Schaats-evenement
„jJe (MyeCuksMoet"
BOEKEN UIT HET BUITENLAND,
in Noord-Holland
3500 burgers en militairen
vertrokken uit Purmerend
voor den dorpentocht
(Van een bijzonderen medewerker).
Holland's Noorderkwartier was Zondag het terrein
van den wat het aantal deelnemers betreft grootsten
schaatstocht, die ooit in Nederland is gehouden. Niet
minder dan 35Q9 burgers en militairen vertrokken
Zondagmorgen uit Purmerend om den ruim 70 K.M.
langen tocht te ondernemen.
Purmerend beleefde Zondag een vreedzame in
vasie. Uit alle deelen des lands kwamen de schaat
senrijders naar het stadje van de beroemde kaas-
en veemarkten. Reeds zeer vroeg in den morgen
vormde zich voor het Doelen-gebouw een lange rij
deelnemer-s, die geduldig wachtten tot hun beurt
was gekomen om de deelnemerskaart in ontvangst
te nemen. Bijster opgewekt was de stemming niet;
de straten- van Purmerend lagen vol gesmolten
sneeuw; het was een sombere, nevelige ochtend en
wat het ergste was: het dooide heel hard.
Vermoedelijk zou het aantal deelnemers nog veel
grooter zijn geweest, indien niet velen zich hadden
laten weerhouden door de weersomstandigheden.
Goed beschouwd hadden zij niet geheel ongelijk,
want voor de deelnemers is de tocht door het ijs,
dat enkele gedeelten buiten beschouwing gelaten,
vrijwel onberijdbaar was, allesbehalve een spor
tief genoegen. Het was een zwaar karwei en alleen
zij, die over voldoende uithoudings- en doorzet
tingsvermogen beschikten, slaagden er in den tocht
te volbrengen. Honderden moesten onderweg op
geven. er-
Mistroostig ontwaken.
Wanneer te half zeven in den morgen de nacht
portier mij wekt, is mijn eerste werk na het opstaan
een blik te werpen door het raam van mijn hotel
kamer, dat uitziet op een der Amsterdamsche hoofd
straten. Het asphalt glimt verdacht, de temperatuur
is zonder twijfel een behoorlijk eind boven het nul
punt.
H In weinig opgewekte stemming schiet ik mij in
mijn bullen, die ik speciaal voor ijstochten reser
veer om tot de minder prettige ontdekking te ko
men, dat een belangrijk onderdeel van mijn uit
rusting, i.e. sportkousen, zijn vei-geten.
Nood breekt wet, dan maar in gewone sokken,
welke echter bij mijn kniebroek een heel vreemden
indruk maken. Maar op het ijs heerscht geen
étiquette; daar is elke kleeding geoorloofd. In de
ontbijtkamer zit nog een lotgenoot, die zwijgend en
somber zijn thee drinkt.
De portier komt eens ldjken.
„Er is nog een „schaatsenrijder", zegt hij, „ik zal
hem nog eens kloppen."
Maar even later keert de portier terug met de
mededeeling, dat no. 3 er niet aan dacht, met zulk
weer voor een langen tocht te vertrekken. En onze
stemming daalt nog meer.
We sjokken naar het Centraal Station, waar de
Spoorwegen ons teleurstellen. Want de trein naar
Enkhuizen heeft geen extra wagons voor Purmer
end en dientengevolge kan de groote schare deel
nemers aan den Dorpentocht ternauwernood wor
den vervoerd. In Zaandam moest worden bekend
gemaakt, dat er niemand meer mee kon.
De stemming is in de coupés omgekeerd even
redig aan den stand van den thermometer. Alleen de
dames, die vrij talrijk vertegenwoordigd zijn,
trachten er den moed in te houden.
Zoo rijden we door in naargeestige stemming
naar Purmerend, waar de chef en een conducteur
zich posteeren voor een smalle opening, waardoor
honderden zich wringen. Het gaat heel langzaam.
