Na drie jaar weer
Canada
naar
Dcanq naac feiten^
èeheecscht Ametika.
Van de Mackenzie
naai de %ukon.
Ons vliegtuig, de boot en de tent op Mac Dougall's pas.
Door
Dr. W. C. N. VAN DER SLEEN
ER zijn in onzen tijd maar weinig witte
plekken meer te vinden op de wereld
kaart, maar er ligt nog een tamelijk
groote hier in het uiterste noordwesten
van Canada. We weten, dat tusschen 136 en
140 graden westerlengte het Rotsgebergte uit-
loopers zendt tot aan de kust van de Poolzee en
een boot- en voettochtje van vier dagen van uit
Aklavik had ons in staat gesteld van een onge
veer vijfhonderd meter hoogen bergrug af een
blik te slaan in een golvend heuvelland, waar
des zomers de stilte heerscht en des winters het
wilde rendier, de caribou, wordt gejaagd. Op
de beste kaarten staan in dit gebied slechts en
kele lijnen en namen, gedrukt. Aan de oostzijde
van de waterscheiding brengt de Rattenrivier
zijn water naar de Peel en dus naar de Macken
zie; aan de westzijde kronkelt de Bell-rivier een
zijrivier van de Porcupine, die ap 1000 K.M. van
Mc. Douglas Pass af met de Yukin samenvloeit.
Niemand weet hoe hoog de pas ligt.
De schattingen varieeren van vier tot acht
honderd meter, maar ik geloof eerder aan de
1000. Langs de Porcupine en Bell staan twee
namen op de kaart, Rampart House en La
pierre House, vroeger posten van de Hudson Bays
Co., want dit onbekende land werd reeds een
honderdtal jaren geleden door de pelshandelaars
geregeld bereisd. Ruim vijftig jaar lang werden
de kostbare huiden uit het heele Yukon-gebied
in den zomer opgebracht naar La Pierre House,
een kanotocht van een week of drie. In den win
ter gingen ze dan per hondenslede over den pas
naar de Mackenzie; den volgenden zomer de ri
vier op naar Fort Chipewyan en vandaar weer
per slede naar York aan de Hudson Bay.
Dezelfde reis van twee jaar maakten suiker,
thee en meel als eenige luxe artikelen voor de
de.Europeesche handelaars en tevens messen en
bijlen en kralen, waarvoor de Indianen hun
huiden kwamen inruilen. Verder leefde men uit
sluitend van rendier en elandvleesch en natuur
lijk zalm. Eerst omstreeks 1870 werd ontdekt,
dat de Yukon in de Pacific stroomde en niet naar
de Poolzee. De tegenwoordige toegangsweg naar
dit gebied over Skagway en Dawson kwam pas
in het begin van deze eeuw na de ontdekking
van het goud in de Klondyke in gebr.uik.
Na de Eskimo's de Totem-
Indianen.
