Herwaardeering van den
oudvoorraad voorgesteld
g
VERDEDIGINGSWERKEN
in enkele maanden sterk verbeterd
Voordeelig verschil op f221 millioen besomd.
Ontzaglijk veel is verricht
JilUlSt
-w
oENS DAG 24 JANUARI 1940
DE Regeering wil, blijkens een bij de Tweede Kamer ingediend wets
ontwerp, den goudvoorraad van de Nederlandsche Bank herwaar
deeren op den grondslag van een depreciatie van den gulden met 18 pro
cent, hetgeen ongeveer overeenkomt met de geringste depreciatie, welke de
gulden sedert het verlaten van den gouden standaard heeft vertoond. De nu
door de regeering voorgestelde herwaardeering beteekent een waardeering
van den totalen voorraad, op een bedrag, dat 221 millioen hooger is dan
het thans opgevoerde bedrag
Van het voordeelig verschil behoort een bedrag van 29.889.408 te worden
bestemd voor vereffening van het destijds door de Nederlandsche Bank ge
leden pondenverlies. Dit bedrag zal aan de reserves van de Bank worden
toegevoegd. De rest van het voordeelige verschil behoort volgens het wets
ontwerp aan den Staat ten goede te komen.
Tot nu toe acht de minister van financiën het niet wenschelijk tot de wette
lijke stabilisatie van den gulden over te gaan. De gulden blijft dus, ook
ondanks de herwaardeering van den goudvoorraad, zwevend.
Koningin en Prinses met de auto op
de Gouwzee.
Van Monnikendam naar Marken gereden.
Dinsdagmiddag werd Monnikendam verrast
door de komst van de Koningin en Prinses
Juliana, die even over half vier per auto in het
dorp arriveerden. Op den Zuiderzeedijk verlie
ten de vorstelijke personen den wagen en bega
ven zij zich een oogenblik op het ijs om te ge
nieten van den prachtigen aanblik en om de
vroolijke bedrijvigheid van de schaatsenrijders
in oogenschouw te nemen.
Daarna stapten de hooge bezoekers weer in de
auto, waarmede zij den tocht over de Gouwzee
naar het eiland Marken voortzetten.
In twee andere auto's was het gevolg geze
ten. Aan de haven was een groote menigte sa
mengestroomd, die de beide Vorstinnen hartelijk
toejuichte.
Op den heenweg naar Marken zijn de Ko
ningin en de Prinses nog even op het ijs uitge
stapt, waarbij de Prinses korten tijd schaatsen
heeft gereden. De Koningin maakte een kleine
wandeling op de ijsbaan. De Koningin en de
Prinses zijn op het eiland niet aan land gegaan.
Omstreeks half vijf keerde het hooge gezelschap
in Monnikendam terug.
In de memorie van toelichting zegt de minis
ter dat sedert Nederland in September 1936 den
gouden standaard heeft verlaten, in de boeken
der Nederlandsche bank de waardeering van
den aan haar toebehoorenden goudvoorraad ge
handhaafd is op den grondslag van den ouden
aankoopprijs van goud, welke prijs laatstelijk
f 1647.50 per kg. fijn bedroeg. De depreciatie
van den gulden is derhalve bij die waardeering
buiten aanmerking gebleven. Deze gedragslijn
was gebaseerd op de overweging, dat ook in an
dere landen, met name in Engeland, een aan
passing in het hierbedoelde opzicht van de boek
houding der circulatiebank aan den werkelijken
toestand niet had plaats gehad en, mede in ver
band hiermede, op de mogelijkheid, dat binnen
betrekkelijk korten tijd tot het herstel van den
internationalen gouden standaard en een defi-
1 nitieve stabilisatie van de nationale geldeenhe-
den zou besloten kunnen worden. De regeering
was van oordeel dat uit hoofde van een en an
der de nadeelen, welke uit de handhaving van
den ouden goudprijs voortvloeiden; aanvaard
moesten worden.
Deze nadeelen betreffen in de eerste plaats
de financiering van het Egalisatiefonds en
voorts de voortzetting van de afschrijving
op het door de Nederlandsche Bank geleden
pondenverlies overeenkomstig de bij de wet
van 27 Mei 1932 getroffen regeling. In beide
opzichten is in de eerste plaats het finan
cieel belang van den staat in het geding.
Wat de financiering van het Egalisatiefonds
betreft, zij er op gewezen dat dit fonds rente
dragende schulden heeft moeten aangaan tot
een bedrag dat belangrijk te boven gaat hetgeen
noodig zou geweest zijn indien voor het goud dat
aan de Nederlandsche Bank werd verkocht, de
feitelijke prijs had bedongen kunnen worden in-
stede van den ouden, sedert de depreciatie fic
tief geworden aankoopprijs van de Nederland
sche Bank ad 1647.50 per kg. fijn. Dit laatste
heeft geleid tot fictieve verliezen van het fonds,
die gefinancierd worden met rentedragend
schatkistpapier. Had het goud aan de bank te
gen een reëelen, instede van den fictieven, prijs
verkocht kunnen worden, dan zou het hierbo
ven omschreven renteverlies kunnen vermeden
zijn.
