W 'BESTE VRIENDINNETJES EN VRIENDJES. Woensdagmiddag is onze club weer begonnen. De meeste kinderen waren aanwezig. Na het clubuur wilden velen gaan schaatsen rijden. Om deze kinderen wat tegemoet te ko men, heb ik dt club een kwartier vroeger dan gewoonlijk, doen uitgaan. Volgende week wordt een begin gemaakt met een Paasstukje. De jongste meisjes maken 'een eenvoudig stukje, de cudste een meer ingewikkeld stuk. Uit het eer ste deel van het boek ,Jn de soete suikerbol" door W- G. van de Hulst, hoop ik verder te le zen. Jullie zijn zeker wel benieuwd naar het vervolg? Beste POLLY. Gelukkig dat 't met je vader weer wat beter gaat. Ik hoop, dat je wens voor dit jaar in vervulling moge gaan. Je ver haal zal ik laten plaatsen aan het slot van de rubriek. Het beste met allen. Dag Polly. Lief DUINROOSJE. Heeft de autobus waar in je zat een aanrijding gehad of is ze door de gladheid geslipt? Gelukkig dat je er met slechts een buil aan je hoofd afgekomen b.ent. Plet had veel erger kunnen zijn. Volgende week schrijf je maar eens precies wat er eigenlijk gebeurd is. Je hebt dan meteen een onderwerp om over te schrijven. Dag Duinroosje. Best BLONDJE. Natuurlijk val je vaak met het leren schaatsenrijden. Kinderen die een vooroefening hebben doorgemaakt op rolschaat sen, leren gemakkelijker zich op de schaats te bewegen. Maar even flink doorzetten, dan zal het binnenkort heus wel gaan. Veel succes. Dag Blondje. Lief GOUDMUILTJE. Jij was vlug met je Duitse werk, als het nu ook maar goed is. 'k Zou anders m'n tijd maar besteden om alles goed na te lezen en de ontdekte fouten te ver beteren. Welke sirene bedoel je? Was het 1.1. Woensdag prettig op het ijs of was de baan voor behoorlijk rijden te vol? Dag Goudmuiltje. Best ZONNEKIND. L.l. Dinsdagmiddag hadden veel scholen vrij af om te rijden. Het was er echter veel te koud voor. De wind was koud en fel. Dat Annie spoedig huiswaarts ging begrijp ik. Het werd je zelf echter ook spoedig te koud en zal je het wel jammer gevonden heb ben niet direkt met Annie terug te zijn gegaan. Jullie moest nu als eendjes achter elkander naar huis. Samen is veel gezelliger. Ja, óver ongeveer tien weken hebben we weer Pasen. De Paasdagen vallen dit jaar bijzonder vroeg. Als je weer ijsvrij krijgt hoop ik voor je, dat het weer dan aangenamer is om te rijden dan 1.1. Dinsdag. Dag Zonnekind. Lief KABOUTERTJE. Ja. de volgende week hoop ik weer enige bladzijden uit het boek „In de soete suikerbol" te kunnen voorlezen. Het is een grappig verhaal. Het bestaat.uit drie de den. Deze drie delen zijn in mijn bezit en ik hoop ze. voor dat de club dit voorjaar eindigt, geheel voor te lezen. Ook beginnen we volgende week aan een Paasstukje. Dag Kaboutertje. Best BERGKONINGINNETJE. Ja, in derdaad had ik je briefje gevonden. De fout ligt bij mij. Ik zal in het vervolg beter op passen hoor. Natuurlijk ben je blij dat de stra ten glad zijn. Je kunt nu naar hartelust glijden. Je moet er echter aan denken dat je maar niet overal glijbanen kunt maken, b.v. niet precies voor de deuren van de huizen. De mensen die dan 's avonds naar buiten komen, kunnen daar door komen te vallen en zich lelijk bezeren, ja, zelfs een ongeluk krijgen. Glijden en baantjes maken is uitstekend en prettig, maar dan op plaatsen waar men niet behoeft te lopen. Nog veel genoegen. Dag Bergkoninginnetj e ILief DROOMKONINKJE. Wat heb ik fout geraden zeg. Dat is dus ook al een kunst die ik slecht versta, 'k Zal me er maar voorloopig niet meer aan wagen. Prettig dat het schildje zo goed is uitgevallen. Als je slabbet-je af is, mag ik het zeker wel eens