Schaats-evenement „jJe (MyeCuksMoet" BOEKEN UIT HET BUITENLAND, in Noord-Holland 3500 burgers en militairen vertrokken uit Purmerend voor den dorpentocht (Van een bijzonderen medewerker). Holland's Noorderkwartier was Zondag het terrein van den wat het aantal deelnemers betreft grootsten schaatstocht, die ooit in Nederland is gehouden. Niet minder dan 35Q9 burgers en militairen vertrokken Zondagmorgen uit Purmerend om den ruim 70 K.M. langen tocht te ondernemen. Purmerend beleefde Zondag een vreedzame in vasie. Uit alle deelen des lands kwamen de schaat senrijders naar het stadje van de beroemde kaas- en veemarkten. Reeds zeer vroeg in den morgen vormde zich voor het Doelen-gebouw een lange rij deelnemer-s, die geduldig wachtten tot hun beurt was gekomen om de deelnemerskaart in ontvangst te nemen. Bijster opgewekt was de stemming niet; de straten- van Purmerend lagen vol gesmolten sneeuw; het was een sombere, nevelige ochtend en wat het ergste was: het dooide heel hard. Vermoedelijk zou het aantal deelnemers nog veel grooter zijn geweest, indien niet velen zich hadden laten weerhouden door de weersomstandigheden. Goed beschouwd hadden zij niet geheel ongelijk, want voor de deelnemers is de tocht door het ijs, dat enkele gedeelten buiten beschouwing gelaten, vrijwel onberijdbaar was, allesbehalve een spor tief genoegen. Het was een zwaar karwei en alleen zij, die over voldoende uithoudings- en doorzet tingsvermogen beschikten, slaagden er in den tocht te volbrengen. Honderden moesten onderweg op geven. er- Mistroostig ontwaken. Wanneer te half zeven in den morgen de nacht portier mij wekt, is mijn eerste werk na het opstaan een blik te werpen door het raam van mijn hotel kamer, dat uitziet op een der Amsterdamsche hoofd straten. Het asphalt glimt verdacht, de temperatuur is zonder twijfel een behoorlijk eind boven het nul punt. H In weinig opgewekte stemming schiet ik mij in mijn bullen, die ik speciaal voor ijstochten reser veer om tot de minder prettige ontdekking te ko men, dat een belangrijk onderdeel van mijn uit rusting, i.e. sportkousen, zijn vei-geten. Nood breekt wet, dan maar in gewone sokken, welke echter bij mijn kniebroek een heel vreemden indruk maken. Maar op het ijs heerscht geen étiquette; daar is elke kleeding geoorloofd. In de ontbijtkamer zit nog een lotgenoot, die zwijgend en somber zijn thee drinkt. De portier komt eens ldjken. „Er is nog een „schaatsenrijder", zegt hij, „ik zal hem nog eens kloppen." Maar even later keert de portier terug met de mededeeling, dat no. 3 er niet aan dacht, met zulk weer voor een langen tocht te vertrekken. En onze stemming daalt nog meer. We sjokken naar het Centraal Station, waar de Spoorwegen ons teleurstellen. Want de trein naar Enkhuizen heeft geen extra wagons voor Purmer end en dientengevolge kan de groote schare deel nemers aan den Dorpentocht ternauwernood wor den vervoerd. In Zaandam moest worden bekend gemaakt, dat er niemand meer mee kon. De stemming is in de coupés omgekeerd even redig aan den stand van den thermometer. Alleen de dames, die vrij talrijk vertegenwoordigd zijn, trachten er den moed in te houden. Zoo rijden we door in naargeestige stemming naar Purmerend, waar de chef en een conducteur zich posteeren voor een smalle opening, waardoor honderden zich wringen. Het gaat heel langzaam. En dan gaat het in een soort ganzenmarsch naar het Doelenhotel. Niemand heeft meer haast. Netjes loopt men achter elkaar: het is een heel lange sliert, waaraan de Purmerenders, die vroeg uit de veeren zijn gekropen, zich vergapen. En ge duldig posteeren we ons voor het Doelenhotel. Netjes in de rij, niet dringen. Gelukkig gaat het nogal snel, want de organisatoren hebben het vorig jaar iets geleerd. Een ieder krijgt thans een kaart, waarop hij zelf zijn naam en adres kan schrijven. Volbrengt