UITBREIDING VRIJW. LANDSTORM CORPS J Echtpaar z.k. door Mr. Kea Bossers Daar Urk door het ijs per boot niet te bereiken is, vertrok Maandag van Schiphol een vliegtuig met post naar het eiland. De zakken worden ingeladen Wijn voor Fransche soldaten. A1« de uitdeeling in de verschillende kam- pementen plaats heeft, laat niemand i zich onbetuigd i< Terwijl heel het landschap met sneeuw overdekt is, doen de mecaniciens hun werk bij de reparatie van een Engelsch vliegtuig op een der openlucht-hangars nabij het Westelijk front Na de beëediging te Den Haag van hon derdtwintig nieuwe vrijwilligers en drie reserve-officieren, die zijn toegevoegd aan het Vrijwillig Land stormcorps Luchtaf- weerdienst werd een demonstratiegegeven met het nieuwste luchtafweergeschut Maas door den bijzonderen lagen waterstand een stroompje werd, was de Roer een beek en kwam de historische Steenenbrug of St. Elisabethbrug te Roermond tot aan haar fundamenten te zien WAANSCHi Het stoffelijk overschot van den op noodlottige wijze om het laven gekomen reserve- eerste-luitenant-vlieger Th. H. J. Coppers is Maandag te Voorburg onder zeer groote belangstelling met militaire eer ter aarde besteld Een der nieuwe postzegels, welke in Suriname worden uitgegeven als wel dadigheidszegels voor Maatschappelijke Zorg Op de vlucht voor den vijand. Vrouwen en kinderen der Finsche boerenbevolking worden per slede in veiligheid gebracht uit de door de Russische troepen bedreigde gebieden De St. Bernards-honden bewijzen ook in het Zwitsersche leger belangrijke diensten. •n gezelschap van hun onafscheidelijke vrienden, die speciaal voor hun moderne Twee Alpenjagers taak zijn afgericht „We zullen maar onmiddellijk naar huls rijden" zei de Jonker, toen hij op de stoep van de beide anderen afscheid had genumen. „Hoe korter we In het donker behoeven te rijden, hoe liever het mij is, dat weet je." Natuurlijk was Frank toen te koppig om iets te zeggen en natuurlijk kregen se toen even voor Woerden nog een lekke band, was het toch nog over zevenen, eer ze thuis Waren. „Zoo" zei Frank en plofte in de keuken op een atoel neer, „heb je iets te eten?" „Dag lieveling" zei Lies. „Zou je me niet eerst l>ehoorlijk begroeten?" „Zanik niet" snauwde Frank, „zorg maar lie- Ter, dat Ik eten krijg. Ik heb den heelen dag niets gehad." „Wat? Den heelen dag?" vroeg Lies ontzet. „Hebben jullie dan niet koffiegedronken?" „De Jonker heeft met Jimmy geluncht bü de familie van Reeuw ijck en mij hebben ze vergeten." „Vergeten, wat schandalig." „Heelemaal niet, 't is heel gewoon. Die hadden vandaag wel wat anders aan hun hoofd, dan aan de chauffeur te denken." „Had dan zelf je mond opengedaan. De Jonker Is toch werkelijkHendrik kwam binnen, wachtte op de dekschalen, die Lies vulde. Tus- schendoor voorzag ze Frank „Hier stakker, eet maar gauw." „Ja, nou kun je me wel beklagen, maar had liever gezorgd, dat ik boterhammen bij me had." „Jakkes, wat onredelijk. Dat heb ik toch nooit hoeven te doen." „Onredelijk? Wie is er onredelijk? Is het soms niet jouw plicht, om te zorgen, dat ik te eten heb?" „Ik kan ook wel zeggen, dat het jóuw plicht is om te zorgen, dat Ik te eten heb" gooide Lies er uit, „en dat je daar maar een schijntje van terecht brengt." Ze had haar tong wel willen afbijten, toen ze 't gezegd had. „Dank je wel" zei Frank. „Je hebt gelijk. Zeg het maar ineens. Ik ben een lummel, een stom meling, een vent, die niet capabel is om zijn vrouw te onderhouden. Ik weet het allemaal welAl de verbittering van den heelen dag kwam boven, hij duwde ztfn bord weg en liep de deur uit. En Frank kwam niet terugDe eerste avond zonder Alida, ze had er zich den heelen dag op verheugd. En nuTien uur sloeg de Hil- versuinsche torenklok. Waar zou hij heen zijn? Wat zou hy doen? Hjj zou toch nietGaan drinken misschien? Straks dronken thuiskomen? Ze moest er bijna om lachen, Frank en zóóiets, dat was te absurd. En toch En Frank was met vervaarlijke stappen door gehold de oprijlaan uit, het pad door de hei in. Hij was maar juist bytijds weggeloopen bijna was hij zichzelf niet meer baas geweest. Een driftkop was hy altyd geweest. „Te vlug met zijn handen" had de Rector van het gymna sium destijds al gezegd. En na zijn studententijd, waarin hij zich, wat dat betrof, allesbehalve had hoeven in te houden, hadden de tamme kantoor jaren het er wel grootendeels uit gewerkt. Maar nog niet heelemaaL Hy moest en hij zou nu met zichzelf in het reine komen. Zoo ging het niet langer. Hoe dikwijls had hij het rich nu al voorgepraat: een streep er onder; uit; niet meer denken aan vroeger, niet meer hopen op een andere toekomst. En altijd bleef hij maar weer in hetzelfde kringetje rond draaien, telkens voelde hij zich weer vernederd, achteruitgezet, misdeeld. Alsof het er iets op aankwam. Alsof de