BESTE VRIENDINNETJES EN
VRIENDJES.
Ook deze week ontvangen jullie geen briefje
vooraf.
Lief KRULLEKOPJE. Volgende week eindigt
de club voor één keer een kwartier vroeger. We
gaan dan dus om 2.30 naar huis. Toch hoop ik dat
de kalendertjes op tijd klaar komen, zodat jullie
ze met Kerstmis kunt geven. Prettig dat Bep's ver
jaardag niet onopgemerkt is voorbij gegaan. Tot
Woensdag. Dag Krullekopje.
Best GOUDMUILTJE. Je bent nog al spoedig
tevreden met de behaalde cijfers. Die 6'A voor
Duits moet je trachten op te halen. Als je je er
extra op toelegt behaal je een volgend maal vast
wel een 7. Je hebt het kleedje natuurlijk nu reeds
aan je moeder gegeven. Het feest van I.N.H. is
dus goed geslaagd en heb je je best geamuseerd.
Tot ziens. Dag Goudmuiltje.
Lief BLONDJE. Meisjelief wat is Sint goed
op je geweest. Je hebt zelfs te veel gekregen om
allemaal op te noemen. Dat wil nog al wat zeg
gen. Wel neen, je broertje is niet stout. Het zou
heus niet goed zijn als hij altijd zo rustig en stil
bleef liggen. Dag Blondje.
Best ZONNEKIND. Ja, een 8 voor je repetitie
Duits vind ik goed. Flink zo. Blijf maar goed je
best doen en zorg er voor bij te blijven. Sint heeft
mij niet vergeten. Jij hebt anders ook niet te kla
gen zeg. Het St. Nicolaasfeest op school is best
geslaagd. De kinderen gingen opgewekt na afloop
naar huis. Dag Zonnekind.
Lief BELLAROONTJE. Het leed is al weer
geleden zeg. Je hebt weer club gehad. Wat zei je
moeder wel van de gemaakte gelukspop? Ze zal
grappig staan in de Kerstboom. Volgende week be
ginnen we aan een kalendertje. Tot Woensdag dus.
Dag Bellaroontje.
Best TEKENAARSTERTJE. Meisjelief wat
een cadeaux heb je gekregen. Je bent waarlijk
niet vergeten. En dan nog wel een piano van
chocolade. Je boft er bij, want je behoeft nu niet
iedere dag een poos te studeren. Wil je je moeder
m'n groeten terug doen? Dag Tekenaarstertje.
Best DAUWDRUPPELTJE. Prettig dat je va
der deze week zoveel dagen verlof heeft gekre
gen. Gezellig dat je grootouders ook over zijn. De
armband wil ik graag eens zien. Is je pop goed
thuis gekomen? Dag Dauwdruppeltje.
Lief BRUINOOGJE. Ja, op school neem ik
een Kerstboom. De kinderen genieten er altijd zo
echt van en daarom zal ik het hun niet zonder
dringende noodzaak onthouden. Neen, dat geloof ik
ook niet. Ieder jaar met Kerst een zusje krijgen,
zou te veel van het goede zijn. Dag Bruinoogje.
Lief DIKKOPJE. De feestdagen zijn nog niet
om. Je kunt nog genieten. Ook ik vind de Kerst
dagen gezellig, 'k Feliciteer je met je verjaardag
en wens je een prettige dag toe. Dag Dikkopje.
Best KABOUTERTJE. Ook op jou is Sint
erg goed geweet zeg. Je hebt de gelukspop klaar
gekregen dus aan je wens is voldaan. Is ze goed
thuis gekomen? Dag Kaboutertje.
Best BERGKONINGINNETJE. Wat prettig
dat Sint je huis wist te vinden. Hij heeft je goed
bedacht. Dat boek van Sjors vind je zeker wel
grappig. Ook mij heeft hij niet vergeten. Dag
Berkoninginnetje.
Lief RAMENLAPSTERTJE. Dat zal a.s. Don
derdagavond een feest zijn zeg. Ti Wens je met je
broers en zusters veel genoegen. Wanneer ik eens
kom? Dat heb ik toch al geschreven? Na de Kerst
dagen. Bruinoogje is echter eerst aan de beurt.
