VRIENDINNEN
IN DEN NOOD
Menu van de week
ekleed
en warm
VRIJDAG 3 NOVEMBER 1939
[EN EENVOUDIG
fEESTJE
kookster van reputatie, nu al eenige jaren
leden, maar destijds van algemeëne be
leid 'klaagde eens haar nood over de toen
WïJne 'manier van diners geven: een gang
S00® weer een gang —weer dansen nog
Bane een °Pvoering van een of ander
en mijn kostelijk eten, dat ik met zoo-
7org heb klaargemaakt, staat maar koud te
^'d^op de borden van de gasten".
2e kad
^rdefl OP^n haar standpunt volkomen gelijk,
verloor uit het oog dat de gasten op
Tfeestje komen om zich in de allereerste
r.ts te amuseeren, en toen dit nu een nieuwe
ri «an eenoegen werd was dat tenslotte toch
rwïïeW-
;e'p restaurant is op die wijze van feestvieren
volkomen ingesteld, degene die de leiding
een fuifje op zich heeft genomen, houdt de
een in het oog, en zoo komt door ongemerkte
Menwerking toch een uitstekend geheel tot
rtd vooral omdat een restaurant in staat is
stj 'n en ander warm te houden, zonder dat
1 in 4e war loopt.
in een gewone huishouding is dat laatste een
na onoverkomelijk probleem, en ieder die wel-
5u OP bescheiden schaal in haar eigen huis zoo
feestje heeft gegeven, weet dat het erg moei-
is om het vlot en naar ieders tevredenheid
tlaten verloopen; soms moet er te veel ge-
rdend worden en dan is het stijf, óf er wordt
f weinig geregeld en dan zijn er iederen keer
Sisten die de goede stemming in gevaar bren-
Hiervan is het gevolg geworden: het loopende
eetje, een eenvoudig feestje dat allerlei moge-
Sheden biedt en dat de bewegingsvrijheid en
rok het dansen zonder hoofdbrekens van de
ivrouw doet verloopen.
ne gasten komen op den gewonen tijd en even-
ais voor een dineetje begint men met de borrel,
die met allerlei zoute hapjes wordt „veraange
naamd". Een gedekte tafel is er echter niet,
misschien een gelegenheid tot bridgen, of anders
tot dansen, misschien tot spelletjes doen of tot
musiceeren, dat hangt natuurlijk geheel af van
'hetezelschap dat bijeen is. En ondertusschen
-orden er aparte gerechten gepresenteerd, die
tafel en vaste plaats vragen, maar tusschen
door als plezierige pauze worden beschouwd,
kan de volgorde bijvoorbeeld zijn: een
of bouillon, een tijd later een of andere
zöoals huzarensla, zalmsla, en dergelijke, en
weer later op den avond hambroodjes of cro-
quetjes.
Op een wintersch feestje werden eens in plaats
,jn de slaatjes macaroni met ham en kaas en
ïuurkool met worst, beiden in een vuurvaste
schotel, gepresenteerd. Er wordt een of andere
wijn bij °geschonken, later op den avond nog
koffie en zoo ontstaat toch een maaltijd, die
echter geheel ondergeschikt wordt gemaakt aan
het zuivere genoegen bij elkaar te zijn, zich vrij-
te kunnen bewegen, nu met deze, dan met
ander te praten, waarbij er nooit kwestie
hoeft te zijn van een saai hoekje, de schrik van
iedere gastvrouw die een eterijtje geeft.
s
1
die gastvrouw maakt zich er wel gemak
kelijk af, zal men misschien denken, maar het
tegendeel is het geval: daar ieder feestje een
zekere ordelijkheid vraagt, een regelmatige af
werking, omdat alles anders in het honderd zou
ioopen, is het afwerken van een diner mander
Ingewikkeld dan dit eterijtje, dat aan ieder veel
vrijheid biedt en dat ook voor alles wil doen.
De soep die moet worden rondgediend, de
hoofdschotel die moet worden klaargezet, het
„nabroodje" dat op tijd klaar moet zijn, en dan
daarbij de zorg voor de dranken, het onberispe
lijk ronddienen en het argus-oog der gastvrouw
dat leege glazen moet zien en dat ook verant
woordelijk is voor het feit dat iedereen, ook de
schuchtere, zich behoorlijk van alles voorziet,
dit alles is niet zoo eenvoudig.