zien. Jammer dat Hanna zo erg gevallen is. Het beste met haar hoor. Dag Droomkoninkje. Beste LENTEBODE. Dat briefje van mij voor jou bestemd, maakt een lange reis. Er gaan echter wel meer briefjes van rubriekertjes naar Inrtië, ja zelfs hele rubrieken. Prettig dat je een foto-album gekregen hebt. Onlangs heb ik ook een album gezien met allerlei couranten en tijd schriften-foto's van personen uit het Koninklijk gezin vol geplakt. Het meisje, een nichtje van mij heeft alles met smaak ingeplakt. Dus niet zoo maar luk raak. Neen het geheel gaf een keurige indruk en nodigde tot bezichtigen. Ge zellig zeg dat je het boek „Bedtijd" hebt. Het zijn allemaal snoezige korte verhaaltjes. Lees met veel genoegen voor. Dag Lentebode. Lief RAMENLAPSTERTJE. M'n dank voor je tekening. Keurig hoor. Ja, ik heb prettige Kerstdagen gehad. Wat jammer zeg, dat je zo veel geld op het ijs verloren hebt. Je moet wat beter opletten en het geld goed opbergen of niet mede nemen. L.l. Maandag was het niet alleen glad, maar zeer gevaarlijk op straat. Zie ik je a.s Woensdag weer? Dag Ramenlapstertje. Best TEKENAARSTERTJE. Verlang je nu reeds naar de zomer? 'k Meen dat je juist naar ijs en sneeuw verlangd hebt. Het was 1.1. Dins dagmiddag echt doordringend koud. Geen heer lijk schaatsweer. Nog veel genoegen op de baan. Dag Tekenaarstertje. Best KRULLEKOPJE. Het weer, zooals 1.1. Maandagmiddag, komt gelukkig niet veel voor. Regen en vorst tegelijk maakt het gaan langs de wegen levensgevaarlijk. Bij mij werden ook alle kinderen uit school gehaald op enkele na die per bus naar huis moesten. De meeste mensen had den echter in hun haast, het belangrijkste ver geten nl. oude kousen of sokken om over de schoenen aan te trekken. Gelukkig had ik op school enige paren, zodat de kinderen in staat waren te lopen zonder te vallen. Weer je maar dapper op het ijs. Je zult dan wel spoedig wat kunnen voortkrabbelen. Veel succes. Dag Krullekopje. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. Tot slot een verhaal ingezonden door Polly flToet, getiteld; „Overvallen door Indianen"» „OVERVALLEN DOOR INDIANEN". Jan en Piet de twee Canadese jongens, jullie kent ze wel, waren van school af en hadden een plaats gekregen op 'n locomotief van de Cana dian Railway Pacific Line. Ze waren erg blij toen ze het hoorden, dat snap je. Ze konden goed locomotief besturen want dat hadden ze op de ambachtsschool geleerd. Ze hadden al een tiental reizen achter de rug, toen ze een groot avontuur beleefden. Dat zal ik je eens vertellen. Ze waren op weg met een groote sleep goederenwagens van Ottawa naar Squrn (een plaatsje in Canada). Het was al diep in de nacht. Ze waren zowat op de helft en toen zei Jan tegen Piet: „Wat hoor ik daar toch?' „Ik weet het niet. het is zeker een ijsbeer, old boy", zei Piet. Old boy betekent oude jongen. Maar hij was nog niet uitgesproken of ze hoorden een heftig geschreeuw en tientallen Indianen sprongen tegen de locomotief op. Ze schreeuwden in het Engelsch naar Jan dat hij moest stoppen. Jan haalde de regulateursleutel om en langzaam stopte de locomotief. Ze werden gebonden en meegevoerd naar het kamp dat even verder lag. Ze werden in een tent gelegd en voor de tent werd een schildwacht gezet. „Daar liggen we nu" zuchtte Jan. Ze lagen een uur en toen hoorden ze gestommel. Het was het opperhoofd der Indianen: ..Great Bear" (Grote Beer). „Zo, wij hebben jullie gevangen genomen, jon gens", zei hij in gebroken Engels. „Wij hadden geen eten meer en daarom hebben we die goede rentrein aangehouden. Als we een hoop eten uit die wagens hebben dan mogen jullie