Strijd om Atlantis Willy Reese door 6 Met groote Innerlijke onrust had Alice reeds op ffit oogenblik gewacht. Hoe heel anders stormde deze vraag vandaag op haar aarr van hem, die het anders zelfs niet gewaagd had, den zoom van haar japon aan te raken. Ze had tevoren voor een van de groote spiegels een koket lachje ingestu deerd, waarmee zij de uitnoodiging van Frunds- berg *ou accepteeren. En nu, nu de vraag gedaan was, zag ze geen kans, haar masker aan te doen. Maar het moest. „Ik ben ook niet bijgeloovig integendeel misschien kon 13 wel eens een geluksgetal zijn." Ze had toch nog kans gezien, een zwak glim lachje te voorschijn te brengen, en Frundsberg «elfs de gelegenheid gegeven, een korten blik in haar groote oogen te wei-pen. „Wilt U daarmee zeggen, dat ik ditmaal het groote geluk zal hebben Nu werd het Li reeds bemakkelijker te ant woorden en ook het glimlachen ging haar wat beter af. „Ik weet niet, of het een groot geluk kan zijn, met my ergens te gaan theedrinken". Frundsberg wierp een snellen blik naar zijn vrouw, die echter nog geheel in beslag werd ge- Bomen door de mannequin in het rood. „Mag ik U dan vanavond, dadelijk na de slui ting van de zaak met mijn wagen afhalen we zouden den prachtigen avond misschien ergens buiten kunnen doorbrengen". *Dat zou inderdaad prettig zyn maar haalt U mij niet hier af, maar bijvoorbeeld aan het station Zoo". Frundsberg liet haar weer het vele goud in zijn mond zien, maar het stootte haar niet meer zoo erg af als vroeger. „Afgesproken dan, we zien elkaar onder de klok, waaronder alle menschen elkaar ontmoeten". Daarna bracht hij het gesprek op de twee toi letten, die zyn vrouw reeds had gekozen de eenige vragen, die zij hem toestond te doen, maar ook slechts terloops, omdat hij het antwoord al- tyd zonder meer aanvaardde. Li was tevreden en voelde zich zelfs een beetje opgelucht het zou tenslotte allemaal nog wel meevallen. Alma had stellig overdreven er waren toch ook mannen, die een meisje respec teerden. Als Herbert niet zoo vasthield aan ouder- wetsche opvattingen, zou hy het heelemaal in orde vinden, dat zij, Li, hem deze waardevolle re latie met Frundsberg bezorgde, en hij moest haar toch voldoende kennen, om te weten, dat zrj Maar dat hij nu juist vandaag zeker, des te beter maar toch moest zij Herbert een berichtje sturen. Alma moest dat doen die kon zij tele fonisch bereiken zy moest Herbert zeggen, dat er vanavond in Adlon een modeshow was. dat is al dikwijls gebeurd, hij zal daaraan niet twijfelen. Toen Mevrouw Frundsberg besloten had ook „Princesse Rouge" te nemen en kort daarop met Frundsberg den salon verlaten had, maakte Li dadelijk gebruik van de gelegenheid, om uit een cel, die schuin tegenover den Kurfürstendamm stond, met Alma te telefoneeren. Frundsberg echter dacht erover na, toen de auto over het asfalt van de Tauzentzienstrasse gleed en zijn vrouw opgewekt tegen hem babbelde wat de kleine Alice ertoe gebracht kon hebben, zijn uitnoodiging nu ineens wel aan te nemen. Verliefd was het meisje stellig niet op hem. Wat was het dan? Wilde zij iets vgn hem? Het zou hem teleurstellen, als ook zij slechts een regis seur zocht, die haar een nieuwe rol in het leven bezorgde, die grooter was dan die, welke ze tot nog. toe had gespeeld. HOOFDSTUK IV. Een grrjze, zeer lange cabriolet reed onder de kap van het Zoo-station. Uit een groep wachtende menschen maakte zich een gestalte los in een kwiek sportcostuum, waarvan het grijs slechts een nuance dieper was dan dat van de cabriolet. Een paar onverschillig-nieuwsgierige blikken van groote-stadsmenschen volgden haar. Frunsberg zat aan het stuur van zijn wagen, opende de deur en greep de kleine teere hand, die hem werd toegesproken. Een paar vluchtige woorden als begroeting, toen zat Alice Bernauer, de kleine onbeteekenende verkoopster naast den man, wiens naam in de gedachten1 van velen slechts verbonden was met de idee van macht. De motor sloeg aan. Bijna geluidloos, licht en snel verdween de auto met zijn honderd twintig paar dek rach ten uit het gewoel. „Ik stel voor, dat we naar Wannsee gaan". „Maar ik moet uiterlijk om tien uur thuis zijn". Het verkeer legde beslag op zijn geheele aan dacht. Geen blik kon hij haar wijden. Zij had dat een beetje angstig gezegd. Dat vond hy char mant. „Hebt U anders moeilijkheden te wachten, mis schien van Uw ouders?" „Ik heb geen ouders meer, alleen maar „een broer". Frundsberg had niet gemerkt, dat zjj even wachtte, voordat ze „broer" zei. „Aha, de strenge broeder maar weest U niet ongerust, juffrouw Li ik hoorde dat U in de zaak zoo werd genoemd U zult om tien uur thuis zijn." „U moet me ook beloven, dat u geen restau rant zult opzoeken, waar men oesters en kreeft eet en champagne drinkt". Nu wendde Frundsberg zich toch even naar zijn begeleidster. Hij lachte geamuseerd. „Ook dat beloof ik U. We zullen in het Zweed- sche paviljoen op het terras gaan zitten, daar krijgt men thee met koek. We zullen er zitten te midden van vele menschen, die belegde broodjes uitpakken, bier en limonade drinken