BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. Heden schrijf ik geen briefje vooraf. Beste ANEMOON. Dat je heden wat laat met je briefje was, kan ik plaatsen, 'k Hoop dat je moe der spoedig weer geheel hersteld haar werk zal kunnen hervatten, 'k Kom zelf expres heel niet aan maar laat steeds informeeren. Bezoek brengt altijd drukte mede. Voor je moeder is echter thans rust het meest nodige. Van harte betei'schap met haar. Dag Anemoon. Lief BENJAMINNETJE. Wat prettig zeg dat je nu een echt lief meisje bent. Zo maar blijven hoor. Heb je mooi gekleurd? De tekening, die je me de vorige week gegeven hebt, vond ik heel mooi. Dag Benjamin. Best BLONDJE. Je vraagt me wanneer ik kom. Dat kan ik nu nog niet schrijven. In ieder geval laat ik m'n komst vooraf weten. Momen teel heb ik het verbazend druk, vooral met het oog op de a.s. schoolvoedingsperiode. Dag Blondje. Best GOUDMUILTJE. Wat onaardig dat- de meeste kinderen op de school den nieuwen onder wijzer steeds plagen. Zoiets is hoogst onaange naam voor de betrokken leerkracht. Ik ver trouw, dat je niet mede doet. Stel je eens in de plaats van bedoelden onderwijzer en ga eens bij je zelf na of het je aangenaam zal zijn, steeds geplaagd te worden. Geef, door je gedrag een goed voorbeeld, allicht heeft het een gunstige invloed op de andere kinderen. Dag Goudmuiltje. Lief DAUWDRUPPELTJE. Ja, het maken van behoorlijke kralen is lastiger dan het lijkt. Men heeft er enige oefening voor nodig. Volgende week gaan we een ander werkje beginnen. Ver geet vooral de cartonnen koker niet. Dag Dauw druppeltje. Best DIKKOP JE. Vind je het heus echt fijn op de club? Meisje, dat vind ik prettig. De ket ting, die je gemaakt hebt is mooi geworden. Heb je hem al gedragen? Tot a.s. Woensdag. Dag Dik- kopje. Best TEKENAARSTERTJE. L.l. Woensdag was het weer bijzonder zacht, ja zelfs zoel. Heb je de kralen thuis nog verder afgemaakt? We laten nu de kralen fabrikatie voorlopig wat rusten en gaan a.s. Woensdag een ander werkje beginnen. Vergeet vooral de cartonnen koker niet, zodat je gelijk mede kunt werken. Dag Tekenaarstertje. Lief BRUINOOGJE. Je hebt me deze week een keurig versierde brief gezonden. Hoe kom je aan de plakrondjes? Je rapportcijfers vind ik vrij goed, alleen moet het cijfer 5 voor rekenen enige punten omhoog. Wanneer is je zusje jarig? Dag Bruinoogje. Best BOTERBLOEMPJE. Verlang je steeds naar Woensdagmiddag half twee? Dat is voor mij een goed teken. Zie je wel dat ik gelijk heb. Je broertje heeft spoedig z'n naam doen veranderen. Eerst broertje één tand, thans broertje twee tand. Over een poosje dan heet hijVul zelf maar In. Dag Boterbloempje. Lief RAMENLAPSTERTJE. Ja, meisje dat is jammer. Je begrijpt toch zeker wel dat, wil men rubriekertje en of clublid zijn, de ouders van het betrokken kind geabonneerd moeten zijn op de courant waarin de rubriek staat. In dit geval de IJmuider Courant. Maar misschien dat de ouders van je vriendin zich binnenkort nog abonneren. Spreek er maar eens met haar over. Dag Ramen- aiBestr ELFENKONINGINNETJE. Meisjelief, je behoeft niet altijd een lange brief te schrijven. Met een kort briefje ben ik ook tevreden. Hoofd zaak is dat je geregeld, dat is iedere week schrijft. Als je met je broertje moet rijden, waardoor je minder tijd voor schrijven hebt, stuur je een kort briefje in. Dag Elfenkoninginnetje. Lief KRULLEKOPJE. Neen, het breiwerk voor de militairen is nog niet geheel gereed. Waarschijnlijk heb ik nog wol voor een paar sok ken terwijl ik nog zeer veel wol voor polsmoffen heb. Maar alles komt wel gereed, daar twijfel ik niet aan. Wil je nog meer helpen? Dag Krulle- kopje. door W. B.