Na drie jaar weer Canada naar Dcanq naac feiten^ èeheecscht Ametika. Van de Mackenzie naai de %ukon. Ons vliegtuig, de boot en de tent op Mac Dougall's pas. Door Dr. W. C. N. VAN DER SLEEN ER zijn in onzen tijd maar weinig witte plekken meer te vinden op de wereld kaart, maar er ligt nog een tamelijk groote hier in het uiterste noordwesten van Canada. We weten, dat tusschen 136 en 140 graden westerlengte het Rotsgebergte uit- loopers zendt tot aan de kust van de Poolzee en een boot- en voettochtje van vier dagen van uit Aklavik had ons in staat gesteld van een onge veer vijfhonderd meter hoogen bergrug af een blik te slaan in een golvend heuvelland, waar des zomers de stilte heerscht en des winters het wilde rendier, de caribou, wordt gejaagd. Op de beste kaarten staan in dit gebied slechts en kele lijnen en namen, gedrukt. Aan de oostzijde van de waterscheiding brengt de Rattenrivier zijn water naar de Peel en dus naar de Macken zie; aan de westzijde kronkelt de Bell-rivier een zijrivier van de Porcupine, die ap 1000 K.M. van Mc. Douglas Pass af met de Yukin samenvloeit. Niemand weet hoe hoog de pas ligt. De schattingen varieeren van vier tot acht honderd meter, maar ik geloof eerder aan de 1000. Langs de Porcupine en Bell staan twee namen op de kaart, Rampart House en La pierre House, vroeger posten van de Hudson Bays Co., want dit onbekende land werd reeds een honderdtal jaren geleden door de pelshandelaars geregeld bereisd. Ruim vijftig jaar lang werden de kostbare huiden uit het heele Yukon-gebied in den zomer opgebracht naar La Pierre House, een kanotocht van een week of drie. In den win ter gingen ze dan per hondenslede over den pas naar de Mackenzie; den volgenden zomer de ri vier op naar Fort Chipewyan en vandaar weer per slede naar York aan de Hudson Bay. Dezelfde reis van twee jaar maakten suiker, thee en meel als eenige luxe artikelen voor de de.Europeesche handelaars en tevens messen en bijlen en kralen, waarvoor de Indianen hun huiden kwamen inruilen. Verder leefde men uit sluitend van rendier en elandvleesch en natuur lijk zalm. Eerst omstreeks 1870 werd ontdekt, dat de Yukon in de Pacific stroomde en niet naar de Poolzee. De tegenwoordige toegangsweg naar dit gebied over Skagway en Dawson kwam pas in het begin van deze eeuw na de ontdekking van het goud in de Klondyke in gebr.uik. Na de Eskimo's de Totem- Indianen. Ons plan was om na de Eskimo's in het noor den de Toteni-Indianen aan de westkust te bezoeken en de aangewezen weg was de oude pelsjagerroute over Rat, Bell en Porcupine. Wij hadden dat op de regeeringsbureaux in Ottawa uit en te na besproken. Men had geprobeerd ons tegen te houden, met als hoofdmotief, dat I het zoo moeilijk en kostbaar zou zijn ons op te sporen, als we eens niet op tijd mochten aanko men. Toch waren ons met de meeste welwillend heid kaarten en gegevens verstrekt, maar nie mand wist te vertellen of de oude posten nog be woond waren. Men vermoedde dat er in Rampart House wel -wat voedsel te krijgen z-ou zijn en een reisverslag sprak van een handelaar, die in La Pierre woonde, maar er zat voor ons niets anders op den voedsel in te slaan voor de heele reis door 1000 K.M. waarschijnlijk onbewoond gebied. En dat alles moest met tent, dekens, ca mera's en ons zelf geborgen worden in onze twee persoons Berger vouwboot, De grootste moeilijk heid ble'ek echter om dat alles omhoog te bren gen langs de snel stroomende Rattenrivier, die tien tallen keeren moest worden doorwaad, me- terdiep en ijskoud om de boot tegen stroomver snellingen op te trekken. Dat zou een week zwaar werk zijn over vijftig mijl afstand, mits men de hulp van twee goede Indianen zou wil len betalen. Deze heeren vragen echter 10 dollar dus bijna twintig gulden den man per dag, ook voor den terugweg van de pashoogte af plus zes maal per dag warm eten, waarvoor een derde Indiaan noodig is om dat allemaal naar boven te dragen. Wij