W
'BESTE VRIENDINNETJES EN
VRIENDJES.
Woensdagmiddag is onze club weer
begonnen. De meeste kinderen waren aanwezig.
Na het clubuur wilden velen gaan schaatsen
rijden. Om deze kinderen wat tegemoet te ko
men, heb ik dt club een kwartier vroeger dan
gewoonlijk, doen uitgaan. Volgende week
wordt een begin gemaakt met een Paasstukje. De
jongste meisjes maken 'een eenvoudig stukje, de
cudste een meer ingewikkeld stuk. Uit het eer
ste deel van het boek ,Jn de soete suikerbol"
door W- G. van de Hulst, hoop ik verder te le
zen. Jullie zijn zeker wel benieuwd naar het
vervolg?
Beste POLLY. Gelukkig dat 't met je vader
weer wat beter gaat. Ik hoop, dat je wens
voor dit jaar in vervulling moge gaan. Je ver
haal zal ik laten plaatsen aan het slot van de
rubriek. Het beste met allen.
Dag Polly.
Lief DUINROOSJE. Heeft de autobus waar
in je zat een aanrijding gehad of is ze door de
gladheid geslipt? Gelukkig dat je er met slechts
een buil aan je hoofd afgekomen b.ent. Plet had
veel erger kunnen zijn. Volgende week schrijf je
maar eens precies wat er eigenlijk gebeurd is. Je
hebt dan meteen een onderwerp om over te
schrijven.
Dag Duinroosje.
Best BLONDJE. Natuurlijk val je vaak met
het leren schaatsenrijden. Kinderen die een
vooroefening hebben doorgemaakt op rolschaat
sen, leren gemakkelijker zich op de schaats te
bewegen. Maar even flink doorzetten, dan zal
het binnenkort heus wel gaan. Veel succes.
Dag Blondje.
Lief GOUDMUILTJE. Jij was vlug met
je Duitse werk, als het nu ook maar goed is.
'k Zou anders m'n tijd maar besteden om alles
goed na te lezen en de ontdekte fouten te ver
beteren. Welke sirene bedoel je? Was het 1.1.
Woensdag prettig op het ijs of was de baan
voor behoorlijk rijden te vol?
Dag Goudmuiltje.
Best ZONNEKIND. L.l. Dinsdagmiddag
hadden veel scholen vrij af om te rijden. Het
was er echter veel te koud voor. De wind was
koud en fel. Dat Annie spoedig huiswaarts ging
begrijp ik. Het werd je zelf echter ook spoedig te
koud en zal je het wel jammer gevonden heb
ben niet direkt met Annie terug te zijn gegaan.
Jullie moest nu als eendjes achter elkander
naar huis. Samen is veel gezelliger. Ja, óver
ongeveer tien weken hebben we weer Pasen.
De Paasdagen vallen dit jaar bijzonder vroeg.
Als je weer ijsvrij krijgt hoop ik voor je, dat
het weer dan aangenamer is om te rijden dan 1.1.
Dinsdag.
Dag Zonnekind.
Lief KABOUTERTJE. Ja. de volgende week
hoop ik weer enige bladzijden uit het boek
„In de soete suikerbol" te kunnen voorlezen. Het
is een grappig verhaal. Het bestaat.uit drie de
den. Deze drie delen zijn in mijn bezit en ik hoop
ze. voor dat de club dit voorjaar eindigt, geheel
voor te lezen. Ook beginnen we volgende week
aan een Paasstukje.
Dag Kaboutertje.
Best BERGKONINGINNETJE. Ja, in
derdaad had ik je briefje gevonden. De fout
ligt bij mij. Ik zal in het vervolg beter op
passen hoor. Natuurlijk ben je blij dat de stra
ten glad zijn. Je kunt nu naar hartelust glijden.
Je moet er echter aan denken dat je maar niet
overal glijbanen kunt maken, b.v. niet precies
voor de deuren van de huizen. De mensen die
dan 's avonds naar buiten komen, kunnen daar
door komen te vallen en zich lelijk bezeren, ja,
zelfs een ongeluk krijgen. Glijden en baantjes
maken is uitstekend en prettig, maar dan op
plaatsen waar men niet behoeft te lopen. Nog
veel genoegen.
