BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. Ook deze week ontvangen jullie geen briefje vooraf. Lief KRULLEKOPJE. Volgende week eindigt de club voor één keer een kwartier vroeger. We gaan dan dus om 2.30 naar huis. Toch hoop ik dat de kalendertjes op tijd klaar komen, zodat jullie ze met Kerstmis kunt geven. Prettig dat Bep's ver jaardag niet onopgemerkt is voorbij gegaan. Tot Woensdag. Dag Krullekopje. Best GOUDMUILTJE. Je bent nog al spoedig tevreden met de behaalde cijfers. Die 6'A voor Duits moet je trachten op te halen. Als je je er extra op toelegt behaal je een volgend maal vast wel een 7. Je hebt het kleedje natuurlijk nu reeds aan je moeder gegeven. Het feest van I.N.H. is dus goed geslaagd en heb je je best geamuseerd. Tot ziens. Dag Goudmuiltje. Lief BLONDJE. Meisjelief wat is Sint goed op je geweest. Je hebt zelfs te veel gekregen om allemaal op te noemen. Dat wil nog al wat zeg gen. Wel neen, je broertje is niet stout. Het zou heus niet goed zijn als hij altijd zo rustig en stil bleef liggen. Dag Blondje. Best ZONNEKIND. Ja, een 8 voor je repetitie Duits vind ik goed. Flink zo. Blijf maar goed je best doen en zorg er voor bij te blijven. Sint heeft mij niet vergeten. Jij hebt anders ook niet te kla gen zeg. Het St. Nicolaasfeest op school is best geslaagd. De kinderen gingen opgewekt na afloop naar huis. Dag Zonnekind. Lief BELLAROONTJE. Het leed is al weer geleden zeg. Je hebt weer club gehad. Wat zei je moeder wel van de gemaakte gelukspop? Ze zal grappig staan in de Kerstboom. Volgende week be ginnen we aan een kalendertje. Tot Woensdag dus. Dag Bellaroontje. Best TEKENAARSTERTJE. Meisjelief wat een cadeaux heb je gekregen. Je bent waarlijk niet vergeten. En dan nog wel een piano van chocolade. Je boft er bij, want je behoeft nu niet iedere dag een poos te studeren. Wil je je moeder m'n groeten terug doen? Dag Tekenaarstertje. Best DAUWDRUPPELTJE. Prettig dat je va der deze week zoveel dagen verlof heeft gekre gen. Gezellig dat je grootouders ook over zijn. De armband wil ik graag eens zien. Is je pop goed thuis gekomen? Dag Dauwdruppeltje. Lief BRUINOOGJE. Ja, op school neem ik een Kerstboom. De kinderen genieten er altijd zo echt van en daarom zal ik het hun niet zonder dringende noodzaak onthouden. Neen, dat geloof ik ook niet. Ieder jaar met Kerst een zusje krijgen, zou te veel van het goede zijn. Dag Bruinoogje. Lief DIKKOPJE. De feestdagen zijn nog niet om. Je kunt nog genieten. Ook ik vind de Kerst dagen gezellig, 'k Feliciteer je met je verjaardag en wens je een prettige dag toe. Dag Dikkopje. Best KABOUTERTJE. Ook op jou is Sint erg goed geweet zeg. Je hebt de gelukspop klaar gekregen dus aan je wens is voldaan. Is ze goed thuis gekomen? Dag Kaboutertje. Best BERGKONINGINNETJE. Wat prettig dat Sint je huis wist te vinden. Hij heeft je goed bedacht. Dat boek van Sjors vind je zeker wel grappig. Ook mij heeft hij niet vergeten. Dag Berkoninginnetje. Lief RAMENLAPSTERTJE. Dat zal a.s. Don derdagavond een feest zijn zeg. Ti Wens je met je broers en zusters veel genoegen. Wanneer ik eens kom? Dat heb ik toch al geschreven? Na de Kerst dagen. Bruinoogje is echter eerst aan de beurt. Haar moeder heeft me zo ongeveer een jaar ge leden reeds gevraagd. Nog maar even geduld hou den hoor. Dag Ramenlapstertje. Best WITWOLLETJE. Meisjelief wat heb je een goede Sint gehad, 'lc Begrijp alleen niet waar de lieve man alles vandaan heeft gehaald. De eene presentenlijst doet voor de andere