BESTE VRIENDINNETJES EN
VRIENDJES.
Heden schrijf ik geen briefje vooraf.
Beste ANEMOON. Dat je heden wat laat met
je briefje was, kan ik plaatsen, 'k Hoop dat je moe
der spoedig weer geheel hersteld haar werk zal
kunnen hervatten, 'k Kom zelf expres heel niet
aan maar laat steeds informeeren. Bezoek brengt
altijd drukte mede. Voor je moeder is echter thans
rust het meest nodige. Van harte betei'schap met
haar. Dag Anemoon.
Lief BENJAMINNETJE. Wat prettig zeg dat
je nu een echt lief meisje bent. Zo maar blijven
hoor. Heb je mooi gekleurd? De tekening, die je
me de vorige week gegeven hebt, vond ik heel
mooi. Dag Benjamin.
Best BLONDJE. Je vraagt me wanneer ik
kom. Dat kan ik nu nog niet schrijven. In ieder
geval laat ik m'n komst vooraf weten. Momen
teel heb ik het verbazend druk, vooral met het
oog op de a.s. schoolvoedingsperiode. Dag Blondje.
Best GOUDMUILTJE. Wat onaardig dat- de
meeste kinderen op de school den nieuwen onder
wijzer steeds plagen. Zoiets is hoogst onaange
naam voor de betrokken leerkracht. Ik ver
trouw, dat je niet mede doet. Stel je eens in de
plaats van bedoelden onderwijzer en ga eens bij
je zelf na of het je aangenaam zal zijn, steeds
geplaagd te worden. Geef, door je gedrag een
goed voorbeeld, allicht heeft het een gunstige
invloed op de andere kinderen. Dag Goudmuiltje.
Lief DAUWDRUPPELTJE. Ja, het maken van
behoorlijke kralen is lastiger dan het lijkt. Men
heeft er enige oefening voor nodig. Volgende
week gaan we een ander werkje beginnen. Ver
geet vooral de cartonnen koker niet. Dag Dauw
druppeltje.
Best DIKKOP JE. Vind je het heus echt fijn
op de club? Meisje, dat vind ik prettig. De ket
ting, die je gemaakt hebt is mooi geworden. Heb
je hem al gedragen? Tot a.s. Woensdag. Dag Dik-
kopje.
Best TEKENAARSTERTJE. L.l. Woensdag
was het weer bijzonder zacht, ja zelfs zoel. Heb je
de kralen thuis nog verder afgemaakt? We laten
nu de kralen fabrikatie voorlopig wat rusten en
gaan a.s. Woensdag een ander werkje beginnen.
Vergeet vooral de cartonnen koker niet, zodat je
gelijk mede kunt werken. Dag Tekenaarstertje.
Lief BRUINOOGJE. Je hebt me deze week
een keurig versierde brief gezonden. Hoe kom je
aan de plakrondjes? Je rapportcijfers vind ik
vrij goed, alleen moet het cijfer 5 voor rekenen
enige punten omhoog. Wanneer is je zusje jarig?
Dag Bruinoogje.
Best BOTERBLOEMPJE. Verlang je steeds
naar Woensdagmiddag half twee? Dat is voor mij
een goed teken. Zie je wel dat ik gelijk heb. Je
broertje heeft spoedig z'n naam doen veranderen.
Eerst broertje één tand, thans broertje twee tand.
Over een poosje dan heet hijVul zelf maar
In. Dag Boterbloempje.
Lief RAMENLAPSTERTJE. Ja, meisje dat is
jammer. Je begrijpt toch zeker wel dat, wil men
rubriekertje en of clublid zijn, de ouders van het
betrokken kind geabonneerd moeten zijn op de
courant waarin de rubriek staat. In dit geval de
IJmuider Courant. Maar misschien dat de ouders
van je vriendin zich binnenkort nog abonneren.