hij den tocht en weet hij alle eontrólestempels te verzamelen, dan levert hij de kaart weer in en ontvangt na eenigen tijd van den Ijsbond Holland's Noorderkwartier eeii mooi kruisje als belooning en herinnering. Alles a rai- son van één gulden. En dan schuifelen we naar het ijs, binden op en krabbelen in de richting Ilpendam. Zij, die heb ben beweerd dat het ijs de heele week hier zoo mooi is geweest, houden er eigenaardige opvat tingen op na. Dit ijs zou ook miserabel zijn, in- - dien het 15 graden vroor. Het zit vol bobbels, kui len en gaten. Het weer blijft somber, de zon blijft achter een dik nevelgordijn, maar we rijden. En duizenden vóór en achter ons. Velen aan den stok, tal van dames door een heer geholpen. Me nig goed schaatsenrijder moest opgeven, omdat fcijn dame verklaarde beslist niet meer te kunnen. Maar ook zijn er vele vrouwelijke schaatsenrij ders, die een beteren slag hebben dan menige man. Het krioelt van militairen op het ijs. Met autobussen zijn ze uit vele garnizoensplaatsen ge komen. Tal van officieren nemen ook aan den ]bochfc deeh De dooi maakte de baan uitermate zwaar Niettegenstaande de ingevallen dooi namen zeer velen deel aan den 70 KaVï.-dorpentocht op de schaats in Noord-Holland. De drukte te Monni kendam ,waar moest worden afge bonden en overgestapt op de Gouw zee, voor het traject naar Marken. De valpartijen zijn legio. Maar al vrij spoedig komt de toren van Ilpendam in het zicht en tevens de eerste koek- en zoopiekramen, waar al velen neerzitten die gulzig chocolademelk drin ken en hongerig aan het traditioneele „korstje" knabbelen. De Hpendamaners zijn slecht te spreken. „De route is niet goed" verklaart ons een kraamhouder. „Waarom niet?", vragen wij. „Kijk eens", zegt de man, „het vorig jaar lag Ilpendam halverwege de route en teen heb ben we beste zaken gemaakt. Maar nu rijden de meesten door!". Het is maar hoe men de dingen bekijkt. Het ijs blijft slecht. De tocht naar Monniken dam is zwaar. Op de wijde vlakten van het waterland is men aan het ijszeilen. Een groepje staat op het ijs, waar een hospitaalsoldaat een burger-deelnemer helpt, die naar later blijkt, een ernstige hersenschudding bij een val heeft opgeloopen. De organisatie is echter perfect, want een ambulance-auto rijdt geregeld over het geheele traject en kan ook in dit geval hulp verleenen. In Monnikendam moet worden afgebonden, hier wordt een controle-stempel op de kaart ge plaatst. Vlug de schaatsen weer onder en dan tegen een feilen wind het IJselmeer op, naar Marken. De nevel is oorzaak, dat deze beroemde tocht thans zonder eenige bekoring is. Moeizaam gaat het verder, maar het ijs is tenminste te berijden. Vlugger dan men denkt doemen de contouren op van het beroemde eiland, waar velen tever geefs zoeken naar de laving van een koek- en zopiekraam. Maar een Marker vrouw staat met allerlei spullen op een handwagen even buiten de „territoriale wateren" en tracht het verbod van den Zondagsverkoop ook van dranken te ontduiken. En dan komt in eenmaal de geest van den schaatsenrijder weer over ons. We krijgen wind mee en de omstandigheden in aanmerking ge nomen, prachtig ijs. We vliegen naar Volendam| en zeven minuten later binden wij af in het dorp van de wijdbroeken, dat op oZndag een schrille tegenstelling vormt met Marken. Alle winkels zijn open. Uit de tentjes op het ijs van de haven komt de geur van gebakken bokking en oliebollen. Er is toch maar één Volendam. Volendammer jongens en meisjes zwieren over het ijs in hun typische kleederdracht. Uit de bovendeurtjes van de knusse buisjes kijken glundere meisjes gezichten met de buiten Nederland zoo beroemde puntmuts. Dit is toch een typisch stukje Neder land; geen wonder, dat de buitenlander dit zoo gaarne ziet. Het is heel aardig in Volendam. Maar minder mooi is de over een breede sloot loopende