weer vrij. Nu weet je het dus". Jan keek voor zich heen. Hij dacht aan een mogelijkheid om te ontsnappen. De hoofdman ging weer weg en onze jongens waren weer alleen. Het was al tien uur in den nacht toen kwam Piet eensklaps op een idee. Hij had zijn zakmes nog in z'n zak. Hij legde zich om zodat hij met z'n zak waar het mes in zat, naar Jan toen kwam liggen. „Jan," fluisterde hij. „Wat is er?" .Probeer jij eens met je han den of je m'n zakmes niet kan pakken. Jan pro beerde het en het lukte. Hij gaf het aan Piet en die wurmde net zo lang tot hij z'n handen vrij had. Met een snelle nik sneed hij z'n benen los en verloste Jan ook uit z'n moeilijke positie. Ze maakten de tent voorzichtig los en keken om zich heen. Ze zagen de wagens staan en de locomotief. Ze staken als een donker silhouet af tegen de hel dere nachtlucht. Jan en Piet slopen voorzichtig naar de locomotief die gelukkig nog onder stoom stond. Ze kropen op het machinistenhuisje en gauw draaide Piet de regulateur om en daar gingen ze. Woest brullend kwamen de In dianen te voorschijn. Ze schoten, maar Jan en Piet hadden zich achter de tender opgesteld en ze konden dus niet geraakt worden. Jan had de locomotief van de wagens afgekoppeld omdat de Indianen anders op de goederenwagens waren gesprongen. De locomotief ging nu. zonder wagens ook veel harder. Ze reden flink door en eindelijk kwamen ze aan in een klein stadje. Ze zeiden het tegen de chef van het station en met een heleboel spoorwegmensen zijn ze toen naar de plaats van de Indianen terug gegaan. Een heleboel India nen zijn gevangen genomen en de anderen zijn gevlucht. En Jan en Piet konden met hun trouwe „Jumbo" weer verder gaan. POLLIE VOET, Leeuweriklaan 23, IJmuiden-O. DE KOE EN HET PAARD De koe zei tegen 't bruine paard, „Och, leen me eventjes je staart, Die vlieg zit zo te steken." Maar 't paard zei: „hoor eens even, koe Dat is iets wat ik liefst niet doe, Je mocht mijn staart eens breken." De vlieg, die alles hoorde en zag Bleef stiekum zitten, heel den dag. AR.\I VOGELTJE door W. B.Z. Arm vogeltje, ik heb een kooitje Zeg wil je daar niet heel graag in? Je staat dan in een warme kamer, Dat is toch zeker naar je zin. Je krijgt van mij volop te eten, Ik geef je brood en ook beschuit. Ik zet het deurtje wel eens open, Dan mag je ook het kooitje uit. Lief meisje, 't is wel koud daarbuiten Geen wormpje kan ik vinden meer, Maar och, ik denk: daar zijn zovelen, Die strooien voor mij kruimpjes neer. Ik dank je wel voor je mooi kooitje Maar 'k heb daarin toch heus geen zin. Al is het ook heel koud daarbuiten, 'k Vlieg 't liefst de wijde wereld in. 'K BEN GEVALLEN door W. B.—Z. 'k Ben gevallen, 't Was zoo glad. En mijn tas is nu zo nat 'k Heb mijn knie erg pijn gedaan, Ik kan haast niet meer rechtop staan. Hè, 'k ben nog zo ver van huis, Wisten ze het nu maar thuis, Maar wat geeft het of ik treur? 't Helpt toch niets al mijn gezeur. Kom maar heel gauw opgestaan En dan verder maar gegaan. 't Doet nog wel een beetje pijn, Maar 't had erger kunnen zijn. DRAAIT DE AARDE OM HAAR AS? Je weet het wel, maar kun je 't ook bewijzen? Interessant experiment voor pientere jongens Misschien zullen jullie zeggen: „Dat is een bespottelijke vraag! Ieder kind weet immers dat het zó is en niet anders". En toch wisten de mensen tot het midden der 16e eeuw niet beter of de aarde stond vast in het middelpunt van het heelal en zon, maan en sterren draaiden om haar heen. Copernicus, die de aarde van haar valse'glorie beroofde en haar een heel wat bescheidener plaats in het universum aanwees, durfde zijn theorie niet openbaar