Echtpaar z.k.
Mr. Kea Bossers
Een uitstekende uitkijkpost voor de jeugd tijdens de luchtalarm-oefei.
welke te Batavia voor de inheemschen waren georganiseerd
De Amsterdamsche Studenten Roeivereeniging „Nereus" vierde Vrijdag haar 54sten Dies,
gelegenheid waarvan op den Amstel een roeiwedstrijd werd gehouden
Een spoorwegongeluk? Het is de
afbraak van het Weesperpoortstalion
te Amsterdam. Het sloopingswerk is
ter thans in zulk een stadium gekomen,
dat van een station niet veel meer te
bespeuren valt
door
15
„Ja" beaamde Frank, „we staan er after al heel
wat beter voor. Maar een probleem is het toch.
Zie je, we hebben nu eenmaal afgesproken om zoo
hard mogelijk te sparen. En we hebben afgespro
ken om de menschen van vroeger voorloopig uit de
buurt te blijven. Dus kunnen we volgens mij geen
belet vragen bij de tantes en ook niet bij Tilly
en Gerard, En we kunnen ook niet ergens en
pension gaan, want dat kost te veel geld."
Lies zuchtte. Als Frank de zaak zóó stelde, bleef
er niet veel over. D'irfde ze met haar plannen
zeker niet voor den dag te komen.
„Wat had jij gedacht?" vroeg Frank.
„Ik, och, nog niets" zei Lies slapjes.
„Ja, weet je" zei Frank, „ik had dit gedacht:
Kee ging de laatste jaren in de vacantieweek altyd
in den kost by Bart en Lena, omdat ze dat het
rustigste vond. Als we dat nu ook eens deden.
Dat kost ons een schijntje, dan houden we nog
over van ons kostgeld. En dan kunnen we bijvoor
beeld eens een paar keer naar Amsterdam gaan.
Wat vind je ervan?"
„O, ik vind het best" zei lies mat.
„Nee, je vindt het niet best, dat hoor ik allang.
Wat heb je er voor bezwaren tegen?"
„Dat lk dhn liever geen vacantie heb" viel ze uit.
„Hier altyd in de keuken te moeten rondhangen,
altyd met je neus boven potten en pannen, nooit
iets kunnen eten, dat je niet uren tevoren geroken
hebt. En dan voor mijn vacantie wéér in een keu
ken rofldjiangen en dat nare eten te moeten eten,
dat Lena klaarmaakt. En natuurlijk Lena een
handje helpen met het werk, ajasses Frank, hoe
kun je 't verzinnen." Ze snikte van teleurstelling.
„Och schat, zoo had ik het niet bekeken" zei
Frank berouwvol. „Je hebt gelijk, dat zou voor
jou waarachtig geen vacantie zijn. Nee hoor, doen
we niet. Afgelast. Lach maar weer gauw. Maar
wat dan?"
„Zouden wezei Lies weifelend, „nu die
week niet ergens héél goedkoop en pension kun
nen gaan? Ergens op een klein dorpje in Gelder
land bijvoorbeeld. Je moet denken, het is Paschen,
dan is het nog overal leeg en goedkoop."
„Zou je dat graag willen, kindje?"
„O Frankie, zoo dolgraag" zuchtte Lies. ,,'t Kan
me niet schelen wèar. Zoo achteraf en zoo goed
koop, als jij maar wilt. Maar samen ergens naar
toe als gewone meneer en mevrouw. En een heele
week niet voor negen opstaan. En een heele week
dingen eten, die ik niet zelf heb klaargemaakt.
En drie keer per dag een andere jurk aan. Zie je,
dat zou ik dol vinden."
„Maar dan doen we dat natuurlijk, hondje. Dat
had ik toch waarachtig zelf wel kunnen bedenken"
zei Frank schuldbewust. „Jij hebt heel wat harder
vacantie èn variatie noodig dan ik. Lieske, ik ben
een stomme egoïst. Maar ik denk altijd vooruit,
aan de toekomst en daardoor vergeet ik wel eens,
wat jy nu noodig hebt. Ben je niet kwaad?"
„Je bent een schat" zei Lies.
Paaschzaterdag was het groote uittocht. Frank
had 's morgens den Jonker al weggebracht, die in
Doorn ging logeeren. Na de koffie vertrokken ze.