in lengte niet onder. Veel genoegen hoor met alles wat je ge kregen hebt. Dag Witwolletje. Lief DROOMKONINKJE. Ook ik vind je rap portcijfers maar zo, zo en kan best begrijpen dat je vader niet erg tevreden is. Maar eens extra je best gaan doen en zorgen dat je volgend rapport beter is. De vertoonde film lijkt me heel mooi en ze zal je best geamuseerd hebben. Tot Woensdag. Dag Droomkoninkje. Beste MAJA. Dat wordt een keurig versierde boom. Witte kaarsen en enkel zilveren slingers. Feitelijk vind ik genoemde versiering ook het fijnst. Kinderen willen echter het liefst allerlei kleuren in een boom. Zij vinden, hoe bonter, hoe mooier. De boom in m'n klas is daardoor, zij bren gen vaak zelf iets voor de boom mede, bont ver sierd. Leuk dat je broer zelfs in dienst en ver van huis, de rubriek geregeld leest. Dag Ma ja. Lief ELFENKONINGINNETJE. Je hebt ook reel van Sint-Nicolaas gekregen zeg. Wat heeft hij je met degelijke cadeaux vex-rast. De mantel met hooggesloten kraag komt met de koude goed van pas. 'k Hoop dat je veel pleizier van de jas zult hebben. Is je gelukspop goed thuis gekomen? Dag Elfenkoninginnetje. Best BOTERBLOEMPJE. Heb je verleden week het clubuurtje echt gemist? Gelukkig dat je slechts maar voor één keer niet kon komen. Pret tig dat Sint je zo goed bedacht heeft. Met het hoedjesspel kan je met je zusjes menig gezellig uurtje doorbrengen. Dag Boterbloempje. Beste ANEMOON. Goed zeg, help jij Nellie M. maar met haar briefje. Ze mag voorlopig nog wel met een tekening volstaan. Prettig dat je moe der weer op is. Het telefoontje voor B. vond ik aardig. Ze heeft heel wat gekregen. Dag Anemoon. Beste BENJAMIN. M'n dank voor de mooie tekening. Gaat het nog steeds goed op school? Bin nenkort krijg ik zeker wel een Kersttekening? Dag Benjamin. Lief LACHEBEKJE. Wat prettig dat Sint je een theeserviesje heeft gegeven. Je kunt er moe dertje mede spelen. De tekening vind ik keurig hoor. Ik dank je er wel voor. Dag Lachebekje. Lief LELIETJE VAN DALEN. Je briefje heb ik niet gevonden en daardoor het niet beantwoord. Waar het gebleven is? Maar gelukkig heb ik deze week wel een briefje van je om te antwoorden. Sint heeft ook jou niet vergeten. Je kunt nu aan het tekenen en kleuren gaan. Een prettig werkje voor de lange winteravonden. Dag Lelietje van Dalen. Lieve LENTEBODE. Wat prettig dat je pop penhuis opgeknapt is. De nieuwe meubeltjes zul len echt gezellig staan. Je broertje is door Sint al evenmin vergeten. Natuurlijk wil ik in je album schrijven. A.s. Woensdag breng je de album maar mede. Is je pop goedo thuis gekomen? Dag Lente bode. Best DOORNROOSJE. Sint heeft je niet ver geten. Tot zelfs bij je buren heeft hij voor je ge leden. Hoe maakt Jopie het? Speelt hjj wel eens EEN LEUKE DROOM. door W. B. Z. Ik heb zo leuk gedroomd vannacht 'k Zat op een zeepbel, 'k zat zo zacht, 'k Ging zo heerlijk en zo fijn, Alsof ik reisde in een trein. Ik was geweldig in mijn sas, 'k Zag moeder bezig aan de was, 'k Vloog als in een vliegmachien, Dat is op 't plaatje wel te zien. De was hing moeder op de lijn Ze dacht misschien, waar ik zou zijn, Ik vloog zo heel hoog in de lucht, Wat waaide het daar toen geducht. De wind, die blies mijn zeepbel stuk, Dat was een heel groot ongeluk, Pardoes viel ik toen in 't gras Waar juist de paal geslagen was. Ik had geslapen ja, dat's waar. Eerst leëk teen alles me zo raar, 't Was een leuke droom geweest Dat zeg je zelf als je dit leest. met het werpspel. Toe Woensdag. Dag Doorn roosje. Lief BIJ-DE-HANDJE. Is Sint op jou ook al zo heel erg goed geweest? Meisjelief dat valt me echt mede. Ik dacht dat hij je wel zou over slaan. Meisjes die telkens haar kousen stuk vallen, vindt Sint toch wel een beetje te wild. 