kozen den goedkoopsten weg en charterden een vliegtuig, dat toevallig in Akla vik neerstreek en ons binnen een half uur neer- 1 zette aan den oever van een prachtig meertje juist op de pashoogte. De eenige bewoner, een bisamrat, kwam ons vriendelijk tegemoet zwem men toen het watervliegtuig naar den wal toe draaide. Het vliegtuig verdween in de diepblauwe lucht, de bisamrat in zijn biezenwildernis en wij bleven alleen achter in de prachtige bergwereld, die juist hier bekend is om zijn grizzlybeeren die den mensch meest op het eerste gezicht aan vallen en de zalm, die zij komen vangen; we hebben echter gelukkig, respectievelijk helaas, geen van beiden gezien. De zalm is jarenlang m zoo groot aantal gevangen aan de mond van de Yukon.dat er geen beestje meer boven komt en dus blijft de grizzly tegenwoordig bij de schapen en de rendieren in het hooggebergte. Dat de zalm niet kwam beteekende voor ons tekort aan eiwit- voedsel. want wij hadden op visch aan het ont bijt gerekend. Den volgenden morgen bleek onze boot wer kelijk al ons hebben en houden te kunnen be vatten. En het ging best stroomaf, wel honderd meter ver. Toen liepen we vast tusschen over hangende struiken en takken. We martelden er drie uur lang tusschen, over en onder door en moesten het eindelijk opgeven. Het was onmoge lijk het kronkelende beekje in onze vijf meter lange zwaar geladen boot te volgen. Gelukkig- bleek bij een verkenning over de toendra stroomaf, dat onze beek een kilometer verder in een flink stroomend riviertje uitmondde. Dan maar over land, eerst met de tent. daarna met de camera's, onze tien pond meel en vijf pond suiker en nog eens terug om de rest van het eten te halen. Vier uur 's middags, acht uur na ons vertrek hadden we twee kilometer van de dui zend afgelegd. Maar nu ging het veel beter, wel twee honderd meter ver, want om de eerste bocht werd het riviertje twee maal zoo breed en twintig maal minder diep. Onze boot hobbelde en botste over de keien, maar wij schoven voort met den snellen stroom, onze peddels gebruikende als de stokken van een prikslee. Dan volgden weer twee honderd meter kalm water tot de volgende versnelling., die in'een diepe vernauwing lag en ons deed voortschieten als een op hol geslagen paard. Afwisseling genoeg, zoo haast bij elke bocht. Nu eens joeg de stroom ons met geweld naar en langs den oever, zoodat de takken ons in het gezicht sloegen, dan weer liepen wij vast midden in de rivier en moest ik uitstappen om de boot weer vlot te krijgen. Of het water joeg als een werkelijke waterval over en tusschen de rot sen door, zoodat de boot aan twee lijnen langs den wallekant moest worden neergelaten, ter wijl wij door het water of langs den wal mee- baggerden. ik heb maar één keer languit in het water gelegen omdat de stroom de boot plotse ling meesleurde en het water liep zelden meer dan drie maal per dag boven in mijn kaplaarzen. Zoo legden we varend en hobbelend, struikelend en baggerend den eersten dag 15 en den twee den dag 25 kilometer af van de duizend, die wij voor den boeg hadden en dat met 8 uur werken per dag. De Bell-rivier bereikt. Toen was de groote Bell-rivier bereikt en ging het sneller, vijftig, zestig, zeventig kilometer per dag. La Pierre House bleek een ruïne te zijn, maar het bleef uitkijken naar elke rafeling in den stroom, die een grintbank of steen of boom stam kon beteekenen. Eiken dag weer zaten we ettelijke malen aan den grond en moerm vaak in razend snellen stroom uitstappen en tijdig weer in zien te stappen ook. Eiken avond kam peerden we op een zand- of grintbank aan den oever om minder last te hebben van de milliar- den muskieten, die een der grootste plagen vor men van dit land. Rondom de tent stonden steeds de sporen van wolf en lynx en een enkele maal ook van caribou en eland, maar wij heb ben op de heele reis geen enkel wild dier gezien, behalve de bisamrat boven en een eenzame bever in de