Met betrekking tot de voortzetting van de af
schrijving op het pondenverlies zij er aan her
innerd dat, ingevolge de vorengenoemde wet van
1932, jaarlijks de helft van de winst der Neder
landsche Bank, met een minimum van lOOü.OOO
voor de delging van den thans nog tot een be
drag van 7.629.955,16 in de boeken der bank
voorkomenden verliespost moet aangewend wor
den. De deelgerechtigden in die winst, waartoe
wel in de eerste plaats de staat behoort, brengen
hierdoor jaarlijks een offer ten gevolge van een
fictieve goudwaarde van den gulden.
Uit hoofde van de beide hierboven om
schreven omstandigheden lijdt de staat een
nadeel, dat aan de hand der huidige gege
vens op omstreeks 2Vz millioen per jaar kan
gesteld worden. Hierbij valt in het oog te
houden dat, zou de rente op de geldmarkt
een verdere stijging gaan vertoonen, dit na
deel dientengevolge aanmerkelijk zou kun
nen toenemen.
Na het voorafgaande zal het geen verwonde
ring wekken, dat de minister zich heeft afge
vraagd of in Nederland aan de tot dusver ge
volgde, hierboven uiteengezette gedragslijn zou
zijn vast te houden.
Hij is tot de sdotsom gekomen, dat deze vraag
ontkennend moet beantwoord worden en dat het
niet redelijk zou zijn, het brengen van niet on
belangrijke offers voor het instandhouden van
een fictie voort te zetten. Alle groote landen en
de overgroote meerderheid der overige landen
bebben thans de depreciatie van hun munt
eenheid in de boekhouding der circulatiebanken
tot uitdrukking gebracht. Dit moet er toe lei
den, dat een terugkeer tot de oude pariteit en
een belangrijke vermindering van de huidige de
preciatie niet langer geacht kunnen worden op
het terrein der redelijke verwachtingen te lig
gen. Bovendien is duidelijk tot uiting gekomen,
dat op een herstel van den gouden standaard
en een definitieve stabilisatie van de nationale
geldeenheden binnen betrekkelijk korten ter
mijn niet valt te rekenen. Men moge zulks be
treuren, het feit valt niet te ontkennen en de
regeering acht zich verplicht uit dit feit de con
sequenties te trekken.
De minister is niet van oordeel, dat thans tot
de wettelijke stabilisatie van den gulden zou zijn
over te gaan. Zoolang belangrijke andere landen
met tot het herstel van den internationalen
gouden standaard bereid zijn, dient, naar zijn
meening, ook Nederland zijn vrijheid te behou
den. Het karakter van een zwevende valuta
wordt derhalve door de voorgestelde regeling
met aan den gulden ontnomen.
Deze regeling beoogt, bij wijze van voorloopige
voorziening, te geraken tot een herwaardeering
van den goudvoorraad van de Nederlandsche
Bank op den grondslag van een depreciatie van
den gulden met 18 ten honderd. Dit percentage
stemt ongeveer overeen met de geringste depre
ciatie. welke de gulden sedert het verlaten door
Nederland van den gouden standaard, heeft
vertoond. De tegenwoordige depreciatie bedraagt
®n naastenbij 22 ten honderd. De minister
•tent echter met het oog op het zooeven om
schreven karakter van den gulden als zwevende
valuta en in verband met de abnormaal hooge
kosten welke onder de geldende omstandigheden
aan goudverzendingen verbonden zijn voors
hands niet verder te mogen gaan dan in het
wetsontwerp wordt voorgesteld.
De thans voorgestelde herwaardeering zal
een belangrijk verschil opleveren met het
bedrag van ruim 1013 millioen, waarop de
goudvoorraad op 2 Januari 1940 te boek
stond. Op den grondslag van de hiervoren
bedoelde depreciatie van 18 pCt. zal de goud
voorraad van de Nederlandsche Bank te
waardeeren zijn tegen een prijs van 2009
per kilogram fijn. Deze prijs beteekent een
waardeering van den totalen voorraad op
een bedrag, dat ruim 221 millioen hooger
gelegen is dan het thans opgevoerde bedrag.
