So&ec speelgoed
Zwijgen, Werken, Dienen
Een herleefde garderobe
De zon schijnt en we zeggen tegen elkaar: ge
lukkig, nu merk je tenminste dat het dag is; als
de zon zich weken achtereen niet vertoont zooals
in den laatsten tijd, dan is er van daglicht nau
welijks meer sprake.
Maar met dat heerlijke daglicht merken wij
tegelijkertijd, dat onze wintergarderobe, die in
het halfdonker waarin we leefden keurig netjes
leek. werkelijk weieens een opfrisschertje noodig
heeft.
We zijn er ook niet als we beweren: straks
wordt het opnieuw somber weer en dan zie je
niets meer van die zoogenaamde tekortkomingen,
want iedere dag geeft ons nu een beetje meer
licht, zoodat we er wel op kunnen rekenen, dat
we de ergste duisternis achter den rug hebben.
Neen, de wat gemakzuchtige vrouw des huizes,
die op deze wijze redeneert en meent dat het nog
wel kan met de winterkleeren, heeft het bij 't
verkeerde eind en ze moet maar zien dat zij zich
tot de energie opwerkt, om alles stuk voor stuk
eens te controleeren en onder handen te nemen.
Eerst de kleine gebrekjes waaraan elk klee-
dingstuk op zijn tijd weieens mank gaat: het
ontbreken van knoopjes, drukknoopjes en derge
lijke, een gebarsten naadje, een los geraakte
zoom, kleine slijtplekjes, dat zijn allemaal klei
nigheden, die in een oogenblik tijds zijn verhol
pen, en waar men soms nauwelijks toe komen
kan, aldoor met de gedachte: o ja, dat zal ik
straks weieens even in orde maken, maar totnu-
toe werd het nooit „straks"!
Maar er .zijn nog meer veranderingen die onze
aandacht vragen, zooals bijvoorbeeld iemand die
's winters altijd wat dikker wordt en er maar
niet aan toe komt om de naadjes van rok of
japon uit te leggen, waardoor ze altijd met te
strakke kleeren rondloopt. Of een andere die wel
kortere rokken wil dragen dan in den v'origen
winter maar die er nog steeds niet toe gekomen
is, om een behoorlijke verkorting te maken, en
nu de band van haar deux-pièces-rokje altijd
één keer extra omgeslagen draagt, of de zoom
van een japonnetje aan het begin van het sei
zoen provisorisch met een groote steek heeft in
geslagen en het altijd maar zoo heeft gelaten.
Bij nadere beschouwing in het volle licht zijn
onze jumpers en de garneeringen van jurken
lang niet onberispelijk meer, en we weten dat'
het hoog tijd is om ze eens flink onderhanden te
nemen.
Maar we nemen dan bovendien nog de moeite
om na te gaan of er, behalve naaien en wasschen,
niet nog een vernieuwing noodzakelijk is ten
einde de kleeren tot het einde van den winter
een behoorlijk frisch aanzien te geven.
Die winter duurt nog lang, dat moeten wij niet
vergeten, de koude maanden staan nu eigenlijk
pas voor de deur. en het zou dwaasheid zijn om
al te denken: die winterkleeren draag ik toch
niet lang meer, dus ik laat ze maar zooals ze nu
zijn.
De uitverkoopen geven een goede gelegenheid
voor het aanschaffen van couponnetjes stof of
Bij die voor het opknappen kunnen worden ge
bruikt en die onze garderobe een heele gedaante
verwisseling kunnen laten ondergaan. Ook cein
tuurs, knoopjes, kraagjes en sjaaltjes kunnen
voordeelig vernieuwd worden en het doet zelfs
al weieens wonderen om een donkere winterjurk
een morgen in de zon te hangen, dan stevig af
te borstelen, en er bijvoorbeeld een andere ket
ting of iets dergelijks op te probeeren. Het frissche
aanzien en de andere garneering wekken bij
onszelf den indruk dat we iets nieuws aan heb
ben, en er zijn weinig vrouwen, die zich daar niet
allerplezierigst bij voelen.