Spreek er maar eens met haar over. Dag Ramen-
aiBestr ELFENKONINGINNETJE. Meisjelief, je
behoeft niet altijd een lange brief te schrijven.
Met een kort briefje ben ik ook tevreden. Hoofd
zaak is dat je geregeld, dat is iedere week schrijft.
Als je met je broertje moet rijden, waardoor je
minder tijd voor schrijven hebt, stuur je een kort
briefje in. Dag Elfenkoninginnetje.
Lief KRULLEKOPJE. Neen, het breiwerk
voor de militairen is nog niet geheel gereed.
Waarschijnlijk heb ik nog wol voor een paar sok
ken terwijl ik nog zeer veel wol voor polsmoffen
heb. Maar alles komt wel gereed, daar twijfel ik
niet aan. Wil je nog meer helpen? Dag Krulle-
kopje.
door W. B.—Z.
Vaarwel mooi strand en blonde duinen,
Vaarwel jij diepe blauwe zee
Ik moet op reis, ik ga vertrekken,
Hè kon dit alles met me mee!
Dag jongens, die daar samen spelen,
Voorzichtig, niet te dicht aan zee,
Geniet maar veel van al dit schone,
Hè kon dit alles met me meel
Dag vogels, vliegend door het luchtruim
Ook jullie moeten scheiden gaan,
Er zijn al vele weggevlogen,
Ook jullie moeten hier vandaan.
Maar daar die grauwe donkre wolken,
Die zullen meegaan op mijn pad.
En de herinnering, wat hier bleef,
Wordt nu een rijke, grote schat.
Vaarwel mooi strand en blonde duinen,
Vaarwel jij diepe blauwe zee
't Wordt tijd, ik moet nu heus vertrekken,
Maar neem herinnering met me mee.
Lief BERGKONINGINNETJE. Van het feest
1.1 Zondag heb ik gehoord. Je hebt je met de
andere feestgenoten best geamuseerd. Wat prettig
dat de dag nu juist op een Zondag viel. Zeg, ik
had best mede willen doen. Vooral met koek-
happen. Maar helaas ging alles m'n neus voorbij.
Dag Bergkoninginnetje.
Best KABOUTERTJE. Je hebt 1.1. Zondag
ook veel pret gehad, 'k Had die koekhapperij wel
eens willen zien, zeg. Het clubuurtje is je best be
vallen. Nu maar trouw schrijven, zodat je nog
vele uurtjes kunt mede maken. Dag Kaboutertje.
Lief GOUDHAARTJE. Dat je niet meer kunt
Is heel jammer voor R. Er is echter niets aan te
doen. Je zuster heeft hulp nodig en die gaat na
tuurlijk voor. Misschien heeft R.'s moeder weer
spoedig een ander meisje. We zullen er maar het
beste voor wensen. Dag Goudhaartje.
Best GOUDHAARTJE. Nog even geduld. Na
de Kerstvacantie gaat je wens in vervulling We
gaan dan handwerken. Je behoeft- de materialen
niet zelf te betalen, maar je krijgt ze. Als je graag
wilt leren haken, zal ik met je wens rekening
houden. Dag Goudhaartje.
Best ZANGERESJE. Natuurlijk mag je, als je
aan het werk verder kunt, je breiwerk mede ne
men. Je kunt echter geen twee dingen tegelijk n.l.
breien en iets anders maken. Je ziet dus maar.
Dag Zangeresje.
Lief BIJDEHANDJE. Wat fijn zeg. dat je
neefje uit Harlingen bij je logeert. Je hebt nu een
prettig speelkameraadje. A.s. Woensdag mag je
de breinaald thuis laten. We gaan dan iets an
ders maken. Vergeet vooral de cartonnen koker
niet. Dag Bijdehandje.