ijs- weg naar Edam, die meer dan miserabel is. Hier moet men de schaatskunst wel in de perfectie verstaan om zich een doortocht te banen. Maar gelukkig is Edam niet ver en daar is een gezel lig kraampje, waar de chocolademelk uitstekend smaakt. Onze stemming en die van velen, is wat beter geworden. Weliswaar dooit het sterk, maar men kan tenminste nog rijden. En de baan naar Oosthuizen, al staat die ook ten deele onder water, is perfect. Zij, die Noorsche schaatsen met zéér smalle ijzers berijden, zijn onder deze om standigheden slechter af dan zij, die gewone Friesche schaatsen hebben meegenomen. Over het algemeen rijden deze op het zachte ijs beter dan de Noren, Snel gaat het naar Hoorn. Het weer blijf, somber en het landschap maakt weinig indruk. De beroemde Hollandsche molens krijgen we niet te zien, behalve een exemplaar met afge nomen wieken. Verscheidene keeren moeten we overstappen; in Noord-Scharwoude kruipen we tegen een steile helling op en dan krijgen we weer een stukje leelijk ijs tot Hoorn. De controle is bij den ingang van deze West- Friesche stad en dan gaat het snel terug naar Scharwou. Maar dan doen we een trieste ontdekking. Re gendroppen tikken tegen ons voorhoofd, ze ver meerderen zich en lanezaam wordt het een al- lermiezerigst motregentje. De stemming daalt, ver en ver beneden het vriespunt. Het ijs wordt slechter en slechter. Moeizaam zeult een lange rij naar Avehorn. Lang en zwaar wordt de weg, maar dan komt Oudendijk en de laatste controle in zicht De 20 K.M. die nog resten, leken 's morgens een peulschilletje, maar thans vormen ze een rijst en brijberg. Steeds zwaarder wordt de tocht. De wind is tegen. In grillige bochten rijden we naar het dorpje Beets. Het ijs is bijna niet meer berijd baar; we gaan soms tot onze enkels door het water. We zijn doornat van den regen. Het lijkt een eeuwigheid voor we in Oosthuizen zijn. Nu nog 9 K.M. naar Purmerend. Voor en achter ons zijn nog tochtrijders in grooten getale. De tan den op elkaar en de laatste moeilijkheden over winnen. Vlak achter Oosthuizen raakt onze rechterschaats in een gleuf. We grijpen een riet stengel, maar deze snijdt een diepe gleuf in on zen rechter-ringvinger. Het bloeden is haast niet te stuiten en Purmerend lijkt ver, heel ver. Nog 5 K.M., de avond begint te vallen. Het is een scharrelpartij over met water en spleten over dekt ijs. Maar eindelijk komt de verlossing: Purmerend, waar in het Doelenhotel de E.H.B.O op vakkundige wijze den gewonden vinger ver bindt. In de groote Doelenzaal komen in een onafge broken stroom de gelukkigen binnen, die den tocht hebben volbracht. Moe en nat zit men bij elkaar; de militairen in groote groepen en al ler oordeel is: het was zwaar, onnoemelijk zwaar. En zoo is Nederland's grootste schaatstocht ondanks de uitstekende organisatie geen succes geworden door het ongunstige weer. Behandeling begrooting van Economische Zaken uitgesteld. Wegens ziekte van minister Steenberghe. 's-GRAVENHAGE, 8 Januari. In verband met een ongesteldheid van den minister van Economische Zaken is de behandeling van zijn begrooting, welke a.s. Woensdag en volgende dagen in de Eerste Kamer zou plaats hebben, voor onbepaalden tijd uitgesteld. BELEEDIGING VAN DEN MINISTER VAN JUSTITIE. De proc.-generaal bij den Hoogen Raad heeft ge concludeerd tot verwerping van een cassatieberoep van Mr. Rost van Tonnïngen tegen een veroordee ling tot f 100 boete wegens beleediging van den minister van Justitie, welke beleediging was ge pleegd in een artikel over de zaak-Oss in „Het Na tionale Dagblad". Sandler organiseert hulp aan Finsche kinderen. Met zijn echtgenoote in Noord-Finland aangekomen. STOCKHOLM, 8 Januari (Havas). Oud minister Sandler en zijn echtgenoote bevinden zich op het oogenblik in het Noorden van Fin land, waar zij de hulp aan de Finsche kinderen