'k Zou nu m'n leven maar wat gaan beteren, zodat de val partijen zo langzamerhand geheel verdwijnen. Dag Bij de-handje. Beste POLLY. *k Begrijp dat je me in ver- band met de St. Nicolaasdrukte zo ongeveer ver geten bent. 'k Schrijf, zo ongeveer, omdat je toch nog aan me dacht toen het reeds te laat was. Ook ik vind het weer verre van aangenaam. Maar de winter is in aantocht, laten we dat niet vergeten. Je mist niet veel nu je voor den dokter thuis moet blijven. Het is binnen met recht beter dan buiten. Het beste hoor. M'n groeten aan allen. Polly. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. DE BETOVERDE LUCIFER Buig een lucifer doormidden, maar zoo, dat hij niet helemaal breekt. Leg de gebogen lucifer op de hals van een fles en leg een cent bovenop de benen van de lucifer. Nu wed je met de anderen, dat je de cent in de fles kunt laten vallen zonder fles, cent of lucifer aan te raken. Om je weddenschap te winnen behoef je alleen maar een klein druppeltje water b.v. met behulp van een vorktand, op de breuk van de lucifer te laten vallen. Het vocht doet het hout uitzetten, de beide beenen gaan uileen en de cent valt in de fles. Grootmoeder's pennen gaan klik, klak, En 't klokje tikt steeds tifeke tak, Die kleine Nel vertelt van school, Daar hadden ze tocli laatst zo'n jool. Ze vierden pas een heel groot feest Sint Nicolaas was er geweest. En ook die leuke Pieterbaas, z z Die gaf aan elk kind speculaas. Ze moesten zingen met elkaar. Dat deden z' ook verleden jaar. Ze zongen van de Stoomboot toen En van die Srnterklaaskapoen. Sint deelde toen nog tot besluit Aan heel de klas cadeautjes uit. Nel kreeg een tekenboek en krijt, Ze was haar tekenboek juist kwijt. Daar sloeg de klok. Nel moest naar bed, Zij droomde 's nachts vast van de pret. UIT HET LEVEN DER DINKA'S. Een heel merkwaardige negerstam. Wanneer wij spreken of lezen over de ge kleurde rassen, die Afrika, bewonen, dan denken wij meestal aan de Kaffers, Hottentotten, Zoe- loe's en Basoeto's in Zuid-Afrika, aan de Moren, Marokkanen, Egyiptenaren en Abessyniërs in 't Noordelijke gedeelte en aan de Soedaneaen en Kongo-negers in Centraal Afrika. Veel minder bekend zijn de stammen, die in de moerassige streken bij de bronnen van de Nijl en diens zijrivieren wonen, behorende tot de stam der Shilloek, n.I. de Noeër, de Karamojans, de Masal en de Dinka's. Over laatstgenoemde volkje wil ik jullie heden een en ander vertellen, want het is een merk waardige negerstam, d'ie tot nu toe nog weinig met Europeanen in aanraking geweest is; echter primitieven, die op een trap van ontwikkeling staan als onze voorvaderen in de overgangs periode van het stenen naar het bronzen tijd perk. Stellen jullie je eeris voor: negers met heel lange benen, mager en spichtig maar lang, zodat menschen van 2 meter geen zeldzaamheid zijn. Wanneer je in een boot de Bahr el Arab op vaart en je ziet qp de wal of in 't ondiepe water een groep mannen, op één been staande als de ooievaars, terwijl ze het andere been met de voetzool tegen de kuit van het been plaatsen, waarop ze staan, dan zijn het Dinka's. Ze zijn zo tenger, dat een Europeaan geen plaats heeft in hun smalle kano's en dat hij zijn hand niet in de greep van hun schilden wringen kan. Hun