—Z. Vaarwel mooi strand en blonde duinen, Vaarwel jij diepe blauwe zee Ik moet op reis, ik ga vertrekken, Hè kon dit alles met me mee! Dag jongens, die daar samen spelen, Voorzichtig, niet te dicht aan zee, Geniet maar veel van al dit schone, Hè kon dit alles met me meel Dag vogels, vliegend door het luchtruim Ook jullie moeten scheiden gaan, Er zijn al vele weggevlogen, Ook jullie moeten hier vandaan. Maar daar die grauwe donkre wolken, Die zullen meegaan op mijn pad. En de herinnering, wat hier bleef, Wordt nu een rijke, grote schat. Vaarwel mooi strand en blonde duinen, Vaarwel jij diepe blauwe zee 't Wordt tijd, ik moet nu heus vertrekken, Maar neem herinnering met me mee. Lief BERGKONINGINNETJE. Van het feest 1.1 Zondag heb ik gehoord. Je hebt je met de andere feestgenoten best geamuseerd. Wat prettig dat de dag nu juist op een Zondag viel. Zeg, ik had best mede willen doen. Vooral met koek- happen. Maar helaas ging alles m'n neus voorbij. Dag Bergkoninginnetje. Best KABOUTERTJE. Je hebt 1.1. Zondag ook veel pret gehad, 'k Had die koekhapperij wel eens willen zien, zeg. Het clubuurtje is je best be vallen. Nu maar trouw schrijven, zodat je nog vele uurtjes kunt mede maken. Dag Kaboutertje. Lief GOUDHAARTJE. Dat je niet meer kunt Is heel jammer voor R. Er is echter niets aan te doen. Je zuster heeft hulp nodig en die gaat na tuurlijk voor. Misschien heeft R.'s moeder weer spoedig een ander meisje. We zullen er maar het beste voor wensen. Dag Goudhaartje. Best GOUDHAARTJE. Nog even geduld. Na de Kerstvacantie gaat je wens in vervulling We gaan dan handwerken. Je behoeft- de materialen niet zelf te betalen, maar je krijgt ze. Als je graag wilt leren haken, zal ik met je wens rekening houden. Dag Goudhaartje. Best ZANGERESJE. Natuurlijk mag je, als je aan het werk verder kunt, je breiwerk mede ne men. Je kunt echter geen twee dingen tegelijk n.l. breien en iets anders maken. Je ziet dus maar. Dag Zangeresje. Lief BIJDEHANDJE. Wat fijn zeg. dat je neefje uit Harlingen bij je logeert. Je hebt nu een prettig speelkameraadje. A.s. Woensdag mag je de breinaald thuis laten. We gaan dan iets an ders maken. Vergeet vooral de cartonnen koker niet. Dag Bijdehandje. Best BOODSCHAPSTERTJE. Ben je nog niet van schuilnaam veranderd? Je hebt, nu je een logé hebt zeker geen tijd gehad, eens over een andere schuilnaam te denken. Je moet aan je moeder zeggen, dat ik het momenteel heel erg druk heb. Zodra ik kan kom ik even aanwippen. Wanneer? Dat weet ik zelf nog niet. Dag Bood- schapstertje. Beste MAJA. Of ik je nog ken? Ja hoor. 'k Vind het prettig dat je nu ook rubriekertje en clublid wordt. Je mag a.s. Woensdag reeds komen. Je kunt dan tegelijk met de andere meisjes aan een nieuw werkje beginnen. De club wordt ge houden in de voorzaal van de Bethlehemkerk, des Woensdagsmiddags van half twee tot kwart voor drie. De Bethlehemkerk bevindt zich in de James Wattstraat. Het briefje van je zusje laat ik hier onder volgen. Dag Maja. EEN BRIEFJE VAN EEN OUD-RUBRIEKER- TJE. 't Is nu twee uur en het was tegen half fewee toen U voorbij ons huis liep. Nu zult U zich misschien afvragen wat dat er mee te maken heeft maar dat zal ik U zeggen. Altijd als ik U zie, krijg ik nog zo'n fijn idee van die pret tige uurtjes die ik bij U heb doorgebracht. Vooral nu ik ouder ben geworden, ga ik dat eigenlijk pas recht waarderen. En weet U nog dat ik onder de naam „Filmsterretje" schreef? En m'n vriendin Jeanne B. onder de naam „Meidoorntje"? Af en toe halen we dat nog wel eens op, omdat het nog altijd voor ons een prettige herinnering blijft. En daarom heb ik nu