Haar moeder heeft me zo ongeveer een jaar ge
leden reeds gevraagd. Nog maar even geduld hou
den hoor. Dag Ramenlapstertje.
Best WITWOLLETJE. Meisjelief wat heb je
een goede Sint gehad, 'lc Begrijp alleen niet waar
de lieve man alles vandaan heeft gehaald. De
eene presentenlijst doet voor de andere in lengte
niet onder. Veel genoegen hoor met alles wat je ge
kregen hebt. Dag Witwolletje.
Lief DROOMKONINKJE. Ook ik vind je rap
portcijfers maar zo, zo en kan best begrijpen dat
je vader niet erg tevreden is. Maar eens extra je
best gaan doen en zorgen dat je volgend rapport
beter is. De vertoonde film lijkt me heel mooi en
ze zal je best geamuseerd hebben. Tot Woensdag.
Dag Droomkoninkje.
Beste MAJA. Dat wordt een keurig versierde
boom. Witte kaarsen en enkel zilveren slingers.
Feitelijk vind ik genoemde versiering ook het
fijnst. Kinderen willen echter het liefst allerlei
kleuren in een boom. Zij vinden, hoe bonter, hoe
mooier. De boom in m'n klas is daardoor, zij bren
gen vaak zelf iets voor de boom mede, bont ver
sierd. Leuk dat je broer zelfs in dienst en ver van
huis, de rubriek geregeld leest. Dag Ma ja.
Lief ELFENKONINGINNETJE. Je hebt ook
reel van Sint-Nicolaas gekregen zeg. Wat heeft hij
je met degelijke cadeaux vex-rast. De mantel met
hooggesloten kraag komt met de koude goed van
pas. 'k Hoop dat je veel pleizier van de jas zult
hebben. Is je gelukspop goed thuis gekomen? Dag
Elfenkoninginnetje.
Best BOTERBLOEMPJE. Heb je verleden
week het clubuurtje echt gemist? Gelukkig dat je
slechts maar voor één keer niet kon komen. Pret
tig dat Sint je zo goed bedacht heeft. Met het
hoedjesspel kan je met je zusjes menig gezellig
uurtje doorbrengen. Dag Boterbloempje.
Beste ANEMOON. Goed zeg, help jij Nellie
M. maar met haar briefje. Ze mag voorlopig nog
wel met een tekening volstaan. Prettig dat je moe
der weer op is. Het telefoontje voor B. vond ik
aardig. Ze heeft heel wat gekregen. Dag Anemoon.
Beste BENJAMIN. M'n dank voor de mooie
tekening. Gaat het nog steeds goed op school? Bin
nenkort krijg ik zeker wel een Kersttekening? Dag
Benjamin.
Lief LACHEBEKJE. Wat prettig dat Sint je
een theeserviesje heeft gegeven. Je kunt er moe
dertje mede spelen. De tekening vind ik keurig
hoor. Ik dank je er wel voor. Dag Lachebekje.
Lief LELIETJE VAN DALEN. Je briefje heb
ik niet gevonden en daardoor het niet beantwoord.
Waar het gebleven is? Maar gelukkig heb ik deze
week wel een briefje van je om te antwoorden.
Sint heeft ook jou niet vergeten. Je kunt nu aan
het tekenen en kleuren gaan. Een prettig werkje
voor de lange winteravonden. Dag Lelietje van
Dalen.
Lieve LENTEBODE. Wat prettig dat je pop
penhuis opgeknapt is. De nieuwe meubeltjes zul
len echt gezellig staan. Je broertje is door Sint al
evenmin vergeten. Natuurlijk wil ik in je album
schrijven. A.s. Woensdag breng je de album maar
mede. Is je pop goedo thuis gekomen? Dag Lente
bode.
Best DOORNROOSJE. Sint heeft je niet ver
geten. Tot zelfs bij je buren heeft hij voor je ge
leden. Hoe maakt Jopie het? Speelt hjj wel eens
EEN LEUKE DROOM.
door
W. B. Z.
Ik heb zo leuk gedroomd vannacht
'k Zat op een zeepbel, 'k zat zo zacht,
'k Ging zo heerlijk en zo fijn,
Alsof ik reisde in een trein.
Ik was geweldig in mijn sas,
'k Zag moeder bezig aan de was,
'k Vloog als in een vliegmachien,
Dat is op 't plaatje wel te zien.