Ter voorkoming van misverstand zij reeds aan
stonds opgemerkt, dat een aanmerkelijk deel
van dit verschil voor de Bank een zuiver fictief
karakter draagt, aangezien het ontstaan is uit
den hierboven bedoelden verkoop van goud door
het egalisatiefonds aan de Bank tegen den fic
tieven prijs van 1647.50 per kg. fijn. De minis
ter stelt er prijs op te dezer plaatse mede te dee-
den, dat, afgescheiden van het fictieve verlies
dat uit den verkoop tegen 1647.50 voor het
Egalisatiefonds is voortgevloeid, de rekening van
dit fonds een batig saldo aanwijst.
Van het hiervoren bedoeld voordeelig verschil
behoort een bedrag van 29.889.408,15 te worden
besteed tot vereffening van het destijds door de
Nederlandsche Bank geleden pondenverlies. Dit
verlies zou niet geleden zijn, wanneer reeds ter
stond na den val van het Engelsche pond ook
hier te lande de gouden standaard ware losge
laten. Nu zulks later is geschied, moet de winst,
hieruit voortvloeiende, uiteraard in de eerste
plaats dat vroegere verlies compenseeren.
De rest van het voordeelig verschil behoort,
naar het inzien van den minister, aan den Staat
ten goede te komen, al is, juridisch gezien, de
goudvoorraad, zooals deze op den datum van het
verlaten door Nederland van den gouden stan
daard, tot een bedrag van rond 670 millioen op
de balans der Nederlandsche Bank voorkwam,
onbetwistbaar het eigendom van de Bank,
derhalve ook de te maken winst op dien voor
raad, zoo staat hier toch tegenover, dat bij de
beoordeeling van dit vraagstuk niet de zuiver
juridische verhouding, doch de publiekrechtelij
ke functie van de bank moet praevaleeren. Ook
in andere landen is dit aldus ingezien.
Overigens is de minister met het bankbestuur
van oordeel dat goed beleid medebrengt dat ook
het genoemde bedrag van 29.889.408,15 niet be
stemd wordt tot uitkeering aan de deelgerech
tigden in de winst der bank. Meerbedoeld bedra;
zal, na aftrek van het saldo-pondenverlies ad
ruim 7.6 millioen, geheel tot versterking van de
reserve-positie der bank worden gebezigd.
Wissels te Amsterdam weigerden.
Treinen hadden groote vertraging.
Dinsdagavond omstreeks kwart voor acht ont
stond ter hoogte van het Westerpark te Amster
dam, waar de spoorbanen HaarlemAmsterdam
en ZaandamAmsterdam elkaar ontmoeten een
technische storing, welke het noodig maakte de
wissels daar ter plaatse met de hand om te
leggen.
In den treinenloop bracht dit aanvankelijk
een groote vertraging. Zoowel in aankomst als
vertrek..
De trein uit Dordrecht, die om 19.45 moet bin
nenkomen, liep eerste te 21 uur -binnen. De trein
naar Dordrecht, die om 20.13 moet vertrekken,
ging eerst te 21 uur weg. Met man en macht werkte
men om de vertraging zooveel mogelijk in te
perken, zoodat deze om 9 uur nog een half uur
bedroeg.
Ook in de richting Zaandam heerschte ver
traging. Deze vond zijn oorzaak niet alleen in
de wisselstoring bij het Westerpark, maar ook in
een ontsporing te Koog Zaandijk, waar om
streeks half acht een rijtuig met één as was
ontspoord.
Over een spoor bleef men den dienst onder
houden, hetgeen een vertraging van een kwar
tier meebracht.
Verhoogde werking van de
„Merapi'%
D JOK JA, 24 Januari (Aneta/A.N.P.)In de
omgeving van Solo is een asch-regen gevallen,
De waarnemingspost te Babadan meldt dat heden
te even na middernacht een verhoogde werking
van de Merap-i te constateeren viel. Deze ver
hoogde werking hield acht minuten aan, hierbij
werd veel asch uitgestooten. Verder werd rook-
vorming waargenomen. Ook heeft men vlammen
en bliksemschichten waargenomen. De asch-
regens vielen neer over de plaatsen Solo en Kla-
ten en gingen voorts in de richting van het
Woro-ravijn.
De seismograaf ais zeer onrustig.
Oude mali aan brandwonden
overleden.
Dinsdagavond om kwart voor zeven is in het
perc. 2e Weteringdw.straat 35 te Amsterdam 'n 64-
arige man op een petroleumkachel gevallen. Er
ontstond een kleine binnenbrand, welke de
brandweer spoedig had gebluscht. De oude man
liep deerlijke brandwonden op en moest naar
het Binnengasthuis worden overgebracht. Daar
is hij kort na aankomst overleden.
^5 S# O— Snct eB Socd
ImOUy r IJBIa helpen hierbij
altijd een poeder of cachet van Mljnhardt.