Gebruikt servies kan niet blijven staan, maar
moet liefst zoo spoedig en zoo onopvallend mo
gelijk worden opgeruimd, dreigt er toch een
hoekje te komen, dan is de gastvrouw
verplicht al haar tact aan te wenden om de
tasten in kwestie weer op streek te brengen,
erwijl zij intusschen met alles moet meedoen,
alsof haar geen zorgje hindert.
Nu moet iedere gastvrouw dit wel, maar
nogeens: de organisatie van een dergelijk
schijnbaar ongeorganiseerd feestje geeft heel
wat meer hoofdbrekens, dan wanneer de gasten
eenmaal aan tafel zijn en de zaak „loopt".
Lang niet iedereen zal bovendien een geschikte
gast zijn voor een feestje als dit, er zijn nu een
maal menschen die niet om lékker eten geven
en anderen die er wel erg op gesteld zijn en
vinden dat alles op zijn tijd moet, zij willen
geen feestje in een automatiek, zooals zij het
misprijzend noemen, maar zij vergeten een zeer
belangrijk verschil: in de automatiek is het alleen
begonnen om het snel iets naar binnen werken,
1 het feestje is de stemming nummer één.
Ook een belangrijke factor is degene, die de
schotels ronddient, dat moet snel, handig en
zoo onopvallend mogelijk gebeuren.
Denkt u dus niet: ik maak het me gemakke
lijk ik geef een loopend dineetje: het tegendeel
is het geval.
blaar wel is het losser en vrijer voor de gasten
zij vermengen zich beter met elkaar en het on-
gedwongene geeft een stemming zooals elke
die graag wenscht.
E. E. J.-^P.
Zondag:
Vischcroquetjes
Gebakken lever.
Appelmoes
Aardappelen.
Blanc manger.
Maandag:
Schotel van bloemkool
saucijsjes.
Aardappelen.
Griesmeelpap met
rozijnen.
Dinsdag:
Stamppot van zuur
kool met witte boonen
Vruchten.
Woensdag:
Witte boonensoep.
Aardappelschotel
met kaas.
Kropsla.
Donderdag:
Runderlappen
Stoofperen
Aardappelen.
Beschuit met kaas.
Vrijdag:
Gestoofde snoekbaars.
Bieten
Aardappelen.
Havermoutpap
Zaterdag:
Vischschelpen
Gèhakt
Spruitjes met
kastanjes
Aardappelen.
NIEUWE UITGAVEN.
Dij de Uitgeverij W. J. Thieme Cie te
«utphen verscheen een boekwerk door Georg
Wild „Edelsteenen en hoe ze te herkennen"
111 de Nederlandsche vertaling van J. H. Visser.
-ij de N.V. Kosmos te Amsterdam verscheen
«voorbeelden van moderne opschriften voor
«duiders en teeneaars" door den reclame ont
werper Stefan Schlesinger samengesteld.
Voorts verscheen bij dezelfde uitgeverij
^schoonheid van het moderne binnenhuis in
Nederland" door D. Bierens de Haan. De tekst
Xerlucht met vele foto's.
Mode uit ons eigen land
Het wachtwoord van Amsterdam's confectie eenvoudig en solide.
Het is geheel in den geest van dezen tijd,
eens een indruk te geven van onze Nederland
sche en wel speciaal onze Amsterdamsche
confectie.
Die mag er zijn!, Amsterdam heeft op het
gebied van de mode reeds goede resultaten kun
nen bereiken, zoodat het op exportgebied een be
langrijke plaats inneemt. Deze verbetering is
een gevolg van het systematisch opleiden van
arbeidskrachten. De stijl der Amsterdamsche
confectie is eenvoudig en solide. Extravagance
wordt bewust vermeden.
Onze teekening van deze week geeft een dui
delijk beeld van de moderne opvatting der Ne
derlandsche confectie-industrie, die ook den
individueelen émaak verstaat te inspireeren.
RECEPTEN.
Stamppot van zuurkool met witte boonen.
IV2 pond zuurkool.
IV2 K.G. aardappelen.
2 oels spek.
2 ons witte boonen.
Zet de boonen de nacht te voren in ruim wa
ter te weeken en kook ze in het weekwater gaar.
