OM DEN ONAFHANKELIJKHEIDSBEKER. IP Hatson brengt den steen aan Tt rollen H. Wandt De eerste KLM -kindervlucht naar Ned. Indië is uitstekend geslaagd. De jeugdige luchtreizigers stappen uit het vliegtuig na aankomst op Tjililitan De herstellingswerkzaamheden na de gevechten in Posen. Duitsche pioniers aan den arbeid bij den brugbouw over de Warthe, waar tijdens de krijgsverrichtingen de rivierovergang werd 0p. geblazen In het Rijksmuseum te Amsterdam ti men druk bezig met het inrichten der tentoonstelling van werken van duizend Nederlandsche beeldende kunstenaars, welke expositie op initiatief van dr. Schmidt Degener gehouden zal word» Gep. luit. generaal der artillerie G J» M. Collette, die thans nog een werk zaam aandeel heeft in allerlei maat schappelijk werk, is tachtig jaar ge worden voorzitterschap van Oud-minister Deckers had Zaterdag te Den Haag de oprichtingsvergadering plaats van een centraal comité, dat zich ten doel stelt de belangen te behartigen, die onze West-Indische gebiedsdeelen onderling en met het moederland verbinden. Links naast mr. dr. L. N. Deckers de minister van koloniën, Ch. J. I. M. Weiter Z. M. Koning Leo pold van België brengt een saluut bij het graf van den Onbekenden Soldaat te Brussel tijdens de herden king van den Wapenstilstands dag. Links: prins Karei, rechts: kroonprins Boude- wiin Spanning voor het doel tijdens den voetbalwedstrijd Rotterdamsch elftal Bonds- elftal, om den gouden onhafhankelijkheidsbeker. Het team uit de Maasstad won deze ontmoeting met 6-4 In de gem. zeevaartschool te Rotterdam is Zaterdag namens de leerlingen en oudleerlingen in tegenwoordigheid van burgemeester mr. P. Oud en den Belgischen consul een plaquette onthuld ter herinnering aan het feit, dat Belgi sche koopvaardijolficieren 25 jaar geleden aan deze school hun opleiding ont vingen door 22 Zooals een spreeuw naar een regenworm had Green naar den lezenden directeur gekeken. Ver legen begon de man te kuchen. Hmhmdat is natuurlijk iets anders, rechercheur. Ik zal U natuurlijk onmiddellijk bij gevangene 542 laten brengen. En datdat met die brief, ik begrijp er niets van. U moet we ten ik ben verschrikkelijk overwerkt, recher cheur". Welwillend klopte hij Green op den schouder. „Dat blijft natuurlijk onder ons, nietwaar? En als u de gevangene gesproken hebt, komt u dan nog een oogenblik bij mg, rechercheur". Een bewaker bracht Green door een aantal half donkere gangen, opende en sloot verschillende getraliede deuren cn bleef éindelijk staan voor een zware eiken deur, waarop het nummer 542 stond. „U hoeft alleen maar te kloppen, wanneer u er uit wilt, ik wacht hier op u", zei de man vrien delijk, nadat hij twee sloten, een boven en een be neden had opengemaakt. Green trad binnen, de deur werd achter hem gesloten en hij was alleen met nummer 542, die in het dagelijksch leven Jonas Silverstone heette. De oude man was, toen hij de deur hoorde open maken; van zijn houten stoel op gestaan en was volgens de voorschriften, tegen den muur gaan staan, zijn oogen nieuwsgierig en wantrouwend op den ingang gericht houdend. MKen je my, Silverstone?" vroeg Green zacht. „Neen, meneer", antwoordde de man verwonderd en hij sprak de waarheid. „Ik ben degene aan wien je dit gratis-logies in dit gastvrije huis te danken hebt". „Zoo?" antwoordde de gevangene zonder inte resse. „Ik heet Green". „Wat, bent U rechercheur Green?" „Ja. Tot mijn spijt ben ik geen Bankier gewor den, maar daarom zullen we elkaar maar