I(Koos SpeenhofI
Litteraire
Kantteekeningen.
ZandetCinge
uau (Baton
Jieizen en £atgeoal£en-
wm JiiuicMausen~
2oo wilde ik eens over een moeras
springen, dat mij op het eerste ge
zicht niet zoo breed voorkwam, als
ik het bevond: want ik zakte tot den
hals in de modder. Ik redde mij ech
ter door de sterkte van mijn arm,
daar ik, mijn paard tusschen de bee-
nen klemmende, mij aan den staart
van mijn pruik oplichtte en mij zoo
uit het moeras trok.
•vas eigenlijk Baron Von Münchhausen?
J- de merkwaardige duivelskunstenaar die
reis heeft gemaakt ooit door ecnig
hPiiilc wezen ondernomen: de reis door alle
Stomers van de geheele wereld? Wie was de
^wpnaar, die op een kanonskogel door de
jj:fier van.'fc
ëi snorde, op een half paard reed, datzelfde
van 'i torenkruis los schoot, die 't lek van
tfhio stopte door het te vullen met de „voort-
Si van zijn rug", zijn „stevige Westfaalsche
ten" die een levenden beer binnenste bui
keerde door hem doodeenvoudig de vuist
ie keel 'te steken en hem bij de ingewanden
IStoen die zijn bijl zoo hoog gooide, dat hij
t maan bleef liggen en met twee paarden
Vr den arm een wandelingetje maakte, die
tm een reiskoets op zijn rug droeg en zich
een koppel ganzen huiswaarts liet dragen?
Illustratie van Gustave Dorê,
Eet Is een vreemde historie, de historie van
ünchhausen, vreemder wellicht dan een zijner
ïonturen. Men heeft n.l. domweg zijn bestaan
ftchend. Hij zou een product van de fantasie
i;a, Zijn ontstaan zou hij danken aan vroolijke
talgesprekken van drie „helden der Hoogduit-
fcte literatuur'. Biirger, Kastner en Lichtenberg,
Èmet elkaar wedijverden in het opdisschen van
,mke verhalen". Tenslotte zou Bürger al deze
rilde verbeeldingen in den vorm hebben gegoten
Karin wij ze kennen en ze hebben gepubliceerd
1 een voorgewende vertaling uit het Engelsch.
Maar gelukkig weten wij beter. Baron Von
Ifehhausen heeft geleefd, wezenlijk en waar-
m'ig.Of wat hij beleefde ook wezenlijk en waar-
£iig zoo geschied is als hij het placht te. ver-
&n - daaraan mogen wij twijfelen, maar met
peel schrijvers is dat niet het geval?
Hij is er -ius geweest, Karl Friedrich Hierony-
Eis. Freiherr von Münchhausen en hij was in het
ègelijksche leven in de verste verte geen aarts-
feger. Alleenhij had de gave van een
ebegrensde fantasie en vertelde graag. Hij ver
ft met een geniale minachting voor alle wet
te, de wetten van de zwaartekracht, de wetten
fin de biologie en de wetten van de logica. Toen
tij in den Russisch-Turkschen oorlog meevocht,
te'; hij natuurlijk de Russische winters leeren
tenen met hun bijtende felle koude. Voor hem
ftt niet genoeg dat. de handen vastvroren aan
gl geweerloop; hij iaat den adem van den
trompetter bevriezen in den hoorn, zoodat het
teïmment, in een goed verwarmde kamer opge
stegen, plotseling op zijn eigen houtje vroolijke
tetócnmuziek gaat voortbrengen, als de tonen
tecooien.En als het in dat land vriezen kan, nu
cp kan het er ook dooien. En hoe! 's Avonds
ie je paard vast aan een stok die boven
Cc sneeuw uitsteekt en 's morgens zie je dat je
ween kerkhof ligt en dat je paard hoog boven
aan de torenspits bungelt, zóó dooit het alleen
uasiand, mijne heeren
te de dischgenooten van den Vrijheer? Ze heb-
Rn natuurlijk gesmuld van al die verhalen, die
gelijk reder op zichzelf kleine meesterstukjes
«speelsch .vernuft zijn. Ze hebben ze naverteld
«Waden en kennissen. En één hunner heeft
zeventien van verzameld en uitgegeven in het
gaemecum für lustige Leute" van 1781 tot 1783.