Dag Bergkoninginnetj e
ILief DROOMKONINKJE. Wat heb ik fout
geraden zeg. Dat is dus ook al een kunst die
ik slecht versta, 'k Zal me er maar voorloopig
niet meer aan wagen. Prettig dat het schildje zo
goed is uitgevallen. Als je slabbet-je af is, mag
ik het zeker wel eens zien. Jammer dat Hanna zo
erg gevallen is. Het beste met haar hoor.
Dag Droomkoninkje.
Beste LENTEBODE. Dat briefje van mij
voor jou bestemd, maakt een lange reis. Er gaan
echter wel meer briefjes van rubriekertjes naar
Inrtië, ja zelfs hele rubrieken. Prettig dat je een
foto-album gekregen hebt. Onlangs heb ik ook
een album gezien met allerlei couranten en tijd
schriften-foto's van personen uit het Koninklijk
gezin vol geplakt. Het meisje, een nichtje van
mij heeft alles met smaak ingeplakt. Dus niet
zoo maar luk raak. Neen het geheel gaf een
keurige indruk en nodigde tot bezichtigen. Ge
zellig zeg dat je het boek „Bedtijd" hebt. Het
zijn allemaal snoezige korte verhaaltjes. Lees
met veel genoegen voor.
Dag Lentebode.
Lief RAMENLAPSTERTJE. M'n dank voor
je tekening. Keurig hoor. Ja, ik heb prettige
Kerstdagen gehad. Wat jammer zeg, dat je zo
veel geld op het ijs verloren hebt. Je moet wat
beter opletten en het geld goed opbergen of
niet mede nemen. L.l. Maandag was het niet
alleen glad, maar zeer gevaarlijk op straat. Zie
ik je a.s Woensdag weer?
Dag Ramenlapstertje.
Best TEKENAARSTERTJE. Verlang je nu
reeds naar de zomer? 'k Meen dat je juist naar
ijs en sneeuw verlangd hebt. Het was 1.1. Dins
dagmiddag echt doordringend koud. Geen heer
lijk schaatsweer. Nog veel genoegen op de baan.
Dag Tekenaarstertje.
Best KRULLEKOPJE. Het weer, zooals 1.1.
Maandagmiddag, komt gelukkig niet veel voor.
Regen en vorst tegelijk maakt het gaan langs de
wegen levensgevaarlijk. Bij mij werden ook alle
kinderen uit school gehaald op enkele na die per
bus naar huis moesten. De meeste mensen had
den echter in hun haast, het belangrijkste ver
geten nl. oude kousen of sokken om over de
schoenen aan te trekken. Gelukkig had ik op
school enige paren, zodat de kinderen in staat
waren te lopen zonder te vallen. Weer je maar
dapper op het ijs. Je zult dan wel spoedig wat
kunnen voortkrabbelen.
Veel succes.
Dag Krullekopje.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
Tot slot een verhaal ingezonden door Polly
flToet, getiteld; „Overvallen door Indianen"»
„OVERVALLEN DOOR INDIANEN".
Jan en Piet de twee Canadese jongens, jullie
kent ze wel, waren van school af en hadden een
plaats gekregen op 'n locomotief van de Cana
dian Railway Pacific Line. Ze waren erg blij
toen ze het hoorden, dat snap je.
Ze konden goed locomotief besturen want dat
hadden ze op de ambachtsschool geleerd.
Ze hadden al een tiental reizen achter de rug,
toen ze een groot avontuur beleefden. Dat zal
ik je eens vertellen. Ze waren op weg met een
groote sleep goederenwagens van Ottawa naar
Squrn (een plaatsje in Canada). Het was al diep
in de nacht. Ze waren zowat op de helft en toen
zei Jan tegen Piet: „Wat hoor ik daar toch?'
„Ik weet het niet. het is zeker een ijsbeer, old
boy", zei Piet.
Old boy betekent oude jongen. Maar hij was
nog niet uitgesproken of ze hoorden een heftig
geschreeuw en tientallen Indianen sprongen
tegen de locomotief op. Ze schreeuwden in
het Engelsch naar Jan dat hij moest stoppen.
Jan haalde de regulateursleutel om en langzaam
stopte de locomotief. Ze werden gebonden en
meegevoerd naar het kamp dat even verder lag.
Ze werden in een tent gelegd en voor de
tent werd een schildwacht gezet.
„Daar liggen we nu" zuchtte Jan. Ze lagen een
uur en toen hoorden ze gestommel. Het was het
opperhoofd der Indianen: ..Great Bear" (Grote
Beer).