wereld er werkelijk mee vooruit zou gaan, als ze één middelmatigen meester in de rechten méér en één dito chauffeur minder telde! Alsof het een maatschappelijke ramp was, dat een x-beliebig rechterszoontje met rijn handen zijn brood moest verdienen, omdat hij geen kans kreeg, het met rijn hersens te doen! Alsof hij niet blij moest rijn en dankbaar, dat hij werken mócht, dat hij een baantje had! En wat voor een baantje! Hy wist het toch goed genoeg uit de gesprekken met andere chauffeurs, wat een „reuze-lijn" hij had. Garage chauffeurs met hun dikwijls overdreven lange werkdagen, particuliere chauffeurs, die bijna alle maal ook tuinman of huisknecht, soms alledrie tegelijk waren ze hadden het hem in alle toon aarden voorgezongen, dat hij „vinger en duim mocht aflikken," dat hij „op rozen zat." Natuurlijk was het verlangen naar béter, naar zijn eigen werk op zichzelf niet verkeerd. Maar als dat verlangen nergens anders toe leidde, dan dat hij al het goede, dat hem gebleven was, ging verknoeien en vernielenEn daar was hij al flink mee bezig. Trouwens, Als hij dan werkelijk de jurist-met- hart-en-riel was, die hy zich zoo graag verbeeldde te zijn, wat lette hem dan, in zijn vrijen tijd te studeeren, te werken? Hy hoefde zijn hand maar uit te steken, om in die richting hulp te krijgen. Jimmy, Gerard Scholten, met plezier zouden ze hem geholpen hebben: aan boeken uit de Univer siteitsbibliotheek, aan alles, wat hy noodig mocht hebben'n Smoesje was het, een wassen neus. Op de keper beschouwd bleef er niets anders over dan stomme trots en inbeelding. En daarvoor verkankerde hij zijn jonge leven! En daarvoor maakte hij Lies half gek met zijn gejammer! Lies, de altijd vroolyke. dappere Lies, die kribbig werd en hatelijk omdat ze er niet meer tegenop kon. „Dat nooit" zei Frank be rouwvol en zocht door de hei zijn weg naar huis. Waar hij een nog berouwvollere Lies in de keuken vond. Zoodat ze zich allebei uitsloofden, om el kaar van hun schuld te overtuigen HOOFDSTUK XXI. En zoo was het een kalme en geresigneerde Frank, die op den morgen van den vyfentwintig- sten October naar Amsterdam vertrok. Jimmy haalde hem van den trein. „Kon je op kantoor wel gemist worden?" vroeg Frank. „Ik heb me vrijgemaakt" zei Jimmy waardig. „Goed, dat 't vandAag is, want morgen heb ik een pleidooi, zie je. Mijn eerste strafzaak, een toevoe ging natuurlijk." Frank keek behoorlijk geïmponeerd èn verbaasd naar den veranderden Jimmy. „Das macht die Liebe" floot hij. „Hoe voel je je?" vroeg Jimmy maar gauw. „Knijp je erg?" „Gaat nogal" zei Frank. Het Paleis van Justitie op de Prinsengracht. ,Hier ben ik nog nooit geweest" zei Jimmy. „Ik wel" zei Frank. „Toen ik nog bij de Olie- 'abrieken was, heb ik hier een keer gepleit, in een octrooizaakje. Toen voélde ik me, zeg. Dat was bij ons iets geweldigs, als je dat als jongere mocht doen. Meestal knapte de groote baas zooiets zelf op." Nu keek Jimmy bewonderend. „Zeg" zei hy, „eigenlijk konden wij ons later best associëeren." „Bijvoorbeeld" zei Frank. De volle wachtkamer. De bode, die de dagvaar dingen opvroeg. „O, jij hebt een verdediger, hè? Een advo caat, bedoel Ik." „Jawel" zei Frank. „Meester van Westhove Abbing." „Dan ga je vóór. Je zult 't wel hooren, als je zaak afgeroepen wordt." Geloop in de gangen. Hollende klerken. Zenuw achtige verdachten. Advocaten in toga. Bij tien tallenDe bode kwam Frank roepen: „Je ad vocaat staat in den gang." Jimmy ging mee, stelde zich voor. Frank zag hem glimmen van trots bij het amicale „confrè re" van den ander. „Den Haag? Bij confrère van Abcoude? Een uitmuntend kantoor." Toen tot Frank een wereld van verschil in toon en houding: „Dus het blijft zooals afgesproken? Alleen in uiterste noodzaak maken we gebruik van de verklaring van Jonkheer de Goedelaer. En niet zenuwachtig worden, hoor! De Officier zal je mis schien nogal dwars ritten, die is erg geheten op automobilisten in het algemeen." Een stoet van rechters door den gang de zaal binnen. Franks verdediger verdween haas tig- Toen weer wachten. Eindelijk in de open deur van de rechtszaal de deurwaarder: „Het Openbaar Ministerie tegen 'rank Peter Robberts Frank Peter Robbérts Frank Peter Robberts „Precies een conducteur langs de trein" fluis terde Frank nog gauw. „Goed zoo" zei Jimmy, „Je houdt je taal, merle ik. Sterkte hoor." Achter Frank glipte Jimmy naar binnen, zocht een plaatsje in de advocaten- banken. Frank beklom het podium. Daar stond hy wu voor de groene tafel het weerzien was wel een beetje anders, dan hij gedacht had. Het gewone begin: „Verdachte, hoe is uw naam en voornaam? wanneer ben u geboren?Nu kwam het, dacht Frank en beet even op zijn tanden zag even zyn vader op de plaats van den President (Wordt .vervolgd),, i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 8