„j-ïandaaa zijn ze in Engeland terechtgekomen
RjL J?85 Oxford een boekje het licht zag:
on Mimchhausen's Narrative of his marvel-
Is and campaigns in Russia. Dit werkje
«minhanden van Bürger, die het weer in het
ft'? ^°vertaa^de, er dertien nieuwe avon-
h ,a .en Baron aan toevoegde en het geheel
tytpn mzond onder den titel: „Wunderbare
Ni» au ^asser und zu Lande, Feldzüge und
tr'j nftr des Freyherrn von Münchhau-
deze uitgave is onze Baron pas ver-
o geworden. Vermaard in Duitschland, ver-
'n Europa, vermaard tenslotte over de
tedHia il overal waar men maar mensehen
%>n7i Z15- wilden vermeien in bizarre beleve-
van den Vrijheer.
Of Aon! ?eeffc teij zijn parmantige snorren
hL^P^treken, met trotschen blik om zich
a en een nieuwe serie wonderbaarlijk-
uitgebroed? Allerminst. Münchhausen was
te'over t koogelij k beleedigd. Zijn verbitte
ren trL achter zijn rug was geschied, kende
ronvmfï?\Paar werd hih Friedrich Hie-
itn'ftl,i'Jrc|herr von Münchhausen, loot van
teoemd 1Seslacht, afstammeling van een
ftiwrf^eer, plotseling gedegradeerd tot
oi |etterkundige. Daar werd hij uit-
Ivvjii -teugenbaron", hij die niets anders
fcre,, _n zijn vrienden en kennissen amu-
teid'len doen> wanneer wij een mop
toen mZ ?et dit verschil intusschen, dat wij
UüchhanL geestigheid van een ander, terwijl
Ach» £en s eigen geest werkzaam was.
Gzore' fivpr telde het huisgezin van vader
ondci-^ m Hannoveriaanschen dienst en
lino én v° an van George I, Koning van Enge-
loedine. w .rst van Hannover. Voor zijn op-
ïj!de,Kari Tiïï5frl ^üet lanS zorgen en toen zijn
Friedrich, dertien jaar oud was, werd
'die dan ook maar toevertrouwd aan dien besten
aller paedagogen: het leven. Als edelknaap van
den Hertog van Brunswijk trok de jongen naar
Rusland, waar hij Riga als standplaats kréég.
Vermoedelijk heeft hij daar ook zijn eerste vrouw
ontmoet; althans hij is met Jacobine von Dun-
ten in Lijfland in het huwelijk getreden. Wilden
Wij geloof hechten aan zijn beweringen, dan zou
den we moeten aannemen dat hij behalve Rus
land ook Amerika, Engeland, Italië, Perzië en Ne
derland heeft bereisd. Maar hoogstwaarschijnlijk
is de eenige ware expeditie, waaraan hij heeft
deelgenomen die naar Oczakov, in de buurt van
Odessa, geweest en berusten alle overige reizen
op wilde verbeelding.
Van 1733—1750 vertoefde hij met eenige onder
brekingen in het Oostzeegebied; daarna vestigde
hij zich op zijn familiegoed te Bodenwerder aan
een bocht van den Weser. Dertig jaar lang leef
de hij daar in volkomen tevredenheid, jagend,
vertellend, gelukkig getrouwd, geacht en ge
waardeerd om zijn vroolijke, opgewekte natuur.
Toen, plotseling, viel dit leven als een kaarten
huis ineen. Jacobine stierf, een leegte latend in
het leven van haar man, te grooter daar hun hu
welijk kinderloos was gebleven. En kort daarna
vernam de Vrijheer dat zijn fantasieën in den
boekhandel voor luttele penningen te koop wer
den aangeboden. En het trieste laatste bedrijf
van dit leven nam een aanvang. Münchhausen
trok zich, steeds schuwer, van vrienden en be
kenden terug. Hij, de guitige verteller, die zich
over zijn eigen verzinsels zoo kon opwinden, dat
zijn beroemde staartpruik ervan ronddanste op
zijn kalen schedel, werd een in zichzelf gekeerde,
norsche, ontoegankelijke, snel verouderende
brombeer, die niet meer aan zijn uiterlijk hecht
te en in bijna iedereen een verrader zag, begee-
rig om zijn fantasie in grof geld om te zetten.