Best BOODSCHAPSTERTJE. Ben je nog niet
van schuilnaam veranderd? Je hebt, nu je een
logé hebt zeker geen tijd gehad, eens over een
andere schuilnaam te denken. Je moet aan je
moeder zeggen, dat ik het momenteel heel erg
druk heb. Zodra ik kan kom ik even aanwippen.
Wanneer? Dat weet ik zelf nog niet. Dag Bood-
schapstertje.
Beste MAJA. Of ik je nog ken? Ja hoor. 'k
Vind het prettig dat je nu ook rubriekertje en
clublid wordt. Je mag a.s. Woensdag reeds komen.
Je kunt dan tegelijk met de andere meisjes aan
een nieuw werkje beginnen. De club wordt ge
houden in de voorzaal van de Bethlehemkerk, des
Woensdagsmiddags van half twee tot kwart voor
drie. De Bethlehemkerk bevindt zich in de James
Wattstraat. Het briefje van je zusje laat ik hier
onder volgen. Dag Maja.
EEN BRIEFJE VAN EEN OUD-RUBRIEKER-
TJE. 't Is nu twee uur en het was tegen half
fewee toen U voorbij ons huis liep. Nu zult U zich
misschien afvragen wat dat er mee te maken
heeft maar dat zal ik U zeggen. Altijd als ik U
zie, krijg ik nog zo'n fijn idee van die pret
tige uurtjes die ik bij U heb doorgebracht. Vooral
nu ik ouder ben geworden, ga ik dat eigenlijk pas
recht waarderen. En weet U nog dat ik onder de
naam „Filmsterretje" schreef? En m'n vriendin
Jeanne B. onder de naam „Meidoorntje"? Af en
toe halen we dat nog wel eens op, omdat het nog
altijd voor ons een prettige herinnering blijft. En
daarom heb ik nu ook m'n zusje voorgesteld, ru
briekertje bij U te worden. Nu Juffrouw Vijlbrief
ontvang van mij de hartelijke groeten. Uw
Gretha V.
Beste GRETHA. Hartelijk dank ik je voor je
lieve brief. Hoewel ik in al m'n werk er steeds
naar streef, alles zo goed mogelijk te doen en
zorg dat, naast orde en tucht, de sfeer goed en
prettig is, geen moeite is me daartoe te veel, is
het voor mij aangenaam van een oud-rubrieker-
tje te vernemen dat zij het werk, juist nu ze
ouder is geworden, hoe langer hoe meer gaat
waarderen, 'k Hoop dat 't je gegeven zal worden,
vaak aan alles wat je aangenaam geweest is
terug te denken. Nogmaals m'n dank en de har
telijke groeten van je nog steeds toegenegene.
E. Vijlbrief.
CLUBWERK
Alle meisjes moeten a.s. Woensdagmiddag een
cartonnen koker uit een closetrol medebrengen.
Zij, die er geen heeft, kan niet mede werken.
INTERESSANTSTE VOGEL TER WERELD.
De Atlantisia of „nachtvogel" schettert
als een boze heks.
't Allermerkwaardigste onbewoonde eiland op
de hele wereld is wel Inaccessible dit Engelse
woord beteekent „ontoegankelijk"! gelegen
vlak bij Fristan da Cunha, dat ten Zuid-Westen
van Kaap de Goede Hoop ligt.
Op dit eiland leeft de grote Albatros en ook de
interessantste loopvogel ter wereld: de Atlantisia,
ook wel „nachtvogel" genoemd, die nergens an
ders ter wereld voorkomt. Doordat Inaccessible
eeuwenlang totaal afgezonderd heeft gelegen,
heeft het zijn eigen planten- en dierenwereld ge
heel behouden.
De „nachtvogel" is familie van de alk en heeft
een reusachtige snavel.
Veel groeten van
E. VIJLBRIEF.
DIE MOOIE HOED!
door W. B.Z.
De regen valt bij stromen neer,
't Is werkelijk verschrik'lijk weer.
De wind, die giert langs duin en zee
En neemt zo maar dit hoedje mee.