organiseeren. Tienduizend Zweedsche gezinnen zijn bereid Finsche kinderen op te nemen. DE NIEUWE „PRIX GONCOURT". E „Prix Goncourt", welke ieder jaar in de eerste helft van December wordt toegekend, is de belangrijkste Fransche letterkunde-prijs en vormt telkens op nieuw het onderwerp van talrijke beschouwin gen. Men heeft kunnen lezen dat de eer ditmaal te beurt viel aan den auteur Philippe Hériat voor zijn roman „Les enfants gatés" en natuurlijk is ook dezen keer de toekenning van verschillende zijden gecritiseerd. Hériat kreeg den prijs ook met de kleinst mogelijke meerderheid: zes van de tien leden der jury keurden zijn boek de eer waardig. Doch ook Hériat's artistiek verleden zal bij dit alles een woordje hebben meegesproken: men heeft hem nl. vrijwel nooit, als een „serieus" kunstenaar beschouwd. Hij heeft zioh totnogtoe bijna voornamelijk bezig gehouden met. tooneel en fikn; met Marcel l'Herbier is hij altijd een der geestdriftigste voorvechters geweest van de Fram- sche film. Hij trad in versohillende films en too- neelstukken als acteur op men herinnert zioh wellicht de avant-garde-film „En rade" van Ca- valcanti, waarin hij meespeelde en welke naar een novelle van hem werd opgezet en daarna vertrok hij naar Hollywood om daar als scenario schrijver en technisch adviseur voor Fransche films werkzaam te zijn. In zijn vrijen tijd schreef hij in tusschen enkele romans, die over het algemeen weinig belang stelling trokken: eerst „L'innocent", eèn Freu- diaansche liefdeshistorie, daarna een satyrisch boek „La main tendue", vervolgens „La foire aux garcons", een panorama van de bandeloosheid der na-oorlogsühe jeugd en ook nog het boek „L'araig- née diu matin", waarin hij verwerkte wat hij in de jaren 19141918 als soldaat aan het front heeft meegemaakt. Door de toekenning van den „Prix Goncourt" is hij inmiddels geheel op het eerste plan geschoven. Komt hem die onderscheiding als literator toe? Kan hij de vergelijking doorstaan met de vele be langrijke kunstenaars, die vóór hem dezen prijs ontvingen? Het ligt voor de hand, dat men voor de beant woording dezer vragen in de eerste plaats zijn thans bekroonden roman raadpleegt. De lezer leert Hériat dan ook onmiddellijk kennen als een auteur van internationale oriëntatie: het boek begint op een hooge verdieping in het befaamde Rockefeller Centre te New-York, waar men de vrouwelijke hoofdpersoon van den roman leert kennen op het oogenblik, dat zij na een tweejarig verblijf in Amerika naar haar vaderland zal terugkeeren. Deze inzet toont Hériat dadelijk van zijn beste zij de: hij is een levendig opmerker van alle dingen om zich heen en hij verwerkt zijn indrukken in een prettigen stijl. Hij heeft misschien door zijn werkzaamheid in de filmindustrie? een scherp oog voor karakteristieke détails; men moét tijdens het lezen van zijn roman inderdaad telkens aan een film denken en er zal wellicht zeer weinig voor noodig zijn om „Les enfants gêtés" om te zetten in een vlot en boeiend filmscenario. Agnès Boussardel zoo luidt de naam van de jonge vrouw keert overigens met gemengde ge voelens naar huis terug. De aanleiding tot haar tamelijk overhaast vertrek is het teleurstellende einde van een romantisch liefdesavontuur met een jongen, Amerikaansehen architect. Hun verhou ding, wonderlijk stil begonnen, hield geen stand: het verschil tusschen den vlotten jongen en het vrij stille, zelfbewuste meisje was te groot. Agnès besefte het zelf en trok zich terug. Plotseling her innerde zij zich haar ouderlijk huis, voelde dat niets haar meer aan Amerika bond en besloot haar leven opnieuw te beginnen in den kring van haar naaste familie. Doch ook in Parijs wacht haar niets dan teleur stelling. De Boussardels vormen een typische geldfamilie: een geslacht van beursmenschen, dat geen andere levensnormen kent dan effecten en