Bewaar het kookwater voor soep voor den vol
genden dag.
Zet het in dobbelsteentjes gesneden spek op
met de zuurkool met zooveel water als er in 3 uur
op verkoken kan en kook de groente gaar.
Leg de geschilde in stukken gesneden aard
appelen onderin de pan, leg de zuurkool er op,
voeg zoo noodig nog wat water bij en laat de
aardappelen gaar koken. Stamp alles door el
kaar en voeg daarna de witte boonen erbij.
Aardappelschotel met kaas.
Pl.m. 1 K.G. koude gekookte aardappelen.
2 ons geraspte kaas.
1 ons boter.
4 d.L. melk.
Besmeer een vuurvaste schotel met boter, leg
er laag om laag aardappelen en geraspte kaas in,
beginnend met en eindigend met aardappelen,
maar houd wat geraspte kaas over. Giet dan de
melk er overheen, strooi de rest kaas er op,
leg de klontjes boter bovenop en laat de schotel
in den oven goed heet worden, ongeveer een half
uur.
Deze jumper, maat 42, is gebreid in twee kleu-
en: het onderste gedeelte is de moderne klem'
petrole (blauw), het bovengedeelte is marron
(bruin). We hebben noodig 3 kluwen petrole en
4 kluwen maron, alles pinguin-wol, soort: Place
Vendome. Pennen no. 3.
Voorpand. We zetten met blauw 80 st. op en
breien 8 pennen recht en verder een pen recht, een
pen averecht. Als we 15 c.M. gebreid hebben, ma
ken we er voor en achter, om de 6 pennen, een
steek bij, toter 100 st. op de pen staan. Na 34 c.M.
beginnen we aan het armsgat, waarvoor we 13 st.
afkanten. (5422). Nu breien we door tot we
38 c.M. hebben en gaan over tot de bruine kleur.
Deze overgang wordt later gemaskeerd door een
randje franje. Als de heele jumper 45 c.M. lang
is (we tellen deze jumper met centimeters, omdat
in frotté-wol de toeren altijd - moeilijk te tellen
zijn) beginnen we aan den hals. We verdeelen het
werk in tweeën en minderen, van het midden te
beginnen, eerst 5, dan 3, dan 2 en dan nog 2 ste
ken af.
We houden 25 st. voor den schouder over, die we
4 x opbreien en den breien we den schouder op door
van het armsgat af eerst 20, dan 15, dan 10, dan 5
steken te breien.
Rug. De rug breien we als het voorpand, maar
waar de bruine kleur begint, begint het split, zoo
dat we het werk in tweeën splitsen. Den ij als be
ginnen we hier na 47 c.M. en we kanten daarvoor
achtereenvolgens 321 st. af. Na het afkanten
van den hals breien we den schouder meteen
schuin op.
Voor het rechtop staande boordje zetten we 64
st. op en breien 20 pennen recht.
Mouw. De mouw is ook weer van bruin en be
ginnende aan den kop zetten we 32 st. op Om de 4
pennen meerderen we voor en achter een steek,
tot er 60 st. op de pen staan. Nu zetten we er in
een keer voor en achter 12 st. bij op en met deze
84 st. breien we verder. We minderen om de
pennen voor en achter een steek, tot 70 st., dan om
de 6 pennen tot 60 st. en om de 8 pennen tot 50 st.
Als de mouw 60 c.M. lang is breien we nog 8 pen
nen recht en kanten af.
Opmaak. We strijken de deelen onder een
vochtige doek en stikken alles op dé machine in
elkaar. De mouw krijgt ruimt op den kop, en het
boordje wordt er ook opgestikt. We haken nu een
toer lossen even lang als het voorpand bij de kleur-
wisseling breed is (van bruin) en knoopen daar
korte franje aan, die we op 1 c.M. afknippen. Ach-
tr evenzoo. Dit randje franje wordt onzichtbaar
op de scheiding genaaid. In het split je achter komt
een patentsluiting van dezelfde kleur, die tot
bovenaan doorloopt.
De Ceintuur bestaat uit een dubbel gelegd koord
van bruin, dat om de 10 c.M. met blauw gehecht
is. Het eene eind eindigt in een lus die om een
knoop van blauwe wol sluit.