„We gaan naar familie in Gelderland" had Lies
verteld. Ze vertrokken plechtig door de voordeur,
nagewuifd door Hendrik en de meisjes. Bart en
Lena zouden het huis afsluiten. Ze fietsten de
oprijlaan uit, wuifden nogeens achterom.
Toen keken ze elkaar aan. „Daar gaan we" zei
Lies. „Dol hè, Frank."
Hy kneep haar arm. „Fijn, zeg."
In Axnhem, waar ze moesten ©verstappen,
hoorden ze ineens:
„Hallo zeg! Leven jullie nog?"
„Dag Henk, hoe maak jij het?"
„Hoe maken jullie het? Weer in het land?"
„Dat zie je" wimpelde Frank af. „We zijn even
op doorreis. Daar staat trouwens onze trein al.
We moeten voortmaken."
„Ja maar ik ga mee" zei Henk Ruysdal ver
heugd. Ik moet ook dien kant op."
„Gezellig" loog Lies. „Maar wij reizen derde."
„Ik ook hoor, wat dacht je? Niet rooken maar?"
Henk beredderend, pakte Lies' koffertje, werkte
het naar binnen. „Ziezoo, volop plaats. Nee maar,
wat toevallig, dat ik jullie juist moest treffen."
„En hoe gaat het wel in onze oude vaderstad?"
begon Lies manmoedig. Van alle nieuwsgierige
kletskousen uit hun oude woonplaats was Henk
Ruysdal wel de ergste, dacht ze. Geen kans geven
maar.
„Zeg, hoe gaat het met de tennisclub? Daar ben
ik zoo benieuwd naar."
Henk, in zijn vrijen tijd volontair ter gemeente
secretarie, maar y'verig secretaris van hun vroe
gere tennisclub, hapte direct.
„Uitstekend zeg, uitstekend. Ofschoon, we mis
sen jullie beiden natuurlyk geweldig. En weet je
't al? Ik ben plaatselijk competitieleider gewor
den." 't Kwam eruit, alsof hij zy'n benoeming tot
Hooge Commissaris van het Verre Oosten mede
deelde, dacht Lies.
„Kolossaal" zei Frank. „Daar zul je 't wel
druk mee hebben."
„Enorm zeg. Ik ben er heele dagen mee doende.
We schrijven groote wedstrijden uit ook, dezen
zomer. Voelen jullie er niet voor om in te schre
ven
„Wij hebben heel weinig gelegenheid om te spe
len" weerde Frank af. „Ik ben erg bezet."
„Jammer zeg. Jullie zouden een goeie kans
maken in de mixed doubles. Was dat niet verleden
jaar, dat jullie het plaatselijk kampioenschap hebt
behaald?"
„En voorverleden jaar" zei Lies. „Maar dit
jaar kan er helaas niets van komen." Waren ze
er nu nog niet? Die vervelende 'kwast zaagde
maar door. Kon ze niet eens rustig naar buiten
kijken, naar de bosschen en heuvels van haar ge
boorteland. Waar ze idioot- genoeg stilletjes
heimwee naar had gehad. Alsof de Geldersche hei
en de Geldersche dennen er anders uitzagen, dan
die in het Gooi! Voorwereldlijk was ze. En sen
timenteel. Maar ze had toch ook graag de fa-
brieksschoorsteenen van hun oude woonplaats te
ruggezien. En hun oude huisje. Maar niet de
menschen. Alsjeblieft niet. En intusschen zaten ze
met één exemplaar daarvan opgescheeptOf
die trein nooit stopte?
Eindelijk. „Kom Lies" waarschuwde Frank. „We
moeten eruit."
„Gaan jullie niet mee dóór?" kwam Henk
ho ogstverbaasd.
„Nee, wij stappen hier uit. Doe ze allemaal de
hartelijkste groeten en tot ziens."
„Tot ziens!"
„Hè" zuchtte Lies, „dat hebben we gehad Als
't daar maar by blijft."'
„Natuurlyk niet" voorspelde Frank somber.
„Natuurlijk zit dat heele ding daarginds stampvol
met bekenden.
„Natuurlgk is er geen kip" zei Lies biymoedig.
„Wie gaat er nu met Paschen al 1 aar buiten?"
„Als het de heele week maar niet zoo'n mooi
weer was geweest, 't Is gewoon zomer. Je zult
't wel zien."
,Ondankbare hond! Wou je soms, dat het goot?"