En helaas genezen van zijn verbeeldingen
was ook de oude Münchhausen nog niet. Hij, de
zeventigjarige, de eenzelvige, die leefde met een
ouden jager en diens vrouw en verder bijna nie
mand meer wilde ontmoeten, hij zou nog eens,
fel en doodelijk door Amor's pijl worden getrof
fen. Een tragische klucht.
Bernhardine von Brunn heette zij. Ze was
knap, zij was jong, zij was levenslustig maar
wat kan een meisje, met hoeveel gaven ook toe
gerust, van haar leven maken, als zij in een on
ooglijk dorpje woont, als haar vader schulden
maakt, als iedere mogelijkheid iets te bereiken
haar wordt afgesneden door dien steeds nijpen
der geldnood?
Toen stond opeens Baron von Münchhausen
voor haar. En de grijsaard, wiens gedachten zijn
leven lang hadden gezweefd tusschen droom en
werkelijkheid, meende plots zijn droom in werke
lijkheid te zien overgaan, de late droom van een
eenzaam oud man: een huiselijke haard, wat tee-
derheid, wat koestering en misschien zelfs nog
wat eenvoudige liefde. Hij was zoo blind, de arme
baron. Want wat kon hij anders beteekenen voor
Bernhardine dan een uiterst middel om aan ver
veling en zorgen te ontkomen? Inplaats van een
verzuurde jongejuffer kon zij nu Barones worden,
geen rijke weliswaar, maar toch een welgestelde.
En was Bodenwerder geen wereldstad, het was
in ieder geval meer, en beter, dan haar dorp. Was
Münchhausen een grijsaard, dan was zij dus ze
ker, niet lang aan hem gebonden te zullen zijn.
Na zijn dood lag nog een heel leven voor haar.
Uit dit droevige wederzij dsche misverstand
ontstond een huwelijk. Wrakker bouw kan men
zich moeilijk denken. Een somber, oud huis, een
reeds wat sukkelende man, die nog jaloersch is
bovendien en zijn jonge vrouw bewaakt als een
Illustratie van Gustave Doré.
cipier; stilte rondom; een drang naar vermaken,
dorst naar levensgenietingen hoe ook en waar
ookbinnen enkele jaren is van Münchhau-
sen's laatste luchtkasteel slechts een ruïne over.
Bernhardine doet een kuur in een badplaats en
de wildste geruchten over haar uitspattingen be
reiken den ouden Baron die huiverend bij zijn
haardvuur zit, in de vlammen staart en reke
ningen betaalt. Ongehoorde sommen verspeelt
zijn vrouw aan de roulette, van het eene avon
tuur tuimelt zij in het andere, althans zoo fluis
tert men het Von Münchhausen in de ooren. Dan
stapt hij met wankele schreden in zijn karos en
gaat een advocaat zoeken. Verbitterd strijdt hij,
fel en verbeten. Zijn laatste droom is teloor ge
gaan en hij wil breken met haar die hem be
driegt, die niet wachten kan tot zijn dood, die
zijn naam door het rslijk sleurt, zooals eens de
uitgevers hebben gedaan, toen zij zijn verhalen
gingen verkoopen
Midden in een schandaalproces dat heel
Duitschland mee beleefde, mee genoot, stierf Carl
Friedrich Hieronymus. En de Bodenwerders luid
den drie dagen lang de doodsklok voor hun heer,
zoo goed, zoo vroolijk. zoo hartelijk voorheen, zoo
droefgeestig en somber, zoo teleurgesteld en ver
bitterd in zijn laatste jaren.
En Bernhardine? Men weet het niet. Heeft zij
zich werkelijk in den Weser gestort, gekweld door
laat berouw? Is zij naar Holland getrokken en
heeft zij hier nog jaren in bekrompen omstandig
heden geleefd? Het zijn slechts vermoedens.