De was hing moeder op de lijn
Ze dacht misschien, waar ik zou zijn,
Ik vloog zo heel hoog in de lucht,
Wat waaide het daar toen geducht.
De wind, die blies mijn zeepbel stuk,
Dat was een heel groot ongeluk,
Pardoes viel ik toen in 't gras
Waar juist de paal geslagen was.
Ik had geslapen ja, dat's waar.
Eerst leëk teen alles me zo raar,
't Was een leuke droom geweest
Dat zeg je zelf als je dit leest.
met het werpspel. Toe Woensdag. Dag Doorn
roosje.
Lief BIJ-DE-HANDJE. Is Sint op jou ook
al zo heel erg goed geweest? Meisjelief dat valt
me echt mede. Ik dacht dat hij je wel zou over
slaan.
Meisjes die telkens haar kousen stuk vallen,
vindt Sint toch wel een beetje te wild. 'k Zou nu
m'n leven maar wat gaan beteren, zodat de val
partijen zo langzamerhand geheel verdwijnen.
Dag Bij de-handje.
Beste POLLY. *k Begrijp dat je me in ver-
band met de St. Nicolaasdrukte zo ongeveer ver
geten bent. 'k Schrijf, zo ongeveer, omdat je toch
nog aan me dacht toen het reeds te laat was. Ook
ik vind het weer verre van aangenaam. Maar de
winter is in aantocht, laten we dat niet vergeten.
Je mist niet veel nu je voor den dokter thuis
moet blijven. Het is binnen met recht beter dan
buiten. Het beste hoor. M'n groeten aan allen.
Polly.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
DE BETOVERDE LUCIFER
Buig een lucifer doormidden, maar zoo, dat hij
niet helemaal breekt. Leg de gebogen lucifer op
de hals van een fles en leg een cent bovenop de
benen van de lucifer. Nu wed je met de anderen,
dat je de cent in de fles kunt laten vallen zonder
fles, cent of lucifer aan te raken.
Om je weddenschap te winnen behoef je alleen
maar een klein druppeltje water b.v. met behulp
van een vorktand, op de breuk van de lucifer te
laten vallen. Het vocht doet het hout uitzetten, de
beide beenen gaan uileen en de cent valt in de fles.
Grootmoeder's pennen gaan klik, klak,
En 't klokje tikt steeds tifeke tak,
Die kleine Nel vertelt van school,
Daar hadden ze tocli laatst zo'n jool.
Ze vierden pas een heel groot feest
Sint Nicolaas was er geweest.
En ook die leuke Pieterbaas, z z
Die gaf aan elk kind speculaas.
Ze moesten zingen met elkaar.
Dat deden z' ook verleden jaar.
Ze zongen van de Stoomboot toen
En van die Srnterklaaskapoen.
Sint deelde toen nog tot besluit
Aan heel de klas cadeautjes uit.
Nel kreeg een tekenboek en krijt,
Ze was haar tekenboek juist kwijt.
Daar sloeg de klok. Nel moest naar bed,
Zij droomde 's nachts vast van de pret.
UIT HET LEVEN DER DINKA'S.
Een heel merkwaardige negerstam.
Wanneer wij spreken of lezen over de ge
kleurde rassen, die Afrika, bewonen, dan denken
wij meestal aan de Kaffers, Hottentotten, Zoe-
loe's en Basoeto's in Zuid-Afrika, aan de Moren,
Marokkanen, Egyiptenaren en Abessyniërs in 't
Noordelijke gedeelte en aan de Soedaneaen en
Kongo-negers in Centraal Afrika. Veel minder
bekend zijn de stammen, die in de moerassige
streken bij de bronnen van de Nijl en diens
zijrivieren wonen, behorende tot de stam der
Shilloek, n.I. de Noeër, de Karamojans, de
Masal en de Dinka's.
Over laatstgenoemde volkje wil ik jullie heden
een en ander vertellen, want het is een merk
waardige negerstam, d'ie tot nu toe nog weinig
met Europeanen in aanraking geweest is; echter
primitieven, die op een trap van ontwikkeling
staan als onze voorvaderen in de overgangs
periode van het stenen naar het bronzen tijd
perk.