en „Aaaahl" zeggen als boven de Wannsee vuurpijlen worden afgestoken. Bent U nu tevreden?" Li lachte en zei: „Ja!" Zij waren reeds op den breeden weg, die door het Grünewal tot de Wannsee liep. Frundsberg trapte het gaspedaal wat verder in. De honderd twintig paarden merkten, dat de teugel werd ge vierd,. en gingen er vandoor. De wagen sneed door de heete, droge lucht. Frundsberg keek strak voor zich uit. Li keek naar het profiel van den man aan het stuur. Op breede schouders een sterke nek, dien stellig niemand ooit had doen buigen, en daarop een niet groote schedel als een met,weinig zorg uitgehouwen blok steen. Scherp waren de trekken in het gezicht gesneden. Er sprak een geweldige energie uit, de vastberaden wil en kracht, eigen schappen, die in een zeldzaam groote mate lagen opgetast in het hooge doorploegde voorhoofd. De neus was scherp gebogen en breed, de mond vol en de lippen vol barstjes. Onder dikke wenkbrau wen keken de oogen staalhard de spiegel van den man. Het donkerblonde haar onder de sport- pet was aan de slapen reeds vergrijsd. De groote, sterke handen in bruine bandschoenen lagen vast om het stuurrad. De claxon riep telkens weer be velend en waarschuwend: „Op zij voor Frunds berg". Dan zaten ze werkelijk op het terras van het Zweedsche paviljoen. De kellner bracht de thee. In het muziekpaviljoen speelde een orkestje in uniform de „Dorpschwalben aus Oesterreich". Op de vyf trappen lager gelegen terras, waar men niet verplicht was, wijn te drinken, schommelden twee verliefde menschen, met de handen in elkaar op de maat van de muziek heen en weer. Het meisje dronk citroenlimonade door een rietje. Aan een ander tafeltje brulde een jongen. Hij had de juist uitgepakte broodjes met ham in het zand laten, vallen en kreeg daarvoor van zyn moeder, een forsche dame met groote handen, links en rechts klappen om de ooren. Ze deed dat zeer handig. Onder de klanken van de Oostenrijksch» dorpszwaluwen mengden zich menschenstemmen, glazengerinkel en borden gekletter. De avond viel uit een diepblauwen hemel. Sterren lichtten op; op de aarde gingen de lampen aan. De Wannsee lag als een 'gepolijste ebbenhouten vlakte. D* maan was er niet. Waartoe ook? Om de maan be kommeren de menschen van tegenwoordig zich niet meer. Frundsberg dronk zijn kopje leeg. „Nu, juf» frouw Li, bent U tevreden?" „Ja, werkelijk, het is een prachtige avond". Him blikken troffen elkaar op hetzelfde oogeu» blik. Li at met moeite haar gebakje op met de ge» lachte: „Hoe begin ik nu het best?" „Waarom vindt u het niet goed, dat ik een be tere gelegenheid opzoek bent U bang voor oes ters en kreeft?" LI raakte in verlegenheid, die ze echter spoedig overwon. „Ja, ik ben bang voor die dieren". Ze lachte terwijl ze dat zei. „Maar waarom dan toch?" „Omdat het bij die dieren heel belangrijk 1* hoe men ze eet". „A zoo, nu begrijp ik het". Frundsberg was enthousiast, dat hij een zaó charmant meisje voor zich had, die nog nooit oes ters en kreeft had gegeten. Tot nu toe had hjj slechts vrouwen ontmoet, die te veel oesters eo kreeft hadden gegeten. Misschien was dat ooll haar doel kaviaar, oesters, kreeft, champag ne Frundsberg keek een tijdlang naar Li, die zld» weer over haar kopje had gebogen. „Zoudt u ook niet eens het genot van deze dia gen willen leeren kennen ik bedoel oester* kreeften Li keek op. „Neen, ik verlang er werkelijk niet naar". iWordt vervolgd^. Een ergineele wegwijzer aan het Westelijk Front in Duitschland. De uit hout vervaardigde figuur laat aan duidelijkheid niets te wenschen over Winston Churchill met den ^bekenden uitgevé Brisson tijdens de ontvangst der Fransche uit gevers door de Engelsche regeering tijdens hun bezoek aan Londen Ook.de Rijkswaterstaat is in de weer, om met bekwamen spoed de groote hoeveelheid sneeuw, die de laatsten dagen gevallen zijn, op te doen ruimen. Een sneeuwploeg aan het werk in de omgeving der Residentie Hoe druk het was op den vijver in het Haagsche Bosch, die geheel sneeuwvrij was gemaakt, zoodat vele bewoners van de Residentie Zondag van het ijs konden profiteeren De ski-sport viert in ons land hoogtij, dank zij de sneeuw, waarmede wij in H K. H. Prinses Juliana heeft Zaterdag in den Kon. Schouwburg te Den Haag de voorstelling bijcewoond. die door de de afgeloopen dagen in ruime mate werden bedeeld De sprong van een Haagsche afdeeling van het Nederlandsche Padvindstersgilde ten bate van het Fmsche Roode Kruis werd gegeven, duin in de omgeving van Overveen De prinses was gekleed in padvindsterscostuum De nieuwe burgemeester van Tilburg, mr. J. C. A. M. van de Mortel, is Zaterdag officieel in zijn functie geïnstalleerd. Wethouder H. Fijkmans hangt de ambtsketen om den hals van den burgervader Een optimist met zomersche allures trok zich van de sneeuw niets aan en liet zich op het landelijk café-terrasje een kop koffie serveeren De .Holland" en de JJssel", die dagenlang in het ijs op het IJsselmeer beklemd hebben gezeten zijn Zater dag in veilige haven te A'dam aangekomen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 8