kleeding is aan geen mode onderworpen en dus besteden zij des te meer tijd aan hun coiffure. Het is ongelooflijk hoeveel moeite zich de jonge mannen en vrouwen getroosten can er keurig voor de dag te komen, waarbij zij geheel volgens persoonlijk inzicht en eigen smaak te werk gaan. De ene zal zijn haar met koemest plakken en er veren van de pelikaan of ooie vaart in steken, een aider bouwt met behulp van draad of buigzame takjes een teren op zijn hoofd en een derde knipt er lange strepen hetzij van voren naar achteren of van links naar rechts, uit het haar, zoodat zijn schedel er uit ziet als het vel van een zebra. Zimdelijik volgens Europeese begrippen zijn de Dinka's niet. Ofschoon zij in een waterrijk land wonen en bij de visvangst met hun lange benen telkens urenlang door de ondiepe plassen waden, zullen zij nimmer hun bovenlichaam en gelaat met water wassen: ze wrijven echter hun lichaam grondig met olie in en zij voltooien hun toilet door zich zorgvuldig te poederen. Voor deze procedure gebruiken ze echter geen poudre de riz, maar as van verbrande koe mest. Niettegenstaande deze, voor den Europeaan afzichtelijke uiterlijkheden, noemt de Afrika- reiziger majoor Court Treatt, de Dinkla's „gentle men", want, zegt hij, zij hebben een hoge op vatting van fatsoen, een sterk ontwikkeld eerge voel zodat zij nooit een leugen zullen ver tellen en zin voor humor. Over het algemeen zijn deze negers vreed zaam. Aangezien ze in een streek wonen, die gedurende het natte seizoen moerassig en onge zond, gedurende de hete maanden daai-entegen waterarm is, heeft hun land weinig aantrekke lijks voor andere stammen en onderling hebben de Dinka's slechts zelden ruzie en dan meestal nog om hun vee, want hun runderen beminnen ze hartstochtelijk, ja men kan zeggen, ze ver eren deze dieren afgodisch. In het natte jaar getij laten zij ze overdag op de uitgestrekte weiden, maar 's nachts brengen zij ze in kralen, die solider en beter gebouwd zijn dan de eigen woning. Door rook beschermt hij zijn lievelin gen tegen de aanvallen van insecten en 's nachts bewaakt hij hen en zingt liederen voor hen, opdat ze rustig slapen. Hun wapens bestaan uit lansen, schilden (ge woonlijk rundleer) en een soort knots of knup pel. die vooral een rol speelt, wanneer twee Dinka-jongelingen vechten. Zulke duels zijn overigens onbloedig en lijken meer op een dans dan op een gevecht en alle stamgenoten nemen er hartstochtelijk aan deel. De overwinnaar verwerft roem en eer en de verliezer oogst, be halve kneuzingen en builen, ook de spot der jonge Dinka's. De Dinka's zijn zeer gastvrij, maar eigenaar dig is de wijze waarop het hoofd der familie den gast begroet. Is het een man. aan wien de gastheer meent slechts weinig eerbied te moeten betonen, dan gaat hij hem tegemoet, strekt de rechterhand tegen hem uit met de palm naar den vreemdeling en roept „Ohebah?" (Zijt gij sterk). Daarna grijpt hij diens hand en slin gert zijn arm heen en weer. dat hem horen en zien vergat. Maar is de gast een eerbiedwaardige bijv. een Europeaan, dan buigt zich de Dinka voor over, grijnst als een duivel en spuwt den bezoe ker op het vest. Evenals alle natuurvolken zijn de Dinka's verzot op dansen. Leden van beide seksen stellen zich daarbij op in een kring, strekken de armen boven hun hoofden, draaien en zwaaien met het bovenlijf en stampen rhythmisch met de voeten. Typisch zijn ook de begrafenisplechtigheden. Wanneer een stamhoofd voelt, dat zijn dagen geteld zijn, dan roept