niet kwaad aankijken". „En wat verschaft mij de eer van uw bezoek?" „Silverstone, ik zal open kaart met je spelen. Het is afgeloopen met je, totaal afgeloopen. Wanneer je op de brits gaat staan en je met je beide handen aan de tralies voor je raam op trekt, kun je achter de baksteenen muur een klein kapelletje zien met een spits torentje. Rechts van dat torentje zie je een rij lage heuveltjes, die alle een bruin houten kruis dragen, dat is het kerkhof van Wandsworth Daar zul jij begraven worden, Jonas Silverstone". „Laat me niet lachen, rechercheur. U wilt toch niet in ernst beweren^ dat ik die armtierige maan den, dat ik hier zitten moet, niet zal overleven? Zes maanden zit ik uit op een rol prikkeldraad als het moet". „Best mogelijk, beste vriend. Jij bent tenslotte aan deze lucht gewend. Maar nu moet je goed luisteren. Zes maanden heb je aan my te danken, omdat je uit de verte betrokken was bij die Do ver-Calais opiumsmokkelarij. Een week voordat je die straf hebt uitgezeten, zal ik het genoegen hebben een aanklacht wegens heling tegen je in te dienen. Ik bedoel die koper-zaak bij de firma Callum Brothers, waarbij jij een van de voor naamste koopers was. En mocht je 't twee, drie jaren, die je dat vermoedelyk zal opleven, nog uit houden, dan zal ik na afloop daarvan die zaak met de munten verzameling van Dr. Morrisson op helderen. Kijken we dan nog eens drie tot vier jaar voor je irr de toekomst en in die lange, lange tijd zal het me toch wel zeker gelukken jouw compag nonschap aan de zaakjes van myn goeien vriend Huitzilo aan te toonen, dat beteekent de strop!" Jonas Silverstoine was bleek geworden. „Jij bent een duivel, een ware Satan! Wat wil je van me? waarom vertel je me dat allemaal? Hoe weet je daarvan?" „Zoo toevallig achter gekomen beste kerel. Het is mij vergaan als den jager, die op een adelaar uitgaat en onderweg meteen nog een paar haviken en gieren neerlegt". „Ik vermoed, dat U niet gekomen is om mij op de pijnbank te leggen, Mr. Green". „Dat vermoed je goed. Ik wil een inlich ting van je hebben. Een nauwkeurig juiste inlich ting". „Wat biedt U daarvoor?" „Ik zwijg over je aandeel in de zaken van Cal lum Brothers en Dr. Morrisson, wat voor jou be teekent, dat je over zes maanden weer vrij man bent". „Goed. Wat wilt U weten?" „Silverstone, we zyn hier alleen. Ik bedoel wat wij hier met elkaar bespreken, kan ik nooit voor de rechtbank aanvoeren omdat ik er geen getui gen voor produceeren kan. Ik weet dat jij hoort tot de bende van Huitzilo, maar ik weet ook dat je den schurk zelf niet kent. Niemand kent hem, omdat hij alleen schriftelijk met zijn helpers in contact staat. Maar je kent een stuk of wat mede leden van de bende. Over een van hen zou ik van jou een inlichting willen hebben". „Ik wil niemand verraden Mr. Green. Dan blijf ik liever hier in Wantsworth. Een kogel in je kop dat moet een verbazend onaangename gewaar wording zijn en daarvan zou ik in dat geval zeker kunnen wezen". „Ten eerste zal niemand iets van ons gesprek hooren en ten tweede zul je geen mensch aan mij uitleveren. Je kunt moeilijk van verraden spreken omdat ik dengene over wien ik iets weten wil, ken, en ieder oogenblik kan arresteeren, Ik bedoel nummer 44 van jullie bende". „Wat wilt U van nummer 44 weten?" „Of die destijds, toen ik bij mij thuis iemand op bezoek had, de opdracht om naar mij toe te gaan, zonder meer heeft aangenomen?" „Wat? Nummer 44 is bij U geweest? Dat is iets nieuws voor mij!" „Silverstone, ik