Stellen jullie je eeris voor: negers met heel
lange benen, mager en spichtig maar lang,
zodat menschen van 2 meter geen zeldzaamheid
zijn.
Wanneer je in een boot de Bahr el Arab op
vaart en je ziet qp de wal of in 't ondiepe water
een groep mannen, op één been staande als de
ooievaars, terwijl ze het andere been met de
voetzool tegen de kuit van het been plaatsen,
waarop ze staan, dan zijn het Dinka's. Ze zijn
zo tenger, dat een Europeaan geen plaats heeft
in hun smalle kano's en dat hij zijn hand niet
in de greep van hun schilden wringen kan.
Hun kleeding is aan geen mode onderworpen
en dus besteden zij des te meer tijd aan hun
coiffure. Het is ongelooflijk hoeveel moeite zich
de jonge mannen en vrouwen getroosten can er
keurig voor de dag te komen, waarbij zij geheel
volgens persoonlijk inzicht en eigen smaak te
werk gaan. De ene zal zijn haar met koemest
plakken en er veren van de pelikaan of ooie
vaart in steken, een aider bouwt met behulp van
draad of buigzame takjes een teren op zijn
hoofd en een derde knipt er lange strepen hetzij
van voren naar achteren of van links naar
rechts, uit het haar, zoodat zijn schedel er uit
ziet als het vel van een zebra.
Zimdelijik volgens Europeese begrippen zijn
de Dinka's niet. Ofschoon zij in een waterrijk
land wonen en bij de visvangst met hun lange
benen telkens urenlang door de ondiepe plassen
waden, zullen zij nimmer hun bovenlichaam en
gelaat met water wassen: ze wrijven echter
hun lichaam grondig met olie in en zij voltooien
hun toilet door zich zorgvuldig te poederen.
Voor deze procedure gebruiken ze echter geen
poudre de riz, maar as van verbrande koe
mest.
Niettegenstaande deze, voor den Europeaan
afzichtelijke uiterlijkheden, noemt de Afrika-
reiziger majoor Court Treatt, de Dinkla's „gentle
men", want, zegt hij, zij hebben een hoge op
vatting van fatsoen, een sterk ontwikkeld eerge
voel zodat zij nooit een leugen zullen ver
tellen en zin voor humor.
Over het algemeen zijn deze negers vreed
zaam. Aangezien ze in een streek wonen, die
gedurende het natte seizoen moerassig en onge
zond, gedurende de hete maanden daai-entegen
waterarm is, heeft hun land weinig aantrekke
lijks voor andere stammen en onderling hebben
de Dinka's slechts zelden ruzie en dan meestal
nog om hun vee, want hun runderen beminnen
ze hartstochtelijk, ja men kan zeggen, ze ver
eren deze dieren afgodisch. In het natte jaar
getij laten zij ze overdag op de uitgestrekte
weiden, maar 's nachts brengen zij ze in kralen,
die solider en beter gebouwd zijn dan de eigen
woning. Door rook beschermt hij zijn lievelin
gen tegen de aanvallen van insecten en 's nachts
bewaakt hij hen en zingt liederen voor hen,
opdat ze rustig slapen.
Hun wapens bestaan uit lansen, schilden (ge
woonlijk rundleer) en een soort knots of knup
pel. die vooral een rol speelt, wanneer twee
Dinka-jongelingen vechten. Zulke duels zijn
overigens onbloedig en lijken meer op een dans
dan op een gevecht en alle stamgenoten nemen
er hartstochtelijk aan deel. De overwinnaar
verwerft roem en eer en de verliezer oogst, be
halve kneuzingen en builen, ook de spot der
jonge Dinka's.
De Dinka's zijn zeer gastvrij, maar eigenaar
dig is de wijze waarop het hoofd der familie
den gast begroet. Is het een man. aan wien de
gastheer meent slechts weinig eerbied te moeten
betonen, dan gaat hij hem tegemoet, strekt
de rechterhand tegen hem uit met de palm naar
den vreemdeling en roept „Ohebah?" (Zijt gij
sterk). Daarna grijpt hij diens hand en slin
gert zijn arm heen en weer. dat hem horen en
zien vergat.
Maar is de gast een eerbiedwaardige bijv.
een Europeaan, dan buigt zich de Dinka voor
over, grijnst als een duivel en spuwt den bezoe
ker op het vest.