Ons plan was om na de Eskimo's in het noor
den de Toteni-Indianen aan de westkust te
bezoeken en de aangewezen weg was de oude
pelsjagerroute over Rat, Bell en Porcupine. Wij
hadden dat op de regeeringsbureaux in Ottawa
uit en te na besproken. Men had geprobeerd
ons tegen te houden, met als hoofdmotief, dat I
het zoo moeilijk en kostbaar zou zijn ons op te
sporen, als we eens niet op tijd mochten aanko
men. Toch waren ons met de meeste welwillend
heid kaarten en gegevens verstrekt, maar nie
mand wist te vertellen of de oude posten nog be
woond waren. Men vermoedde dat er in Rampart
House wel -wat voedsel te krijgen z-ou zijn en
een reisverslag sprak van een handelaar, die
in La Pierre woonde, maar er zat voor ons niets
anders op den voedsel in te slaan voor de heele
reis door 1000 K.M. waarschijnlijk onbewoond
gebied. En dat alles moest met tent, dekens, ca
mera's en ons zelf geborgen worden in onze twee
persoons Berger vouwboot, De grootste moeilijk
heid ble'ek echter om dat alles omhoog te bren
gen langs de snel stroomende Rattenrivier, die
tien tallen keeren moest worden doorwaad, me-
terdiep en ijskoud om de boot tegen stroomver
snellingen op te trekken. Dat zou een week
zwaar werk zijn over vijftig mijl afstand, mits
men de hulp van twee goede Indianen zou wil
len betalen. Deze heeren vragen echter 10 dollar
dus bijna twintig gulden den man per dag, ook
voor den terugweg van de pashoogte af plus zes
maal per dag warm eten, waarvoor een derde
Indiaan noodig is om dat allemaal naar boven
te dragen. Wij kozen den goedkoopsten weg en
charterden een vliegtuig, dat toevallig in Akla
vik neerstreek en ons binnen een half uur neer- 1
zette aan den oever van een prachtig meertje
juist op de pashoogte. De eenige bewoner, een
bisamrat, kwam ons vriendelijk tegemoet zwem
men toen het watervliegtuig naar den wal toe
draaide. Het vliegtuig verdween in de diepblauwe
lucht, de bisamrat in zijn biezenwildernis en wij
bleven alleen achter in de prachtige bergwereld,
die juist hier bekend is om zijn grizzlybeeren
die den mensch meest op het eerste gezicht aan
vallen en de zalm, die zij komen vangen; we
hebben echter gelukkig, respectievelijk helaas,
geen van beiden gezien. De zalm is jarenlang m
zoo groot aantal gevangen aan de mond van de
Yukon.dat er geen beestje meer boven komt en
dus blijft de grizzly tegenwoordig bij de schapen
en de rendieren in het hooggebergte. Dat de zalm
niet kwam beteekende voor ons tekort aan eiwit-
voedsel. want wij hadden op visch aan het ont
bijt gerekend.
Den volgenden morgen bleek onze boot wer
kelijk al ons hebben en houden te kunnen be
vatten. En het ging best stroomaf, wel honderd
meter ver. Toen liepen we vast tusschen over
hangende struiken en takken. We martelden er
drie uur lang tusschen, over en onder door en
moesten het eindelijk opgeven. Het was onmoge
lijk het kronkelende beekje in onze vijf meter
lange zwaar geladen boot te volgen. Gelukkig-
bleek bij een verkenning over de toendra
stroomaf, dat onze beek een kilometer verder in
een flink stroomend riviertje uitmondde. Dan
maar over land, eerst met de tent. daarna met
de camera's, onze tien pond meel en vijf pond
suiker en nog eens terug om de rest van het eten
te halen. Vier uur 's middags, acht uur na ons
vertrek hadden we twee kilometer van de dui
zend afgelegd. Maar nu ging het veel beter, wel
twee honderd meter ver, want om de eerste
bocht werd het riviertje twee maal zoo breed en
twintig maal minder diep. Onze boot hobbelde en
botste over de keien, maar wij schoven voort
met den snellen stroom, onze peddels gebruikende
als de stokken van een prikslee. Dan volgden weer
twee honderd meter kalm water tot de volgende
versnelling., die in'een diepe vernauwing lag en
ons deed voortschieten als een op hol geslagen
paard. Afwisseling genoeg, zoo haast bij elke
bocht. Nu eens joeg de stroom ons met geweld
naar en langs den oever, zoodat de takken ons in
het gezicht sloegen, dan weer liepen wij vast
midden in de rivier en moest ik uitstappen om de
boot weer vlot te krijgen. Of het water joeg als
een werkelijke waterval over en tusschen de rot
sen door, zoodat de boot aan twee lijnen langs
den wallekant moest worden neergelaten, ter
wijl wij door het water of langs den wal mee-
baggerden. ik heb maar één keer languit in het
water gelegen omdat de stroom de boot plotse
ling meesleurde en het water liep zelden meer
dan drie maal per dag boven in mijn kaplaarzen.