te maken, en eerst na zijn dood (in 1543) werd zijn leer bekend: maar de meeste geleerden en de kerkelijke hoogwaardig heidsbekleders wilden haar niet aanvaarden. Galileï (15641642), een aanhanger van Co pernicus, die openlijk voor zijn mening uitkwam, moest in 1633 in Rome aan de geestelijke recht bank plechtig beloven zijn dwaalleer af te zwe ren. Hij deed het, want hij wist, dat hem anders de brandstapel wachtte. De legende vertelt dat hij, nadat hij het gebouw der inquisitie verlaten had, op straat peinzend bleef staan, met de voet op de grond stampte en fluisterde: „En zij <d.i. de aarde) draait toch!" Het duurde lang, voordat deze waarheid alom erkend werd, en thans, 300 jaren later, zou men iedereen, die het tegendeel beweerde, voor zwak zinnig houden. En toch is deze wetenschap bij de meeste mensen slechts napraterij: Het staat zó in de geleerdeboeken, die niemand leest; in de almanak, die men nu en dan eens raadpleegt en de meester op school prent het den kinderen in. DusMaar vraagt men. of ze het bewijzen kunnen, dan staan de meesten met de mond vol tanden. En toch kunnen wij door 'n eenvoudig experiment een van de beste bewijzen voor de aswenteling van onze planeet leveren. Ik be doel de Foucauld'se slingerproef, natuurlijk in het klein. Léon Foucauld (v. 18191868), een beroemd Franse wiskundige, had zich lange tijd bezig gehouden met het probleem, door een eenvoudige proefneming de aswenteling rechtstreeks aan te tonen. Eens zat hij na het middagmaal over dit vraagstuk na te denken. Voor hem stond een leeg bord. In diep gepein-s greep hij het en draaide het een paar maak langzaam in 't rond. Toen greep hij een kurk, prikte er drie vorken in vast en stak een speld door de kurk. Hij deed het eigenlijk automatisch, zonder met zijn ge dachten bij het spelletje te zijn. Vervolgens nam hij een appel van de vruchtenschaal, stak er een tandenstoker door en bond door een draadje garen de appel aan de speldeknop vast. Toen zette hij het toestel op het bord, zoodat de ste len der 3 vorken op de bordrand steunden. Nu had hij een primitieve Onwillekeurig liet hij de appel heen en weer slingeren. H-et was wel toevallig dat de draad juist zo lang was, dat de punt van de tan denstoker bijna de bodem 'van het bord raakte. Toevallig? Och, wat weten wij mensen af van het begrip toeval? Een ding weten we echter: dat' zulke toevalligheden dikwijls tot grote ontdek kingen geleid hebben. Verstrooid volgde het oog van den geleerde de slingeringen, die steeds in een richting plaats hadden, van de deur naar het raam en terug. Nog altijd begon met zijn gedachten niet bij de zaak, begon Foucauld het bord langzaam in he*" rond te draaien. Hij verwachtte niet anders dan de slingeringen zouden onder het draaien van 't bord ook van richting veranderen, en indien dit geschied was, zou hij waarschijnlijk niet uit zijn gepeins ont waakt zijn. Maar nu gebeurde het onverwachte, verrassende. De appel bleef rustig slingeren ln de richting van de deur naar het raam en terug, hoe hij het bord ook ronddraaide. Toen ging het als een bliksemlicht door zijn hoofd, dat hij onbewust het probleem waarover hij reeds lang mijmerde, opgelost had, n.l. het exacte bewijs voor de aswenteing der aarde. Immers, als het bord de aarde voorstelde, dan moest een slin ger, onafhankelijk van de draaiing der planeet, in de hemelruimte ook steeds in dezelfde rich ting blijven slingeren, dus niet in een bepaalde aardse richting, b.v. Zuid-Noord, maar in de richting van twee tegenoverelkaar staande sterren. De legende vertelt, dat Archimedes, toen hij in het had de