En dan gaat het in een soort ganzenmarsch naar
het Doelenhotel. Niemand heeft meer haast.
Netjes loopt men achter elkaar: het is een heel
lange sliert, waaraan de Purmerenders, die vroeg
uit de veeren zijn gekropen, zich vergapen. En ge
duldig posteeren we ons voor het Doelenhotel.
Netjes in de rij, niet dringen. Gelukkig gaat het
nogal snel, want de organisatoren hebben het
vorig jaar iets geleerd. Een ieder krijgt thans een
kaart, waarop hij zelf zijn naam en adres kan
schrijven. Volbrengt hij den tocht en weet hij alle
eontrólestempels te verzamelen, dan levert hij de
kaart weer in en ontvangt na eenigen tijd van
den Ijsbond Holland's Noorderkwartier eeii mooi
kruisje als belooning en herinnering. Alles a rai-
son van één gulden.
En dan schuifelen we naar het ijs, binden op en
krabbelen in de richting Ilpendam. Zij, die heb
ben beweerd dat het ijs de heele week hier zoo
mooi is geweest, houden er eigenaardige opvat
tingen op na. Dit ijs zou ook miserabel zijn, in-
- dien het 15 graden vroor. Het zit vol bobbels, kui
len en gaten. Het weer blijft somber, de zon blijft
achter een dik nevelgordijn, maar we rijden. En
duizenden vóór en achter ons. Velen aan den
stok, tal van dames door een heer geholpen. Me
nig goed schaatsenrijder moest opgeven, omdat
fcijn dame verklaarde beslist niet meer te kunnen.
Maar ook zijn er vele vrouwelijke schaatsenrij
ders, die een beteren slag hebben dan menige
man. Het krioelt van militairen op het ijs. Met
autobussen zijn ze uit vele garnizoensplaatsen ge
komen. Tal van officieren nemen ook aan den
]bochfc deeh
De dooi maakte de
baan uitermate zwaar
Niettegenstaande de ingevallen dooi
namen zeer velen deel aan den
70 KaVï.-dorpentocht op de schaats in
Noord-Holland. De drukte te Monni
kendam ,waar moest worden afge
bonden en overgestapt op de Gouw
zee, voor het traject naar Marken.
De valpartijen zijn legio. Maar al vrij spoedig
komt de toren van Ilpendam in het zicht en
tevens de eerste koek- en zoopiekramen, waar al
velen neerzitten die gulzig chocolademelk drin
ken en hongerig aan het traditioneele „korstje"
knabbelen. De Hpendamaners zijn slecht te
spreken. „De route is niet goed" verklaart ons
een kraamhouder.
„Waarom niet?", vragen wij.
„Kijk eens", zegt de man, „het vorig jaar
lag Ilpendam halverwege de route en teen heb
ben we beste zaken gemaakt. Maar nu rijden de
meesten door!".
Het is maar hoe men de dingen bekijkt.
Het ijs blijft slecht. De tocht naar Monniken
dam is zwaar. Op de wijde vlakten van het
waterland is men aan het ijszeilen. Een groepje
staat op het ijs, waar een hospitaalsoldaat een
burger-deelnemer helpt, die naar later blijkt,
een ernstige hersenschudding bij een val heeft
opgeloopen.
De organisatie is echter perfect, want een
ambulance-auto rijdt geregeld over het geheele
traject en kan ook in dit geval hulp verleenen.
In Monnikendam moet worden afgebonden,
hier wordt een controle-stempel op de kaart ge
plaatst. Vlug de schaatsen weer onder en dan
tegen een feilen wind het IJselmeer op, naar
Marken.
De nevel is oorzaak, dat deze beroemde tocht
thans zonder eenige bekoring is. Moeizaam
gaat het verder, maar het ijs is tenminste te
berijden.