Bell-rivier. Toch ging het vol moed verder. In Aklavik had men ons gezegd, dat ongeveer half weg, dus na driehonderd mijl een post van de politie der Wildernis moest zijn. Maar Óld Crow was verschrikkelijk ver weg. De afstanden in mijlen, die men ons opgegeven had, verschil den onderling nog wel eens een 50 tal kilometers en wij vreesden al na tien dagen hard werk, dat wij Old Crow ongezien voorbij waren gevaren, toen om een bocht een oude Indiaan zichtbaar werd, die zijn licht canvas kano als een prikslee j tegen een stroomversnelling opwerkte en ons ver telde dat Old Crow om de volgende bocht lag. En dat was een verrassing. Geen eenzame blok hut, maar wel een vijftigtal huizen met een kerkje, een vlaggemast en een radio-station. Van de rivier af zagen wij de Indianen haastig heen en weer loopen. We konden hooren, hoe hun vuisten bonkten op de deur van het grootste huis en hoorden den angstkreet: „Strangers in town!" Vreemdelingen in stad! De deur vloog open, een greep al naar een revolver of geweer en dan. een vriendelijke glimlach op het gezicht van een jonge blonde blanke vrouw, die later bleek Mrs. Corporal, de vrouw van. den afwezigen po litiebeambte te zijn. Wij werden allerharte lijkst ontvangen, onthaald op een heerlijk diner met echte ham, want we hadden door een ver gissing van den leverancier in Aklavik al in geen twee dagen vleesch of visch of eieren gehad. In Old Crow vonden we twee goed voorziene winkels en bovendien hoorden we, dat we verder omlaag om den anderen dag kans zouden hebben menschen te zien. We waren al wel enkele blokhutten gepasseerd, maar vallenzetten is win terwerk en dus was alles verlaten. Stroomaf moesten we de politieman tegenkomen, twee handelaars met hun motorbooten, er moest een tentenkamp zijn van een groep landmeters, die eindelijk tenminste het Amerikaansche deel van de Porcupine in kaart zouden gaan brengen en bovendien woonden overal langs de rivier In dianen in tijdelijke vischkampen. Maar de politieman kwam 's avonds thuis en zond een bericht naar Aklavik, dat wij na tien dagen in goeden welstand waren gearriveerd en een babbeltje naar Fort Yukon, meldende dat we daar over een dag of tien wel zouden aankomen. Toch was iedereen het eens met een ouden Indiaan, die toen wij van wal stieten, opmerkte een machtig klein bootje voor zoo'n groote rivier. Daar denk je onwillekeurig aan wanneer den volgenden morgen de machtige rivier in het gedrang raakt tusschen hoog oprijzende rots wanden. een rotseiland den stroom splitst juist voor een haaksche bocht en voorbij de bocht de beide stroomen elkaar ontmoeten in een razende stroomversnelling, die zware golven vormt; niet alleen dwars op den stroom, maar door de botsing tegen de rotswanden ook in de lengterichting, waardoor een wildschuimen- de watermassa ontstond, die het water hoog over ons spatdek deed slaan en een halven emmer water opwierp tot voor in de blouse van mijn vrouw. Bij zoo'n gelegenheid kunnen alleen groote snelheid en een goed werkend voetenstuur de boot in de goede richting houden. Laat ik u ook nog even met de woorden van een ander laten hooren, wat de Porcupine eigenlijk is. Een van de beste kenners van dit land is Archdewcon Hudson Stuck, 'n geestelijke dus. Als men weet, dat een zijner boeken tot titel draagt: 10.000 mijl per hondenslee door Alaska, dan weet ge, dat hij voor geen kleintje vervaard is. Welnu, die man schrijft het volgen de over onze rivier: „De reis langs de Porcupine is een van de interessantste van „Alaska. De reis omlaag vooral door de Ramparts, zooals het voorge bergte genoemd wordt, is in hooge mate op windend met een tikje gevaar en vraagt voort durend groote waakzaamheid. Op vele plaatsen is de stroom zoo snel, het kanaal zoo nauw, zijn de zandbanken zoo dichtbij, de bochten zoo scherp, dat voortdurende zorg, vaardigheid en een vlugge hand en oog noodig zijn om de boot veilig er doorheen te geleiden. Er is geen