VISSCHEN „OP" HET IJS.
Echtpaar z.k.
Mr. Kea Bossers
Visschen „op" het ijs. Een jeugdvermaak in de eerste dagen van het nieuwe
jaar. Een bijt in het ijs is gauw gehakt en de aai is maar voor het ophalen
Ver van het oorlogsfront. Herstellende
Engelsche gewonde soldaten amuseeren
zich in een der ziekenhuizen, waarheen
zij werden overgebracht
Vele Rotterdammers maakten Donderdag den be-
faamden „Pijpentocht" naar Gouda, waar zij volgens
traditie Sprits en Goudsche pijpen kochten
In „De Brakke Grond" aan de Nes te Amsterdam is de
Amsterdamsche Postzegelbeurs officieel geopend. De eerste
transactie
Volendam op de schaats Drie stoere bewoners van het
beroemde visschersdorp maken tezamen een heerlijk baantje
Het strijken der stuwen in de Maas was oorzaak, dat de Roer geheel droog
liep, terwijl de Maas een riviertje werd, waarop geen schip meer kon varen.
De situatie bij Roermond
de moeder van de porceleinkast te
zijn. Een tweetal, dat geen risico
wilde loopen
Een cycloon teisterde Salatiga en richtte groote materieele schade aan.
Speciaal de kampongbevolking moest het ontgelden. Verschillende huizen
en gebouwen werden vrijwel geheel vernield
Twee deelnemers in duel kort voor de finish tijdens de Nederlandsche
kamp oenschaopen op de schaats voor Mannen op de korte baan, die
Donderdag onder groote belangstelling te Kampen zijn verreden
door
35
Jimmy hing voorover in zijn stoel, het hoofd in
da handen. „Wat een ploert" zei hy voor zich uit.
„Och nee, tenslotte heeft hij gelijk tenslotte ben
tkHjj g'sbeerde door de kamer heen. „Als
Je eens wist" zei hij, „hoe Lk er genoeg van heb,
van het gedonder, van mijn heele leven, van me
zelf In de eerste plaats. Ajasses." Htf bleef voor
Frank staan.
„Weet je" vroeg hjj, „waar lk vandaan kwam,
•oen ik daar ineens op dat feest kwam aanzet
ten?"
„Nou?"
„Uit den Haag. Jk" zei Jimmy. „Met de kous
■p den kop, zooals de technische term luidt."
„Hoezoo? Van wie of van wat?"
„Van Ada van Reeuwrjck, je weet wel."
„Van dat verstandige meisje, waarvoor je aan
Qe haal bent gegaan?" Frank bedwong met moeite
«gn lach.
„Met dat verstand liep het nogal los. Ik heb
haar daarna een keer of zes ontmoet en, nou ja
toen heb lk ontdekt dat ze niet zoo verstandig
maar wel een boel i.irdiger en zoo w is, dan ik
gedacht had. En enfin, toen heb ik het erop ge-
Sraagd, hè..."
„En toen heeft ze je de bons gegeven, om een
andere technische term te gebruiken" schaterde
Frank. „Dan is ze tenslotte toch nog verstandiger
dan ik dacht.'*
„Ja, lach maar, ongeluk. Je had het zelf maar
eens moeten ondervinden. Prettig is dat, als een
meisje tegen je zegt: je kunt ophoepelen, want je
bent een kerel van niks, een nietsnut, een lijn
trekker."
„Heeft ze dat allemaal gezegd?"
„Nou, woordelijk niet, maar 't kwam er toch op
neer. Zie je, en toén was ik zóó beroerd en zóó
woedend en toen dacht ik, ik ga naar Oom Aer-
nout om hem te bedanken, dat hij 't zoo mooi voor
me heeft uitgezocht want het was tenslotte
zgn idee en dan zal ik hem vragen, of hij nog
meer voor me weet, dat ik nog eens mijn kop
kan stooten. En toen val ik me daar ineens in dat
gekke feest, zie je en toen
„Flink" zei Frank. „Nee maar, dat heb je er
kranig afgebracht. Wil ik je eens wat zeggen?