Natuurlijk kunt u elke kleurcombinatie nemen,
maar de aangegeven kleuren zijn wel heel mooi en
passen uitstekend by de herfsttinten van de na-
jaarsstoffen. SP.TH.
NIEUWE UITGAVEN
Hoe de oorlog van 1939 ontstond.
Bij Adries Blitz te Amsterdam verscheen
een overzicht van de periode van September
1938 tot September 1939 in de Europeesche
geschiedenis.
Het bevat authentieke briefwisselingen,
démarche redevoeringen van staatslieden
der landen, die thans in oorlog gewikkeld
zijn, alsmede de teksten van de oproepingen,
die de Paus. de Koning van België en Ko
ningin Wilhelmina, Roosevelt e.a. tot de be
trokken regeeringen hebben gericht. Samen
steller is A. Cohen, hoofdredacteur van het
A.N.P., Dr. Colijn schreef een inleiding.
Bernard Carp: Tembo.
De liefhebbers van de jacht kunnen aan dit
relaas van spannende jachtavonturen in Kenya
hun hart ophalen. Bernard Carp, die behalve
met het geweer, ook met de filmcamera gewa
pend was, vertelt van zijn ontmoetingen met
grof wild in de Afr. binnenl. op een wijze, die
zijn „mede-jachtenthousiastelingen" ongetwij
feld zal doen watertanden. Het relaas culmi
neert in de jacht op Tembo, den olifant. Het
boek is van vele illustraties voorzien en bevat
bovendien een duidelijke kaart van het jacht
gebied. „Tembo'' is een uitgave van de N.V.
Drukkerij en Uitgeverij vh. C. dé Boer, Den
Heider-Amsterdam.
De avonturen van Flipje.
Uitgave van de Mij. De Betuwe N.V., Tiel.
Flipje is het bekende mannetje met zijn appe
lenlijf en vruchtenledematen, dat we van het etiket
op de jampotjes kennen. Flipje heeft met zijn tal
rijke vriendjes en vriendinnetjes de tuinbaas, juf
frouw Oehoe de uil, Vos Reinaart, de agent, de
ijscoman, de kabouters, de konijntjes, Bertje Big,
Flapoor de Olifant de noodige avonturen beleefd,
die door den bekenden teekenaar E. M. ten Harm-
sen van der Beek in beeld zijn gebracht en door
,De Betuwe" tot een schitterend boek zijn gebun
deld.
Deze boeken stelt de Tielsche jamfabriek ver
krijgbaar. Ze bieden plaats voor diverse „films",
die bij de potjes jam worden verpakt en hoe groo-
ter nu maar de jamconsumptie wordt, hoe eerder
men het boek gevuld heeft. Op deze wijze krijgt
men een kostelijk kinderprentenboek met ge
kleurde plaatjes van de beste soort en grappigen
tekst, verdeeld over tientallen verhalen, vol va
riatie, maar alle overeenstemmend in hun lof ten
aanzien van de jam uit de Tielsche fabriek. Want
daar is het de uitgeefster natuurlijk om begon
nen!
Bij Holkema en Warendorf verscheen ,3as be
taalt haar schuld", door Marie Schmitz. Bas is
een zorgeloos, egoïst er op los levend jong ding,
dat plotseling tot ander inzicht komt als door
haar schuld een van haar klasgenootjes ernstig
ziek wordt. Ze begint ook langzamerhand te be
seffen hoeveel haar zuster Jes, met wie ze sa
men woont, voor haar doet, en lost ook daar haar
schuld af door mee te werken aan een voor Jes
gelukkige toekomst. De illustraties van Rie
Reinderhoff zijn goed.
Bij denzelfden uitgever verscheen eveneens
in de Knalserie en met teekeningen van Rie
Reinderhoff, een origineel boek van Cas van
Dijk „Het Scherm gaat op" een verhaal over een
tooneelclub van H.B.S.-leerlingen, waaronder
Rein Brouwer, de zoon van een beeldhouwer, de
stuwende kracht wordt. Het gegeven is aardig
uitgewerkt en een verademing na de vele flauwe
liefdesgeschiedenissen die tegenwoordig uitgege
ven worden voor de opgroeiende jeugd.