tijd om van plan te veranderen of een fout te verbete ren. Soms moet even recht op een rotsblok wor den aangestuurd, een botsing waarmee de heele boot zou versplinteren dreigt en op het oogenblik, dat het lijkt of ge er boven op zit, moet men door een vlugge beweging met roer en paddel de boot een kwartslag doen draaien om ze in diep water te houden. Vaak stroomt het water snel over een breede ondiepe grind- bank met een smal kanaal in het midden, dat moeilijk te onderscheiden en dus moeilijk te volgen is". Het was een fijne tocht. Zes dagen lang zwier ven wij kris en kras over den 'oreeden stroom, steeds het snelste water zoekend, behalve waar het met te veel snelheid omlaag gutste over rotsrichels en sterk hellende grintbanken. Dari was het zwaar werk, hard peddelen, om den -binnenkant van de buitenbocht te kunnen houden. Maar peddels en stuur deden hun werk goed en toen wij na zes dagen van acht uur peddelen onze tweede driehonderd mijl hadden afgelegd en in Fort Yukon aankwamen was onze boot nog in perfecte conditie. Ik kan mij geen beter schip denken om deze snelle rivieren stroom af te bewaren. Ons logboek wijst uit, dat wij op één dag meer dan 100 kilometer aflegden en toch hadden wij tijd gevonden blanken en Indianen langs de rivier te bezoeken en heel wat gehoord over hun merkwaardig leven. Daarover een volgende maal (Nadruk verboden). AMST. STUD. VER. „UNITAS" OPENT NIEUWE SOCIËTEIT „S.A.L.V.E." Onder groote belangstelling heeft de plech tige opening plaats gehad van de nieuwe Sociëteit „Salve" van de Stud. Vereen. „Unitas Studiosorum Amstelodamensium'. De Rector Senatus, de heer W. Bagnayheette de aanwezigen welkom en gaf een overzicht van de factoren, die aanleiding gaven om van Sociëteit te veranderen. Nadat spr. allen, die hun medewerking had den verleend bij de verhuizing en vooral bij de inrichting van het nieuwe gebouw, welke voor een belangrijk gedeelte door de leden ge schiedde, hulde had gebracht, gaf hij het woord aan den Rector Magnificus, prof. Van Loghem. Deze wijdde eenige hartelijke woerden aan het herboren Salve en noemde een stijlvol en gezellig Sociëteitsgebouw een krachtige stimu lans voor een bloeiend vereenigingsleven. Hierna ging spr. over tot de officieele opening en droeg het beheer over aan den praeses van het Soc. bestuur, die met een kort woord dankte. Hierna recipieerde de senaat en kon men tevens de smaakvolle inrichting bewonderen, waarbij vooral de origineele wandschilderingen zeer de aandacht trokken. 's Avonds werd een inwijdingsfeest gehouden. Uiting in velerlei vorm Eten koken onder het houtvuur naast de muggengaastent, onze eetkamer en plaats voor een middagdutje. (Van' onzen Amerikaanschen correspondent). AMERIKANEN houden van feiten. Zij houden niet van betoogen. van debat- teeren, van sentimentaliteit in het ge sprek. Deze liefde voor het feit heeft in onze, Europeesche oogen prettige en eigenaardige gevolgen. En deze beide meestal tegelijkertijd. Neem de Amerikaansche boeken. Het is enorm zooveel als er hier verschijnt. Wie zelf veel belangstelling voor boeken en voor lezen heeft wordt er wel eens wanhopig onder; ik zou dat allemaal wel willen lezen, maar als ik tot één boek op de duizend nieuwe kam, zal het veel zijn. De belangrijkste Amerikaansche boeken houden zich met de feiten bezig. Het zijn de documentaire boeken. Ze behandelen één van de zooveel-maal-tienduizend onderwerpen, die den mensch van heden interesseeren. Ze zijn bijna altijd uitstekend en heel dikwijls waarlijk mees terlijk geschreven. Enorme hoeveelheden feiten zóó meegedeeld dat fantasie en sentimentaliteit er niet bij te pas behoeven te komen, al zijn die feiten dan meestal fantastisch genoeg, al zijn ze zelfs ook wel hij nader inzien en zonder dat wellicht de 'schrijver dat bedoeld heeft fantasie. Zoo sterk is hier de dorst naar feiten, dat, ter bevrediging van dien dorst onrecht wordt gepleegd met voorbedachten