Evenals alle natuurvolken zijn de Dinka's
verzot op dansen. Leden van beide seksen stellen
zich daarbij op in een kring, strekken de armen
boven hun hoofden, draaien en zwaaien met
het bovenlijf en stampen rhythmisch met de
voeten.
Typisch zijn ook de begrafenisplechtigheden.
Wanneer een stamhoofd voelt, dat zijn dagen
geteld zijn, dan roept hij zijn vdlk bijeen en
benoemt een opvclger. Daarna geeft hij opdracht
een wijde, diepe groeve te graven en hem er in
neer te laten. In dit graf nemt hij zijn lans mee.
Zijn lievelingsos moet het graf met hem delen.
Daarna wordt de groeve met bosjes gras en
takken gevuld zodat man en dier voldoende
lucht hebben om adem te kunnen halen. Als
het wachten op de dood den man begint te ver
velen, dan steekt hij zijn lans door het dak van
gras cp welk teken zijn mannen onmiddellijk
de groeve met aarde opvullen en de grond stevig
aanstampen. Maar als de doodscandidaat geen
teken geeft, dan wachten zij vijf dagen bij het
graf. waarna zij overtuigd zijn aan hun plicht
te hebben voldaan en het graf op de gewone
wijze opvullen.
Tenslotte wil ik nog iets vertellen over de
manier waarop de Dinka's vis vangen. Vis is
voor dit volkje een van de voornaamste voe
dingsmiddelen en daarom is de visvangst geen
particuliere zaak, maar een algemeen publiek
belang. Wanneer het hete seizoen gekomen is
en de moerassen en plassen beginnen op te
drogen, dan is het de juiste tijd. De mannen en
vrouwen en kinderen rukken uit en vormen bij
een visrijke plas gekomen, vier linies, die achter
elkander door het ondiepe water waden. De
jonge mannen, met speren bewapend, vormen
het voorste gelid. Zij jagen de vissen, die zich
in de modder verbergen op en spietsen ze met
ongeëvenaarde handigheid.
Het tweede gelid, bestaande uit de oudere,
mannen, is voorzien van sikkelvormige messen,
waarmee de vis. die aan de voorste linie ont
snapt is, opgepikt wordt. Vrouwen en kinderen,
die de derde en vierde linie vormen, zijn voor
zien van manden, waarin zij de buit verzame
len.
Bij deze vispartijen gaat het erg luidruchtig
toe. De ijver, waarmee de beide voorste gelederen
van hun wapens gebruik maken," heeft dikwijls
tot gevolg, dat dé een of ander gewond wordt.
Maar daar geeft de Dinka niet om. Dat is het be
drijfsrisico en voor pijn zijn deze mensen on
gevoelig. Voor zijn makkers is zulk een voorval
slechts een reden, om zich over den gewonde vro
lijk te maken en de grappenmakers geven van
het ongeval aan de overige vissers kennis door
de roep: „Daar Is weer een dood man!"
De gevangen Vissen worden deels - vers ge
geten. deels zolang in de zon gedroogd tot ze
beginnen te ruiken, daarna worden ze fijn ge
wreven en dit poeder, met olie vermengd, tot
kegels gevormd, zooals onze suikerbroden.
WONDEREN UIT HET DIERENRIJK
Mimicry als verdedigings- en
aanvalsmiddel.
Je hebt natuurlijk allemaal wel eens gehoord van
het eigenaai-dige verschijnsel in de dierenwereld,
dat mimicry wordt genoemd en waaronder verstaan
wordt het zich aanpassen van de dieren bij de om
geving, zó, dat ze hiervan bijna niet te onderschei
den zijn. Zo zijn de sneeuwhaas, de hermelijn en
andere bewoners van de koude luchtstreek een ge
deelte van 't jaar wit, woestijndieren daarentegen
vertonen de kleur van het woestijnzand en vinden
hierin een prachtige bescherming tegenover hun
I vijanden.
Ja, zelfs vele dieren gaan met die verstopmethode
nog verder: ze bootsen de meest vei-schillende voor
wei-pen in hun omgeving door kleur en tekening
volkomen zuiver na, zodat men eigenlijk eerst als
hij zich gaat bewegen zien kan, dat er sprake van
een dier is. Zo veranderd het kameleon van kleur
al naar zijn omgeving is: groen, bruin en geel in
afwisselende tinten.