En tenslotte zijn er veel vrouwen, die niet al
leen weieens een onafgemaakt handwerk in de
kast :laten liggen een veel voorkomend ver
schijnsel! maar die ook voor een te vermaken
japon het seizoen laten verloopen. Een ouder-
wetsche winterjurk, een.oud mantelcostuumpje,
een mantei die niet meer als zoodanig te dragen
is, dat zijn kleedingstukken, die in de kast ge
hangen worden met het idee: ik zal het zus en
zoo veranderen, dan kan ik er nog den heelen
winter plezier van hebben, en die er dan in Mei
nog precies zoo hangen. Vermaken is geen ge
makkelijk werkje, dat is waar, maar laat zooiets
niet domweg een heel seizoen in de kast hangen
jsonder dat1 iemand er iets aan heeft. Geef het
dan liever weg, of draag het veranderen, aan een
naaister op, vooral halverwege den winter is een
nieuwe aanwinst in de kleerenkast een welkome
verschijning.
Nu de feestdagen achter den rug zijn en de
kinderen straks weer naar school gaan, komt er
meer tijd voor al dit soort werk. en het resultaat
is een herleefde en verjongde garderobe.
E. E. J.—P.
Zondag:
Groentesoep
Gehakt
Brusselseh lof
Aardappelen
Vanülevla met
bitterkoekjes.
Maandag:
Biefstuk
Groene kool
Aardappelen
Appelkoek.
Dinsdag:
Stamppot van snij-
boonen m. rookworst,
chocoladepudding met
vanillesaus.
Woensdag:
Erwtensoep,
Rijst met appelen
Donderdag:
Ribstuk.
Savoyekool,
Aardappelen
Citroenrijst.
Vrijdag
Bokking,
Roode kool
Aardappelen
Rijst met boter
en suiker
Zaterdag:
Kerryschotel (van
rest ribstuk en rijst
van den vorigen dag),
Vruchtengruwel
Goedkoop en toch smakelijk
Hoe we onze restjes geschikt
kunnen verwerken.
Eenïge restverwerkingen van groente:
I. Benoodigdheden: 1 pond koude aardappelen,
2Vs ons overgebleven koude groente, bijv. lof.
andijvie, spruitjes, groene kool, 2 flinke lepels ge
raspte kaas, 1V2 dL. melk, noot, peper. zout. 2 le
pels plantenboter, paneermeel.
Bereiding: De aardappelen en de groente met
de melk en de helft van de boter verwarmen ge
durende 15 min. Op smaak afmaken met peper,
zout en noot en de geraspte kaas er doorroeren.
De massa overdoen in een vuurvast schoteltje,
bedekken met een dun laagje paneermeel en wat
stukjes boter en in den oven zetten tot er een
bruin kostje gevormd is.
H. Benoodigdheden: 3 d.L. water, 1 bouillon
blokje, 20 gr. bloem, 2 lepels gehakte peterselie,
6 a 8 koude aardappelen, wat overgebleven
groente b.v. Spruitjes, sehorseneeren e.d., peper,
zout, noot, 2 lepels kaas of 2 lepels tomaten
puree, paneermeel, 20 gr. boter.
Van boter, bloem en water waarin het bouil
lonblokje opgelost is, een niet te dun sausje ma
ken. Dit afmaken met peper, zout en noot en de
kaas of de tomatenpuree er doorroeren. De aard
appelen en de groente in kleine stukjes snijden
en door de saus roeren. De massa overdoen in een
vuurvasten schotel of er schelpen mee vullen. Wat
paneermeel er over strooien en in den oven
bruin laten worden.
Eenige restverwerkingen van brood:
I. Benoodigdheden: 8 sneedjes oud brood, 1
ons koude visch of koud vleesch, wat overgeble
ven jus of vischsaus, een paar koude aardappe
len, peper zout, noot, 20 gr. boter.
Bereiding: Het vleesch klein snijden, of de
visch van de graat nemen en in kleine stukjes
delen. De aardappelen fijnmaken en met de jus
of vischsaus vermengen. Alles goed warm laten
worden, het vleesch of de visch er doorroeren en
op smaak afmaken met peper, zout en maggi
aroma.
De sneetjes brood roosteren of in boter bruin
bakken en beleggen met het goed warme vleesch-
of vischmengsel. Wat gehakte peterselie er over
strooien.