't Meneertje roept: „Och mensen kom,
Hoe krijg ik toch mijn hoed weerom?
Ik had het stevig opgezet
Het stond mij toch zo keurig net."
De deur van 't huis ging open toen,
Wat was er buiten toch te doen?
„Meneertje, neem nu maar geen bad.
Je hoedje is toch al drijfnat.
De wind drijft 't hoedje naar de kust,
Meneertje, wees nu maar gerust,
Al gaat het dan ook niet heel vlug,
Je hoedje krijg je vast terug."
Na vele vruchteloze pogingen om zo'n wonder
lijk dier in handen te krijgen, gelukte het on
langs den Noorsen natuurvorser Christophersen
er verscheidene te vangen. Hij ging in pikdonkere
nacht op expeditie uit en hoorde na een poosje
uit een diep hol in de grond een geluid, dat leek
op het boze gekijf van een hele troep heksen.
Dat moet wel een beetje griezelig zijn geweest,
maar Christophersen was niet bang. Hij luisterde
goed en 't leek hem net of de boze stemmen rie
pen: „klets, klets, klets maar toe! oef, oef, har
der, harder, nee, nee, klets .klets!" Deze „heksen"
met hun gekijf zijn niemand anders dan de be
roemde „nachtvogels". Ze houden zich bij voor
keur op in onderaardse holen en schetteren de
hele nacht door.
Christophersen slaagde er op de volgende ma
nier in, zo'n vogel te vangen: hij sloop langs een
beek en liet het licht van zijn lantaarn langs
beide overs dwalen. Opeens hoorde hij een zwak
„tik" uit een bepaalde richting, waar de licht
straal voorbij gegaan was. Hij stond stil en liet
nogmaals het licht rondcirkelen en kijk, weer
hoorde hij hetzelfde geluid. Heel voorzichtig
sloop hij nu vooruit en weldra hoorde hij weer
„tik", nu op slechts een halve meter afstand. Zo
nu en dan zag hij een blad of grashalm be
wegen
Zijn geduld werd tenslotte dan ook beloond,
doordat hij de vogel in 't vizier kreeg. Eerst zag
hij een paar vuurrode, dicht bij elkander staande
oogen. Dan kwam opeens een zo klein, sierlijk
vogeltje te voorschijn, dat Christophersen meen
de te dromen. Alle voorstellingen, die hij zich
van de wonderlijke „nachtvogel" had gemaakt,
waren fout geweest. Het beestje leek 't meest op
een kiwi, het had net zulke pluizige veren en
grote snavel.
Wonderlijk, te denken, dat van tevoren nog
nooit een mensenoog dit vogeltje van zo nabij
had aanschouwd. En reeds duizenden en nogeens
duizenden jaren geleden leefden hier zijn voor
ouders.
De Atlantisia kan niet vliegen. Zijn z'n voor
ouders van het vasteland overgetrokken naar dit
eiland en hebben ze later het vliegvermogen ver
loren, ofhebben deze vogels nooit kunnen
vliegen? Dit zijn nog onbeantwoorde vragen.
De Atlantisia ging even op een takje zitten om
z'n veren glad te strijken en van dit moment
maakte Christophersen gebruik, hem te vangen.
Later vingen hij en zijn kameraden er nog een
paar bij. Helaas konden ze de beestjes slechts
veertien dagen in leven houden, daarna stierven
ze. De nachtvogels leven n.l. uitsluitend van klei
ne torretjes, duizendpoten en andere diertjes en
verslinden daar zo'n massa van, dat het voor een
mens niet bij te houden is, hem te voeren. Een
der vogels werd zelfs naar het dichtsbij gelegen
eiland Fristan da Cunha overgebracht, doch
stierf reeds één dag nadien. Hij kon de reis niet
verdragen. Jammer genoeg, want anders zou 't
zeker niet lang geduurd hebben of we hadden een
.nachtvogel" in artis gehad.