rade. In slechte kranten met groote oplage en in tienderangs tijdschriften worden leugens op- gediseht onder de saus van „heusch-gebeurd". Er verschijnen hier meer dan een dozijn detec tive-magazines stampvol met heusch-gebeurde crimineel-crimineele geschiedenissen. Negen en negentig negen-tiende procent daarvan is uit het duimpje gezogen, maar de illusie dat het echt waar is maakt deze pikante spijze eerst recht smakelijk. Daarom wordt met het stalen gezicht, sommige Amerikanen eigen, de echt- waar-saus er bij opgeschept. Maar dit is een ter rein dat, hoe uitgestrekt ook, niet belangrijk is Belangrijk is het terrein der goed-geschreven meesleepende feitenlitteratuur, die het midden- houdt tusschen journalistiek en wetenschap. Wie dan ook de kunst er nog bij wil halen mag dat doen. Ik weet nooit gced waar de kunst begint en waar zij ophoudt. Een goed stuk jour nalistiek is dikwijls meer kunst dan een slechte roman. Maar dat mogen de menschen uit zoeken, die daar den tijd en het geduld voor hebben. Wanneer zij het uitgezocht hebben zijn we trouwens toch.weer aan andere standpunten, inzichten en „waarden" toe. Wat niemand behoeft te betwijfelen of te be- studeeren is dat de boeken, die hier verschijnen, grootendeels feitenboeken zijn. Dat zij een be paald tastbaar onderwerp behandelen: een politiek verschijnsel een socialen misstand, het leven van een belangrijk man, een historische gebeurtenis, vreemde landen en volken. Het boek, dat hier op het oogenblik het grootste succes heeft, is The Grapes of Wrath van John Stehïbeek. De oplaag heeft het half millioen overschreden. Om een voorbeeld te noemen: de stadsbibliotheek van San Francisco heeft er honderd exemplaren van. Die zijn voortdurend allemaal in handen en bovendien staan er sinds de inschrijving, nu reds gedurende bijna een jaar, altijd driehonderd adspirant-lezers genoteerd. Men zou dit boek een roman kunnen noemen. Een boerenroman uit het armste boe renleven van de Vereenigde Staten. Maar: het behandelt feiten. Feiten over de armoede, de levensverhoudingen, de nijpende ellende van deze allerarmsten. Het zijn deze feiten, die geen fantasie noodigmaken om u met spanning, mede- doogen, verontwaardiging dit, betrekkelijk kleine boek in één adem te doen' uitlezen. Het is een klacht en een aanklacht. Het heeft ongedachte gevolgen: politieke strijd, publieke verontwaar diging, hevige protesten tegen zoo goed als hevige protesten naar aanleiding van het hoek. Wie iets belangrijks uit de huidige Amerikaan sche litteratuur wil lezen mag het niet over slaan. Wanneer hij er maar bij wil bedenken, dat de tijdgenoot niet kan uitmaken wat „klas siek" zal worden; dat „klassiek" bovendien een heel groot woord is en dat het heel wel moge lijk is dat The Grapes of Wrath over een jaar voor 68 cent op de tafel met gelegenheidsaan biedingen ligt: een massa-graf (waar dit zij terloops gezegd de niet zoo haastig ge bakerde voor weinig geld veel goeds kan op delven) The Grapes of Wrath is een voorbeeld van half „litteraire" half „documentaire" lectuur; die de Amerikaansche zucht naar het feit be vredigt op zulk een wijze, dat de schrijver er millionnair van wordt. Tot de groote documen taire successen behooren verder: Days of our Years, van Pierre van Paassen, die oorspronke lijk een Nederlander is. (Het boek begint in ons Gorinchem, waar vader Van Paassen. dominee meet zijn geweest). Not Peace but a Sword, van Vincent Sheean en Gunther's, ook in Neder- landsche vertaling verschenen Inside Asia. Deze boeken zijn zoo goed en zoo boeiend geschreven, er komen zooveel feiten in voor die onze belangstelling hebben, hun auteurs weten zooveel en ze weten het cp een zoo sma kelijke wijze te vertellen dat al deze successen volkomen verklaarbaar zijn. Dat sommige van dit soort boeken oppervlakkig zijn is een opmer king, die zelfs van den kant der schrijvers geen tegenspraak zal ontvangen. Zij pretendeeren geen