Ook de wandelende takken en bladeren worden
vaak genoemd. Kijk in Artis in het insectarium
maar eens in de glazenkast, waar ze zijn onder
gebracht: tien tegen één, dat je ze niet dadelijk ziet.
Ze hangen bovendien zo vreemd aan de takken,
dat je niet op de gedachte komt met dieren te doen
te hebben.
Dit zijn prachtige voorbeelden van dieren, die
plantendelen nabootsen; een andere keer imiteren
de dieren elkaar, dus andere diersoorten en wel heel
vaak die dieren, die zich b.v. door vergif, beter
kunnen verdedigen dan zijzelf. Dit verschijnsel vind
je vooral onder de insecten. Bijen en wespen, die
zich met hun angel goed kunnen verdedigen, wor
den bij voorkeur nagebootst. De onschuldige hom
mel lijkt sprekend op de gevaarlijke steenhommel,
die een geduchte angel heeft. Zelfs kevers bootsen
soms de wespen na: op Borneo komt een grote wesp
voor, welks vleugels aan de pimt een brede witte
vlek dragen. Een kever, die in de buurt van deze
wespen leeft, heeft dit plekje ook en draagt bo
vendien zijn vleugels uitgespreid, wat kevers anders
nooit doen. En dit alles uit angst om te worden op
gegeten!
Soms is de mimicry nog opvallender of liever: we
zouden haast zéggen, verstandiger uitgedacht. Be
paalde vlindersoorten in Zuid-Amerika en Afrika
vliegen in grote zwermen rond en worden toch door
de vogels niet opgegeten, omdat hun vet afschu
welijk smaakt. En nu vliegen tussen hen in weer
andere vlinders, die zich in lichaamsbouw en kleur
van de vleugels zo precies bij de eerste hebben aan
gepast, dat ze er heel moeilijk van te onderscheiden
zijn. Zij smaken goed, maar worden toch door de
vogels met rust gelaten. Is dit niet een echt natuur
wonder? Precies zo doet overigens de koralenbok-
ter van de Zuid-Amerikaanse oerwouden. Met zijn
schitterende kleurenpracht bootst hij een kever
soort uit een heel andei'e familie, die vei-giftig is en
ei-g vies ruikt, precies na en gaat hierdoor ook zelf
VTij uit, vooral, daar hij zich bij voorkeur in de na
bijheid van zijn voorbeeld ophoudt. Elke vogel
vliegt erin! Ook een klein Zuid-Amerikaans slange
tje schijnt te vinden, dat het voordelig is, er ver
giftiger uit te zien, dan hij in werkelijkheid is. In
zijn lichaamstekening bootst hij de mooie, zwaar
vergiftige koraaladder precies na. Deze laatste wordt
door mens en dier geschuwd enhier weet de
andere niet-vergiftige slang van te profiteren! Voor
den mens is deze sprekende gelijkenis tussen twee
slangen gevaarlijk. Immers :t kan gebeuren, dat hij
meent met het onschuldige slangetje te doen te
hebben, terwijl het in werkelijkheid een koraal
adder is. Menigeen heeft zo'n kleine vergissing j]
met de dood moeten bekoopen. Een enkele keer
maken de dieren ook van mimicry gebruik om au,
dere dieren te benadelen of op hun kosten te levem
Er bestaan b.v. kevex-s, die als vijandelijke indrjn,
gex-s in mierenstaten leven. Niet alleen lijken de«
kevertjes sprekend op mieren wat hun lichaams.
bouw betreft, maar ze passen zich ook in de kleur
bij hen aan: zó zelfs, dat de kevers in het gezelschap
van rode mieren rood en bij zwai-te mieren zv/art
gekleurd worden.
Het kan dus best gebeuren, dat de mieren er een
hele tijd geen ex-g in hebben, dat er „vijanden" in
hun midden leven. En als de mieren het soms toch
merken, dan hebben de kevertjes nog een laatste
verdedigingsmiddel: ze lopen niet weg, maar dnjk.
ken hun platte lijfjes vast tegen de grond. En dan
kunnen de miei-en met hun kaken geen houvast aan
hen krijgen en moeten ze de indringers wel niet
rust laten.