De bewoners van Fristan da Cunha vertellen,
dat de Atlantisia in November begint te nestelen.
Het nest heeft de vorm van een tunnel en ligt
diep in de grond verborgen. Hier worden twee
eieren in gelegd, wit met bruine vlekjes. De jon
gen zijn in Februari volwassen en zijn dan glan
zend zwart en heel sierlijk in hun bewegingen.
Ze hebben bruine oogen, die pas later rood
worden.
Vijanden hebben de „nachtvogels" op Inacces
sible niet. Ze leven daar zoo vredig als in een
naradijs.
EEN „GOEDE KENNIS" UIT AMSTERDAM.
Een Amsterdams professor zat eens in het
Haagse bos op een bank, toen een voornaam ge
kleed heer op hem toekwam, zijn hoed afnam en
vrolijk verrast uitriep:
„Dag, professor! Hoe gaat het toch met U?"
De professor keek den heer verbaasd aan en
deze vroeg: „We kennen elkaar toch immers?"
„Nnet, dat ik weet" zei de professor.
„Neen?" herhaalde de vreemdeling verbaasd
„U kent me niet?"
U beiit toch professor aan de Amsterdamse
Universiteit?"
„Ja, inderdaad".
„En dan zoudt U mij niet kennen? Dat is gek.
Tien keer, neen wel twintig keer hebben we elkaar
bij alle mogelijke gelegenheden ontmoet, op ten
toonstellingen, bij feesten, bij lezingen. We heb
ben ook heel vaak samen een sigaret gerookt!"
,Ik rook niet!" weerde de professor ongeduldig
en niet zeer beleefd af.
„Hè, vreemd is dat tochU kent me niet èn.
U rookt niet, en ik zou er toch op gezworen heb
ben
De man schudde verbluft het hoofd, mompelde
een excuus en liep weg.
Maar na amper vijf minuten kwam hij terug.
„Neemt U me niet kwalijk, mijn heer de professor
ik k a n het toch niet uit m'n hoofd zetten, dat ik
U ken. U herinnert zich toch.
„Ik herinner me U werkelijk niet" zuchtte de
professor.
„En U rookt ook niet?"
„Werkelijk, ik rook niet."
Weer schudde de vreemdeling het hoofd en na
nogmaals duizend verontschuldigingen te heb
ben gestameld, ging hij inderdaad weg.
Toen de professor echter vij fminuten later zijn
gouden sigarettenétui voor de dag wilde halen,
was dit spoorloos verdwenen en in de plaats
daarvan vond hij een papiertje met de woorden:
,Wie niet rookt, heeft ook geen sigarettenétui
nodig".
GEZELLIG KONINKLIJK BEZOEK.
Koninf Christiaan X van Denemarken bezorH
eens een school, waar hij, geheel tegen zijn v
wachting in, met doodse stilte ontvangen
De kinderen stonden stijf rechtop in de bankt
en keken allemaal naar het bord, waar met em
letters geschreven stond: „Een donderend W
voor den Koning!"
Christiaan was verbluft toen hij dit zag
schreed op het bord toe, greep een krijtje -
schreef eronder; „Dank je wel! Christiaan"
Waarop hij onder doodse stilte het lokaal verlig
EVENTJES KIJKEN!
door W. B.Z,
DE OSSETONG.
Koning Hendrik VIII van Engeland was eens
op de jacht verdwaald en kwam tegen de middag
in het dorp Reading aan. Hongerig klopte hij aan
bij den dorpsrechter en vroeg om eten en drinken.
De rechter, die hem niet herkende on hem voor
een eenvoudigen jagersman hield, ontving hem
zeer gastvrij en zette hem zelfs een kruik bier
en een ossetong voor. De Koning at met grote
eetlust en de heer des huizes zei vriendelijk: „Ik
zou er graag honderd pond sterling voor over heb
ben als ik zo smakelijk van een ossetong kon eten
als u".