Zoo legden we varend en hobbelend, struikelend
en baggerend den eersten dag 15 en den twee
den dag 25 kilometer af van de duizend, die wij
voor den boeg hadden en dat met 8 uur werken
per dag.
De Bell-rivier bereikt.
Toen was de groote Bell-rivier bereikt en ging
het sneller, vijftig, zestig, zeventig kilometer per
dag. La Pierre House bleek een ruïne te zijn,
maar het bleef uitkijken naar elke rafeling in
den stroom, die een grintbank of steen of boom
stam kon beteekenen. Eiken dag weer zaten we
ettelijke malen aan den grond en moerm vaak
in razend snellen stroom uitstappen en tijdig
weer in zien te stappen ook. Eiken avond kam
peerden we op een zand- of grintbank aan den
oever om minder last te hebben van de milliar-
den muskieten, die een der grootste plagen vor
men van dit land. Rondom de tent stonden
steeds de sporen van wolf en lynx en een enkele
maal ook van caribou en eland, maar wij heb
ben op de heele reis geen enkel wild dier gezien,
behalve de bisamrat boven en een eenzame bever
in de Bell-rivier. Toch ging het vol moed verder.
In Aklavik had men ons gezegd, dat ongeveer
half weg, dus na driehonderd mijl een post van
de politie der Wildernis moest zijn. Maar Óld
Crow was verschrikkelijk ver weg. De afstanden
in mijlen, die men ons opgegeven had, verschil
den onderling nog wel eens een 50 tal kilometers
en wij vreesden al na tien dagen hard werk, dat
wij Old Crow ongezien voorbij waren gevaren,
toen om een bocht een oude Indiaan zichtbaar
werd, die zijn licht canvas kano als een prikslee j
tegen een stroomversnelling opwerkte en ons ver
telde dat Old Crow om de volgende bocht lag.
En dat was een verrassing. Geen eenzame blok
hut, maar wel een vijftigtal huizen met een
kerkje, een vlaggemast en een radio-station. Van
de rivier af zagen wij de Indianen haastig heen
en weer loopen. We konden hooren, hoe hun
vuisten bonkten op de deur van het grootste huis
en hoorden den angstkreet: „Strangers in town!"
Vreemdelingen in stad! De deur vloog open, een
greep al naar een revolver of geweer en dan.
een vriendelijke glimlach op het gezicht van
een jonge blonde blanke vrouw, die later bleek
Mrs. Corporal, de vrouw van. den afwezigen po
litiebeambte te zijn. Wij werden allerharte
lijkst ontvangen, onthaald op een heerlijk diner
met echte ham, want we hadden door een ver
gissing van den leverancier in Aklavik al in geen
twee dagen vleesch of visch of eieren gehad.
In Old Crow vonden we twee goed voorziene
winkels en bovendien hoorden we, dat we verder
omlaag om den anderen dag kans zouden hebben
menschen te zien. We waren al wel enkele
blokhutten gepasseerd, maar vallenzetten is win
terwerk en dus was alles verlaten. Stroomaf
moesten we de politieman tegenkomen, twee
handelaars met hun motorbooten, er moest een
tentenkamp zijn van een groep landmeters, die
eindelijk tenminste het Amerikaansche deel van
de Porcupine in kaart zouden gaan brengen en
bovendien woonden overal langs de rivier In
dianen in tijdelijke vischkampen. Maar de
politieman kwam 's avonds thuis en zond een
bericht naar Aklavik, dat wij na tien dagen in
goeden welstand waren gearriveerd en een
babbeltje naar Fort Yukon, meldende dat we
daar over een dag of tien wel zouden aankomen.