De „Toeristenkampioen" no. 42 bevat een hoofd
artikel, ditmaal gewijd aan het plaatsen van de
paddenstoelen langs het pas gereed gekomen rij
wielpad door de Zuid-Hollandsdhe duinen. Op een
reportage van het ingebruik nemen van het nieu
we Amstelstation te Amsterdam volgt een relaas
over de bereiding van kaas en de geschiedenis
daarvan, verlucht met aardige foto's. Verder een
beschrijving van een tocht van het Zwarte Water
naar de Waddenzee, een artikel over de opgravin
gen in Losser met interessante teekeningen en een
bijdrage over Helsinki, Finland's hoofdstad.
In de „Autokampioen" van deze week behan
delt ir. A. E. M. Sadée de vraag: „Hoeveel ben
zine besparen we nu feitelijk des Zondags?" De
schrijver komt tot de conclusie, dat het stellen van
een maximum snelheidseisch een veel gunstiger
resultaat zou geven, dan het rijverbod op Zondag.
Verder bevat het nummer bijdragen over mobili
satie-reparaties, het onderhoud van de banden en
technische wenken voor motorrijders.
EEN der allermooiste, nuttigste diensten,
die in de grootere plaatsen van ons land
door het Vrouwelijk Vrijwilligers Corps
(kortweg V.V.C. of K.V.V. geheeten) is ge
organiseerd, is wel de vrijwillige hulpdienst aan
vrouwen van gemobiliseerden. Alle werk, niet
slechts vrijwillig maar ook verstandig en beschei
den verricht in dienst van de gemeenschap, werpt
zeker zijn rijke vruchten af èn voor die gemeen
schap èn voor degene, die hulp verleent, maar
er is wel geen andere soort hulp te bedenken, die
zóózeer voor de vrouw geknipt is als deze!
Hulp aan vrouwen van gemobiliseerden. Is er
iets dringenders, iets waardevollers denkbaar?
Stel u voor een groot gezin, waarvan de man
werkloos is en dat 't zijn nette menschen, die
flink aanpakken! er nog juist door groote
krachtsinspanning van man en vrouw beiden in
slaagt, eenigszins behoorlijk voor den dag te ko
men! En nuis de man opeens weg en moeder
blijft alleen achter met haar zes of zevental! Is
dit geen harde slag? Of, nog een ander geval: er
is een winkel, die juist even rendeert. De man
werkt en zwoegt hier dag en nacht, de vrouw
zorgt voor de huishouding. En nude kostwin
ner weg, en de vrouw zit voor de onoverkomelijk
zware taak van huishouding èn winkel beide. Is
hier geen hulp dringend geboden?
't Is met deze gevallen en nog tientallen andere
voor oogen, dat ik rustig durf zeggen, dat de vrij
willige hulp aan vrouwen van gemobiliseerden
wel de allermooiste en nuttigste taak is, die een
vrouw in onze dagen kan opnemen.
De nuttigste ja, maar tevens de allermoei
lijkste taak. Iedere vrouw, die besluit zich aan dit
soort werk te geven, moet dunkt me heel goed
bedenken, dat het moeilijk werk is en blijft.
Eerst wanneer dit feit volledig onder de oogen is
gezien, kan men ertoe overgaan, zich voor dit bij
uitstek mooie en bij uitstek vrouwelijke werk aan
te 'melden!
Laat ik opdat u me misschien niét al te
„zwaar op de hand" vindt een weinig precisee
ren.
Een paar maanden, nadat deze hulpdienst In
één onzer groote steden was georganiseerd, had
ik een gesprek met de leidster van deze afdeeling.
Deze dame zelf zeer enthousiast over de
mooie taak, die de „vrijwillige hulp" te vervullen
heeft vertelde me veel, dat me hartelijk ver-
Niet altijd houdt het werk stand, als zijn
liefdekracht getoetst wordt aan de
nuchtere werkelijkheid.
Maar de „vrijwillige hulp" gaat verder.
heugde, maar daarnaast toch ook veel-, dat ver
wondering en teleurstelling wekte.
En tochde eindindruk was: wat moge: we
blij zijn dat we onzen vrijwilligen hulpdienst
hebben en dankbaar voor ieder van de gunstige
gevallen, waarin inderdaad contact werd verkre
gen en een gezin van een gemobiliseerde afdoen
de werd geholpen!