ook m'n zusje voorgesteld, ru briekertje bij U te worden. Nu Juffrouw Vijlbrief ontvang van mij de hartelijke groeten. Uw Gretha V. Beste GRETHA. Hartelijk dank ik je voor je lieve brief. Hoewel ik in al m'n werk er steeds naar streef, alles zo goed mogelijk te doen en zorg dat, naast orde en tucht, de sfeer goed en prettig is, geen moeite is me daartoe te veel, is het voor mij aangenaam van een oud-rubrieker- tje te vernemen dat zij het werk, juist nu ze ouder is geworden, hoe langer hoe meer gaat waarderen, 'k Hoop dat 't je gegeven zal worden, vaak aan alles wat je aangenaam geweest is terug te denken. Nogmaals m'n dank en de har telijke groeten van je nog steeds toegenegene. E. Vijlbrief. CLUBWERK Alle meisjes moeten a.s. Woensdagmiddag een cartonnen koker uit een closetrol medebrengen. Zij, die er geen heeft, kan niet mede werken. INTERESSANTSTE VOGEL TER WERELD. De Atlantisia of „nachtvogel" schettert als een boze heks. 't Allermerkwaardigste onbewoonde eiland op de hele wereld is wel Inaccessible dit Engelse woord beteekent „ontoegankelijk"! gelegen vlak bij Fristan da Cunha, dat ten Zuid-Westen van Kaap de Goede Hoop ligt. Op dit eiland leeft de grote Albatros en ook de interessantste loopvogel ter wereld: de Atlantisia, ook wel „nachtvogel" genoemd, die nergens an ders ter wereld voorkomt. Doordat Inaccessible eeuwenlang totaal afgezonderd heeft gelegen, heeft het zijn eigen planten- en dierenwereld ge heel behouden. De „nachtvogel" is familie van de alk en heeft een reusachtige snavel. Veel groeten van E. VIJLBRIEF. DIE MOOIE HOED! door W. B.Z. De regen valt bij stromen neer, 't Is werkelijk verschrik'lijk weer. De wind, die giert langs duin en zee En neemt zo maar dit hoedje mee. 't Meneertje roept: „Och mensen kom, Hoe krijg ik toch mijn hoed weerom? Ik had het stevig opgezet Het stond mij toch zo keurig net." De deur van 't huis ging open toen, Wat was er buiten toch te doen? „Meneertje, neem nu maar geen bad. Je hoedje is toch al drijfnat. De wind drijft 't hoedje naar de kust, Meneertje, wees nu maar gerust, Al gaat het dan ook niet heel vlug, Je hoedje krijg je vast terug." Na vele vruchteloze pogingen om zo'n wonder lijk dier in handen te krijgen, gelukte het on langs den Noorsen natuurvorser Christophersen er verscheidene te vangen. Hij ging in pikdonkere nacht op expeditie uit en hoorde na een poosje uit een diep hol in de grond een geluid, dat leek op het boze gekijf van een hele troep heksen. Dat moet wel een beetje griezelig zijn geweest, maar Christophersen was niet bang. Hij luisterde goed en 't leek hem net of de boze stemmen rie pen: „klets, klets, klets maar toe! oef, oef, har der, harder, nee, nee, klets .klets!" Deze „heksen" met hun gekijf zijn niemand anders dan de be roemde „nachtvogels". Ze houden zich bij voor keur op in onderaardse holen en schetteren de hele nacht door. Christophersen slaagde er op de volgende ma nier in, zo'n vogel te vangen: hij sloop langs een beek en liet het licht van zijn lantaarn langs beide overs dwalen. Opeens hoorde hij een zwak „tik" uit een bepaalde richting, waar de licht straal voorbij gegaan was. Hij stond stil en liet nogmaals het licht rondcirkelen en kijk, weer hoorde hij hetzelfde geluid. Heel voorzichtig sloop hij nu vooruit en weldra hoorde hij weer „tik", nu op slechts een halve meter afstand. Zo nu en dan zag hij een blad of grashalm be wegen Zijn geduld werd tenslotte dan ook beloond, doordat hij de vogel in 't vizier kreeg. Eerst zag hij een paar vuurrode, dicht bij elkander staande oogen. Dan kwam opeens een zo klein, sierlijk vogeltje te voorschijn, dat Christophersen