Toch was iedereen het eens met een ouden
Indiaan, die toen wij van wal stieten, opmerkte
een machtig klein bootje voor zoo'n groote
rivier. Daar denk je onwillekeurig aan wanneer
den volgenden morgen de machtige rivier in het
gedrang raakt tusschen hoog oprijzende rots
wanden. een rotseiland den stroom splitst juist
voor een haaksche bocht en voorbij de bocht
de beide stroomen elkaar ontmoeten in een
razende stroomversnelling, die zware golven
vormt; niet alleen dwars op den stroom, maar
door de botsing tegen de rotswanden ook in
de lengterichting, waardoor een wildschuimen-
de watermassa ontstond, die het water hoog over
ons spatdek deed slaan en een halven emmer
water opwierp tot voor in de blouse van mijn
vrouw.
Bij zoo'n gelegenheid kunnen alleen groote
snelheid en een goed werkend voetenstuur de
boot in de goede richting houden.
Laat ik u ook nog even met de woorden van
een ander laten hooren, wat de Porcupine
eigenlijk is. Een van de beste kenners van dit
land is Archdewcon Hudson Stuck, 'n geestelijke
dus. Als men weet, dat een zijner boeken tot
titel draagt: 10.000 mijl per hondenslee door
Alaska, dan weet ge, dat hij voor geen kleintje
vervaard is. Welnu, die man schrijft het volgen
de over onze rivier:
„De reis langs de Porcupine is een van de
interessantste van „Alaska. De reis omlaag
vooral door de Ramparts, zooals het voorge
bergte genoemd wordt, is in hooge mate op
windend met een tikje gevaar en vraagt voort
durend groote waakzaamheid. Op vele plaatsen
is de stroom zoo snel, het kanaal zoo nauw, zijn
de zandbanken zoo dichtbij, de bochten zoo
scherp, dat voortdurende zorg, vaardigheid en
een vlugge hand en oog noodig zijn om de boot
veilig er doorheen te geleiden. Er is geen tijd om
van plan te veranderen of een fout te verbete
ren. Soms moet even recht op een rotsblok wor
den aangestuurd, een botsing waarmee de heele
boot zou versplinteren dreigt en op het
oogenblik, dat het lijkt of ge er boven op zit,
moet men door een vlugge beweging met roer
en paddel de boot een kwartslag doen draaien
om ze in diep water te houden. Vaak stroomt
het water snel over een breede ondiepe grind-
bank met een smal kanaal in het midden, dat
moeilijk te onderscheiden en dus moeilijk te
volgen is".
Het was een fijne tocht. Zes dagen lang zwier
ven wij kris en kras over den 'oreeden stroom,
steeds het snelste water zoekend, behalve waar
het met te veel snelheid omlaag gutste over
rotsrichels en sterk hellende grintbanken. Dari
was het zwaar werk, hard peddelen, om den
-binnenkant van de buitenbocht te kunnen
houden. Maar peddels en stuur deden hun werk
goed en toen wij na zes dagen van acht uur
peddelen onze tweede driehonderd mijl hadden
afgelegd en in Fort Yukon aankwamen was
onze boot nog in perfecte conditie. Ik kan mij
geen beter schip denken om deze snelle rivieren
stroom af te bewaren. Ons logboek wijst uit, dat
wij op één dag meer dan 100 kilometer aflegden
en toch hadden wij tijd gevonden blanken en
Indianen langs de rivier te bezoeken en heel wat
gehoord over hun merkwaardig leven. Daarover
een volgende maal
(Nadruk verboden).
AMST. STUD. VER. „UNITAS" OPENT NIEUWE
SOCIËTEIT „S.A.L.V.E."
Onder groote belangstelling heeft de plech
tige opening plaats gehad van de nieuwe
Sociëteit „Salve" van de Stud. Vereen. „Unitas
Studiosorum Amstelodamensium'.
De Rector Senatus, de heer W. Bagnayheette
de aanwezigen welkom en gaf een overzicht van
de factoren, die aanleiding gaven om van
Sociëteit te veranderen.
Nadat spr. allen, die hun medewerking had
den verleend bij de verhuizing en vooral bij
de inrichting van het nieuwe gebouw, welke
voor een belangrijk gedeelte door de leden ge
schiedde, hulde had gebracht, gaf hij het woord
aan den Rector Magnificus, prof. Van Loghem.