hij zijn vdlk bijeen en benoemt een opvclger. Daarna geeft hij opdracht een wijde, diepe groeve te graven en hem er in neer te laten. In dit graf nemt hij zijn lans mee. Zijn lievelingsos moet het graf met hem delen. Daarna wordt de groeve met bosjes gras en takken gevuld zodat man en dier voldoende lucht hebben om adem te kunnen halen. Als het wachten op de dood den man begint te ver velen, dan steekt hij zijn lans door het dak van gras cp welk teken zijn mannen onmiddellijk de groeve met aarde opvullen en de grond stevig aanstampen. Maar als de doodscandidaat geen teken geeft, dan wachten zij vijf dagen bij het graf. waarna zij overtuigd zijn aan hun plicht te hebben voldaan en het graf op de gewone wijze opvullen. Tenslotte wil ik nog iets vertellen over de manier waarop de Dinka's vis vangen. Vis is voor dit volkje een van de voornaamste voe dingsmiddelen en daarom is de visvangst geen particuliere zaak, maar een algemeen publiek belang. Wanneer het hete seizoen gekomen is en de moerassen en plassen beginnen op te drogen, dan is het de juiste tijd. De mannen en vrouwen en kinderen rukken uit en vormen bij een visrijke plas gekomen, vier linies, die achter elkander door het ondiepe water waden. De jonge mannen, met speren bewapend, vormen het voorste gelid. Zij jagen de vissen, die zich in de modder verbergen op en spietsen ze met ongeëvenaarde handigheid. Het tweede gelid, bestaande uit de oudere, mannen, is voorzien van sikkelvormige messen, waarmee de vis. die aan de voorste linie ont snapt is, opgepikt wordt. Vrouwen en kinderen, die de derde en vierde linie vormen, zijn voor zien van manden, waarin zij de buit verzame len. Bij deze vispartijen gaat het erg luidruchtig toe. De ijver, waarmee de beide voorste gelederen van hun wapens gebruik maken," heeft dikwijls tot gevolg, dat dé een of ander gewond wordt. Maar daar geeft de Dinka niet om. Dat is het be drijfsrisico en voor pijn zijn deze mensen on gevoelig. Voor zijn makkers is zulk een voorval slechts een reden, om zich over den gewonde vro lijk te maken en de grappenmakers geven van het ongeval aan de overige vissers kennis door de roep: „Daar Is weer een dood man!" De gevangen Vissen worden deels - vers ge geten. deels zolang in de zon gedroogd tot ze beginnen te ruiken, daarna worden ze fijn ge wreven en dit poeder, met olie vermengd, tot kegels gevormd, zooals onze suikerbroden. WONDEREN UIT HET DIERENRIJK Mimicry als verdedigings- en aanvalsmiddel. Je hebt natuurlijk allemaal wel eens gehoord van het eigenaai-dige verschijnsel in de dierenwereld, dat mimicry wordt genoemd en waaronder verstaan wordt het zich aanpassen van de dieren bij de om geving, zó, dat ze hiervan bijna niet te onderschei den zijn. Zo zijn de sneeuwhaas, de hermelijn en andere bewoners van de koude luchtstreek een ge deelte van 't jaar wit, woestijndieren daarentegen vertonen de kleur van het woestijnzand en vinden hierin een prachtige bescherming tegenover hun I vijanden. Ja, zelfs vele dieren gaan met die verstopmethode nog verder: ze bootsen de meest vei-schillende voor wei-pen in hun omgeving door kleur en tekening volkomen zuiver na, zodat men eigenlijk eerst als hij zich gaat bewegen zien kan, dat er sprake van een dier is. Zo veranderd het kameleon van kleur al naar zijn omgeving is: groen, bruin en geel in afwisselende tinten. Ook de wandelende takken en bladeren worden vaak genoemd. Kijk in Artis in het insectarium maar eens in de glazenkast, waar ze zijn