Vlugger dan men denkt doemen de contouren
op van het beroemde eiland, waar velen tever
geefs zoeken naar de laving van een koek- en
zopiekraam. Maar een Marker vrouw staat met
allerlei spullen op een handwagen even buiten
de „territoriale wateren" en tracht het verbod
van den Zondagsverkoop ook van dranken
te ontduiken.
En dan komt in eenmaal de geest van den
schaatsenrijder weer over ons. We krijgen wind
mee en de omstandigheden in aanmerking ge
nomen, prachtig ijs. We vliegen naar Volendam|
en zeven minuten later binden wij af in het
dorp van de wijdbroeken, dat op oZndag een
schrille tegenstelling vormt met Marken. Alle
winkels zijn open. Uit de tentjes op het ijs van
de haven komt de geur van gebakken bokking
en oliebollen.
Er is toch maar één Volendam. Volendammer
jongens en meisjes zwieren over het ijs in hun
typische kleederdracht. Uit de bovendeurtjes
van de knusse buisjes kijken glundere meisjes
gezichten met de buiten Nederland zoo beroemde
puntmuts. Dit is toch een typisch stukje Neder
land; geen wonder, dat de buitenlander dit zoo
gaarne ziet.
Het is heel aardig in Volendam. Maar minder
mooi is de over een breede sloot loopende ijs-
weg naar Edam, die meer dan miserabel is. Hier
moet men de schaatskunst wel in de perfectie
verstaan om zich een doortocht te banen. Maar
gelukkig is Edam niet ver en daar is een gezel
lig kraampje, waar de chocolademelk uitstekend
smaakt.
Onze stemming en die van velen, is wat beter
geworden. Weliswaar dooit het sterk, maar men
kan tenminste nog rijden. En de baan naar
Oosthuizen, al staat die ook ten deele onder
water, is perfect. Zij, die Noorsche schaatsen met
zéér smalle ijzers berijden, zijn onder deze om
standigheden slechter af dan zij, die gewone
Friesche schaatsen hebben meegenomen. Over
het algemeen rijden deze op het zachte ijs beter
dan de Noren,
Snel gaat het naar Hoorn. Het weer blijf,
somber en het landschap maakt weinig indruk.
De beroemde Hollandsche molens krijgen we
niet te zien, behalve een exemplaar met afge
nomen wieken.
Verscheidene keeren moeten we overstappen;
in Noord-Scharwoude kruipen we tegen een
steile helling op en dan krijgen we weer een
stukje leelijk ijs tot Hoorn.
De controle is bij den ingang van deze West-
Friesche stad en dan gaat het snel terug naar
Scharwou.
Maar dan doen we een trieste ontdekking. Re
gendroppen tikken tegen ons voorhoofd, ze ver
meerderen zich en lanezaam wordt het een al-
lermiezerigst motregentje. De stemming daalt,
ver en ver beneden het vriespunt. Het ijs wordt
slechter en slechter. Moeizaam zeult een lange
rij naar Avehorn. Lang en zwaar wordt de weg,
maar dan komt Oudendijk en de laatste controle
in zicht
De 20 K.M. die nog resten, leken 's morgens
een peulschilletje, maar thans vormen ze een
rijst en brijberg.
Steeds zwaarder wordt de tocht. De wind is
tegen. In grillige bochten rijden we naar het
dorpje Beets. Het ijs is bijna niet meer berijd
baar; we gaan soms tot onze enkels door het
water. We zijn doornat van den regen. Het lijkt
een eeuwigheid voor we in Oosthuizen zijn. Nu
nog 9 K.M. naar Purmerend. Voor en achter ons
zijn nog tochtrijders in grooten getale. De tan
den op elkaar en de laatste moeilijkheden over
winnen. Vlak achter Oosthuizen raakt onze
rechterschaats in een gleuf. We grijpen een riet
stengel, maar deze snijdt een diepe gleuf in on
zen rechter-ringvinger. Het bloeden is haast niet
te stuiten en Purmerend lijkt ver, heel ver. Nog
5 K.M., de avond begint te vallen. Het is een
scharrelpartij over met water en spleten over
dekt ijs. Maar eindelijk komt de verlossing:
Purmerend, waar in het Doelenhotel de E.H.B.O
op vakkundige wijze den gewonden vinger ver
bindt.