Deze wijdde eenige hartelijke woerden aan het
herboren Salve en noemde een stijlvol en
gezellig Sociëteitsgebouw een krachtige stimu
lans voor een bloeiend vereenigingsleven. Hierna
ging spr. over tot de officieele opening en droeg
het beheer over aan den praeses van het Soc.
bestuur, die met een kort woord dankte.
Hierna recipieerde de senaat en kon men
tevens de smaakvolle inrichting bewonderen,
waarbij vooral de origineele wandschilderingen
zeer de aandacht trokken.
's Avonds werd een inwijdingsfeest gehouden.
Uiting in
velerlei vorm
Eten koken onder het houtvuur naast de muggengaastent, onze eetkamer en
plaats voor een middagdutje.
(Van' onzen Amerikaanschen correspondent).
AMERIKANEN houden van feiten. Zij
houden niet van betoogen. van debat-
teeren, van sentimentaliteit in het ge
sprek. Deze liefde voor het feit heeft
in onze, Europeesche oogen prettige en
eigenaardige gevolgen. En deze beide meestal
tegelijkertijd. Neem de Amerikaansche boeken.
Het is enorm zooveel als er hier verschijnt. Wie
zelf veel belangstelling voor boeken en voor
lezen heeft wordt er wel eens wanhopig onder;
ik zou dat allemaal wel willen lezen, maar als
ik tot één boek op de duizend nieuwe kam, zal
het veel zijn.
De belangrijkste Amerikaansche boeken
houden zich met de feiten bezig. Het zijn de
documentaire boeken. Ze behandelen één van de
zooveel-maal-tienduizend onderwerpen, die den
mensch van heden interesseeren. Ze zijn bijna
altijd uitstekend en heel dikwijls waarlijk mees
terlijk geschreven. Enorme hoeveelheden feiten
zóó meegedeeld dat fantasie en sentimentaliteit
er niet bij te pas behoeven te komen, al zijn die
feiten dan meestal fantastisch genoeg, al zijn ze
zelfs ook wel hij nader inzien en zonder dat
wellicht de 'schrijver dat bedoeld heeft
fantasie. Zoo sterk is hier de dorst naar feiten,
dat, ter bevrediging van dien dorst onrecht wordt
gepleegd met voorbedachten rade.
In slechte kranten met groote oplage en in
tienderangs tijdschriften worden leugens op-
gediseht onder de saus van „heusch-gebeurd".
Er verschijnen hier meer dan een dozijn detec
tive-magazines stampvol met heusch-gebeurde
crimineel-crimineele geschiedenissen. Negen en
negentig negen-tiende procent daarvan is uit
het duimpje gezogen, maar de illusie dat het
echt waar is maakt deze pikante spijze eerst
recht smakelijk. Daarom wordt met het stalen
gezicht, sommige Amerikanen eigen, de echt-
waar-saus er bij opgeschept. Maar dit is een ter
rein dat, hoe uitgestrekt ook, niet belangrijk is
Belangrijk is het terrein der goed-geschreven
meesleepende feitenlitteratuur, die het midden-
houdt tusschen journalistiek en wetenschap.
Wie dan ook de kunst er nog bij wil halen mag
dat doen. Ik weet nooit gced waar de kunst
begint en waar zij ophoudt. Een goed stuk jour
nalistiek is dikwijls meer kunst dan een slechte
roman. Maar dat mogen de menschen uit
zoeken, die daar den tijd en het geduld voor
hebben. Wanneer zij het uitgezocht hebben zijn
we trouwens toch.weer aan andere standpunten,
inzichten en „waarden" toe.