Ze liepen den weg naar het dorp af. Het dorps
pleintje onder de lindeboomen, een muziekkiosk in
het midden. Twee hotelletjes met houten veran
da's, de rieten stoelen al buiten.
Lies maakte een sprongetje. Daar is het, het
„Wapen van Gelderland" zie je wel? Knus hè
Frank
In de koele ouderwetsche gang werden ze ont
vangen door Mevrouw zelf. „Hebt u een goede
reis gehad? Prachtig weertje, nietwaar? De
knecht zal uw bagage boven brengen. Wilt u uw
mantel misschien liever beneden laten? Kees,
Kamer zes. U neemt mij niet kwalyk?" Weg was
„Die kapstok hangt verdacht vol." Frank zocht
een plaatsje voor zy'n jas.
,;Ooo" .kreet Lies. Frank!daar!die hoedl"
„Nou, wat is daarmee? Een aardig dopje."
„Dèt" zei Lies nadrukkelijk „is de zomerhoed
van mijn nicht Amelie. Van verleden jaar, ik ber
ken hem beslist." Ze bekeek hem van binnen en
van buiten. „Zie je wel: Maison Chic in Arnhem,
Dan heb je toch nog gelijk gehad met je voorspel
ling." Verwezen keken ze elkaar aan. Lies liet ia
gedachten den hoed op haar vuist rondtollen.
„Pardon" kwam opeens een yzige stem, „mug ft
misschien mijn hoed hebben?"
„O stotterde Lies „die hoed is Öe
van u wat gelukkig.'
Achter een lorgnet keken ten paar oogen tijdlê
en verhysterd. Een beringde hand griste den hoed
weg en dan draaide de bezitster van het geheel nun
zwaar beleedigd den rug toe.
Op him kamer plofte Lies onmachtig neer#
„Frank" gierde ze, „zag je, hoe ze kéék Zei. ho*
den. zy'n bepaald mijn noodlot."
„Ik verbied je tenminste dat woord nog ooit ft
het openbaar te gebruiken" zei Frank streng.
ontketent er onheilen mee."
„Ik durf voorloopig niet naar bene dei- Zeg, wat
een éénige kamer. Ze zullen zich toch niet ver
gist hebben met den pensionprijs
„Nee hoor. Ik heb den brief in mijn zak. Maar
wat wil je nu? Eerst uitpakken?"
„Alsjeblieft. ïk ben nog niet bekomen Netjes ziet
het er allemaal uit, vind je niet Ik ga gauw alles
opbergen. Zeg, als je naar beneden gaat, vraag dan
aan Mevrouw een paar badhanddoeken. Hoe Iaat
moeten we aan tafel?"
„Om half zeven. Trek je een andere jurk aan?"
„Tuurlijk" zei Lies. „die blauwe hè? Zalig hè,
straks gewoon aan tafel zitten, met een gewone
jurk aan. Frankie, ik vind het hemelsch."
„Nou, dan wacht ik beneden wel. Twee bafr
handdoeken, zei je?"
(Wordt vervolgd).
De medische behandeling der gewonden en zieken van de Duitsche Oostzee-vloot geschiedt door
het personeel der hospitaalschepen .Robert Ley en .Wilhelm Gustloff die de patiënten der
verschillende marine-vaartuigen overnemen en verzorgen
.Gewonden"- transport tijdens de op 29 November te Batavia voor de inheem
schen gehouden luchtalarm-oefeningen, waarbij de verschillende hulpdiensten
waardevolle ervaringen opdeden
De sympathie-betooging, welke d«
Brusselsche studenten voor de Finsche
legatie in de Belgische hoofdstad
hielden, was door de politie verboden.
Toen de demonstranten zich niet wilden
verwijderen, werd de brandweer te
hulp geroepen, welke maatregel succe»
oogstte
De Duitsche vloot
in de Oostzee
Een kustwacht
vaartuig ontvangt
door middel van
signalen zijn in
structies van het
marine-commando
Een boom, die in .brand" stond, wordt gebluscht tijdens de op 29 November
te Batavia voor de inheemschen gehouden luchtalarm-oefeningen, waarbij de
verschillende hulpdiensten waardevolle ervaringen opdeden
Aan de achterzijde van het gebouw der
Tweede Kamer te den Haag wordt een plantsoen
aangelegd, waarvoor de werkzaamheden in
vollen gang zijn