Bernhardine is verdwenen, dat is al wat wij we
ten.
Als reliquieën bewaart men in Bodenwerder
thans nog de snuifdoos en den kruithoorn van
den eerlijksten aller leugenaars.
P. H. SCHRÖDER
Haast?haast nooit
hebben gewone bestellingen
haastLaat de bestelauto
van uw winkelier dus geen
extra-ritten maken: helpt
mee, om Neerlands benzine
verbruik te beperken: het
is een eisch des tijds! Haast
u, om die ,geen-haast-ge-
woonte" tot de uwe te maken
(Adv. Ingez. Med.)
texste liedjes en eeiste optoedett van
23 October wordt onze dichter-zanger Speen-
hoff 70 jaar. Iedereen kent hem, kent zijn liedjes
en heeft hem wel eens gehoord, in de ongeveer 40
jaar, die hij nu voor het publiek optrad. Het is
dus niet mijn plan een levensbeschrijving te geven
van een onzer meest populaire Nederlanders,
maar als een van zijn oudste vrienden zou ik u
graag iets willen vertellen van den tijd vóór zijn
optreden.
Toen'ik hem leerde kennen woonde hij in de
Aert van Nesstraat te Rotterdam, waar hij zich als
jong teekenaar, schrijver en dichter had gevestigd.
Als illustrator werkte hij behalve voor buitenland-
sche bladen ook voor Woord en Beeld, Elseviers
Maandschrift en het humoristische blaadje „De
Ware Jacob". Bovendien was hij tooneelcriticus
voor het nu niet meer bestaande Haagsche blad
„De Nieuwe Courant". Al spoedig nadat ik bij het
Rotterdamsch Tooneelgezelschap verbonden was,
werd ik in zijn vriendenkring opgenomen, en nooit
zal ik vergeten die mooie uren op zijn kamer
doorgebracht, waar we meestal na afloop van den
schouwburg zaten na te praten en zwaar te debat-
teeren over kunst. Vertegenwoordigers van alle
kunsten waren er bij o.a. Willem Schuurman, Arie
van Veen, Jan Linze, P. C. de Moor, Pie ter Koo-
men, Albert van Maasdijk, Nico de Jong om er
maar enkelen te noemen. Koos vroeg ons dan:
„ga je mee naar mijn kamer van avond na de
première?" Ik zal zorgen voor thee en brood en
als je er wat lekkers bij wilt hebben dan moet je
dat zelf maar meebrengen. Ik heb weer een paar
nieuwe liedjes gemaakt!
En natuurlijk, wie vrij was die kwam, en we
brachten wat mee ook; een lekker stuk leverworst
of een blik sardientjes en als we goed bij kas wa
ren gerookte paling of een ander duur en fijn
product. We waren allen jong, en hadden dus al
tijd honger.
Dan kwamen de tongen los en we zongen de
liedjes, die Koos zittend aan tafel, voordroeg uit
een blauw schrift en die hij begeleidde met z'n gi
taar. Eerst las of zong hij een nieuw liedje voor
ons waarover wij onomwonden ons oordeel uit
spraken, maar waarmede wij meestal ingenomen
waren. Hoeveel rare en gekke liedjes zongen we
met z'n allen, waarvan er echter vele nooit be
kend zijn geworden. Wat konden we heerlijk over
dreven sentimenteel de parodistische „Ode aan de
blauwe zee" kweelen:
Blauwe zee van ver gekomen
Golven die zoo loome droomen
Droomen van een eeuwig leven
Droomen van een eeuwig zijn.
Zadht zingt de zee zangen van weemoed
Zacht zingt de zee, zangen van wee
Zingt de haring mee
(lange pauze)
De haring is een visch
Die zoo verfrïsschend is
Als men katterig is.
't Is jammer dat ik er de melodie niet bij kan
geven.
Speenhoff is een werkelijk volkszanger. Hij is
natuurlijk en frisch, gevoelig, eenvoudig, soms ro
mantisch en sentimenteel en ook wel ironisch en
vol fijne spot. Maar bovenal is hij spontaan. Dan
schudt hij als 't ware zoo'n liedje uit zijn mouw.