naar hem genoemde natuurwet ontdekte, de straat op liep en riep: Eureka! Wij weten niet, of Foucauld met het servet om de hals naar buiten liep; maar dat bij spoorslags naar zijn werkplaats liep en de proef in zijn studeervertrek met degelijker materiaal hei- haalde, is wel zeker. En op een goede dag kregen de geleerden en de voorname weréld van Parijs een uitnodigin; om in het Panthéon te komen, waar Foucauld het exacte bewijs voor de aswenteling der aarde leveren zou. Voor dit experiment gebruikte hij een gewicht van 28 K.G., dat aan een dunne staaldraad van 68 meter lengte aan het plafond van het geweldige gewelf opgëhangen was. Deze slinger kon. eenmaal in beweging gebracht, tien uren lang heen en weer slingeren. In een wijde kring was een wal van fijn zand opgeworpen, waarin de punt van de slinger tel kens een gleufje trok, zodat men de slingerrich ting, voortdurend nauwkeurig kon controleren. En ziedaar! terwijl de uren verliepen en de aarde gestadig van West naar Oost om haar as wen telde, verplaatsten zich de gleuven in 't zand, zooals vooruit berekend en aangekondigd was, van Oost naar West, zij hadden in 't zelfde kosmische vlak plaats. Het. bewijs voor de aswenteling der aarde was dus geleverd. Deze overtuigende proef werd later nog meermalen herhaald, o.a. door prof. Schwerd in de dom van Spiers en door Gar the in de dom te Keulen. En nu weten jullie meteen, dat je de vraag, die boven dit artikel staat, niet alleen gerust met ja beantwoorden kunt, maar ook, hoe je het be wijze kunt. Een jurk, een speld, drie vorken en een appel zijn wel te bemachtigen, en de appel kun je ten slotte als beloning voor de prachtige demonstratie, opeten. R. O. HET WEER EN DE ZONNEVLEKKEN Interessante studie van de laatste 25 jaar. Sterk wisselend weer op onze aarde. Allemaal zijn we op onze beurt wel eens weer- profeten, hoewel dan meestal „Profeten, die brood eten". Misschien heb je al vaak met een gewichtig gezicht gezegd: „Tjonge, jonge, wat een koppen aan de lucht; je zult zien, dat er onweer komt!" of „grijze lucht met witte wolkjes? dat voorspelt regen!" Nu, en als je ouder wordt, tien tegen een dat je nog diepzinniger naar de lucht kijkt. Vooral 's avonds bij -volle maan, want de meeste mensen geloven nu eenmaal, dat de verschillende schijn gestalten varf de maan ten nauwste verband houden met de toestand van het weer. Toch is dit nog nooit door onderzoekingen bewezen. Wel is er iets anders, dat grote invloed op de weersgesteldheid uit oefent, en dat ishet aantal zonnevlekken op de zon. En nu is 't wel erg jammer dat we wat dat be treft geen weerprofeetje kunnen spelen, immers 't valt niet mee om met 't blote og in de zon te kijken, ja dit is zelfs niet zonder gevaar voor onze ogen. En zelfs al konden we dit, dan nog zouden we niet veel van deze zonnevlekken kunnen waarnemen. De geleerde wereld weet er echter meer van af. Astronomische onderzoekingen hebben aangetoond dat op de glanzende zonneschijf donkere vlekken van onregelmatigen vorm, de z.g. zonnevlekken, voorkomen. Ter plaatse waar zulk een vlek gaat ontstaan, ziet men door de kijkers het zonne-opper- vlak in sterke beroering komen, waarna een der donkere plekjes van het zonne-oppervlak zich tot een kernschaduw uitbreidt. Dan volgt een tijdperk van betrekkelijke rust, maar spoedig verandert de vlek van vorm en is na 2 a 3 maanden weer ver dwenen. De vlekken vertonen zich voornamelijk in de gebieden aan de evenaar van de zon. En nu is het gebleken, dat de zon op gezette tijden veel en daartussen weinig of geen vlekken vertoont. Deze periodieke wederkeer van de