geld, van vader op zoon vergroeid met een aantal opvattingen, die ieder waarachtig leven hebben misvormd en verminkt. Mauriac is in het uitbeel den van dergelijke families een ongeëvenaard meester en de Boussardels zouden in een roman van hem uitstekend op hun plaats zijn, doch ook Hériat beeldt deze aan het goud geketende wezens ongemeen boeiend uit, niet zoo meedoogenloos dramatisch als Mauriac, maar met een even lich ter, wrang cynisme, dat over het geheel genomen zeker niet minder doeltreffend is. Zijn schildering van dit pijnlijke milieu, dat niettegenstaande alle gewichtige allures toch zoo zielig en bekrompen blijkt, is uitmuntend geslaagd en de reacties daar op van de teruggekeerde dochter hebben hem de zuiverste pagina's van zijn boek geschonken. Agnès levert deze familie aanvankelijk veel stof tot achterbaksch geklets en zij voelt zich ook hier geheel verlaten, maar plotseling wordt de aandacht van haar afgeleid door de thuiskomst van haar achterneef Xavier, die zeven jaren tot herstel van zijn gezondheid in Davos vertoefde. Ook Xavier voelt zich in den naargeestigen kring der Boussar dels een vreemde en zoo worden zij bijna als van zelf naar elkaar toegedreven: twee uitgestootenen in eigen huis. Toch geeft Xavier na verloop van tijd de voorkeur aan een tweede vertrek; zijn zwak ke, weerstandlooze natuur is tegen het gekonkel niet opgewassen en hij gaat naar de Zuid-Fransche kust om daar tusschen de eenvoudige bewoners van een klein visschersdorp een stil bestaan -naar eigen zin te kunnen leiden. Agnès blijft alleen ach ter, niemand bekommert zich om haar. Dan verschijnt plotseling weer haar Amerikaai sche vriend ten tooneele; een Europeesche stud» reis voert hem ook naar Parijs. Hun korte, dram. tische ontmoeting vol van herinnering en teleurste; hng, brengt haar tegenover de familie weer in pijt lijke moeilijkheden. Zij heeft niemand om haar ha' te kunnen openleggen dan Xavier, zij reist naar hei toe en hij vraagt haar met hem te trouwen. Hi huwelijk wordt in den kring der Boussardels mi eenige bevreemding begroet en wanneer Xavier j Parijs voor een soort familieraad wordt gedaag: maakt men het hem zóó moeilijk, dat hij door u een raam te springen een eind aan zijn leven tracl te maken. Agnès blijft met haar kind alléén achte teruggetrokken in het kleine visschersdorp aan <j Zuidkust, volledig vervreemd van de familie, d haar alléén nog noodig heeft wanneer een onsmj kelijke erfeniskwestie op even onsmakelijke manii moet worden geregeld. Dit is haar laatste contai met de Boussardels; zijn ziet, dat alleen het geld hit den scpeter zwaait en keert zich vol verdriet en vei bittering af, zich voor de toekomst uitsluitend rustj bezinnend op haar éigen leven en het leven va haar kind. Zoo eindigt Hériat zijn dramatische familiekrc niek, waarin hij de lotgevallen van het „geborneei de" geslacht der Boussardels met fijn cynisme e met ongemeen scherp observatie-vermogen geschi', derd heeft. Zooals ik reeds schreef, draagt zich b deze milieu-schildering vaak een vergelijking m< gelijksoortige episodes uit boeken van Mauria aan den lezer op; hoewel men dan beseft dat Héri; nimmer het grandioze, sombere meesterschap va Mauriac evenaart, blijkt de nieuwe winnaar va den „Prix Goncourt" toch een auteur van bijzond< scherpzinnige en ook diep-menschelijke begaafc heid. In zijn weergave van de Boussardels gevoe men het ontspoorde en misvormde leven van ee geheele klasse, de voosheid van een geheele, o geld gebaseèrde schijn-aristocratie, die voor de rech ten van een waarlijk menschwaardig bestaan vo! slagen blind is. óln dit opzicht kan men zijn bijzondere ondei scheiding ongetwijfeld billijken, want hoewel h nog niet in „Les enfants gatés" tenminste - een auteur van de meesterklasse is, zijn roman ia opzet en uitwerking hoogst representatief voc een deel der