merk dat je mij wat op de mouw wilt spelden. Ik zal je toch moeten laten brom men!" „Ik vertel U de eerlijke waarheid, Mr. Green. Die zaak met uw geheimzinnigen bezoeker kan ik me nog precies herinneren en ook dat nummer 44 opdracht had U onder een of ander voorwendsel te bezoeken om te spionneeren. Maar er kwam iets tusschen dat dit plan in de war heeft gestuurd". „Kwam er iets tusschen?" „Ja. Van een bepaalde plaats werd van dat voor nemen per postduif naar een andere plaats be richt gezonden. De duif kwam niet op de plaats van bestemming aan, maar hetzelfde bericht werd ook per post verzonden. Toen kwam het bevel van hooger-hand het plan te laten schieten omdat er gevaar bestond, dat de postduif in verkeerde handen gevallen was. Als nummer 44 desondanks toch bij U geweest is, weet ik daar in elk geval niets van. Dat heeft die ezel dan op eigen verantwoordelijkheid gedaan. „Die ezel, die ezel!" glunderde Green. „Als je wist, beste kerel hoe goed mij het geslacht van de ezels bevalt! Het beste Jonas Silverstone, het beste! Ik ben er een geweest! Een ezel bedoel ik!" Maar toen de rechercheur Green even later de directiekamer van de gevangenis binnentrad, keek hy weer op zijn meest bedroefde manier. „Het lijkt me, dat de zaken niet erg naar wensch zyn gegaan, rechercheur" meende de directeur deel nemend. „Ach, het leven is moeilijk, en ieder heeft zor gen", zuchtte Green. „Ik heb daar zoo jui^t be dacht hoe onbillijk de wereld eigenlijk is. Men doet moeite en slooft zich er voor uit om een half pond fijne pijptabak te winnen en als men dan werkelijk gewonnen heeft, bedenkt men plotseling, dat men eigenlijk niet rooker is!" „Binnen!" snauwde hoofdinspecteur MacHardy. De deur van het bureau werd op een kier ge* opend, slechts zoo ver dat een paar kleine oogai voorzichtig naar binnen konden gluren. „Binnen, zeg ik! Wat wenscht U?" „Uw dienaar, meneer de hoofdinspecteur. Hiel ben ik!" „Dat zie ik. En wat wilt U?" „Kent U me dan niet meer, meneer de boofd« inspecteur?" „Kerel, ik zie iedereo dag een paar dozijn bo* vetikoppen zooals jij je er een hebt uitgezocht! „Ik heet, of U me gelooft of niet, meneer dl hoofdinspecteur, ik heet William Hatson". „Aha, jij bent de snuiter wien ze destijds dal Boeddhabeeld uit het British Museum cadeau hew ben gedaan! Prachtig. En wat kom je nu doen* Heb je misschien weer een dergelijk presentje g«J kregen? Of begint het een beetje vochtig in Jl huis te worden?" „Ik komof U me gelooft of niet, meneel de hoofdinspecteur, maar ik kom vanwege de how derd pond belooning die, destijds voor het terug* brengen van het beeld zijn uitgeloofd. U heeft toen gezegd, dat wanneer er na zes maanden geen protesten waren binnengekomen, ik van U eea bevestiging zou krijgen, waarmee ik dan het gera bij de directie van het museum zou kunnen ga*2» halen. Nu het is precies, vandaag, zes maanden ge-* den. Wat gaat de tijd toch snel, vindt U ®eti meneer de hoofdinspecteur?" Mac Hardy achtte het overbodig de laatst! stelling tegen te spreken. Hij zocht in de la van zjjn bureau, haalde er een formulier uit, en vu dat in. „Hier, hierop krijg je de belooning uitbetaal® Maar wees verstandig, Hatson en smijt niet in je geld. Begin me' een behoorlijk pak te koop en probeer een woning te vinden, dan bestaat n schijn de mogelijkheid, dat je een fatsoenlek u gerlijk beroep krijgt. Wat voer je op het oog blik eigenlijk uit?" ^Wordt vervolg

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8