In de groote Doelenzaal komen in een onafge
broken stroom de gelukkigen binnen, die den
tocht hebben volbracht. Moe en nat zit men bij
elkaar; de militairen in groote groepen en al
ler oordeel is: het was zwaar, onnoemelijk zwaar.
En zoo is Nederland's grootste schaatstocht
ondanks de uitstekende organisatie geen succes
geworden door het ongunstige weer.
Behandeling begrooting van
Economische Zaken uitgesteld.
Wegens ziekte van minister Steenberghe.
's-GRAVENHAGE, 8 Januari. In verband
met een ongesteldheid van den minister van
Economische Zaken is de behandeling van zijn
begrooting, welke a.s. Woensdag en volgende
dagen in de Eerste Kamer zou plaats hebben,
voor onbepaalden tijd uitgesteld.
BELEEDIGING VAN DEN MINISTER VAN
JUSTITIE.
De proc.-generaal bij den Hoogen Raad heeft ge
concludeerd tot verwerping van een cassatieberoep
van Mr. Rost van Tonnïngen tegen een veroordee
ling tot f 100 boete wegens beleediging van den
minister van Justitie, welke beleediging was ge
pleegd in een artikel over de zaak-Oss in „Het Na
tionale Dagblad".
Sandler organiseert hulp aan
Finsche kinderen.
Met zijn echtgenoote in Noord-Finland
aangekomen.
STOCKHOLM, 8 Januari (Havas). Oud
minister Sandler en zijn echtgenoote bevinden
zich op het oogenblik in het Noorden van Fin
land, waar zij de hulp aan de Finsche kinderen
organiseeren.
Tienduizend Zweedsche gezinnen zijn bereid
Finsche kinderen op te nemen.
DE NIEUWE „PRIX GONCOURT".
E „Prix Goncourt", welke ieder jaar in
de eerste helft van December wordt
toegekend, is de belangrijkste Fransche
letterkunde-prijs en vormt telkens op
nieuw het onderwerp van talrijke beschouwin
gen. Men heeft kunnen lezen dat de eer ditmaal
te beurt viel aan den auteur Philippe Hériat voor
zijn roman „Les enfants gatés" en natuurlijk is
ook dezen keer de toekenning van verschillende
zijden gecritiseerd. Hériat kreeg den prijs ook
met de kleinst mogelijke meerderheid: zes van
de tien leden der jury keurden zijn boek de eer
waardig.
Doch ook Hériat's artistiek verleden zal bij dit
alles een woordje hebben meegesproken: men
heeft hem nl. vrijwel nooit, als een „serieus"
kunstenaar beschouwd. Hij heeft zioh totnogtoe
bijna voornamelijk bezig gehouden met. tooneel
en fikn; met Marcel l'Herbier is hij altijd een der
geestdriftigste voorvechters geweest van de Fram-
sche film. Hij trad in versohillende films en too-
neelstukken als acteur op men herinnert zioh
wellicht de avant-garde-film „En rade" van Ca-
valcanti, waarin hij meespeelde en welke naar
een novelle van hem werd opgezet en daarna
vertrok hij naar Hollywood om daar als scenario
schrijver en technisch adviseur voor Fransche
films werkzaam te zijn.
In zijn vrijen tijd schreef hij in tusschen enkele
romans, die over het algemeen weinig belang
stelling trokken: eerst „L'innocent", eèn Freu-
diaansche liefdeshistorie, daarna een satyrisch
boek „La main tendue", vervolgens „La foire aux
garcons", een panorama van de bandeloosheid der
na-oorlogsühe jeugd en ook nog het boek „L'araig-
née diu matin", waarin hij verwerkte wat hij in
de jaren 19141918 als soldaat aan het front heeft
meegemaakt.