Deze gevallen zijn lichtende voorbeelden. Ze
leggen getuigenis af, van de vriendelijke welwil
lendheid van de helpster, maar ook, vooral niet
minder, van het aanpassingsvermogen van de
huisvrouw, die het met die „vreemde juffrouw",
die plotseling in haar huis binnenkwam, zoo goed
wist te vinden, dat de samenwerking een succes
werd.
Denkt u eens even in, wel^e vérstrekkende ge
volgen zulk een geslaagde samenwerking kan
hebben.
In de eerste plaats worden de gezinsmoeilijk
heden overwonnen en de kinderen, die anders zoo
licht de dupe worden van bizondere, moeilijke
omstandigheden, lijden niet meer schade dan on
vermijdelijk is.
In de tweede plaats heeft de huismoeder, die 't
zoo erg moeilijk had en daardoor misschien reeds
moedeloos was geworden, ontdekt „dat er tóch
nog wel goede menschen op de wereld zijn". Haar
vertrouwen in de hulpvaardigheid van anderen is
toegenomen. Een groote, geestelijke winst voor
haarzelf en voor haar omgeving! Van een vrouw,
die den moed verloren had, die er misschien reeds
een gewoonte van had gemaakt, te klagen of de
schuld van haar misère op anderen te werpen, is
een vrouw gegroeid, die weet wat dankbaarheid
is en die nu op haar beurt graag weer anderen
wil helpen waar dit op haar weg ligt.
En dan in de derde, maar niet de laatste plaats:
wat een prachtige leerschool voor de jonge vrouw
die helpt! Ze leert in de meeste gevallen een heel
ander milieu kennen dan het hare, ze ziet nu eens
met eigen oogen wat behelpen, soms wat regel
rechte armoe beteekent, ze zet door ondanks de
moeilijkheden, die natuurlijk op haar weg komen,
en dan mag ze beleven, dat door haar toedoen de
toestand beter wordt, dat een medemepsch weer
levensmoed krijgt endat ze zelf door deze er
varing sterker en rijper is geworden.
Deze laatste winst is niet de geringste!
Op het verleenen van hulp, niet van uit de
hoogte, maar eenvoudig, bescheiden, van vrouw
tot vrouw,, van mensch tot mensch, rust de aller
grootste zégen voor wie die hulp verleent. Zij
-werkt hierdoor regelrecht mee aan het verlichten
van den zwaren last van ellende, die over de we
reld hangt en waaronder millloenen gebukt gaan.
Maarnu komen enkele „maren". De eerste
,maar", die bij de organisatrices van den vrijwil
ligen hulpdienst teleurstelling heeft gewekt, is het
feit, dat zoo heel veel vrouwen, die zich opgaven,
den ernst van deze zaak niet voldoende hebben
begrepen.
Toen de oproep kwam, kwamen honderden aan
vragen èn honderden aanbiedingen binnen.
U weet, hoe 't gaat, nietwaar? De wouw is een
gevoelsmensch, een wezen dat aan velerlei stem
mingen onderhevig is. Deze „stemmingegn" ble
ken in 't begin aan beide kanten sterk te over-
heerschen. Aan den kant van dé aanvraagsters:
vrouwen van gemobiliseerden riepen, in de aller
eerste paniekstemming, toen ze eenzaam achter
gebleven den steun van den man misten, maar
dadelijk om hulp. Van al die aanvragen viel
later een groot percentage af, die na overleg met
familie enz., ook soms na een rustig gesprek met
de huisbezoeksters van het V. V. C. zelf raad
schaften.
Maar ook aan den anderen kant overheerschte
in 't begin het oppermachtig „gevoel" dat de
wouw zoo vaak parten speelt, 't Was een rage, om
niet te zeggen een relletje: iedereen wilde „zich
heelemaal geven". Honderden gaven zich bij het
V. V. C. op voor „sociaal werk", maar ze hadden
eigenlijk niet het flauwste besef, wat onder so
ciaal werk moet worden verstaan.