wetenschappelijke diepte. En de geleerden die, overigens meer ten onzent dan in Amerika uit hoofde van deze oppervlakkigheid, op dit soort litteratuur neerzien, moeten maar uit maken wat beter is een oppervlakkig boek, dat véél gelezen wordt of een niet-oppervlakkig boek, dat niet gelezen wordt. Ik waag mij niet aan een oordeelvelling daarover. Derhalve: het Amerikaansche publiek dorst naar feiten en de boeken die er geschreven worden komen aan deze begeerte tegemoet. Zij doen dat niet o m aan die begeerte tegemoet te komen, doch hier is een natuurlijke wisselwer king tusschen den schrijvenden en den lezenden Amerikaan. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat het niet-documentaire boek hier géén succes zou hebben, of dat zulke boeken hier niet zouden verschijnen. Maar wél wil dit zeggen dat zelfs het grootste deel der niet-documentaire hoeken toch altijd iets doen le eren: hetzij dat zij dit doen door in een bepaald historisch tijdperk te spelen, „hetzij door in wezen een of andere „ideologie" aan de orde te stellen, hetzij op an dere wijze het contact met de interessante wer kelijkheid, historisch of van dezen tijd, bewa ren. Wanneer hier al eens binnenhuisjes-litte ratuur verschijnt, dan heeft dat binnenhuisje meestal een zeer reëele omgeving, of dan is het het middelpunt van bepaalde stroomingen, die breeder en ruimer zijn dan al niet versmade liefde of soortgelijke ziele-roerselen. Niemand zal willen ontkennen dat populaire Ameri kaansche romans, zooals die" van Pearl Buck of zooals het welbekende „Gone with the wind" niet tevens een zeer duidelijke documentatie bevatten, de eerste van een buitenlandsche, de tweede van een historische samenleving. Een roman als Christin Concrete, welke ge schreven is door den Amerikaanschen metselaar Pietro di Donato (ik beveel hem u ten aan), heeft naast de particuliere geschiedenis zijner personen, een sociale en ideologische strek- king, die onmiskenbaar documentair is. Zoo mag gerust gezegd worden dat alle vormen van serieuze Amerikaansche letterkunde in nauw verband staan met het leven der menschheid, in welken vorm of faze ook en dat zich ook hier de Amerikaansche voorkeur voor het feit open- baart. Dat deze eeredienst aan de feitelijkheid -el op dwaalsporen moet leiden, behoeft geen betoog, Duidelijke fouten zijn daar evenzeer het ge volg van als een graad van oppervlakkigheid die door geen verontschuldiging meer is goed te praten. Wat Gunther bijvoorbeeld in zijn In. side Asia over Nederlandsch-Indië schrijft, raakt soms kant noch wal en er is een streven naar populariseering van niet-te-populariseeren on derwerpen, die wel eens belachelijk aandoet. Zoo leidt bijvoorbeeld het verlangen om „the story" de feiten-geschiedenis, van alles en nog wat 'te vernemen, naar boeken die „the story" der wijs- begeerte, of „the story" der Roomseh-Katholieke kerk (willen) vertellen. Dat zulk een streven op een dwaze mislukking moet uitloopen is duide lijk. En dat hier de spanning en de goede stijl en de op zichzelf respectabele handigheid, belezen heid en feitenkennis der schrijvers geen veront- schuldiging kan zijn, is evenzeer duidelijk. De behoefte aan feitenkennis doordringt het geheele aspect der Amerikaansche samenleving, Zij komt tot uiting in de reclame, zoogoed als hi de litteratuur, in de journalistiek, in de film, in het tooneel. In de meeste advertenties wordt verteld waaróm een bepaalde chololaclereep, een bepaald soort brood of een bepaalde drank goed voor de gezondheid is. Het fabrïcatieproces wordt beschreven. Feiten uit de grootwording van de fabriek, de historie van het bedrijf vormen den tekst der advertenties. Wij kunnen hier veel films zien korte bijfilms meestal die een bepaald historisch feit of proces in beeld bren gen. Maar ook de groote films, zooals bijvoor beeld die met Paul Muni over Zola en Pasteur, zijn in wezen documentaires. Tooneelsbukken die op het