Abrikozenbroodjes.
n. Benoodigdheden: 8 sneetjes oud brood, 1
ons abrikozen, 40 gr. suiker (of vervangings
middel bijv. sukreta), maizena, 20 gr. boter.
De abrikozen wasschen en 24 uur weeken. Ze
goed fijn wrijven en binden met wat maizena,
zoodat men een vrij dik mengsel heeft. Op
smaak met suiker of andere zoet smakende stof,
afmaken.
De sneetjes brood in de koekepan in wat boter
bruin bakken en beleggen met het warme abri-
kozenmengsel.
8roodgehaki.
IH. Benoodigdheden: 200 gr. bruin brood,
zonder korst, 1 ui, zout, soya", 1 ei. peper, melk, 2
lepels tomatenpuree, gehakte peterselie, 60 gr.
boter.
Bereiding^ De ui fijnsnipperen en in de kleinste
helft van de "boter licht bruin bakken. Het brood
overgieten met de kokende melk en fijnmaken.
Daarna vermengen met de tomatenpuree, de soya,
de ui, de peterselie en het geklopte ei en alles
met 2 lepels doorwerken tot men een goed sa
menhangende massa heeft. Hiervan 3 of 4 ballen
maken. Deze paneeren en in de rest van de boter
aan alle kanten mooi bruin bakken. Ze uit de jus
nemen en hieraan wat water toevoegen.
Broodsoep.
IV. Benoodigdheden: 4 sneden oud brood. 1 L.
bouillon van vleesch of van 4 bouillonblokjes, pe
terselie, zoift peper, naar verkiezing wat geraspte
kaas of stukjes rookworst.
Bereiding: Het brood in blokjes snijden en in
een lauwe oven laten drogen. De bouillon er op
gieten en alles al roerende aan de koqk bren
gen. zout en peper toevoegen en de soep 15 mi
nuten zachtjes laten koken. Het brood, dat nog
niet fijngekookt is, met een lepel fijnwrijven. In
de soepterrien een eidooier kloppen en hierbij
voorzichtig de soep schenken. Deze afmaken met
geraspte kaas, of kleine stukjes rookworst en
peterselie.
KLATERGOUD
Een zielige geschiedenis
uit Hollywood.
Toen de filmacteur Rudolf Valentino, de „knap
ste man van Amerika", met de danseres Jeanne
Acker getrouwd was, werden aan dit eenvou
dige vrouwtje lange courantenartikelen gewijd,
lederen dag' kreeg zij eenige honderden brieven
van enthousiaste (en onwijze) vrouwen uit de
heele wereld, die haar bewierrookten en haar
inprentten, hoe blij zij moest zijn, de liefde van
dezen superman te hebben gewonnen!
Het huwelijk was kort van duur, doch als we
de berichten mogen gelooven, zeer gelukkig.
Valentino stierf na een korte ongesteldheid in
1926. Hij liet zijn vrouw een vermogen van drie
honderd duizend dollar na, doch dit geld ging
bij een bankbreuk verloren.
Valentino werd niet vergeten, zijn vrouw wel
En terwijl men in Amerika jaarlijks voor onge
veer twintigduizend dollar aan kransen en bloe
men op zijn graf neerlegde, moest zijn weduwe
eindeloos zwoegen om aan de kost te komen.
Haar gebrek werd tenslotte grooter en grooter,
zoodat ze er eindelijk niet meer tegenop kon en
een poging tot zelfmoord deed. Men wist haar
te redden en gaf haar uit medelijden een baan
tje als figurante.
Zoo gelukte het Jeanne Acker weer een be
scheiden bestaan op te bouwen.
Hoe
we van
oud
nieuw
maken
Hebt u misschien nog eeii donker zomer-man-
telpakje, dat warm genoeg is om het op zoele
winterdagen te blijven dragen met een warme
blouse er onder?
Dan kunt u het een aardig wintersch cachet ge
ven door het voorstuk met bont te garneeren.
De sluiting is heel eenvoudig; een paar knoo
pen en knoopsgaten, misschien een ritssluiting en
een smal leeren ceintuurtje zijn ervoor noodig.