Na verloop van een week werd de rechter op
eens naar Londen ontboden en zonder eenige
vorm van proces in de gevangenis opgesloten. Een
week lang kreeg hij niets dan water en brood,
maar daarna opeens een gebraden ossetong en
een kruik bier.
Toen de gevangene hierover zijn verwondering
uitdrukte, gaf de gevangenbewaarder hem echter
geen antwoord en toen bleef hem niets anders
over dan de ossetong op te eten, die hem na de
gezonde kost van de laatste week voortreffelijk
smaakte. Opeens ging de deur open en de Koning
trad binnen. „Ik ben uw dokter" zei deze „ik heb
uw zwakke maag genezen. Betaal me nu maar
direct honderd pond".
De rechter betaalde en wilde naar huis gaan,
doch de Koning liet hem niet vertrekken vóór hij
een dag lang zijn gast was geweest en zijn in
komen verdubbeld was.
FABELS VAN DIEREN.
Soms zijn ze nog slimmer dan mensen!
Hond en kat.
Een hond stormde woedend op een kat af en
dacht hem juist te pakken, toen de kat nog pre
cies op 't nippertje in een boom kon vluchten.
„Jou lafaard!" gromde de hond. „Maar wat kan
men van zo'n gluiperd als jij bent ook anders
verwachten?"
„Lafaard?" antwoordde de kat. Inplaats van me
uit te schelden moest je me erg dankbaar zijn,
dat ik grootmoedig van een handgemeen heb af
gezien. Want nu ben je er tenminste voor be
waard gebleven je ogen te verliezen. Ze zijn wel
niet veel waard, maar helemaal blind zijn valt
toch ook niet mee!"
Zo vindt de valse, altijd wel een weg om zijn
ware aard te verbergen en een lafhartige houding,
als een edele daad voor te stellen.
De raven van Wodan.
Wodan, de oppergod der Germanen, had twee
raven, die ieder op een schouder van den mach
tige troonden. Ze heetten Hugin en Munin, zin
nebeelden van „gedachte" en „herinnering".
Eens hadden deze beiden een reis gemaakt over
Midgaard, de aarde en daarbij een hevige ruzie
gekregen.
Poes had kindertjes gekregen,
't Was zo'n allerleukst gezicht
Ze lagen heel dicht bij hun moeder
En hadden nog de oogjes dicht,
Eventjes mag je maar kijken
Aankomen dat mag je niet.
Poes wil niet van het mandje wijken
Als je naar haar kinderen ziet.
Ja, ze likt ze maar voortdurend,
Wat is onze poes toch net.
Soms dan veegt ze met haar pootje
Het kussen schoon van 't poesenbed.
Poes, ga nu maar rustig slapen,
Niemand doet je kindren kwaad,
Mag zus eventjes nog kijken,
Voordat zij naar bed toegaat?
Ze brachten hun geschilpunt voor Wodan.
Hugin begon: „Beslis, grote heer, wie van ons
beiden U meer waard is. Ben ik niet het zinne
beeld van Uw gedachten en is niet alles uit die
gedachte voortgekomen?"
„Zeker, zeker", viel Munin hem in de rede,
„maar ik ben de herinnering, zonder welke geen
enkele gedachte eenige waarde of duur zou heb
ben. „Vechten jullie niet", lachte Wodan. Wat is
de een waard zonder de ander? Verbeeldt je, dat
de gedachte en de herinnering elkander zouden
verscheuren, wat zou daaruit voortkomen?"
„Krankzinnigheid", riepen de raven.
„Ziezo, dat is tenminste een verstandig ant
woord, waaruit ik mijn trouwe dienaren herken",
zei Wodan.