meen de te dromen. Alle voorstellingen, die hij zich van de wonderlijke „nachtvogel" had gemaakt, waren fout geweest. Het beestje leek 't meest op een kiwi, het had net zulke pluizige veren en grote snavel. Wonderlijk, te denken, dat van tevoren nog nooit een mensenoog dit vogeltje van zo nabij had aanschouwd. En reeds duizenden en nogeens duizenden jaren geleden leefden hier zijn voor ouders. De Atlantisia kan niet vliegen. Zijn z'n voor ouders van het vasteland overgetrokken naar dit eiland en hebben ze later het vliegvermogen ver loren, ofhebben deze vogels nooit kunnen vliegen? Dit zijn nog onbeantwoorde vragen. De Atlantisia ging even op een takje zitten om z'n veren glad te strijken en van dit moment maakte Christophersen gebruik, hem te vangen. Later vingen hij en zijn kameraden er nog een paar bij. Helaas konden ze de beestjes slechts veertien dagen in leven houden, daarna stierven ze. De nachtvogels leven n.l. uitsluitend van klei ne torretjes, duizendpoten en andere diertjes en verslinden daar zo'n massa van, dat het voor een mens niet bij te houden is, hem te voeren. Een der vogels werd zelfs naar het dichtsbij gelegen eiland Fristan da Cunha overgebracht, doch stierf reeds één dag nadien. Hij kon de reis niet verdragen. Jammer genoeg, want anders zou 't zeker niet lang geduurd hebben of we hadden een .nachtvogel" in artis gehad. De bewoners van Fristan da Cunha vertellen, dat de Atlantisia in November begint te nestelen. Het nest heeft de vorm van een tunnel en ligt diep in de grond verborgen. Hier worden twee eieren in gelegd, wit met bruine vlekjes. De jon gen zijn in Februari volwassen en zijn dan glan zend zwart en heel sierlijk in hun bewegingen. Ze hebben bruine oogen, die pas later rood worden. Vijanden hebben de „nachtvogels" op Inacces sible niet. Ze leven daar zoo vredig als in een naradijs. EEN „GOEDE KENNIS" UIT AMSTERDAM. Een Amsterdams professor zat eens in het Haagse bos op een bank, toen een voornaam ge kleed heer op hem toekwam, zijn hoed afnam en vrolijk verrast uitriep: „Dag, professor! Hoe gaat het toch met U?" De professor keek den heer verbaasd aan en deze vroeg: „We kennen elkaar toch immers?" „Nnet, dat ik weet" zei de professor. „Neen?" herhaalde de vreemdeling verbaasd „U kent me niet?" U beiit toch professor aan de Amsterdamse Universiteit?" „Ja, inderdaad". „En dan zoudt U mij niet kennen? Dat is gek. Tien keer, neen wel twintig keer hebben we elkaar bij alle mogelijke gelegenheden ontmoet, op ten toonstellingen, bij feesten, bij lezingen. We heb ben ook heel vaak samen een sigaret gerookt!" ,Ik rook niet!" weerde de professor ongeduldig en niet zeer beleefd af. „Hè, vreemd is dat tochU kent me niet èn. U rookt niet, en ik zou er toch op gezworen heb ben De man schudde verbluft het hoofd, mompelde een excuus en liep weg. Maar na amper vijf minuten kwam hij terug. „Neemt U me niet kwalijk, mijn heer de professor ik k a n het toch niet uit m'n hoofd zetten, dat ik U ken. U herinnert zich toch. „Ik herinner me U werkelijk niet" zuchtte de professor. „En U rookt ook niet?" „Werkelijk, ik rook niet." Weer schudde de vreemdeling het hoofd en na nogmaals duizend verontschuldigingen te heb ben gestameld, ging hij inderdaad weg. Toen de professor echter vij fminuten later zijn gouden sigarettenétui voor de dag wilde halen, was dit spoorloos verdwenen en in de plaats daarvan vond hij een papiertje met de woorden: ,Wie niet rookt, heeft ook geen sigarettenétui nodig". GEZELLIG KONINKLIJK BEZOEK. Koninf Christiaan X van Denemarken bezorH eens een school, waar hij, geheel tegen zijn v wachting in, met doodse stilte