Zoo zat ik eens op een kouden somberen herfstdag
met hem in de gezellige bodega van de firma Hoo-
genbirk op Plan C. te Rotterdam 's morgens voor
het raam koffie te drinken en terwijl wij genoeg
lijk babbelden kwamen er een paar kleumende,
havelooze kinderen voor het raam staan. Ze keken
met verlangende oogjes naar binnen en hun be
geerte ging uit naar het schoteltje met suikerklont
jes en een paar koekjes op een schaaltje. Wij wa
ren er beiden door bewogen en onder het gesprek
haalde Speenhoff een vodje papier uit z'n zak.
„Neem me niet kwalijk Carel", onderbrak hij het
gesprek, „ik wilde even wat opschrijven voor het
Ina Boudier-Bakker. Aan den groo-
ten weg. Amsterdam, P. N. van
Kampen Zn.
Het geluk komt laat voor Corry Sondaal en het
is een andere liefde dan die ze zich gedroomd
heeft, als ze tenslotte met Bart de verdere levens-
reize aanvaardt, met Bart dien zij niet had opge
merkt omdat zij voor zijn broer Johannes een tot
alles bereid zijnde vereering gekoesterd had. Maar
Johannes had het leven met haar niet aangedurfd,
hoe groot ook zijn genegenheid voor haar was. Hii
met zijn vaag philantropische verlangen naar een
leven van wei-doen, zal zijn geluk vinden als
verpleger van ongelukkige kinderen, en voor de
gezonde levensactiviteit van Corry zal hij gene
genheid behouden, zooals hij dat reeds te veel
voor haar persoon getoond heeft, maar hij zal haar
zich-aan-hem-offeren niet aanvaarden, omdat hij
weet haar niet volkomen gelukkig te kunnen ma
ken door de idealen, die de hai-e zijn, met haar te
deelen. En terzijde blijft staan zijn jongere broer
Bart, die door Corry slechts in Johannes' schaduw
wordt opgemerkt, doch die haar idealen kent en
deelt, en van verlangen verteerd wordt ze haar te
rnogen helpen verwezenlijken, doch te schuchter
is en ook de gelegenheid niet krijgt zijn harte-
wensch in daden om te zetten. Dat komt wel in
orde, doch pas aan het slot, zooals dat behoort.
Eerst moet door Corry veel zijn heengegaan nadat
haar neiging voor Johannes door dezen zoo zielig
was stuk gemaakt, veel narigheid doorworsteld,
veel strijd moedig doorstreden was. Dan krijgt
Bart zijn kans. En achter de wolken, daar schijnt
er de zon. Het duurt den lezer slechts wat lang
misschien vóór zij doorbreekt. In den epiloog
vindt hij de hem tevreden stellende aanvaarding
van het leven, zooals dat nu eenmaal is en, op
hooge uitzondering na, altijd zijn zal.
„Heeft zij Bart lief? Is dit liefde? Het is zoo een
totaal ander gevoel dan eens voor Johannes. Mis
schien heeft zij het daardoor niet herkend altijd
te laag geschat. Omdat het nergens raakte aan dat
vroegere blind vereeren een voor al het andere
onverschillig zich wegleven in één. Zelfs nu nog
verstaat zij den gelukkigen waanzin van zoo een
liefde, die leven kan en voedsel trekken slechts uit
jigen droom. Maar dat is voorbij uitgebrand.
Met Bart is daar het voelen van eenheid; gebroken
heid van eigen wezen door scheiding het is de
kameraad-in-alles dien zij gezocht heeft in den
ander, en dien zij nooit ontberen kon".
Johannes en Bart zijn de zonen van het echtpaar
Lodewig, de eigenaars van het dorpshotel De
Leeuw, dat bloeit; Corry woont bij haar grootmoe-
eer, die het pension Welgelegen bezit, dat kwijnt.
Vlak naast De Leeuw is het niet wel gelegen en des
leeuwen welstand prikkelt de kleine Corry steeds
tot verzet en afgunst. Maar voor beide onderne
mingen zal gelijktijdig de doodsklok beginnen te
luiden als bezijden het dorp een nieuwe groote
weg wordt aangelegd, die de dorpsstraat isoleert
en waaraan spoedig een nieuw, naar de eischen
des tijds ingericht hötel-restaurant verrijst, dat
zoowel de klanten van den Leeuw als de gasten
van „Welgelegen" tot zich trekt.