Wat niemand behoeft te betwijfelen of te be-
studeeren is dat de boeken, die hier verschijnen,
grootendeels feitenboeken zijn. Dat zij een be
paald tastbaar onderwerp behandelen: een
politiek verschijnsel een socialen misstand, het
leven van een belangrijk man, een historische
gebeurtenis, vreemde landen en volken. Het
boek, dat hier op het oogenblik het grootste
succes heeft, is The Grapes of Wrath van John
Stehïbeek. De oplaag heeft het half millioen
overschreden. Om een voorbeeld te noemen: de
stadsbibliotheek van San Francisco heeft er
honderd exemplaren van. Die zijn voortdurend
allemaal in handen en bovendien staan er
sinds de inschrijving, nu reds gedurende bijna
een jaar, altijd driehonderd adspirant-lezers
genoteerd. Men zou dit boek een roman kunnen
noemen. Een boerenroman uit het armste boe
renleven van de Vereenigde Staten. Maar: het
behandelt feiten. Feiten over de armoede, de
levensverhoudingen, de nijpende ellende van
deze allerarmsten. Het zijn deze feiten, die geen
fantasie noodigmaken om u met spanning, mede-
doogen, verontwaardiging dit, betrekkelijk kleine
boek in één adem te doen' uitlezen. Het is een
klacht en een aanklacht. Het heeft ongedachte
gevolgen: politieke strijd, publieke verontwaar
diging, hevige protesten tegen zoo goed als
hevige protesten naar aanleiding van het hoek.
Wie iets belangrijks uit de huidige Amerikaan
sche litteratuur wil lezen mag het niet over
slaan. Wanneer hij er maar bij wil bedenken,
dat de tijdgenoot niet kan uitmaken wat „klas
siek" zal worden; dat „klassiek" bovendien een
heel groot woord is en dat het heel wel moge
lijk is dat The Grapes of Wrath over een jaar
voor 68 cent op de tafel met gelegenheidsaan
biedingen ligt: een massa-graf (waar dit
zij terloops gezegd de niet zoo haastig ge
bakerde voor weinig geld veel goeds kan op
delven)
The Grapes of Wrath is een voorbeeld van
half „litteraire" half „documentaire" lectuur;
die de Amerikaansche zucht naar het feit be
vredigt op zulk een wijze, dat de schrijver er
millionnair van wordt. Tot de groote documen
taire successen behooren verder: Days of our
Years, van Pierre van Paassen, die oorspronke
lijk een Nederlander is. (Het boek begint in ons
Gorinchem, waar vader Van Paassen. dominee
meet zijn geweest). Not Peace but a Sword, van
Vincent Sheean en Gunther's, ook in Neder-
landsche vertaling verschenen Inside Asia.
Deze boeken zijn zoo goed en zoo boeiend
geschreven, er komen zooveel feiten in voor die
onze belangstelling hebben, hun auteurs weten
zooveel en ze weten het cp een zoo sma
kelijke wijze te vertellen dat al deze successen
volkomen verklaarbaar zijn. Dat sommige van
dit soort boeken oppervlakkig zijn is een opmer
king, die zelfs van den kant der schrijvers geen
tegenspraak zal ontvangen. Zij pretendeeren
geen wetenschappelijke diepte. En de geleerden
die, overigens meer ten onzent dan in Amerika
uit hoofde van deze oppervlakkigheid, op dit
soort litteratuur neerzien, moeten maar uit
maken wat beter is een oppervlakkig boek, dat
véél gelezen wordt of een niet-oppervlakkig
boek, dat niet gelezen wordt. Ik waag mij niet
aan een oordeelvelling daarover.