Dat was de groote categorie van vrouwen, die
,,'t nog weieens leuk vonden". Een paar uurtjes op
een bureau zitten, telefoon bedienen, wat bood
schapjes doen, een beetje gewichtig conferee-
renJa, maar toen kwam de grauwe of ten
minste de schijnbaar grauwe werkelijkheid,
't Bleek, dat „sociaal werk" was: aanpakken, dood
gewoon werk doen dat moest worden gedaan,
meeleven in een zéér zwaar dagelijkseh bestaan,
meel ij d e n misschien En toen hebben velen
zich maar weer teruggetrokken. Sommige dame
tjes, die zich héélemaal hadden willen geven von
den dat ze niet zoo'n lange studie achter den
rug hadden om tenslotte kopjes te wasschen. An
deren hadden kennelijk gedacht, dat een huis
vrouw mot vier of vijf kindieren, die van den steun
moet rondkomen, er een gezelschapsdame op na
kan houden.
Een ontstellend gebrek aan werkelijkheidszin
werd geconstateerd. Een ontstellend tekort aan
begrip van wat menschen, vlak naast ons, moeten
doormaken
Maar gelukkig.... er waren ook vrouwen, die
doorzetten, een tamelijk groot aantal altijd nog.
IDie gingen op pad om te helpen. En toen kwa
men ze al spoedig voor de tweede beproeving te
staan, n.l. den omgang met vrouwen, die 't zwaar
der hadden dan z ij zich ooit hadden kunnen in
denken. Toen waren er sommigen, die „dat pret
tige gevoel van weldadigheid", dat door de eerste
dagen heenhelpt, radicaal verloren. Die 't moei
lijk kregen, als er over en weer, door verkeerd be
grijpen of door het onvermijdelijke verschil tus
schen twee menschen, die opeens samen aan één
taak worden gezet, weieens bitse woorden vielen.
Een aanital van haar bezweek. Die konden niet
heenkomen over het idee van „ik doe toch alles
uit liefde en nu word ik zóó behandeld". Die spra
ken na een paar weken over „dat onmogelijke
mensch" en vertrokken. Maar er waren er ook,
die volhielden, die nog doorwerken in den vrij
willigen hulpdienst. Dit zijn de sterksten. De
meisjes en vrouwen, wier liefdekracht alle be
proevingen die de „grauwe werkelijkheid" haai;
oplegde, heeft doorstaan.
Zij dachten, als er eens een hard woord viel of
als alles véél moeilijker bleek dan ze gedacht had
den, maar eventjes aan al de worstelingen van
die moeder, die hieraan vooraf waren gegaan. Zij
raakten ook na een paar dagen dat „gevoel van
weldadigheid" kwijt, maar ervoor in de plaats
kwamen: eerbied voor die andere vrouw, die al
zooveel had doorgemaakt: schaamte, omdat zij 't
eigenlijk altijd nog zóó goed hadden gehad en.
dankbaarheid omdat ze een klein beetje moch*
ten meehelpen.
Zie, dat is de juiste opvatting, de juiste geestes
houding voor den vrijwilligen hulpdienst, die
thans onze krachten vraagt. Er is veel werk te
doen voor vrouwen. Administratief werk, voor
lichting, werk in eigen huis zooais breien voor
de militairen. Dit alles is nuttig, en het V.V.C. is
dankbaar voor alle vrouwen, die hieraan mee
doen. Maar 't nuttigste, het meest ingrijpende,
het moeilijkste maar ook het mooiste werk is zon
der eenigen twijfel de vrijwillige hulp.
Juist omdat dit werk échte offers vraagt.
We praten zoo heel graag en zoo heel gemakke
lijk over „offers" en we doen weieens net of de
vrouw in tegenstelling met den man dan nog
liefst! de groote offervaardige is.
Dat is niet waar, al is het verbazingwekkend
tot welke offers de meeste vrouwen in staat blij
ken, als maar eenmaal haar hart is geraakt.
Maar van nature is ieder mensch en dus ook de
vrouw tot het uiterste bedacht op het eigen ge
mak. de eigen eer, de eigen voldoening. Slechts
het gehoorzaam volgen van het allerbeste in ons
kan ons de kracht geven om geduldig en volhar
dend offers te brengen niet als „relletje", niefc
om eigen eer, maar uit diepe behoefte om ons
klein deeltje mee te dragen aan den bijna ver
pletterenden wereldlast. Als we 't zóó zien, dan
wordt die „grauwe werkelijkheid", de eenige wer
kelijkheid, die het leven waarlijk de moeite vanj
het leven waard maakt.
R. DE RUYTER—v. d. FEERj