De oude ober uit De Leeuw is de eerste die zich
aan den grooten weg vestigt en zijn oude patroons
fel beconcurreert. In Corry's hartje groeit even fel
het verlangen hun Welgelegen naar dien kant
over te plaatsenmaar er is geen geld daar
voor. In De Leeuw is eenzelfde drang naar den
grooten weg doch daar zijn andere obstakels. De
bedrijf en wil er uit. De tweede, Bart, wordt door
zijn ouders niet voor vol aangezien en mag van
oudste zoon Johannes voelt niets meer voor het
hen in Utrecht in de rechten gaan studeeren. Als
zij bemerken dat Johannes te aardig is tegen „dat
kind van Welgelegen" worden ze boos op beiden
er. verzuimen de gelegenheid beiden aan de
Leeuw te binden. Misschien was Johannes dan
geen verpleger en met Corry in welstand aan den
grooten weg gaan zitten. We weten nu al dat zij
dat later met Bart zal gaan doen. Als de oude
Lodewigs betere paedagogen dan hotelhouders wa
ren geweest, had mevrouw Boudier's roman min
der dik kunnen zijn. Enfin, we weten nu ook dat
alles goed afloopt.
LICHTSEIN
ONBEWAAKTEN OVERWEG
In dien drang naar den grooten weg, die bij
Corry zoo hevig is, en bij Johannes ontbreekt, zou
men desnoods iets van een wijsgeerige beschou
wing kunnen zien van twee levensopvattingen die
elkaar slecht verdragen en toch ieder afzonderlijk
een gevoel van gelukkig-zijn kunnen teweeg bren
gen. De dragers dier tegengestelde spanningen
komen in dezen roman uit een milieu waar de
iaealen nog niet „boven menschelijke kracht"
gaan. Er komt geen drama van.
Over de schrijfkunst van mevr. Boudier iets
nieuws te zeggen, behoort tot de onmogelijkheden.
Men beleeft bij de lezing harer meestal zoo wel
gecomponeerde verhalen bijna geregeld eenzelfde
gewaarwording; stuit aanvankelijk op de zorge
loosheid waarmede zij met germanismen strooit,
zoodat reeds in het eerste paar dozijn bladzijden
woorden als: verbrachten, verslonden, ontgeven
enz., den kieskeurigen lezer hinderen. Ook het
„onberekenbaar gebeuren" ontbreekt niet, noch
het „verloren staren" etc., allerhand gemeen
plaatsen, die in voortreffelijk werk niet voor zullen
komen, moet men stilzwijgend voorbijgaan, om ten
siotte door den onmiskenbaren vlotten verteltrant
gegrepen te worden en het boek, niet dan na vol
ledige lezing, ter zijde te leggen. Het succes van
auteurs als mevr. Boudier is daarmee verklaard.
Het is de „vlotheid", die onze tijd op prijs stelt,
tijd, die ook in de geestelijke goederen meer op
quantiteit dan op qualiteit belust is.
Onder de buitenlandsche schrijvers, die daar
hun roem aan te danken hebben behoort ook de
Nobelprijswinster.
Pearl S. Buck. (De Patriot, Roman,
372 pag., Utrecht. Bruna's Uitg. Mij.)
Deze schrijfster heeft dit op andere voor, dat
haar verhalen tegen den achtergrond der heden-
daagsche wereldhistorie geplaatst zijn, waardoor
de belangstelling voor het litteraire product in hel
gedrang komt en het wel wil afleggen tegen die
voor de actualiteit. China en Japan, landen die de
schrijfster door en door blijkt te kennen, leveren
haar de stof ook voor dezen roman. Revolutionaire
ideeën hebben al sinds jaren ook in het verre
Oosten aanhang gevonden en breken zich baan
zelfs daar waar de traditie onverwoestbaar scheen.