vlek ken heeft om de 11 jaar plaats en is duidelijk ge constateerd in de jaren 1917, 1928 en in 1938. Men heeft bovendien ontdekt dat er voortdurend stro men van electrische energie van de zon uitgaan. Verschijnen nu de donkere vlekken tegelijkertijd met de z.g. „zonnefakkels", dan treedt direct een verandering in de zonnestraling op. Men meent te kunnen vaststellen, dat er in die tijden geweldige ontploffingen in de vloeibare en gasvormige sub stantie van de zon plaats hebben. Stromen gloeiend waterstofgas schieten te voorschijn, gepaard met ultra-violette en andere stralen en wolken negatief geladen zonnedeeltjes, de z.g. electronen. En nu is het wel zeker, dat zulke geweldige wervelstormen op de zon onze atmosfeer en weersgesteldheid sterk beïnvloeden. In de hoogste lagen van onze damp kring ontstaan daardoor sterke electrische span ningen, die he z.g. Noorderlicht, een prachtig na tuurverschijnsel, doen ontstaan. In de lagere luchtlagenkomen dan onweders en regenbuien voor, op de aarde veel radiostoringen en in de aarde soms aardbevingen. In de laatste 25 jaar heeft men het optreden van de zonnevlekken nauwkeurig bestudeerd en is men tot de ontdekking gekomen, dat hun aantal in de eerste 5 a 6 jaren regelmatig stijgt en dan, na het maximumjaar, weer vrij regel matig daalt, net alsof de zon eens in de 11 jaar een diepe ademhaling doet. Poëtisch aangelegde mensen noemen deze gewel dige veranderingen in haar oppervlakte dan ook weieens „de ademhaling van de zon". IN 'T KONIJNENHUIS door W. B.Z. Dat de hoogtepunten van deze „ademhaling* gepaard gaan met sterk wisselend weer op onzg"r° aarde, is herhaaldelijk geconstateerd. Zo bracht:rste het zonnevlekkenmaximum in 1917 in de eerst$eft maanden van 't jaar sterken sneeuwval en koudeV. tot in April, gevolgd door een weldadige warmte i%iar Mei; het maximum van 1928 bracht een strengejn winter, die vijf maanden duurde. Vooral het maximum 1937'38 heeft men zee^ D nauwkeurig bestudeerd. Het bracht in de herfst vanrl°i 1937 veel regenval, wolkbreuken, vreeselijke over«o z< stromingen, gevolgd door winterstormen, winteren, onweer en een geweldige sneeuwval in Januari en^ie Februari ak? scht In bovenstaande figuur moeten moeten de volgen-t s de letters worden ingevuld: A A A A A D D Edus EEEEEHIIIIIKLLLMMMMNO Q,ed: PPRRRRSSTT. Er komen dus 3 woorden en. d< ieder woord bestaat uit 5 letters. De betekenis vanrd« deze woorden is: 1 is kerkelijk lied. 2 is de Moiwtra-ian medaanse Godsdienst 3 is een heideplantje, 4 is eenWi. slurfdier. 5 is timmermansgereedschap, 6 is eendgc ander woord voor larve. 7 is een Nederlandse ko-anc lonie. 8 is een windstreek. ïfer Als je in iedere kleine cirkel de eerste letter vanijvi het gevonden woord zet, moeten die beginlettersndt samen de naam noemen van een zeeheld. kei He aai ig jbb it c óór lat ;id Vo 99 üaax komt Jantje Langoor aan, Hij heeft veel boodschappen gedaan. Rapen en biet, Van 't land van boer Piet, Hij heeft moeten hollen Voor wortels en knollen. Toen Jan ze zag staan. Kwam de boer er juist aan. Maar Jan heeft ze toch En de boer staat er nog. Moe Langoor gaat vlug nu aan 't braden en koken Ons Jantje mag helpen een vuurtje te stoken, En over een uur is de maaltijd gereed, Ik denk, dat Jan Langoor er 't meeste van eet. h ,ete 'AAROM vechten de Finnen ook niet^ 0 op schaatsen?" is me dezer dagen rac in een paar briefjes gevraagd. ,n „Dat deden immers degenen, die^ de Haarlemmers wilden helpen in de tijd van 'tjke beleg van Haarlem ook" voegde één er bij. Het In klinkt misschien een beetje mal, maar dat doenjk de Finnen niet en de Russen