Voor de heel handigen is het een leuk idee om
de bovenkant van de handschoenen met bont
te bedekken!
Enkele gedachten over geestelijken
opbouw.
Drie woorden vol zin en beteekenis in onzen tijd.
Drie woorden ter overdenking voor ons, moderne
vrouwen. Drie trappen van ontwikkeling, waar
langs wij kunnen groeien en ons ontplooien tot
krachten ten goede, ieder op ons eigen terrein, zij
het klein of groot. Er zijn in de wereld, waarin wij
leven, ontzaglijk veel krachten ten kwade; er is
een verwildering en verwarring, een hopelooze
leegheid en een verraad aan het ideaal, als mis
schien nooit te voren. Maar er zijn ook groote
krachten ten goede. En met die krachten, die over
al dwars tegen den stroom in, daadwerkelijk bezig
zijn een nieuwe wereld voor te bereiden, mogen
wij, als bewust geworden mensehen, meewerken.
Dit is een grootsche taak; té grootscher nog, om
dat het werk in alle stilte geschiedt. Want het is
een geestelijk werk, dat niet verdraagt een luid
geklank van woorden en leuzen. Het is in hoofd
zaak: het uitdragen van een nieuwen geest van
broederschap en dienstbereidheid onder de men-
schen, waarbij van hart tot hart wordt gesproken,
schouder aan schouder wordt gewerkt, met ande
ren wordt meegeleefd en meegeleden. Met iets
minders kunnen wij niet volstaan en daarom eischt
dit werk onze heele persoon. Hoe meer wij er toe
kunnen komen, ons zelf te bezinnen en te verdie
pen, uit te bannen het oppervlakkige en hjpt
waardelooze in ons leven, hoe geschikter wij wot-
den voor dit geestelijke opbouw-werk.
Hoe moeten we hiermee beginnen? Dit is de
vraag van menige vrouw, die in ziohzelf voelt de
bereidheid om mee te bouwen, maar overweldigd
wordt door de veelheid der vormen, waarin om
haar heen het streven naar een nieuwe gemeen
schap zich baanbreekt.
Toch behoeft die veelheid geen verwarring in te
sluiten, wanneer men rustig onderscheiden kan
tusschen vorm en inhoud, etiket en wezen. Een
leuze en een naam kunnen waarde, zelfs groote
waarde hebben voor een zekeren tijd, alleen het
innerlijke, de kracht, blijft. Deze gedachte kunnen
juist wij vrouwen uitstekend verstaan, omdat wij
zoo dicht staan bij het leven en de dagelijksche
levenspraktijk. Daarom voelen wij ons heel vaak
ongeduldig en onwennig op vergaderingen, waar
veel over regels, wetten, statuten wordt gespro
ken. We erkennen natuurlijk, dat de vorm nood
zakelijk is om vastheid te geven aan ons streven,
doch ons hart trekt naar het wezen der dingen en
daarom hebben wij (gelukkig!) weinig geduld met
öe woorden en de leuzen.
En nu is bij het geestelijk opbouwend werk van
onzen tijd, waarin de vrouw zulk een groote taak
zal kunnen hebben, het wezen bijna alles, de vorm
bijna niets. Daarom kunnen we rustig alle namen
van strevingen laten voor wat ze zijn: etiketten
tot tijdelijke verduidelijking.
Op het wezen komt het aan en dit wezen sluit
zwijgen in: het komen in de stilte om ons te ben
zinnen, het uitdragen van de stilte om ons heen.
door Dr. W. H. POSTHUMUS—VAN DER GOOT.
Een beschouwing over
het jonge kind en zijn spel
Mevr. Dr. W. H. Posthumus van der Goot
Hoe lang zou het geleden zijn, dat de eerste
moeder voor haar kind een pc«pje maakte uit
een tak en dat de eerste vader een hond of mis
schien was het wel een wild zwijn, fatsoeneer
de uit een stukje hout? Een wonderlijk idee, dat
al die eenvoudige dingen zich verliezen in den
nacht der tijden! En wat een weelde van speel
goed is er nu voor kinderen beschikbaar, die
daarmee geheel onafhankelijk worden van de
handigheid of de fantasie van hun ouders. Of
nee, heelemaal goed is dat niet gezegd. Zelfs
bij het uitzoeken van speelgoed heeft een moeder
of vader fantasie noodig en als zij die niet
hebben, dan kan hun liefde die ontwikkelen
en weelde is ook niet precies het woord, dat
hoort bij het moderne spelgoed.