Op politiek terrein zoowel als in het gezinsleven
woedt daar evengoed als in het Westen die onaf
wendbare strijd, stil hier, luidruchtig gind. Pearl
S Buck laat dien strijd in haar boeken zien, en
door in het verhaal een belangrijke plaats in te
luimen aan de liefde, die immers door geen tijd
of stelsel of wijsgeerig inzicht in een vast keurslijf
te binden is. geeft zij aan haar verhalen dat voor
ieder aantrekkelijke, waardoor haar werk een zoo
groote reputatie verwerven kon. Het leven van
Vu-Iwan, zoon van een rijk bankier in Shanghai
it. Japan in veiligheid gebracht en daar met een
in Japan in veiligheid gebracht om daar met een
Japansch meisje getrouwd, biedt de schrijfster
gelegenheid de verschillende problemen van den
tijd op boeiende wijze te belichten. De lezer wordt
in een hem vreemde wereld verplaatst en hij laat
zich deze verplaatsing gaarne welgevallen, waar
hij geleid wordt door een zoo behendig en be
kwaam vertelster als Pearl S, Buck zonder twij
fel is.
J. H. DE BOIS
me ontgaat. Ik hield m'n mond en bracht een paar
klontjes en voor ieder een koekje naar de twee
kinderen. Toen ik weer terug was duwde Koos me
het papiertje in m'n hand en terwijl ik het las,
zeide hij: „ik zal er een eenvoudig wijsje bij zien
te maken". En toen las ik dit fijne, gevoelige versje
dat hem in eens was ingegeven en dat mij nog
telkens als ik het lees ontroert.
KLEINE KLEUTERS.
Kleine kleuters blond en blij
Komen met de maand van Mei
Zoete snoetjes
Dribbel voetjes
Kleine kleuters blond en blij
Slapen in een bed van zij.
Kleine kleuters arm en schraal
Oogjes kijken ziek en vaal
Stille hikjes
Traantjes snikjes;
Kleine kleuters arm en schraal
Slapen in een hospitaal.
Kleine kleuters lief en teer
Woelen angstig heen en weer
Niemand kent ze
Of verwent ze;
Kleine kleuters lief en teer
Gaan naar onzen lieven Heer.
Was het wonder dat ik, die zoo'n groote ver-»
eering voor z'n werk had gekregen en de andere
vrienden die dweepten met „Moeders Brief", „De
arme meid", „De goedgezinde meid", „De twee
geliefden", „Afscheid van 'n marinier" en zooveel
andere liedjes, Koos begonnen aan te sporen in.
het publiek op te treden? Maar daar wilde hij
niets van weten. Hij was er te schuchter en te
eenvoudig voor, en dat is hij eigenlijk z'n heele
leven gebleven. Verwaandheid kent hij niet, daar
toe heeft z'n latere succes hem nooit kunnen ver
leiden.
Nadat dus onze pogingen hem op het podium te
krijgen telkens mislukten kwam er toch eindelijk
een dag dat we hem zoover kregen, al was het dan
ook na veel moeite.
Eenige jonge artisten van den Tivoli-schouw-
burg te Rotterdam, vatten het plan op, in navolging
van Parijsche artisten des Zondagsmiddags artis
tieke matinées te geven, waar ieder zich in zijn
eigen genre meer kan geven dan in de kleine en
onbeduidende rollen welke hem of haar door de
directies werden toebedeeld: voordrachten, eigen
gedichten en een-acters zouden de programma's
uitmaken.
Koos dacht er niet aan mee te werken. Maar het
toeval wilde, dat ik die ook van de partij zou zijn,
geen toestemming van m'n directie kreeg mee te
doen, volgens een artikel in het contract, dat ver
bood in andere zalen op te treden dan gehuurd
door de directie. Daar moest ik mij bij neerleggen.
Maar wanhopig wendde ik me tot Speenhoff. „Nu
moet jij meedoen, riep ik uit Wil je je vrienden
in den steek laten? Je moet optreden cn je kunt
het best, en je zult succes hebben". En daar kwa
men weer de tegenwerpingen. Hij kan niets uit
z'n hoofd leeren, hy kan zich niet op het tooneel
bewegen, hij zou niet weten hoe hij gaan of staan
moest. Dan betoogde ik weer: „je hoeft niet te
loopen, je hoeft niets uit je hoofd te leeren, we
zetten een tafeltje op het tooneel en een stoel er
naast, we planten jou in den stoel met je guitaar
en je schrift met je liedjes leggen we op het ta
feltje. Dan halen we het scherm op en je begint!