Door de toekenning van den „Prix Goncourt" is
hij inmiddels geheel op het eerste plan geschoven.
Komt hem die onderscheiding als literator toe?
Kan hij de vergelijking doorstaan met de vele be
langrijke kunstenaars, die vóór hem dezen prijs
ontvingen?
Het ligt voor de hand, dat men voor de beant
woording dezer vragen in de eerste plaats zijn
thans bekroonden roman raadpleegt. De lezer leert
Hériat dan ook onmiddellijk kennen als een auteur
van internationale oriëntatie: het boek begint op
een hooge verdieping in het befaamde Rockefeller
Centre te New-York, waar men de vrouwelijke
hoofdpersoon van den roman leert kennen op het
oogenblik, dat zij na een tweejarig verblijf in
Amerika naar haar vaderland zal terugkeeren.
Deze inzet toont Hériat dadelijk van zijn beste zij
de: hij is een levendig opmerker van alle dingen
om zich heen en hij verwerkt zijn indrukken in
een prettigen stijl. Hij heeft misschien door zijn
werkzaamheid in de filmindustrie? een scherp
oog voor karakteristieke détails; men moét tijdens
het lezen van zijn roman inderdaad telkens aan
een film denken en er zal wellicht zeer weinig voor
noodig zijn om „Les enfants gêtés" om te zetten
in een vlot en boeiend filmscenario.
Agnès Boussardel zoo luidt de naam van de
jonge vrouw keert overigens met gemengde ge
voelens naar huis terug. De aanleiding tot haar
tamelijk overhaast vertrek is het teleurstellende
einde van een romantisch liefdesavontuur met een
jongen, Amerikaansehen architect. Hun verhou
ding, wonderlijk stil begonnen, hield geen stand:
het verschil tusschen den vlotten jongen en het
vrij stille, zelfbewuste meisje was te groot. Agnès
besefte het zelf en trok zich terug. Plotseling her
innerde zij zich haar ouderlijk huis, voelde dat
niets haar meer aan Amerika bond en besloot haar
leven opnieuw te beginnen in den kring van haar
naaste familie.
Doch ook in Parijs wacht haar niets dan teleur
stelling. De Boussardels vormen een typische
geldfamilie: een geslacht van beursmenschen, dat
geen andere levensnormen kent dan effecten en
geld, van vader op zoon vergroeid met een aantal
opvattingen, die ieder waarachtig leven hebben
misvormd en verminkt. Mauriac is in het uitbeel
den van dergelijke families een ongeëvenaard
meester en de Boussardels zouden in een roman
van hem uitstekend op hun plaats zijn, doch ook
Hériat beeldt deze aan het goud geketende wezens
ongemeen boeiend uit, niet zoo meedoogenloos
dramatisch als Mauriac, maar met een even lich
ter, wrang cynisme, dat over het geheel genomen
zeker niet minder doeltreffend is. Zijn schildering
van dit pijnlijke milieu, dat niettegenstaande alle
gewichtige allures toch zoo zielig en bekrompen
blijkt, is uitmuntend geslaagd en de reacties daar
op van de teruggekeerde dochter hebben hem de
zuiverste pagina's van zijn boek geschonken.
Agnès levert deze familie aanvankelijk veel stof
tot achterbaksch geklets en zij voelt zich ook hier
geheel verlaten, maar plotseling wordt de aandacht
van haar afgeleid door de thuiskomst van haar
achterneef Xavier, die zeven jaren tot herstel van
zijn gezondheid in Davos vertoefde. Ook Xavier
voelt zich in den naargeestigen kring der Boussar
dels een vreemde en zoo worden zij bijna als van
zelf naar elkaar toegedreven: twee uitgestootenen
in eigen huis. Toch geeft Xavier na verloop van
tijd de voorkeur aan een tweede vertrek; zijn zwak
ke, weerstandlooze natuur is tegen het gekonkel
niet opgewassen en hij gaat naar de Zuid-Fransche
kust om daar tusschen de eenvoudige bewoners
van een klein visschersdorp een stil bestaan -naar
eigen zin te kunnen leiden. Agnès blijft alleen ach
ter, niemand bekommert zich om haar.