ook niet, omdat het w daar in het hoge Noorden te hard vriest. pe-,0I schaatsenrijders zouden daar aan 't ijs vastvrie-i0e zen en dus geen voet kunnen verzetten. Hoe dat,ti( zo komt? Luister maar. Op de smalle schaatsen-^ ijzers oefent de schaatsenrijder met zijn hele ge- 0 wiciht een vrij grote druk op het ijs uit. Door deze Bei druk smelt het ijs onder de schaatsenijzers en ./e] tussen deze en het ijs staat dus een laagje wa-3Z( ter en hierover glijdt de schaatsgemakkelijk ela heen. Om precies dezelfde reden wordt ook de glijbaan op de sneeuw zo glad als ijs. In werke-^ üjkheid wordt ze ook een ijsbaan. Dat door de grote druk het ijs smelt, kun je zelf door een heel eenvoudige proef waarnemen. Neem maar eens n een vrij stevige wandelstok en leun daar eens V( flink op. Dan zul je zien, dat er onder de stok een k, kleine holte in het ijs komt en die holte is gevuld n met water. En wanneer het nu heel, heel hard vriest, zoals het daar in het hoge Noorden doet, dan bevriest dat laag.ie water onmiddellijk en de d schaatsenrijder zou daar niet vooruit kunnen n komen. Om deze reden lees je ook nooit over n kPoolreizigers, die hun tochten per schaats doen. h Laten we dus voor de liefhebbers van schaatsen- k rijden hopen dat het nog een poosje blijft door- 0 vriezen, maar niet zo hard als daar in 't hoge tl Noorden, waar de thermometer soms 30 tot 40 graden onder nul staat en ook niet zo lang als in j de winter van 1844 of 1845 toen men op de23ste .QC Maart Paaseieren op het ijs at. Lange winters e waren ook die van 't jaar 1564 en 1608. Van ör Kerstmis tot half April 1564 vroor het ontzet tend hard. Men reed toen in alle richtingen met naard en kar over de Zuiderzee. De winter van 1608 begon lang voor Kerstmis en duurde ook tot April. Eind Maart ging men nog over 't ijs van Ha rl in een naar Enkhuizen. Tal van vruchtboo- men bevroren in dien winter en te Bennekom spleet een dikke zware es van de kou van onder gj naar boven door midden. In de loop der eeuwen zijn er in ons land meer strenge winters geweest, maar van die alle heugt mij alleen de winter van 18901891. Toen begon het te vriezen de 23ste November en het bleef *e vriezen tot in Maart. Maar als het zo hard en *e lang vriest, dan gaat de aardigheid van 't schaat- senrijden af. Men zag tenslotte niemand meer "J rijden. Geen wonder, dat in een land zo waterrijk 16 als het onze. de liefhebberij voor schaatsenrijden ?u zeer groot is en dat ons land tal van beroemd- heden op de sohaats heeft opgeleverd. Vooral Friesland bezat en bezit wereldbekende hard- rijders. Niet alleen in de laatste jaren, maar ook ia vroeger. Van Kornelis Ynres uit Kuboard wordt ie verteld dat hij in de winter van 1808 een afstand ijs van 1 uur gaans in 5 minuten op de schaats af- vr legde. De Bolswarder Burgemeester Koopman m reed in de winter van 1763 van Den Haag naar aa Leeuwarden afstand van 40 uur. in nog geen in 6 uur en bleef na aankomst te Leeuwarden nog w; een poosje op de Leeuwarder ijsbaan rijden en w ten bewijze dat hij nog in 't geheel niet vermoeid was, kraste hij met de schaats zijn voorletters gg in het ijs. Dit waren hardrijders uit vroeger tij- den, maar uit mijn jeugd herinner ik me~nog de namen Pieter Bruinsma. Renke van der Zee en vi niet te vergeten de Haarlemmers Klaas Pander c en Jaap Eden, die in 1895 in Noorwegen het we- Z. reldrecord op de 5000 meter behaalde, dat 20 jaar lang op zijn naam bleef staan, toen het ver- v overd werd door den Noor Oscar Matthisen, die I het ook al weer heeft moeten afstaan. W. B.-Z,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 8