„Zo, wij hebben jullie gevangen genomen, jon
gens", zei hij in gebroken Engels. „Wij hadden
geen eten meer en daarom hebben we die goede
rentrein aangehouden. Als we een hoop eten
uit die wagens hebben dan mogen jullie weer
vrij. Nu weet je het dus".
Jan keek voor zich heen. Hij dacht aan een
mogelijkheid om te ontsnappen.
De hoofdman ging weer weg en onze jongens
waren weer alleen. Het was al tien uur in den
nacht toen kwam Piet eensklaps op een idee.
Hij had zijn zakmes nog in z'n zak. Hij legde zich
om zodat hij met z'n zak waar het mes in zat,
naar Jan toen kwam liggen. „Jan," fluisterde
hij. „Wat is er?" .Probeer jij eens met je han
den of je m'n zakmes niet kan pakken. Jan pro
beerde het en het lukte. Hij gaf het aan Piet en
die wurmde net zo lang tot hij z'n handen vrij
had. Met een snelle nik sneed hij z'n benen los
en verloste Jan ook uit z'n moeilijke positie. Ze
maakten de tent voorzichtig los en keken om zich
heen.
Ze zagen de wagens staan en de locomotief. Ze
staken als een donker silhouet af tegen de hel
dere nachtlucht. Jan en Piet slopen voorzichtig
naar de locomotief die gelukkig nog onder stoom
stond. Ze kropen op het machinistenhuisje en
gauw draaide Piet de regulateur om en
daar gingen ze. Woest brullend kwamen de In
dianen te voorschijn. Ze schoten, maar Jan en
Piet hadden zich achter de tender opgesteld en
ze konden dus niet geraakt worden. Jan had de
locomotief van de wagens afgekoppeld omdat de
Indianen anders op de goederenwagens waren
gesprongen.
De locomotief ging nu. zonder wagens ook veel
harder. Ze reden flink door en eindelijk kwamen
ze aan in een klein stadje. Ze zeiden het tegen
de chef van het station en met een heleboel
spoorwegmensen zijn ze toen naar de plaats van
de Indianen terug gegaan. Een heleboel India
nen zijn gevangen genomen en de anderen zijn
gevlucht. En Jan en Piet konden met hun trouwe
„Jumbo" weer verder gaan.
POLLIE VOET,
Leeuweriklaan 23, IJmuiden-O.
DE KOE EN HET PAARD
De koe zei tegen 't bruine paard,
„Och, leen me eventjes je staart,
Die vlieg zit zo te steken."
Maar 't paard zei: „hoor eens even, koe
Dat is iets wat ik liefst niet doe,
Je mocht mijn staart eens breken."
De vlieg, die alles hoorde en zag
Bleef stiekum zitten, heel den dag.
AR.\I VOGELTJE
door W. B.Z.
Arm vogeltje, ik heb een kooitje
Zeg wil je daar niet heel graag in?
Je staat dan in een warme kamer,
Dat is toch zeker naar je zin.
Je krijgt van mij volop te eten,
Ik geef je brood en ook beschuit.
Ik zet het deurtje wel eens open,
Dan mag je ook het kooitje uit.
Lief meisje, 't is wel koud daarbuiten
Geen wormpje kan ik vinden meer,
Maar och, ik denk: daar zijn zovelen,
Die strooien voor mij kruimpjes neer.
Ik dank je wel voor je mooi kooitje
Maar 'k heb daarin toch heus geen zin.
Al is het ook heel koud daarbuiten,
'k Vlieg 't liefst de wijde wereld in.
'K BEN GEVALLEN
door W. B.—Z.
'k Ben gevallen,
't Was zoo glad.
En mijn tas is nu zo nat
'k Heb mijn knie erg pijn gedaan,
Ik kan haast niet meer rechtop staan.
Hè, 'k ben nog zo ver van huis,
Wisten ze het nu maar thuis,
Maar wat geeft het of ik treur?
't Helpt toch niets al mijn gezeur.
Kom maar heel gauw opgestaan
En dan verder maar gegaan.
't Doet nog wel een beetje pijn,
Maar 't had erger kunnen zijn.
DRAAIT DE AARDE OM HAAR AS?
Je weet het wel, maar kun je 't
ook bewijzen?
Interessant experiment voor pientere jongens
Misschien zullen jullie zeggen: „Dat is een
bespottelijke vraag! Ieder kind weet immers
dat het zó is en niet anders". En toch wisten de
mensen tot het midden der 16e eeuw niet beter
of de aarde stond vast in het middelpunt van
het heelal en zon, maan en sterren draaiden
om haar heen.