Het dure, luxueuse speelgoed is er natuurlijk
nog wel, maar „psychologisch verantwoord", zoo
als dat op de speelgoedtentoonstelling van de
Vereeniging voor Vrouwenbelangen en gelijk
Staatsburgerschap, te Amsterdam, werd genoemd
is het niet steeds. Het hoort bij een voorbij tijd
perk, toen men meende, dat hoe mooier, hoe
kostbaarder, hoe ingenieuzer een stuk speelgoed
was, des te meer vreugde het aan het kind zou
verschaffen. Spelen echter, is niet de beschikking
hebben over een of ander prachtig voorwerp of
vernuftige installatie, het is ervaring opdoen en
ervaringen verwerken.
Ervaring opdoen, al spelende leeren, is een
oud begrip, dat door Fröbel het eerst principieel
werd gesteld en waaraan door Maria Montessorl
de volle beteekenis is gegeven, misschien vooral
daardoor, omdat aij besefte, dat het kind hierbij
zijn eigen tempo aan moest geven. Het kind zelf
moet beslissen hoeveel keer achter elkaar het de
groote knoopen in en uit de knoopsgaten zal
peuteren van de bekende knoop-, rijg- en strik-
rekken, hoeveel keer hij de triomf van de vol
ledig opgebouwde roze. toren zal herhalen, totdat
hij het genoeg vindtvoce dien dag of voor
altijd. En dan zelf iets anders kiest.
Nog een ander rythme ligt in het kind zelf
besloten n.l. de leeftijd waarop het bepaalde
zintuigen het gemakkelijkst oefent, waarop be
paalde eigenschappen het meest voor ontwikke
ling toegankelijk zijn.
Het lijkt mij soms wel eens of de eerbied voor
het leven een van zijn schoonste belooningen
heeft gevonden in het ontdekken van deze „ge
voelige perioden",, zooals de algemeen gangbaar
geworden Montessoriaansche term luidt.
Een eenvoudig voorbeeld uit den baby tijd is,
dat de zuigeling eerst grijpt, dan met een voor
werp tegen bijv. den wand van zijn bedje gaat
slaan en tenslotte twee voorwerpjes behoeft, die
hij tegen elkaar kan slaan. Op grond van de
kennis omtrent deze gevoelige perioden zorgt
tegenwoordig wel haast elke moeder, dat baby
dan ook met 3, 4 of 5 maanden eerst één en een
paar maanden later ook twee niet te kleine han
teerbare liefst houten speelgoedjes heeft.
Belangrijk is ook een der beginsels, die de
Belgische opvoeder Decroly ons, redeneerende,
ontledende ouderen telkens voorhoudt en die
men met een geleerd woord de globalisatie-
methode noemt. Het kind bouwt zijn ontdekking
van de wereld niet stuk voor stuk op, maar lang
zaam kristalliseeren zich uit de groote, vage om
geving kleinere geheelen, die het tenslotte veel en
veel later weer in onderdeelen kan verdeelen.
Geen moeder denkt eraan, haar kind te leeren
spreken door het a of b of c voor te zeggen.
Zij neemt een woord „pappa", of zelfs een klein
zinnetje: „daar is pappa" en verbindt het besef
van dat groote geheel „pappa" met die eenvou
dige klanken en zelfs tegelijk met het begrip van
papa, die weg was en er nu weer is. Als men
dat eenmaal goed weet, zegt Decroly, dan is het
ook dwaasheid om een kind met letters te leeren
lezen. Oefen zijn oogjes met woord- en zins-
eelden, verbonden aan een geteekende voorstel
ling en aan de klanken van het voorgezegde zin
netje.