Je bent nog een veel grootere lammeling, dan ik
dacht."
„Dank je weL"
„Ja" zei Frank, „dat meen ik. Om je oom voor
zijn voeten te willen gooien, dat dat meisje jou
niet hebben wil. Je oom, die ach ik weet niet hoe
lang uitgesloofd heeft om een behoorlijke kerel
van je te maken, die iets fatsoenlijks uitvoert. En
omdat je dat stelselmatig vertikt hebt, èn omdat
dat meisje dat ook in de gaten heeft, daarom
geef je iedereen de schuld, behalve jezelf. En ga je
bovendien uit pure kif nog halsoverkop een krank
zinnige historie beginnen, waarvan de gevolgen
tenslotte wéér voor een groot deel op je oom neer
komen. 't Is werkelijk fraai."
„Als je niets beters te doen hebt, dan me hier
de les te komen lezen, dan kun je voor mijn part
Wel opduvelen," zei Jimmy woest.
„Graag" zei Frank „Ik ben gekomen, om je te
waarschuwen en dat heb ik gedaan, 't Spijt me
Jat je niet voor rede vatbaar bent. Bonsoir." En
hij was de kamer al uit.
„Frank" jammerde Jimmy. „Nee Frank, ga nou
niet weg. Ik heb het zoo niet bedoeld. Zeg. als jij
me ook al in den steek laat ga nou weer zitten,
Frank, neem nou een borrel, zeg."
„Vooruit dan maar". Frank zeeg weer in zgn
stoel.
„Zie je" zei Jimmy, „je weet niet, hoe mise
rabel ik me voel. Ik heb het gewoon nooit kunnen
denken, zeg. Ben jij wel eens écht verliefd ge
weest?"
„Ben ik goddank nog" zei Frank. „Op mijn
eigen vrouw."
„O ja, da's waar ook" zei Jimmy suf. „Nou, dan
moet je toch kunnen begrgpen, hoe ik me voel."
„Tenminsteweifelde Frank „over wie
heb je het nu?"
„Over Ada van Reeuwgck natuurlijk. Die ge
schiedenis met Cecieltje, ja, je hebt gelijk 't is
een stomme streek, en als de zaken zoo staan,
als jij zegt, dan maak ik er in ieder geval een
eind aan, onmiddellijk."
„Goed zoo" zei Frank. „Dan ben ik tenminste
niet voor niets gekomen. Geef me dan nog maar
een borrel."
„Ja" zei Jimmy treurig, „maar wat schiet ik
daar verder mee op?" Daar heb ik Ada nog niet
mee."
„Nee" zei Frank, „dat zeker niet. Daar zul je
meer voor moeten doen, als het je al lukken zal.
Om te beginnen moet je het eerst bijleggen met
je oom, dat moet versta je."
Jimmy zuchtte. „Maar ik kan toch niet op „de
Waeldonck" komen, zoolang zij er is."
„Dan schrijf je een brief. Aan je oom. Met je op
rechte excuses en zoo. En dat je je leven wilt
beteren veranderen, bedoel ik. En of je oom
nog eens moeite wil doen voor een baan. En de
rest moet je dan maar afwachten."
„Ja" zei Jimmy. „En dat eet ik nou allemaal
maar voor zoete koek op, dat jij hier zit te preeken
als
„Als je besten vriend" zei Frank. „En je voelt
bliksems goed, dat ik gelijk heb. En geef me nou
nog één borrel en dan vlieg ik weg, want ik ben
er zoo maar tusschen uit getrokken."
„Proost, op onze vriendschap" zei Jimmy*
HOOFDSTUK XIX
Met September werd het weer rustig op „de -
Waeldonck". Behalve in de keuken. Die afschuwe
lijke beestachtige inmaak," zuchtte Lies.
„Eén ding weet ik zeker" zei ze op een avond,
„Als ik nog ooit in mijn eigen huishouden kom,
eten we nooit iets anders dan biikjes. Dat moet
je me vooruit beloven, Frank."