huidige samenleving, dat er zich voi ledig in weerspiegeld weet. Hériat is, nu hij de „Prix Goncourt" won, voornemens de film den ru toe te keeren en zich in het vervolg geheel aan d literatuur te wijden. Wanneer hij erin slaagt de vel kwaliteiten, welke „Les enfants gatés" bezit da verder tot ontwikkeling te brengen, kan van her nog zeef veel goeds worden verwacht. GABRIëL SMIT Philippe Hériat: „Les enfants gatés". Ed. I* R. F. Gallimard, Paris 1939. Mr. Dr. A. baron Röell. Mijnheer Dinges was opgetogen toen zijn vrouw zich, gekleed voor den tocht, kwam aanmelden. Ze zag er echt sportief uit, uitstekend gekleed voor een reis per tanden; door Nederland. Nu ging hij zijn spulletjes ook gauw in orde maken, dan. konden ze den volgenden dag vertrekken» Den volgenden ochtend, in alle vroegte, stond het echtpaar, gepakt en gezakt, voor de woning. De buren, die al 't noodige gehoord hadden, stonden allemaal te kij ken. Blij keken mevrouw en mijnheer Dinges naar de fonkelende tandem, waar- op. na Yglngaegq jEgysc&eji Met eèn flink gangetje reden ze hun woonplaats uit en den grooten straatweg op. Het begin was kostelijk, want het zonnetje scheen al 'ekker, ook al was het nog erg vroeg. In een uitstekende stem ming fietste 't tweetal dan 'x ggt .cenoofctM^- Jogr, Zooals gemeld zal op 16 Januari a.s. mr. dr. A baron Röell té Haarlem den dag herdenken, waar op hij 25 jaar geleden het ambt van Commissari der Koningin in de provincie Noord-Holland aan vaardde. Wij hebben verleden jaar toen baron Röell dei 75-jarigen leeftijd bereikte, in een uitvoerig ar tikel zijn beteekenis op velerlei gebied geschetst vooral zijn beteekenis voor dit gewest. Baron Röell werd 21 Augustus 1864 te 's-Gra- vanhage geboren als zoon van den oud-zee-offi' cier W. F. baron Röell, bezocht het gymnasium t< 's-Gravenhage, studeerde te Leiden in de rechte; en promoveerde aldaar op 4 April 1892 in d! Staatswetenschappen op een proefschrift geti teld: „Wetgeving op de huisvesting van arbeiden de klassen" en in de rechtswetenschap op stel lingen. In dat zelfde jaar trad hij in functie als adj.- commies ter Provinciale Griffie van Gelderland; in 1893 volgde zijn benoeming tot Commies-Af- deelingschef ter Prov. Griffie van Overijsel. I; 1898 werd hij burgemeester van Leeuwarden ei in 1904 zag hij zich benoemd tot burgemeeste van Arnhem. Ook hier duurde zijn ambtsperiodi 6 jaar: in 1910 aanvaardde hij het burgemeesters ambt te Amsterdam. Met ingang van 16 Januari 1915 werd baroi Röell in zijn tegenwoordig ambt benoemd. Hij is Ridder in de Orde van den Nederland- schen Leeuw, Grootofficier in de Orde van Oranji Nassau en is drager van een aantal buitenland sche onderscheidingen. Sedert 1915 is baron Röell voorzitter van di Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen ei in 1923 werd hij voorzitter van de Kon. Vereen „Koloniaal Instituut". In laatstgenoemde qualiteit maakte hij in 192! een reis naar Java, Bali en Sumatra. AANBESTEDING. AMSTERDAM, 8 Januari. Namens den di recteur van Publieke Werken is vanmorgen ter stadhuize aanbesteed: het maken van een rioolge maal aan de Postjeskade, met bijbehoorende wer ken. Ingekomen waren 23 biljetten. Laagste inschrijfster was de firma G. C. var Hoften te Haarlem met 15.770 gulden. Bemanning van de „Columbus" op weg naar huis. Via Japan en Siberië naar Duitschland. Een Reutel-bericht uit Tokio meldt dat de 579 opvarenden van het Duitsche passagiersschip „Co lumbus", welke te New-York waren aangekomen nadat zij hun schip tot zinken hadden gebracht volgens de „Asahi Sjimboen" voornemens zijn over Japan en Siberië naar Duitschland terug t» keeren. De gezagvoerder en 39 opvarenden willen met een Japansch schip van Los Angeles vertrek ken, 220 gaan vandaag met andere Japansche sche pen in zee. I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 6