Kerel wees toch niet zoo laf en heb zelfvertrou
wen, en bovenal laat ons niet in den steek, al doe
je het alleen maar voor ons
Eindelijk had hij toegegeven, en op een Zondag
middag kwamen er een kleine 20 menschen naar
ons, onbekende mensehjes luisteren. En Speenhoff
zat op het tooneel in een zwarte gekleede jas, met
hooge boord en zwarte stropdas, doodsbleek en hij
begon:
Ik zit te brommep en te wringen
Ik kan mijn stem haast niet bedwingen
Mijn snaren zouden kunnen springen
Dan kan ik heusoh niet verder zingen
Ik voel me niets op mijn gemak
Want ik ben in mijn beste pak bis
Ik heb mijn schoenen opgewreven
Mijn overhemd is stijf gesteven
't Is of mijn haren alle leven
Mijn ooren jeuken, mijn vingers beven:
Ik voel me niet sop mijn gemak
Want ik ben in mijn beste pak bis
Wanneer ik in de war mocht raken
Dan moet u geen kabaal gaan maken
Ik zou dan met beschaamde kaken
Mijn schoone zangen moeten staken
Ik voel me niets op mijn gemak
Want ik ben in mijn beste pak bis j
Dat was Speenhoff's eerste optreden. Of hef
succes had konden wij, gelet op de leege zaal niet
beoordeelen, maarde beroemde kunstcriticus
Johan de Meester zat in de zaal, en er 'kwam van
hem een zoo schitterende critiek dat er den volgen
den Zondag misschien wel 40 menschen kwamen,
luisteren, en daaronder bevond zich de directeur
van het groote Circus Pfhaging. Deze kunstkenner
en zakenman engageerde Koos voor 14 dagen. Wel
had Koos weer vele bezwaren. „Stel je voor", zoo
zeide hij me. ,.ïk met m'n guitaar en m'n een
voudige liedjes in dat groote circus, en dan in die
sfeer: eerst een olifant, dan een paar muzikale
clowns, daarna een groep acrobaten, en dan
Speenhoff. Wat kan dat nu worden?"
Wat het worden kan?Stampvolle zalen,
engagement geprolongeerd, publiek zingende „Daar
komen de schutters daar komen ze an, de manne
tjesputters van Rotterdam", uit den circus komend,
en de volgende maand geëngageerd om het Rem
brandt-theater te openen, en er een maand lang
veel geld te verdienen.
Wat het worden konDat Koos Speenhoff's
naam voor goed gemaakt was. i
CAREL VAN HEES. I
NIEUWE UITGAVEN.
In de serie „Prettig Lezen" verscheen bij dé
firma Kluitman te Alkmaar een aardig boek
voor 7-9-jarigen, dat ze door den grooten druk
zelf al jong kunnen lezen. Vader, Moeder, Mieke
en haar vriendinnetje Nel gaan bij Oma bui
ten Oudejaar vieren. Ze beleven er van allerlei,
gezamenlijk sturen ze een pak naar Nel's zieke
broertje, ze bakken oliebollen, en toppunt van
heerlijkheid, ze mogen op Oudejaarsavond om
half twaalf uit hun bed, om mee te vieren. Op
den eersten dag van het nieuwe jaar volgt er dan
nog een poppenkast-vertooning en dan is de lo
geerpartij uit. Het aardige boekje werd geschre
ven door C. P. van Asperen van der Velde en vlot
geïllustreerd door M. Bosch van Drakestein.
Bij denzelfden uitgever verscheen van Annie
S. Bergama Wiekje en haar Vrienden, geïl
lustreerd met foto's en met teekeningen vab
Jek-ke van Dijk. Dit boek is bedoeld voor 710-
jarigen, en vertelt van een gezin dat op een Frie-
sche boerderij woont, over de dieren, over zeilen,
over eieren zoeken en zoo voorts.