„Als 't anders niet is." Frank lachte, maar met
moeite. Hun eigen huishouden, 't zag er nog niet
naar uit. Bijna een jaar waren ze nu hier. Een
best jaar was het geweest, alles bij elkaar. Maar
ze waren geen steek verder gekomen. Jawel
vijfhonderd gulden hadden ze gespaard, dat was
toch wel prachtig. Als ze zoo doorgingenMaar
dat kon natuurlijk niet. Volgend jaar moest er
meer af, voor kleeren en zoo. Hg begon weer te
rekenen en Lies rekende mee.
„We komen er nooit op deze manier" zuchtte
Frank moedeloos.
„Nee" peinsde Lies. „Je moest eens een meeval
lerhebben. Eens tegen iemand oploopen die je voor
uit helpen wou. Als je nu bijvoorbeeld" haar
fantasie sloeg weer op hol „zeg, als je nu eens
een aanrgding had
„Nóg een aanrijding, daar heb ik mijn bekomst
van" zei Frank.
„Nou, een lichte aanrijding, zonder ongelukken.
Bijvoorbeeld van een meneer, die een agentschap
te vergeven had van een of ander goed merk. En
èls het die meneer zijn schuld nu eens was. En hg
gaf jou dat agentschap, om het goed te maken.
Van Ford bijvoorbeeld of zooiets. Zie je, dat zou
toch kunnen."
„Ja, ik zie het" zei Frank. „Maar niet duidelijk.
Die fantasie van jou, zeg!"
„Die heeft ons toch maar hier gebracht" zei
Lies. „Of niet soms? En heb je er spijt van?"
„Nee" zei Frank. „Dat vast en zeker niet. Als
lk er maar een eind aan zag. En dan die vjjf-
en-twintigste October als je eens wist, hoe ik
déér tegenop zie."
„Oen, dat lapjit KOBMkC* M la»" aLUHM»
tig. Voor den zooveelsten keer. „Geef me een si
garet, Frankie. Ik kan geen naald vasthouden van
avond. Die lamme appels. Kijk mijn vingers eens."
„Arme pootjes" zei Frank e** omsloot ze met
zijn harde chauffeurshanden, ,,-ueg, als ze jou op
onze trouwdag voorspeld hadden, dat je 't nog
óóit zoo slecht bij me zou krijgen, wat had je dan
gedaan?"
„Nee gezegd op 't Stadhuis natuurlijk" zei Lies.
Sentimenteele ouwe gek, dat je bent."
„Zeg Frank" vroeg ze even later. „Zouden we
nog niet eens één keertje samen uit kunnen gaan?
't Kan me niet schelen, waarheen. Ik ben in tijden
geen deur uit geweest, eigenlijk niet meer
sinds
„De tenniswedstrijden" vulde Frank aan. „Dat
wou je zeggen hè, maar je durfde niet."
„Ik was bang, dat je weer ergens mee zou gaan
gooien" zei Lies. „En ik kreeg angst voor mijn
flesschen appelmoes."
„Ik ben niet gooierlg meer den laatsten tijd"
zei Frank. „Daar heeft meneer Lanconius me van
genezen. Radicaal, hoor. Al zat morgen de brie
venbus vol anonieme brieven, dan zou ik nog geen
spier vertrekken."
„Ik hoor het je zeggen" lachte Lies. „Maar van
anonieme brieven gesproken, Toos gaat volgende
week weg en ik weet nog heelemaal niet, of de
Jonker al een nieuw meisje heeft gehuurd."
„Daar zal hij jou toch wel eerst in kennen" ver
onderstelde Frank. „Maar zeg, om op dat uitgaan
terug te komen ik moet overmorgen naar
Amersfoort en naar Baarn, manden appels weg
brengen naar kennissen van de Jonker. Wil ik
vragen, of je mee mag rijden?"
„Ja, zalig zeg. Zou hij 't goedvinden?"
„Waarom niet? Hij vindt zelf, dat je veel tt
weinig vrij neemt."
„Een ideaal baas is hg toch."
„Hij heeft aan ons ook ideaal personeel" ae&
Frank bescheiden.