ontvangen De kinderen stonden stijf rechtop in de bankt en keken allemaal naar het bord, waar met em letters geschreven stond: „Een donderend W voor den Koning!" Christiaan was verbluft toen hij dit zag schreed op het bord toe, greep een krijtje - schreef eronder; „Dank je wel! Christiaan" Waarop hij onder doodse stilte het lokaal verlig EVENTJES KIJKEN! door W. B.Z, DE OSSETONG. Koning Hendrik VIII van Engeland was eens op de jacht verdwaald en kwam tegen de middag in het dorp Reading aan. Hongerig klopte hij aan bij den dorpsrechter en vroeg om eten en drinken. De rechter, die hem niet herkende on hem voor een eenvoudigen jagersman hield, ontving hem zeer gastvrij en zette hem zelfs een kruik bier en een ossetong voor. De Koning at met grote eetlust en de heer des huizes zei vriendelijk: „Ik zou er graag honderd pond sterling voor over heb ben als ik zo smakelijk van een ossetong kon eten als u". Na verloop van een week werd de rechter op eens naar Londen ontboden en zonder eenige vorm van proces in de gevangenis opgesloten. Een week lang kreeg hij niets dan water en brood, maar daarna opeens een gebraden ossetong en een kruik bier. Toen de gevangene hierover zijn verwondering uitdrukte, gaf de gevangenbewaarder hem echter geen antwoord en toen bleef hem niets anders over dan de ossetong op te eten, die hem na de gezonde kost van de laatste week voortreffelijk smaakte. Opeens ging de deur open en de Koning trad binnen. „Ik ben uw dokter" zei deze „ik heb uw zwakke maag genezen. Betaal me nu maar direct honderd pond". De rechter betaalde en wilde naar huis gaan, doch de Koning liet hem niet vertrekken vóór hij een dag lang zijn gast was geweest en zijn in komen verdubbeld was. FABELS VAN DIEREN. Soms zijn ze nog slimmer dan mensen! Hond en kat. Een hond stormde woedend op een kat af en dacht hem juist te pakken, toen de kat nog pre cies op 't nippertje in een boom kon vluchten. „Jou lafaard!" gromde de hond. „Maar wat kan men van zo'n gluiperd als jij bent ook anders verwachten?" „Lafaard?" antwoordde de kat. Inplaats van me uit te schelden moest je me erg dankbaar zijn, dat ik grootmoedig van een handgemeen heb af gezien. Want nu ben je er tenminste voor be waard gebleven je ogen te verliezen. Ze zijn wel niet veel waard, maar helemaal blind zijn valt toch ook niet mee!" Zo vindt de valse, altijd wel een weg om zijn ware aard te verbergen en een lafhartige houding, als een edele daad voor te stellen. De raven van Wodan. Wodan, de oppergod der Germanen, had twee raven, die ieder op een schouder van den mach tige troonden. Ze heetten Hugin en Munin, zin nebeelden van „gedachte" en „herinnering". Eens hadden deze beiden een reis gemaakt over Midgaard, de aarde en daarbij een hevige ruzie gekregen. Poes had kindertjes gekregen, 't Was zo'n allerleukst gezicht Ze lagen heel dicht bij hun moeder En hadden nog de oogjes dicht, Eventjes mag je maar kijken Aankomen dat mag je niet. Poes wil niet van het mandje wijken Als je naar haar kinderen ziet. Ja, ze likt ze maar voortdurend, Wat is onze poes toch net. Soms dan veegt ze met haar pootje Het kussen schoon van 't poesenbed. Poes, ga nu maar rustig slapen, Niemand doet je kindren kwaad, Mag zus eventjes nog kijken, Voordat zij naar bed toegaat? Ze brachten hun geschilpunt voor Wodan. Hugin begon: „Beslis, grote heer, wie van ons beiden U meer waard is. Ben ik niet het zinne beeld van Uw gedachten en is niet alles uit die gedachte voortgekomen?" „Zeker, zeker", viel Munin hem in de rede, „maar ik ben de herinnering, zonder welke geen enkele gedachte eenige waarde of duur zou heb ben. „Vechten jullie