Dan verschijnt plotseling weer haar Amerikaai
sche vriend ten tooneele; een Europeesche stud»
reis voert hem ook naar Parijs. Hun korte, dram.
tische ontmoeting vol van herinnering en teleurste;
hng, brengt haar tegenover de familie weer in pijt
lijke moeilijkheden. Zij heeft niemand om haar ha'
te kunnen openleggen dan Xavier, zij reist naar hei
toe en hij vraagt haar met hem te trouwen. Hi
huwelijk wordt in den kring der Boussardels mi
eenige bevreemding begroet en wanneer Xavier j
Parijs voor een soort familieraad wordt gedaag:
maakt men het hem zóó moeilijk, dat hij door u
een raam te springen een eind aan zijn leven tracl
te maken. Agnès blijft met haar kind alléén achte
teruggetrokken in het kleine visschersdorp aan <j
Zuidkust, volledig vervreemd van de familie, d
haar alléén nog noodig heeft wanneer een onsmj
kelijke erfeniskwestie op even onsmakelijke manii
moet worden geregeld. Dit is haar laatste contai
met de Boussardels; zijn ziet, dat alleen het geld hit
den scpeter zwaait en keert zich vol verdriet en vei
bittering af, zich voor de toekomst uitsluitend rustj
bezinnend op haar éigen leven en het leven va
haar kind.
Zoo eindigt Hériat zijn dramatische familiekrc
niek, waarin hij de lotgevallen van het „geborneei
de" geslacht der Boussardels met fijn cynisme e
met ongemeen scherp observatie-vermogen geschi',
derd heeft. Zooals ik reeds schreef, draagt zich b
deze milieu-schildering vaak een vergelijking m<
gelijksoortige episodes uit boeken van Mauria
aan den lezer op; hoewel men dan beseft dat Héri;
nimmer het grandioze, sombere meesterschap va
Mauriac evenaart, blijkt de nieuwe winnaar va
den „Prix Goncourt" toch een auteur van bijzond<
scherpzinnige en ook diep-menschelijke begaafc
heid. In zijn weergave van de Boussardels gevoe
men het ontspoorde en misvormde leven van ee
geheele klasse, de voosheid van een geheele, o
geld gebaseèrde schijn-aristocratie, die voor de rech
ten van een waarlijk menschwaardig bestaan vo!
slagen blind is.
óln dit opzicht kan men zijn bijzondere ondei
scheiding ongetwijfeld billijken, want hoewel h
nog niet in „Les enfants gatés" tenminste -
een auteur van de meesterklasse is, zijn roman
ia opzet en uitwerking hoogst representatief voc
een deel der huidige samenleving, dat er zich voi
ledig in weerspiegeld weet. Hériat is, nu hij de
„Prix Goncourt" won, voornemens de film den ru
toe te keeren en zich in het vervolg geheel aan d
literatuur te wijden. Wanneer hij erin slaagt de vel
kwaliteiten, welke „Les enfants gatés" bezit da
verder tot ontwikkeling te brengen, kan van her
nog zeef veel goeds worden verwacht.
GABRIëL SMIT
Philippe Hériat: „Les enfants gatés". Ed. I*
R. F. Gallimard, Paris 1939.
Mr. Dr. A. baron Röell.