EIGEN SCHULD
door W. B.Z.
Juffrouw Vlug,
Kwam van een fietstocht terug.
Ze keek niet uit, ze keek niet om,
Dat was natuurlijk heel erg dom.
Daar kwam de melkboer van de gracht,
De Juffrouw zwenkte onverwacht.
Pats, pats ze reed de melkkar aan,
Maar ze heeft nog meer kwaad gedaan,
De bussen vielen op den weg.
Dat werd voor 't boei-tje grote pech,
De man zelf had zijn arm gewond,
Maar overigens bleef hij gezond.
En Juffrouw Vlug viel van haar fiets,
Ze had wel pijn, maar brak toch niets.
Toen ze daar lag op 't smalle pad,
Had ze een wijze les gehad.
„Zulk fietsen," dacht ze, „doe ik nooit meer.
Ik let voortaan op het verkeer."
ET oog is de spiegel der ziel" is een
bekende Hollandse spreuk en men
bedoelt er mee, dat men aan iemands
oogen wel kan zien, wat er in hem
omgaat. Er zijn tegenwoordig mensen, die beweren
dat ons ook de neus van iemand veel omtrent hem
kan vertellen. Zij die aldus de mensen willen in
delen naar hun neus, zeggen, dat mensen met een
sterke wil en dat kan zowel een groot redenaar,
groot veldheer of een groot misdadiger zijn, in de
regel een grote neus hebben. Is zo'n grote neus bo
vendien nog gebogen, dan spreekt men van een
arendsneus of een Rorheinse neus. Ook vrouwen,
die een zeer verantwoordelijke betrekking bekleden,
hebben, volgens deze mensen, vaak een grote neus.
Tegenover de grote neus staat natuurlijke de kleine
neus en als dat een wipneusje is, die men vooral bij
kinderen aantreft, zou dat wijzen op een zwakke
wil; de bezitter of bezitster van zo'n neus zou ge
makkelijk onder de invloed van anderen te bren
gen zijn. Di'ijft zo'n wipneus bezittend iemand zijn
of haar zin toch door, dan is dat in de regel niet om
een bepaald doel te bereiken, maar enkel en alleen
om nu eens hun zin te willen doen, een soort eigen
zinnigheid zouden we dus kunnen zeggen. Een an
der kenteken van de neus, dat meehelpen kan om
iemands karakter meer of minder te bepalen zou
de meerdere of mindere vlezigheid zijn, met andere
woorden dus een dikke of een dunnere neus.
Iemand met een dikke neus zou meer zijn gevoel
dan zijn verstand laten werken, terwijl de persoon
met een dunne neus meer verstandsmens is en in
de regel een goed zakenman zal wezen. Een derde
indelingsmanier ten opzichte van de neus is de
meerdere of mindere breedte van de bovenkant van
de neus, van de neusrug zouden we kunnen zeggen.
In 't algemeen zou men in iemand met zo'n brede
neusrug een grappemaker moeten vinden, ook is
het iemand, die plezier in zijn werk heeft en die
zich gemakkelijk vei-plaatsen kan in de omstandig
heden van een ander. De wipneus met een brede
rug zou wijzen op humeurigheid; de bezitter hiervan
zou ook wel eens grappig kunnen wezen en in de
regel zal hij de zaken niet erg zwaar opnemen. Man
nen met een van boven brede neus zijn in de regel
behendig en vaardig; deze neus zullen we dus vooral
moeten zoeken bij de handarbeiders. Een rechte
neusrug zou wijzen op een gelijkmatig karakter en
op een grote mate van geduld. Ook de onderkant
van de neus zou nog een vingerwijzing kunnen ge
ven voor iemands karakter. De onderkant van het
neustussenschot loopt in de regel horizontaal. Maar
is de voorkant hoger dan de achterkant, dat is bij
de bovenlip, dan zou dat wijzen op nieuwsgierig
heid. Is het omgekeerd dan zou men te doen hebben
met een spotter, met iemand, die dadelijk een min
der aangename opmerking bij de hand heeft. De mu
ziekliefhebbers zouden als kenmerk hebben brede
neusvleugel.
Ziezo! Bestudeer nu mekaars neuzen maar eens
en kijk of het wel eens uit komt.
W. B.-Z,