niet", lachte Wodan. Wat is de een waard zonder de ander? Verbeeldt je, dat de gedachte en de herinnering elkander zouden verscheuren, wat zou daaruit voortkomen?" „Krankzinnigheid", riepen de raven. „Ziezo, dat is tenminste een verstandig ant woord, waaruit ik mijn trouwe dienaren herken", zei Wodan. E vorige week hebben we mijnheer Ful- JM ton een nieuwe boot laten bouwen ifl Amerika Welnu, de 14e October 1807 wed met deze boot een goedgeslaagde proeftocht ge« maakt Het was een 150 tons houten scheepje, voor« zien van schepraderen, dat zich met een snelheid van 7,5 k.m. per uur voortbewoog van New-Yor!{ naar Albany aan de Hudson. De toeschouwers wa« ren opgetogen toen ze dit schip, geheel onafhanke- lijk van wind en stroom zagen „wegrijden". Vas nu af onderhield „de Clermont" een geregelds stoomvaartdienst tussen de beide plaatsen. Het aan- tal passagiers dat op deze manier de reis naar Al« bany wilde maken, nam zo toe, dat na twee jaar ds Clermont" reeds te klein bleek en vervangen m worden door een grotere boot. Toen bleek dat er met deze schepen geld te verdienen was, werdea er ook in andere landen gebouwd, o.a. in Engeland, Zo kwam in 1812 de „Cornet", die jarenlang d« dienst heeft onder-houden tussen Glasgow en Gree- nock in Schotland. Als merkwaardigheid van ds ,,Comet" geldt, dat men door middel van een hf zeil ook nog gebruik kon maken van de wind en dat de schoorsteen hierbij als mast dienst deed. 1815 komt nu het 1ste oorlogsschip, de Fulton, c door stoom wordt voortgedreven. Nu eenmaal het stoomschip zijn intrede op de zee gedaan had, duurde het niet lang of er volgden er meer. De 10de Mei 1816 komt het eerste stoomschip uit Engek de „Defiance" te Rotter-dam binnen. De Rotter- dammers uit die dagen zijn hierover zo in hun schik, dat ze den kapitein, William Wager, het eere-bur« gerschap hunner stad verlenen. In 1819 vaart het stoomschip de „Savannah" ifl 26 dagen, van Boston naar Liverpool en de „Royal William" legt in 1833 in 22 dagen de weg van Hali fax naar Dublin af.Ais men eenmaal gezien heeft, dat Oceaan over te steken, worden er al gau^ Maatschappijen opgericht om schepen uit te rusten voor de Oceaanvaart. Door der gelijke Maatschappijen worden in 1838 uitg<* rust de „Sirius", die op 4 April van uit Cork en d „Great Eastern", die op 8 April van uit Liverpool naar Boston vertrekt. Op 26 April lopen beide sche pen enkele uren achterelkaar de haven van Boston binnen. Maar vóór deze Engelse schepen de Atlanti- ;che Oceaan overstaken, onderhield reeds een Ne derlands stoomschip de „Curacao", een geregelde stoomdienst van Rotterdam op West-Indië. VaU 1827 tot 1830 werd deze dienst onderhouden, toert nam de regering de Curacao in beslag om tijdens de Belgische opstand onze rivieren te bewaken. De Curacao was een marinevaartuig en vertrok 26 April 1827 uit Hellevoetsluis en kwam 24 Mei te Paramaribo aan, waarna het 6 Juli weer van hier vertrok en 4 Augustus te Hellevoetsluis binnenviel. Het was maar een klein vaartuig, 't was maar 438 ton groot. Ook de Sirius was niet groot, deze mat 703 ton en bood ruimte aan 100 passagiers. Deze schepen verzinken in 't niet als we ze b.v. verge lijken met de „Statendam", die 36.287.27 ton groot is en ruimte biedt aan 1232 passagiers en 650 man personeel. Onze scheepsbouwers begonnen dan ook al gauw aan de bouw van stoomschepen. Ik kes tenminste dat in October 1838 op Feijenoord al eert ijzeren sleepboot gebouwd is men praatte toen van een ijzeren stoomsleper die schepen, geladen mèt goederen voor Duitschland, De Rijn opsleept naar Keulen. JV. B.-Z,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 10