E vorige week hebben we mijnheer Ful-
JM ton een nieuwe boot laten bouwen ifl
Amerika Welnu, de 14e October 1807 wed
met deze boot een goedgeslaagde proeftocht ge«
maakt Het was een 150 tons houten scheepje, voor«
zien van schepraderen, dat zich met een snelheid
van 7,5 k.m. per uur voortbewoog van New-Yor!{
naar Albany aan de Hudson. De toeschouwers wa«
ren opgetogen toen ze dit schip, geheel onafhanke-
lijk van wind en stroom zagen „wegrijden". Vas
nu af onderhield „de Clermont" een geregelds
stoomvaartdienst tussen de beide plaatsen. Het aan-
tal passagiers dat op deze manier de reis naar Al«
bany wilde maken, nam zo toe, dat na twee jaar ds
Clermont" reeds te klein bleek en vervangen m
worden door een grotere boot. Toen bleek dat er
met deze schepen geld te verdienen was, werdea
er ook in andere landen gebouwd, o.a. in Engeland,
Zo kwam in 1812 de „Cornet", die jarenlang d«
dienst heeft onder-houden tussen Glasgow en Gree-
nock in Schotland. Als merkwaardigheid van ds
,,Comet" geldt, dat men door middel van een hf
zeil ook nog gebruik kon maken van de wind en
dat de schoorsteen hierbij als mast dienst deed.
1815 komt nu het 1ste oorlogsschip, de Fulton, c
door stoom wordt voortgedreven. Nu eenmaal het
stoomschip zijn intrede op de zee gedaan had,
duurde het niet lang of er volgden er meer. De 10de
Mei 1816 komt het eerste stoomschip uit Engek
de „Defiance" te Rotter-dam binnen. De Rotter-
dammers uit die dagen zijn hierover zo in hun schik,
dat ze den kapitein, William Wager, het eere-bur«
gerschap hunner stad verlenen.
In 1819 vaart het stoomschip de „Savannah" ifl
26 dagen, van Boston naar Liverpool en de „Royal
William" legt in 1833 in 22 dagen de weg van Hali
fax naar Dublin af.Ais men eenmaal gezien heeft, dat
Oceaan over te steken, worden er al gau^
Maatschappijen opgericht om schepen uit
te rusten voor de Oceaanvaart. Door der
gelijke Maatschappijen worden in 1838 uitg<*
rust de „Sirius", die op 4 April van uit Cork en d
„Great Eastern", die op 8 April van uit Liverpool
naar Boston vertrekt. Op 26 April lopen beide sche
pen enkele uren achterelkaar de haven van Boston
binnen. Maar vóór deze Engelse schepen de Atlanti-
;che Oceaan overstaken, onderhield reeds een Ne
derlands stoomschip de „Curacao", een geregelde
stoomdienst van Rotterdam op West-Indië. VaU
1827 tot 1830 werd deze dienst onderhouden, toert
nam de regering de Curacao in beslag om tijdens
de Belgische opstand onze rivieren te bewaken. De
Curacao was een marinevaartuig en vertrok 26
April 1827 uit Hellevoetsluis en kwam 24 Mei te
Paramaribo aan, waarna het 6 Juli weer van hier
vertrok en 4 Augustus te Hellevoetsluis binnenviel.
Het was maar een klein vaartuig, 't was maar 438
ton groot. Ook de Sirius was niet groot, deze mat
703 ton en bood ruimte aan 100 passagiers. Deze
schepen verzinken in 't niet als we ze b.v. verge
lijken met de „Statendam", die 36.287.27 ton groot
is en ruimte biedt aan 1232 passagiers en 650 man
personeel. Onze scheepsbouwers begonnen dan ook
al gauw aan de bouw van stoomschepen. Ik kes
tenminste dat in October 1838 op Feijenoord al eert
ijzeren sleepboot gebouwd is men praatte toen
van een ijzeren stoomsleper die schepen, geladen
mèt goederen voor Duitschland, De Rijn opsleept
naar Keulen.
JV. B.-Z,