever verscheen van Annie S. Bergama Wiekje en haar Vrienden, geïl lustreerd met foto's en met teekeningen vab Jek-ke van Dijk. Dit boek is bedoeld voor 710- jarigen, en vertelt van een gezin dat op een Frie- sche boerderij woont, over de dieren, over zeilen, over eieren zoeken en zoo voorts.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 3