oogenblik groot succes op Broadway hebben zijn: Little Foxes, Tobacco Road, The American Way, Zij schilderen alle een bepaald sociaal milieu en brengen zeer bepaalde so- ciale problemen voor het voetlicht. De Ameri- kaansche journalistiek is een feiten- journalistiek als geen andere. Bij de goede kranten en tijdschriften leidt dit tot een vorm van welingelicht-zijn en scherpe formulee- ring die den vakgenoot tot groote bewondering dwingt. Bij de slechte kranten leidt dit tot een vorm van sensatie-journalistiek, die diepen af keer wekt. De honger naar het feit is kenmerkend voor de Vereenigde Staten en het Amerikaansche volk. In wezen Is het: honger naar kennis. En dus een respectabel en verheffend verschijnsel, Het Is of dit jonge volk gevoelt dat het door te werken en te zwoegen aan zijn jonge land te kort gekomen Is aan de cultuur, waarop andere landen en werelden prat gaan. Deze drang naar weten komt op verschillende wijzen tot uiting: zoowel in de bekende, al-maar fotografeerende toeristen, die in den kortst mogelijken tijd Euro pa „doen" als in een schitterende, verbluffend- knappe en veelzijdige boekenproductie, die trilt van leven en werkelijkheidszin; zoowel in de overvloedige, drukke advertentiekolommen, als in die typisch-Amerikaansche gewoonte om „quizzes" te organiseeren: het stellen van vra gen aan lezerskring of radio-gehoor, wedstrij den in kennis van feiten en namen. Zoowel in de brandende belangstelling voor technische, in- dustrieele en menschelijke wonderen als in de snobistische pralerij met een „ontwikkeling", die opgedaan wordt uit tijdschriftartikelen. Op al lerlei wijzen en in allerlei vormen, uit zich de Amerikaansche feitenhonger, soms kinderlijk be lachelijk of sensationeel: soms treffend van ernst en welgemeendheid: dikwijls bewonderens waardig in het resultaat, doch in het diepste we zen ontroerend en verheffend en wijzend op een cultureel niveau, dat respectabel van omvang en hoogte is. E. E. Vervroegde komst der Canadeezen. LONDEN, 19 December. (Reuter). In verband met de aankomst van Canadeesche troepen in Engeland wordt er aan herinnerd dat volgens de eerste plannen van samenwerking tusschen Canada en het Imperium de Cana deesche troepen eerst in het voorjaar zouden komen, doch in October werd gezegd, dat een divisie ter sterkte van 16.000 tot 18.000 man binnen twee maanden naar Europa zou vertrek ken voor opleiding', aangezien de weersomstan digheden in Canada een laatste opleiding niet mogelijk maakten. In den vorigen oorlog zijn 40.000 Canadeezen gesneuveld, 12.000 zijn aan de opgeloopen kwet suren overleden en 141.000 werden gewond. i Vervolging van Argentijnsche reeders BUENOS AIRES, 19 December. De Argen tijnsche autoriteiten stellen een onderzoek in naar de berichten, volgens welke de Duitsche diplomaten in Buenos Aires twee* sleepbooten, de „Coloso" en de „Gigante" en het schip „Chiriguana" hebben gecharterd om de be manning van de „Graf Spee" in Montevideo af te halen. Men verklaart dat de eigenaars der vaartuigen bestraf zullen worden, indien be wezen wordt dat de vaartuigen Buenos Aires zonder toestemming hebben verlaten. OUnited Press). Engelsche schepelingen aan boord van Italiaanscli vaartuig. GENUA, 19 December (Stefani). De kapi tein van het hier uit Rotterdam aangekomen Italiaansche vrachtschip „Caterina Gerolimic" heeft gerapporteerd dat hem op 19 November j.l. in het Kanaal een Duitsche duikboot nader de, die hem verzocht elf Britsche zeelieden, waaronder vier gewonden, aan boord te ne men van het Engelsche stoomschip „Darino* (1361 ton), dat door deze duikboot was getorpe deerd. Het Italiaansche vrachtschip heeft de overlevenden aan boord genomen en naar Do ver gebracht. Volgens de geredden is de ,T»a- rino" binnen vier minuten gezonken en zijn de andere zestien leden der bemanning, waaron der de kapitein, omgekomen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1939 | | pagina 8