Wie hier belang in stelt moet vooral niet
verzuimen de alleraardigste Decroly-kaarten te
bemachtigen, waarop deze gedachtengang in al
lerlei schakeering met buitengewoon goede plaat
jes is uitgebeeld. Decroly, wiens systeem in
België algemeen gewaardeerd en toegepast wordt,
maakte zijn „opvoedkundige spelletjes" ook heel
goedkoop, hetgeen een niet te onderschatten
voordeel is
Dat alles is ervaringen opdoen voor den
jeugdigen mensch. Maar terecht ziet men nu in,
dat het speelgoed nog een heel andere bestem
ming heeft. Het moet het kind helpen in alles
wat het te droomen en te zeggen heeft. De ge-
heele wereld, met al zijn egbeurtenissen waarmee
het kind 111 aanraking komt, moet het verwerken,
een voortdurend en inspannend proces, waarvan
de volwassene zich slechts met groote moeite
een voorstelling kan maken, Als wij iets niet be
grijpen, begrenzen wij onze onwetendheid dcor
een aantal aanverwante begrippen, overwegen,
vragen of lezen er naslagwerken op na. Wij kun
nen uitdrukken wat wij niet weten (meestal ten
minste) en wij weten hoe wij dan ongeveer moé
ten handelen. Een kind weet ook dat niet. Maar
voor hem staat daarentegen een uitdrukkings
mogelijkheid open, die behalve voor den kunste
naar, voor bijna eiken volwassene is verloren
gegaan: het spel. Een kunstenaar kan inderdaad
met zijn muziek, met zijn penseel onzegbare
dingen zeggen en ze zoo aan een ander openbaren
en zich zelf ervan verlossen.
Ook het kind bevrijdt zich van zijn angsten,
zyn verbazing en zijn vreugde door er in zijn
spel uiting aan te geven. Vandaar ook dat het
speelgoed sober moet zijn, niet te veel een vast-
gelegden vorm moet hebben; het moet immers
ook voor allerlei voorstellingen dienen. Net als
de musicus voor zijn muzikale uitingen geen
speeldoos kan gebruiken, maar een instrument
noodig heeft, waar alleen de basisklanken op zijn
vastgelegd, zoo heeft een kind noodig basis
speelgoed, blokken, een pop, een beest, een
wagentje, waarvan bij de schaal van beteekenis-
sen zelf kan componeeren.
„Wie zijn kind in een prinselijk gewaad
steekt", -zegt Togore. „onthoudt het het heil
zame stuifmeel van de aarde". Wie zijn kind
voorziet van zulk rijk en zooveel speelgoed, dat
het de prikkel tot fantaseeren verkommert,
brengt meer schade aan, dan wij vroeger plachten
te beseffen.
Dat sober speelgoed in 't geheel geen synoniem
behoeft te zijn met leelijk speelgoed is op boven
genoemde tentoonstelling van de Vereeniging
voor Vrouwenbelangen en gelijk Staatsburger
schap wel bewezen. Het stuk speelgoed, dat de
rij opende was een eenvoudige houten rammelaar
van Erna Lauweriks. Van vorm en materiaal
heerlijk voor jonge handjes en tandjes en voor
ons hel mooi om te zien. Geen wonder, dat hij
door Prinses Juliana waardig gekeurd werd om
de .kleine prinses Irene bij te staan in haar aller
eerste grijp- en bijtprestatiesl
Rammelaar, door Prinses
Juliana uitgekozen
voor Prinses Irene
Zwijgen.
dat beteekent: geen nutteloos gepraat in ons leveit
toelaten, omdat er met gepraat zoo eindeloos veel
is en wordt bedorven.
Let u maar op de praktijk: er is stoffelijke nood
cm ons heen, er moet snel en afdoende worden ge
holpen en we willen dus de handen ineenslaan.
Wat doen we? We vormen een comité. Er zijn een
voorzitster en een secretaresse noodig, er wordt
vergaderd, gepraat en nog eens gepraat. Dit is
niet erg zoolang de kern van de zaak: het verlee-
nen van stoffelijke hulp in dit geval, in het mid
delpunt staat en blijft staan. Maarhoe-dik»
wijls gebeurt het niet, dat het gepraat
de overhand heeft. Het gepraat en het vergaderin
getje spelen met al de nasleep van onderlinge ru
zietjes, met de afbraak en teleurstelling, die ,er op
volgen! Ook komt de ijdelheid in het spel en de
onervaren vrouw, die 't toch zóó goed bedoelde,
raakt verward in allerlei nesterijen, die haar
krachten uitputten en.... haar onbekwaam ma
ken om ooit weer met opbouwend werk te begin
nen. De kern was goed, maar op de entourage is
het streven gestrand!