Derhalve: het Amerikaansche publiek dorst
naar feiten en de boeken die er geschreven
worden komen aan deze begeerte tegemoet. Zij
doen dat niet o m aan die begeerte tegemoet te
komen, doch hier is een natuurlijke wisselwer
king tusschen den schrijvenden en den lezenden
Amerikaan. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat
het niet-documentaire boek hier géén succes zou
hebben, of dat zulke boeken hier niet zouden
verschijnen. Maar wél wil dit zeggen dat zelfs
het grootste deel der niet-documentaire hoeken
toch altijd iets doen le eren: hetzij dat zij dit
doen door in een bepaald historisch tijdperk te
spelen, „hetzij door in wezen een of andere
„ideologie" aan de orde te stellen, hetzij op an
dere wijze het contact met de interessante wer
kelijkheid, historisch of van dezen tijd, bewa
ren. Wanneer hier al eens binnenhuisjes-litte
ratuur verschijnt, dan heeft dat binnenhuisje
meestal een zeer reëele omgeving, of dan is het
het middelpunt van bepaalde stroomingen, die
breeder en ruimer zijn dan al niet versmade
liefde of soortgelijke ziele-roerselen. Niemand
zal willen ontkennen dat populaire Ameri
kaansche romans, zooals die" van Pearl Buck
of zooals het welbekende „Gone with the wind"
niet tevens een zeer duidelijke documentatie
bevatten, de eerste van een buitenlandsche, de
tweede van een historische samenleving. Een
roman als Christin Concrete, welke ge
schreven is door den Amerikaanschen metselaar
Pietro di Donato (ik beveel hem u ten
aan), heeft naast de particuliere geschiedenis
zijner personen, een sociale en ideologische strek-
king, die onmiskenbaar documentair is. Zoo
mag gerust gezegd worden dat alle vormen van
serieuze Amerikaansche letterkunde in nauw
verband staan met het leven der menschheid,
in welken vorm of faze ook en dat zich ook hier
de Amerikaansche voorkeur voor het feit open-
baart.
Dat deze eeredienst aan de feitelijkheid -el op
dwaalsporen moet leiden, behoeft geen betoog,
Duidelijke fouten zijn daar evenzeer het ge
volg van als een graad van oppervlakkigheid die
door geen verontschuldiging meer is goed te
praten. Wat Gunther bijvoorbeeld in zijn In.
side Asia over Nederlandsch-Indië schrijft, raakt
soms kant noch wal en er is een streven naar
populariseering van niet-te-populariseeren on
derwerpen, die wel eens belachelijk aandoet. Zoo
leidt bijvoorbeeld het verlangen om „the story"
de feiten-geschiedenis, van alles en nog wat 'te
vernemen, naar boeken die „the story" der wijs-
begeerte, of „the story" der Roomseh-Katholieke
kerk (willen) vertellen. Dat zulk een streven op
een dwaze mislukking moet uitloopen is duide
lijk. En dat hier de spanning en de goede stijl en
de op zichzelf respectabele handigheid, belezen
heid en feitenkennis der schrijvers geen veront-
schuldiging kan zijn, is evenzeer duidelijk.
De behoefte aan feitenkennis doordringt het
geheele aspect der Amerikaansche samenleving,
Zij komt tot uiting in de reclame, zoogoed als hi
de litteratuur, in de journalistiek, in de film, in
het tooneel. In de meeste advertenties wordt
verteld waaróm een bepaalde chololaclereep, een
bepaald soort brood of een bepaalde drank
goed voor de gezondheid is. Het fabrïcatieproces
wordt beschreven. Feiten uit de grootwording van
de fabriek, de historie van het bedrijf vormen
den tekst der advertenties. Wij kunnen hier veel
films zien korte bijfilms meestal die een
bepaald historisch feit of proces in beeld bren
gen. Maar ook de groote films, zooals bijvoor
beeld die met Paul Muni over Zola en Pasteur,
zijn in wezen documentaires. Tooneelsbukken
die op het oogenblik groot succes op Broadway
hebben zijn: Little Foxes, Tobacco Road, The
American Way, Zij schilderen alle een bepaald
sociaal milieu en brengen zeer bepaalde so-
ciale problemen voor het voetlicht. De Ameri-
kaansche journalistiek is een feiten-
journalistiek als geen andere. Bij de
goede kranten en tijdschriften leidt dit tot een
vorm van welingelicht-zijn en scherpe formulee-
ring die den vakgenoot tot groote bewondering
dwingt. Bij de slechte kranten leidt dit tot een
vorm van sensatie-journalistiek, die diepen af
keer wekt.