onder gebracht: tien tegen één, dat je ze niet dadelijk ziet. Ze hangen bovendien zo vreemd aan de takken, dat je niet op de gedachte komt met dieren te doen te hebben. Dit zijn prachtige voorbeelden van dieren, die plantendelen nabootsen; een andere keer imiteren de dieren elkaar, dus andere diersoorten en wel heel vaak die dieren, die zich b.v. door vergif, beter kunnen verdedigen dan zijzelf. Dit verschijnsel vind je vooral onder de insecten. Bijen en wespen, die zich met hun angel goed kunnen verdedigen, wor den bij voorkeur nagebootst. De onschuldige hom mel lijkt sprekend op de gevaarlijke steenhommel, die een geduchte angel heeft. Zelfs kevers bootsen soms de wespen na: op Borneo komt een grote wesp voor, welks vleugels aan de pimt een brede witte vlek dragen. Een kever, die in de buurt van deze wespen leeft, heeft dit plekje ook en draagt bo vendien zijn vleugels uitgespreid, wat kevers anders nooit doen. En dit alles uit angst om te worden op gegeten! Soms is de mimicry nog opvallender of liever: we zouden haast zéggen, verstandiger uitgedacht. Be paalde vlindersoorten in Zuid-Amerika en Afrika vliegen in grote zwermen rond en worden toch door de vogels niet opgegeten, omdat hun vet afschu welijk smaakt. En nu vliegen tussen hen in weer andere vlinders, die zich in lichaamsbouw en kleur van de vleugels zo precies bij de eerste hebben aan gepast, dat ze er heel moeilijk van te onderscheiden zijn. Zij smaken goed, maar worden toch door de vogels met rust gelaten. Is dit niet een echt natuur wonder? Precies zo doet overigens de koralenbok- ter van de Zuid-Amerikaanse oerwouden. Met zijn schitterende kleurenpracht bootst hij een kever soort uit een heel andei'e familie, die vei-giftig is en ei-g vies ruikt, precies na en gaat hierdoor ook zelf VTij uit, vooral, daar hij zich bij voorkeur in de na bijheid van zijn voorbeeld ophoudt. Elke vogel vliegt erin! Ook een klein Zuid-Amerikaans slange tje schijnt te vinden, dat het voordelig is, er ver giftiger uit te zien, dan hij in werkelijkheid is. In zijn lichaamstekening bootst hij de mooie, zwaar vergiftige koraaladder precies na. Deze laatste wordt door mens en dier geschuwd enhier weet de andere niet-vergiftige slang van te profiteren! Voor den mens is deze sprekende gelijkenis tussen twee slangen gevaarlijk. Immers :t kan gebeuren, dat hij meent met het onschuldige slangetje te doen te hebben, terwijl het in werkelijkheid een koraal adder is. Menigeen heeft zo'n kleine vergissing j] met de dood moeten bekoopen. Een enkele keer maken de dieren ook van mimicry gebruik om au, dere dieren te benadelen of op hun kosten te levem Er bestaan b.v. kevex-s, die als vijandelijke indrjn, gex-s in mierenstaten leven. Niet alleen lijken de« kevertjes sprekend op mieren wat hun lichaams. bouw betreft, maar ze passen zich ook in de kleur bij hen aan: zó zelfs, dat de kevers in het gezelschap van rode mieren rood en bij zwai-te mieren zv/art gekleurd worden. Het kan dus best gebeuren, dat de mieren er een hele tijd geen ex-g in hebben, dat er „vijanden" in hun midden leven. En als de mieren het soms toch merken, dan hebben de kevertjes nog een laatste verdedigingsmiddel: ze lopen niet weg, maar dnjk. ken hun platte lijfjes vast tegen de grond. En dan kunnen de miei-en met hun kaken geen houvast aan hen krijgen en moeten ze de indringers wel niet rust laten. EIGEN SCHULD door W. B.Z. Juffrouw Vlug, Kwam van een fietstocht terug. Ze keek niet uit, ze keek niet om, Dat