Er zijn een paar lastige eigenschappen, waarop
veel opbouwend werk van vrouwen reeds is ge
stuit: babbelzucht en lichtgeraaktheid. Hoe snel
wordt een ondoordacht, een afbrekend woord ge
sproken, hoe vlug zijn we beleedigd, als onze be
doelingen niet worden gewaardeerd!
Daarom is zwijgen het allereerste uitgangspunt.
Zwijgen als 't gaat om kritiek op anderen, om
nutteloos gepraat over anderen; spreken alléén als
het ons opbouwend werk, wat dit ook zij, onmid
dellijk ten goede komt. Doen we dit altijd?
Het tweede woord ter overdenking is
werken.
En hier voelen we ons onmiddellijk kip-lekker.
Vrouwen, actieve, bedrijvige vrouwen doemen voor
me op terwijl ik dit schrijf. Onze moeilijkheid is
in de- meeste gevallen niet: gebrek aan ijver maar
wél ondoordachte activiteit.
Zglfbeheersching is het eerste gebod voor wie
opbouwend werk wil doen. Onderscheiden tusschen
het groote en het kleine, het belangrijke en het
onbelangrijke.
En nu is dat werk, dat het meest voor de hand
ligt, altijd het belangrijkste, 't Is fout, het huis uit
te loopen om een ander moreel of stoffelijk te hel
pen, als hierdoor thuis den boel in de war loopt
of althans niet geheel in de puntjes verzorgd is.
Vele vrouwen hebben dit tot haar schade verge
ten en met tranen moeten leeren. Velen van ons
maken nog dagelijks in geringe mate deze fout.
Zelfbeheersching, ook in onze „opbouwende"
woorden. Als we eenmaal begonnen zijn, met an
dere vrouwen te praten over haar moeilijkheden,
zeggen we zoo heel gemakkelijk te veel.
In een gesprek van hart tot hart heeft het luis
teren meestal meer waarde dan het praten (denk
u zelf maar eens in de plaats van degene, die haar
hart uitstort!) Een enkel krachtig, opbeurend
woord, op 't juiste moment gesproken, doet meer
dan eindeloos gepreek.
Ook met onze handen werken we soms tevéél
ten behoeve van anderen. Dit klinkt gek, maar 't
is de waarheid. Ons helpen kan ontaarden in be
reddering.
We mogen nooit vergeten, dat het leven een les
is en dat ieder mensch die les moet leeren. Dit
„leeren" bestaat hierin, dat hij onherroepelijk de
gevolgen van zijn daden moet dragen om dóór de
harde werkelijkheid geestelijk verder te komen.
We mogen dus nooit teveel moeilijkheden voor
iemand opruimen.
Sjouwen en sloven voor een vriendin, die zich
zelf in moeilijkheden heeft gewerkt, kan waarde
hebben, maar oneindig waardevoller is het, haar
er toe te brengen zélf met de haar gegeven gaven
en talenten de moeilijkheden te boven te komen.
Ik hoorde onlangs een hoogstaande oudere vrouw
die haar leven heeft besteed in dienst ven oude
ren, zeggen: „Ik ben doodsbang voor bereddering.
Het persoonlijke leven, het gezinsleven is te heilig
voor klakkeloos ingrijpen".
Onze fijngevoeligheid, onze intuïtie onze ervaring
zullen ons moeten leeren, waar de opbouw de hulp
van mensch tot mensch eindigt en de bazige bered
dering (uit ijdelheid) begint.
Dienen
is het laatste en het hoogste. De kristallisatie va*
zwijgen en werken. Dienst aan de menschheid ia
de zuivere kern die in ons leven en streven over
blijft als wè al het troebele, het eigenwillige, het
overspannene wegdenken.
Misschien is het een bitter klein beetje, maar
het.zal in de eeuwigheid niet verloren gaan!
R. DE RUYTEB—v. d. FEE»,