De honger naar het feit is kenmerkend voor
de Vereenigde Staten en het Amerikaansche
volk. In wezen Is het: honger naar kennis. En
dus een respectabel en verheffend verschijnsel,
Het Is of dit jonge volk gevoelt dat het door te
werken en te zwoegen aan zijn jonge land te
kort gekomen Is aan de cultuur, waarop andere
landen en werelden prat gaan. Deze drang naar
weten komt op verschillende wijzen tot uiting:
zoowel in de bekende, al-maar fotografeerende
toeristen, die in den kortst mogelijken tijd Euro
pa „doen" als in een schitterende, verbluffend-
knappe en veelzijdige boekenproductie, die trilt
van leven en werkelijkheidszin; zoowel in de
overvloedige, drukke advertentiekolommen, als
in die typisch-Amerikaansche gewoonte om
„quizzes" te organiseeren: het stellen van vra
gen aan lezerskring of radio-gehoor, wedstrij
den in kennis van feiten en namen. Zoowel in de
brandende belangstelling voor technische, in-
dustrieele en menschelijke wonderen als in de
snobistische pralerij met een „ontwikkeling", die
opgedaan wordt uit tijdschriftartikelen. Op al
lerlei wijzen en in allerlei vormen, uit zich de
Amerikaansche feitenhonger, soms kinderlijk be
lachelijk of sensationeel: soms treffend van
ernst en welgemeendheid: dikwijls bewonderens
waardig in het resultaat, doch in het diepste we
zen ontroerend en verheffend en wijzend op een
cultureel niveau, dat respectabel van omvang en
hoogte is.
E. E.
Vervroegde komst der
Canadeezen.
LONDEN, 19 December. (Reuter). In
verband met de aankomst van Canadeesche
troepen in Engeland wordt er aan herinnerd dat
volgens de eerste plannen van samenwerking
tusschen Canada en het Imperium de Cana
deesche troepen eerst in het voorjaar zouden
komen, doch in October werd gezegd, dat een
divisie ter sterkte van 16.000 tot 18.000 man
binnen twee maanden naar Europa zou vertrek
ken voor opleiding', aangezien de weersomstan
digheden in Canada een laatste opleiding niet
mogelijk maakten.
In den vorigen oorlog zijn 40.000 Canadeezen
gesneuveld, 12.000 zijn aan de opgeloopen kwet
suren overleden en 141.000 werden gewond.
i
Vervolging van Argentijnsche
reeders
BUENOS AIRES, 19 December. De Argen
tijnsche autoriteiten stellen een onderzoek in
naar de berichten, volgens welke de Duitsche
diplomaten in Buenos Aires twee* sleepbooten,
de „Coloso" en de „Gigante" en het schip
„Chiriguana" hebben gecharterd om de be
manning van de „Graf Spee" in Montevideo af
te halen. Men verklaart dat de eigenaars der
vaartuigen bestraf zullen worden, indien be
wezen wordt dat de vaartuigen Buenos Aires
zonder toestemming hebben verlaten.
OUnited Press).
Engelsche schepelingen aan boord
van Italiaanscli vaartuig.
GENUA, 19 December (Stefani). De kapi
tein van het hier uit Rotterdam aangekomen
Italiaansche vrachtschip „Caterina Gerolimic"
heeft gerapporteerd dat hem op 19 November
j.l. in het Kanaal een Duitsche duikboot nader
de, die hem verzocht elf Britsche zeelieden,
waaronder vier gewonden, aan boord te ne
men van het Engelsche stoomschip „Darino*
(1361 ton), dat door deze duikboot was getorpe
deerd. Het Italiaansche vrachtschip heeft de
overlevenden aan boord genomen en naar Do
ver gebracht. Volgens de geredden is de ,T»a-
rino" binnen vier minuten gezonken en zijn de
andere zestien leden der bemanning, waaron
der de kapitein, omgekomen.