Copernicus, die de aarde van haar valse'glorie
beroofde en haar een heel wat bescheidener
plaats in het universum aanwees, durfde zijn
theorie niet openbaar te maken, en eerst na zijn
dood (in 1543) werd zijn leer bekend: maar de
meeste geleerden en de kerkelijke hoogwaardig
heidsbekleders wilden haar niet aanvaarden.
Galileï (15641642), een aanhanger van Co
pernicus, die openlijk voor zijn mening uitkwam,
moest in 1633 in Rome aan de geestelijke recht
bank plechtig beloven zijn dwaalleer af te zwe
ren. Hij deed het, want hij wist, dat hem anders
de brandstapel wachtte. De legende vertelt dat
hij, nadat hij het gebouw der inquisitie verlaten
had, op straat peinzend bleef staan, met de voet
op de grond stampte en fluisterde: „En zij <d.i.
de aarde) draait toch!"
Het duurde lang, voordat deze waarheid alom
erkend werd, en thans, 300 jaren later, zou men
iedereen, die het tegendeel beweerde, voor zwak
zinnig houden. En toch is deze wetenschap bij
de meeste mensen slechts napraterij: Het staat
zó in de geleerdeboeken, die niemand leest; in
de almanak, die men nu en dan eens raadpleegt
en de meester op school prent het den kinderen
in. DusMaar vraagt men. of ze het bewijzen
kunnen, dan staan de meesten met de mond vol
tanden. En toch kunnen wij door 'n eenvoudig
experiment een van de beste bewijzen voor de
aswenteling van onze planeet leveren. Ik be
doel de Foucauld'se slingerproef, natuurlijk in
het klein.
Léon Foucauld (v. 18191868), een beroemd
Franse wiskundige, had zich lange tijd bezig
gehouden met het probleem, door een eenvoudige
proefneming de aswenteling rechtstreeks aan te
tonen. Eens zat hij na het middagmaal over dit
vraagstuk na te denken. Voor hem stond een
leeg bord. In diep gepein-s greep hij het en
draaide het een paar maak langzaam in 't rond.
Toen greep hij een kurk, prikte er drie vorken
in vast en stak een speld door de kurk. Hij deed
het eigenlijk automatisch, zonder met zijn ge
dachten bij het spelletje te zijn. Vervolgens nam
hij een appel van de vruchtenschaal, stak er een
tandenstoker door en bond door een draadje
garen de appel aan de speldeknop vast. Toen
zette hij het toestel op het bord, zoodat de ste
len der 3 vorken op de bordrand steunden. Nu
had hij een primitieve
Onwillekeurig liet hij de appel heen en weer
slingeren. H-et was wel toevallig dat de draad
juist zo lang was, dat de punt van de tan
denstoker bijna de bodem 'van het bord raakte.
Toevallig? Och, wat weten wij mensen af van
het begrip toeval? Een ding weten we echter: dat'
zulke toevalligheden dikwijls tot grote ontdek
kingen geleid hebben.
Verstrooid volgde het oog van den geleerde de
slingeringen, die steeds in een richting plaats
hadden, van de deur naar het raam en terug.
Nog altijd begon met zijn gedachten niet bij de
zaak, begon Foucauld het bord langzaam in he*"
rond te draaien.
Hij verwachtte niet anders dan de slingeringen
zouden onder het draaien van 't bord ook van
richting veranderen, en indien dit geschied was,
zou hij waarschijnlijk niet uit zijn gepeins ont
waakt zijn. Maar nu gebeurde het onverwachte,
verrassende. De appel bleef rustig slingeren ln
de richting van de deur naar het raam en terug,
hoe hij het bord ook ronddraaide. Toen ging het
als een bliksemlicht door zijn hoofd, dat hij
onbewust het probleem waarover hij reeds lang
mijmerde, opgelost had, n.l. het exacte bewijs
voor de aswenteing der aarde. Immers, als het
bord de aarde voorstelde, dan moest een slin
ger, onafhankelijk van de draaiing der planeet,
in de hemelruimte ook steeds in dezelfde rich
ting blijven slingeren, dus niet in een bepaalde
aardse richting, b.v. Zuid-Noord, maar in de
richting van twee tegenoverelkaar staande
sterren.