Mijnheer Dinges was opgetogen toen zijn
vrouw zich, gekleed voor den tocht, kwam
aanmelden. Ze zag er echt sportief uit,
uitstekend gekleed voor een reis per
tanden; door Nederland. Nu ging hij zijn
spulletjes ook gauw in orde maken, dan.
konden ze den volgenden dag vertrekken»
Den volgenden ochtend, in alle vroegte,
stond het echtpaar, gepakt en gezakt,
voor de woning. De buren, die al 't noodige
gehoord hadden, stonden allemaal te kij
ken. Blij keken mevrouw en mijnheer
Dinges naar de fonkelende tandem, waar-
op. na Yglngaegq jEgysc&eji
Met eèn flink gangetje reden ze hun
woonplaats uit en den grooten straatweg
op. Het begin was kostelijk, want het
zonnetje scheen al 'ekker, ook al was het
nog erg vroeg. In een uitstekende stem
ming fietste 't tweetal dan
'x ggt .cenoofctM^-
Jogr,
Zooals gemeld zal op 16 Januari a.s. mr. dr. A
baron Röell té Haarlem den dag herdenken, waar
op hij 25 jaar geleden het ambt van Commissari
der Koningin in de provincie Noord-Holland aan
vaardde.
Wij hebben verleden jaar toen baron Röell dei
75-jarigen leeftijd bereikte, in een uitvoerig ar
tikel zijn beteekenis op velerlei gebied geschetst
vooral zijn beteekenis voor dit gewest.
Baron Röell werd 21 Augustus 1864 te 's-Gra-
vanhage geboren als zoon van den oud-zee-offi'
cier W. F. baron Röell, bezocht het gymnasium t<
's-Gravenhage, studeerde te Leiden in de rechte;
en promoveerde aldaar op 4 April 1892 in d!
Staatswetenschappen op een proefschrift geti
teld: „Wetgeving op de huisvesting van arbeiden
de klassen" en in de rechtswetenschap op stel
lingen.
In dat zelfde jaar trad hij in functie als adj.-
commies ter Provinciale Griffie van Gelderland;
in 1893 volgde zijn benoeming tot Commies-Af-
deelingschef ter Prov. Griffie van Overijsel. I;
1898 werd hij burgemeester van Leeuwarden ei
in 1904 zag hij zich benoemd tot burgemeeste
van Arnhem. Ook hier duurde zijn ambtsperiodi
6 jaar: in 1910 aanvaardde hij het burgemeesters
ambt te Amsterdam.
Met ingang van 16 Januari 1915 werd baroi
Röell in zijn tegenwoordig ambt benoemd.
Hij is Ridder in de Orde van den Nederland-
schen Leeuw, Grootofficier in de Orde van Oranji
Nassau en is drager van een aantal buitenland
sche onderscheidingen.
Sedert 1915 is baron Röell voorzitter van di
Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen ei
in 1923 werd hij voorzitter van de Kon. Vereen
„Koloniaal Instituut".
In laatstgenoemde qualiteit maakte hij in 192!
een reis naar Java, Bali en Sumatra.
AANBESTEDING.
AMSTERDAM, 8 Januari. Namens den di
recteur van Publieke Werken is vanmorgen ter
stadhuize aanbesteed: het maken van een rioolge
maal aan de Postjeskade, met bijbehoorende wer
ken.
Ingekomen waren 23 biljetten.
Laagste inschrijfster was de firma G. C. var
Hoften te Haarlem met 15.770 gulden.
Bemanning van de „Columbus" op
weg naar huis.
Via Japan en Siberië naar Duitschland.
Een Reutel-bericht uit Tokio meldt dat de 579
opvarenden van het Duitsche passagiersschip „Co
lumbus", welke te New-York waren aangekomen
nadat zij hun schip tot zinken hadden gebracht
volgens de „Asahi Sjimboen" voornemens zijn
over Japan en Siberië naar Duitschland terug t»
keeren. De gezagvoerder en 39 opvarenden willen
met een Japansch schip van Los Angeles vertrek
ken, 220 gaan vandaag met andere Japansche sche
pen in zee.
I