was natuurlijk heel erg dom. Daar kwam de melkboer van de gracht, De Juffrouw zwenkte onverwacht. Pats, pats ze reed de melkkar aan, Maar ze heeft nog meer kwaad gedaan, De bussen vielen op den weg. Dat werd voor 't boei-tje grote pech, De man zelf had zijn arm gewond, Maar overigens bleef hij gezond. En Juffrouw Vlug viel van haar fiets, Ze had wel pijn, maar brak toch niets. Toen ze daar lag op 't smalle pad, Had ze een wijze les gehad. „Zulk fietsen," dacht ze, „doe ik nooit meer. Ik let voortaan op het verkeer." ET oog is de spiegel der ziel" is een bekende Hollandse spreuk en men bedoelt er mee, dat men aan iemands oogen wel kan zien, wat er in hem omgaat. Er zijn tegenwoordig mensen, die beweren dat ons ook de neus van iemand veel omtrent hem kan vertellen. Zij die aldus de mensen willen in delen naar hun neus, zeggen, dat mensen met een sterke wil en dat kan zowel een groot redenaar, groot veldheer of een groot misdadiger zijn, in de regel een grote neus hebben. Is zo'n grote neus bo vendien nog gebogen, dan spreekt men van een arendsneus of een Rorheinse neus. Ook vrouwen, die een zeer verantwoordelijke betrekking bekleden, hebben, volgens deze mensen, vaak een grote neus. Tegenover de grote neus staat natuurlijke de kleine neus en als dat een wipneusje is, die men vooral bij kinderen aantreft, zou dat wijzen op een zwakke wil; de bezitter of bezitster van zo'n neus zou ge makkelijk onder de invloed van anderen te bren gen zijn. Di'ijft zo'n wipneus bezittend iemand zijn of haar zin toch door, dan is dat in de regel niet om een bepaald doel te bereiken, maar enkel en alleen om nu eens hun zin te willen doen, een soort eigen zinnigheid zouden we dus kunnen zeggen. Een an der kenteken van de neus, dat meehelpen kan om iemands karakter meer of minder te bepalen zou de meerdere of mindere vlezigheid zijn, met andere woorden dus een dikke of een dunnere neus. Iemand met een dikke neus zou meer zijn gevoel dan zijn verstand laten werken, terwijl de persoon met een dunne neus meer verstandsmens is en in de regel een goed zakenman zal wezen. Een derde indelingsmanier ten opzichte van de neus is de meerdere of mindere breedte van de bovenkant van de neus, van de neusrug zouden we kunnen zeggen. In 't algemeen zou men in iemand met zo'n brede neusrug een grappemaker moeten vinden, ook is het iemand, die plezier in zijn werk heeft en die zich gemakkelijk vei-plaatsen kan in de omstandig heden van een ander. De wipneus met een brede rug zou wijzen op humeurigheid; de bezitter hiervan zou ook wel eens grappig kunnen wezen en in de regel zal hij de zaken niet erg zwaar opnemen. Man nen met een van boven brede neus zijn in de regel behendig en vaardig; deze neus zullen we dus vooral moeten zoeken bij de handarbeiders. Een rechte neusrug zou wijzen op een gelijkmatig karakter en op een grote mate van geduld. Ook de onderkant van de neus zou nog een vingerwijzing kunnen ge ven voor iemands karakter. De onderkant van het neustussenschot loopt in de regel horizontaal. Maar is de voorkant hoger dan de achterkant, dat is bij de bovenlip, dan zou dat wijzen op nieuwsgierig heid. Is het omgekeerd dan zou men te doen hebben met een spotter, met iemand, die dadelijk een min der aangename opmerking bij de hand heeft. De mu ziekliefhebbers zouden als kenmerk hebben brede neusvleugel. Ziezo! Bestudeer nu mekaars neuzen maar eens en kijk of het wel eens uit komt. W. B.-Z,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8