De legende vertelt, dat Archimedes, toen hij
in het had de naar hem genoemde natuurwet
ontdekte, de straat op liep en riep: Eureka! Wij
weten niet, of Foucauld met het servet om de
hals naar buiten liep; maar dat bij spoorslags
naar zijn werkplaats liep en de proef in zijn
studeervertrek met degelijker materiaal hei-
haalde, is wel zeker.
En op een goede dag kregen de geleerden en
de voorname weréld van Parijs een uitnodigin;
om in het Panthéon te komen, waar Foucauld
het exacte bewijs voor de aswenteling der aarde
leveren zou. Voor dit experiment gebruikte hij
een gewicht van 28 K.G., dat aan een dunne
staaldraad van 68 meter lengte aan het plafond
van het geweldige gewelf opgëhangen was. Deze
slinger kon. eenmaal in beweging gebracht, tien
uren lang heen en weer slingeren.
In een wijde kring was een wal van fijn zand
opgeworpen, waarin de punt van de slinger tel
kens een gleufje trok, zodat men de slingerrich
ting, voortdurend nauwkeurig kon controleren.
En ziedaar! terwijl de uren verliepen en de aarde
gestadig van West naar Oost om haar as wen
telde, verplaatsten zich de gleuven in 't zand, zooals
vooruit berekend en aangekondigd was, van
Oost naar West, zij hadden in 't zelfde kosmische
vlak plaats. Het. bewijs voor de aswenteling der
aarde was dus geleverd. Deze overtuigende proef
werd later nog meermalen herhaald, o.a. door
prof. Schwerd in de dom van Spiers en door
Gar the in de dom te Keulen.
En nu weten jullie meteen, dat je de vraag, die
boven dit artikel staat, niet alleen gerust met ja
beantwoorden kunt, maar ook, hoe je het be
wijze kunt. Een jurk, een speld, drie vorken en
een appel zijn wel te bemachtigen, en de appel
kun je ten slotte als beloning voor de prachtige
demonstratie, opeten.
R. O.
HET WEER EN DE ZONNEVLEKKEN
Interessante studie van de laatste 25 jaar.
Sterk wisselend weer op onze aarde.
Allemaal zijn we op onze beurt wel eens weer-
profeten, hoewel dan meestal „Profeten, die brood
eten". Misschien heb je al vaak met een gewichtig
gezicht gezegd: „Tjonge, jonge, wat een koppen
aan de lucht; je zult zien, dat er onweer komt!"
of „grijze lucht met witte wolkjes? dat voorspelt
regen!" Nu, en als je ouder wordt, tien tegen een
dat je nog diepzinniger naar de lucht kijkt. Vooral
's avonds bij -volle maan, want de meeste mensen
geloven nu eenmaal, dat de verschillende schijn
gestalten varf de maan ten nauwste verband houden
met de toestand van het weer. Toch is dit nog nooit
door onderzoekingen bewezen. Wel is er iets anders,
dat grote invloed op de weersgesteldheid uit
oefent, en dat ishet aantal zonnevlekken op de
zon.
En nu is 't wel erg jammer dat we wat dat be
treft geen weerprofeetje kunnen spelen, immers 't
valt niet mee om met 't blote og in de zon te kijken,
ja dit is zelfs niet zonder gevaar voor onze ogen.
En zelfs al konden we dit, dan nog zouden we niet
veel van deze zonnevlekken kunnen waarnemen.
De geleerde wereld weet er echter meer van af.
Astronomische onderzoekingen hebben aangetoond
dat op de glanzende zonneschijf donkere vlekken
van onregelmatigen vorm, de z.g. zonnevlekken,
voorkomen. Ter plaatse waar zulk een vlek gaat
ontstaan, ziet men door de kijkers het zonne-opper-
vlak in sterke beroering komen, waarna een der
donkere plekjes van het zonne-oppervlak zich tot
een kernschaduw uitbreidt. Dan volgt een tijdperk
van betrekkelijke rust, maar spoedig verandert de
vlek van vorm en is na 2 a 3 maanden weer ver
dwenen. De vlekken vertonen zich voornamelijk
in de gebieden aan de evenaar van de zon.
En nu is het gebleken, dat de zon op gezette
tijden veel en daartussen weinig of geen vlekken
vertoont. Deze periodieke wederkeer van de vlek
ken heeft om de 11 jaar plaats en is duidelijk ge
constateerd in de jaren 1917, 1928 en in 1938. Men
heeft bovendien ontdekt dat er voortdurend stro
men van electrische energie van de zon uitgaan.
Verschijnen nu de donkere vlekken tegelijkertijd
met de z.g. „zonnefakkels", dan treedt direct een
verandering in de zonnestraling op. Men meent te
kunnen vaststellen, dat er in die tijden geweldige
ontploffingen in de vloeibare en gasvormige sub
stantie van de zon plaats hebben. Stromen gloeiend
waterstofgas schieten te voorschijn, gepaard met
ultra-violette en andere stralen en wolken negatief
geladen zonnedeeltjes, de z.g. electronen. En nu is
het wel zeker, dat zulke geweldige wervelstormen
op de zon onze atmosfeer en weersgesteldheid sterk
beïnvloeden. In de hoogste lagen van onze damp
kring ontstaan daardoor sterke electrische span
ningen, die he z.g. Noorderlicht, een prachtig na
tuurverschijnsel, doen ontstaan. In de lagere
luchtlagenkomen dan onweders en regenbuien
voor, op de aarde veel radiostoringen en in de
aarde soms aardbevingen. In de laatste 25 jaar heeft
men het optreden van de zonnevlekken nauwkeurig
bestudeerd en is men tot de ontdekking gekomen,
dat hun aantal in de eerste 5 a 6 jaren regelmatig
stijgt en dan, na het maximumjaar, weer vrij regel
matig daalt, net alsof de zon eens in de 11 jaar een
diepe ademhaling doet.
Poëtisch aangelegde mensen noemen deze gewel
dige veranderingen in haar oppervlakte dan ook
weieens „de ademhaling van de zon".
IN 'T KONIJNENHUIS
door W. B.Z.
Dat de hoogtepunten van deze „ademhaling*
gepaard gaan met sterk wisselend weer op onzg"r°
aarde, is herhaaldelijk geconstateerd. Zo bracht:rste
het zonnevlekkenmaximum in 1917 in de eerst$eft
maanden van 't jaar sterken sneeuwval en koudeV.
tot in April, gevolgd door een weldadige warmte i%iar
Mei; het maximum van 1928 bracht een strengejn
winter, die vijf maanden duurde.
Vooral het maximum 1937'38 heeft men zee^ D
nauwkeurig bestudeerd. Het bracht in de herfst vanrl°i
1937 veel regenval, wolkbreuken, vreeselijke over«o z<
stromingen, gevolgd door winterstormen, winteren,
onweer en een geweldige sneeuwval in Januari en^ie
Februari ak?
scht
In bovenstaande figuur moeten moeten de volgen-t s
de letters worden ingevuld: A A A A A D D Edus
EEEEEHIIIIIKLLLMMMMNO Q,ed:
PPRRRRSSTT. Er komen dus 3 woorden en. d<
ieder woord bestaat uit 5 letters. De betekenis vanrd«
deze woorden is: 1 is kerkelijk lied. 2 is de Moiwtra-ian
medaanse Godsdienst 3 is een heideplantje, 4 is eenWi.
slurfdier. 5 is timmermansgereedschap, 6 is eendgc
ander woord voor larve. 7 is een Nederlandse ko-anc
lonie. 8 is een windstreek. ïfer
Als je in iedere kleine cirkel de eerste letter vanijvi
het gevonden woord zet, moeten die beginlettersndt
samen de naam noemen van een zeeheld. kei
He
aai
ig
jbb
it c
óór
lat
;id
Vo
99
üaax komt Jantje Langoor aan,
Hij heeft veel boodschappen gedaan.
Rapen en biet,
Van 't land van boer Piet,
Hij heeft moeten hollen
Voor wortels en knollen.
Toen Jan ze zag staan.
Kwam de boer er juist aan.
Maar Jan heeft ze toch
En de boer staat er nog.
Moe Langoor gaat vlug nu aan 't braden en koken
Ons Jantje mag helpen een vuurtje te stoken,
En over een uur is de maaltijd gereed,
Ik denk, dat Jan Langoor er 't meeste van eet.
h
,ete
'AAROM vechten de Finnen ook niet^ 0
op schaatsen?" is me dezer dagen rac
in een paar briefjes gevraagd. ,n
„Dat deden immers degenen, die^
de Haarlemmers wilden helpen in de tijd van 'tjke
beleg van Haarlem ook" voegde één er bij. Het In
klinkt misschien een beetje mal, maar dat doenjk
de Finnen niet en de Russen ook niet, omdat het w
daar in het hoge Noorden te hard vriest. pe-,0I
schaatsenrijders zouden daar aan 't ijs vastvrie-i0e
zen en dus geen voet kunnen verzetten. Hoe dat,ti(
zo komt? Luister maar. Op de smalle schaatsen-^
ijzers oefent de schaatsenrijder met zijn hele ge- 0
wiciht een vrij grote druk op het ijs uit. Door deze Bei
druk smelt het ijs onder de schaatsenijzers en ./e]
tussen deze en het ijs staat dus een laagje wa-3Z(
ter en hierover glijdt de schaatsgemakkelijk ela
heen. Om precies dezelfde reden wordt ook de
glijbaan op de sneeuw zo glad als ijs. In werke-^
üjkheid wordt ze ook een ijsbaan. Dat door de
grote druk het ijs smelt, kun je zelf door een heel
eenvoudige proef waarnemen. Neem maar eens n
een vrij stevige wandelstok en leun daar eens V(
flink op. Dan zul je zien, dat er onder de stok een k,
kleine holte in het ijs komt en die holte is gevuld n
met water. En wanneer het nu heel, heel hard
vriest, zoals het daar in het hoge Noorden doet,
dan bevriest dat laag.ie water onmiddellijk en de d
schaatsenrijder zou daar niet vooruit kunnen n
komen. Om deze reden lees je ook nooit over n
kPoolreizigers, die hun tochten per schaats doen. h
Laten we dus voor de liefhebbers van schaatsen- k
rijden hopen dat het nog een poosje blijft door- 0
vriezen, maar niet zo hard als daar in 't hoge tl
Noorden, waar de thermometer soms 30 tot 40
graden onder nul staat en ook niet zo lang als in j
de winter van 1844 of 1845 toen men op de23ste .QC
Maart Paaseieren op het ijs at. Lange winters e
waren ook die van 't jaar 1564 en 1608. Van ör
Kerstmis tot half April 1564 vroor het ontzet
tend hard. Men reed toen in alle richtingen met
naard en kar over de Zuiderzee. De winter van
1608 begon lang voor Kerstmis en duurde ook tot
April. Eind Maart ging men nog over 't ijs van
Ha rl in een naar Enkhuizen. Tal van vruchtboo-
men bevroren in dien winter en te Bennekom
spleet een dikke zware es van de kou van onder gj
naar boven door midden.
In de loop der eeuwen zijn er in ons land meer
strenge winters geweest, maar van die alle heugt
mij alleen de winter van 18901891. Toen begon
het te vriezen de 23ste November en het bleef *e
vriezen tot in Maart. Maar als het zo hard en *e
lang vriest, dan gaat de aardigheid van 't schaat-
senrijden af. Men zag tenslotte niemand meer "J
rijden. Geen wonder, dat in een land zo waterrijk 16
als het onze. de liefhebberij voor schaatsenrijden ?u
zeer groot is en dat ons land tal van beroemd-
heden op de sohaats heeft opgeleverd. Vooral
Friesland bezat en bezit wereldbekende hard-
rijders. Niet alleen in de laatste jaren, maar ook ia
vroeger. Van Kornelis Ynres uit Kuboard wordt ie
verteld dat hij in de winter van 1808 een afstand ijs
van 1 uur gaans in 5 minuten op de schaats af- vr
legde. De Bolswarder Burgemeester Koopman m
reed in de winter van 1763 van Den Haag naar aa
Leeuwarden afstand van 40 uur. in nog geen in
6 uur en bleef na aankomst te Leeuwarden nog w;
een poosje op de Leeuwarder ijsbaan rijden en w
ten bewijze dat hij nog in 't geheel niet vermoeid
was, kraste hij met de schaats zijn voorletters gg
in het ijs. Dit waren hardrijders uit vroeger tij-
den, maar uit mijn jeugd herinner ik me~nog de
namen Pieter Bruinsma. Renke van der Zee en vi
niet te vergeten de Haarlemmers Klaas Pander c
en Jaap Eden, die in 1895 in Noorwegen het we- Z.
reldrecord op de 5000 meter behaalde, dat 20
jaar lang op zijn naam bleef staan, toen het ver- v
overd werd door den Noor Oscar Matthisen, die I
het ook al weer heeft moeten afstaan.
W. B.-Z,