Mijnbardt's Poeders per stuk 8 ct. Doos 45 ct»
Cachets, genaamd.Mi jnhardt jes'2 st. 10 c t. Doos 50 cb
(Adv. Mgez. Med.)
Pseudo-geestelijke te Roermond
aangehouden.
Schuldig aan diefstal en oplichting.
De politie te Roermond is er in geslaagd de
hand te leggen op zekeren C., geboren te Wittem
die zich jarenlang voor geestelijke heeft uitgege
ven en als zoodanig heeft rondgezworven in Oos
tenrijk, Dui-tschland, België, Frankrijk en Ita
lië. Ook in ons land heeft hij op verscheidene
plaatsen zijn practijken uitgeoefend.
Vrijdagavond om zeven uur werd de politie te
Roermond opgebeld door een geestelijke uit deze
gemeente met de mededeeling, dat zich iemand
in zijn gezelschap bevond, die zich als geeste
lijke voordeed, doch dien hij niet vertrouwde. Na
dit telefoontje achtte de pseudo-geestelijke het
blijkbaar raadzamer zich uit de voeten te maker-
Hij had evenwel bij den geestelijke, dien hij had
bezocht, een adres achtergelaten, waar hij den
nacht zou doorbrengen. De politie vervoegde zich
aan dit adres, waar zij een onderzoek instelde.
Men vond o.a. een koffer met waschgoed en
priester kleeren, w.o. een bonnet en steek. Bij
verder onderzoek bleek, dat de gezochte zich
ook te Maasniel had opgehouden. Daar kreeg de
politie eenige nadere gegevens. Het signalement
kon thans worden vastgesteld, waarop de politie-
radio-omroep dit verspreidde. Het bleek, dat de
man zich van Roermond, naar Nijmegen had
begeven, waar hij in een klooster had over
nacht. Hij werd door de rechereche achter
haald en op transport gesteld naar Roermond,
waar hij Maandagavond arriveerde en nog den
zelfden avond aan een scherp verhoor werd on
derworpen. Hierbij kwam vast te staan dat de
man zich bij zijn omzwervingen had schuldig
gemaakt aan diefstal en oplichting. Onder het
voorwendsel, dat hij over eenige maanden te
Marseille priester zou worden gewijd, had hij
geld en onderdak weten te verkrijgen. De man
had in verschillende kloosters en seminaries ver
toefd.
Strategisch inzicht van
Vlaurits bleek juist
Tijdens een oefening, welke dezer dagen ergens
bij het veldleger onder het oog van luitenant-
.eneraal J. J. G. baron van Voorst tot Voorst
werd gehouden, was een van onze verslaggevers
in de gelegenheid een stukje te zien van de ver
sterkte linie, welke als tooneel van de oefening
diende.
Militaire geheimhouding eisebt, dat over onze
defensiewerken niet te veelvuldig geschreven
wordt, en daarom kan een verslaggever niet te
veel in details tredeji. Toch deed het hem goed
eens van nabij te zien wat hij wel wist. dat be
stond: krachtige en moderne versterkte linies.
Ons leger zou, als de nood aan den man zou
komen, niet in het open veld behoeven te vech
ten, doch zou beschikken over weerstands-
lijnen, waar het den vijand zou kunnen opwach
ten.
Nu trof het in zooverre slecht, dat het betrok
ken stuk „front" geografisch al zeer sterk was,
doordat het in de flank beschermd werd door
waterloopen en inundaties, terwijl ook overigens
de terreingesteldheid in de flanken van het
acces zoodanig was, dat het acces ook zonder ver
sterkingen moeilijk te forceeren zou zijn. De
defensiewerken, welike hier zijn uitgevoerd, zijn
daarom niet zoo uitgebreid, dat zij representatief
voor alle andereversterkte terreinstrooken ge
noemd kunnen worden; er zouden veel „mooiere"
getoond kunnen worden.
Het hierbedoelde acces d.w.z. een niet-
geïnundeerde strook tusschen inundaties door-
loopende sluit aan op de defensiewerken van
onze vaderen. Stukken van de achterste lijn da
teeren uit den tijd van Prins Maurits, wiens stra
tegisch inzicht nog steeds waarde heeft. Dit
wordt door een anecdotische bij-zonderheid ge
ïllustreerd: Eenige jaren geleden besloot een
gemeentebestuur een groote aarden verhooging
in de buurt van het acces, een onnut lijkende
terp, te doen sloopen om met de aldus gewonnen
aarde eenige lager gelegen weilanden op te hoo-
gen. Onbekend met deze voorgeschiedenis besloot
eenige maanden geleden de artillerie-officier, die
opdracht had ter bescherming van het acces
een goede plaats voor de opstelling van eenige
batterijen te zoeken, een aarden verhooging te
doen aanbrengen.precies op de plaats, waar
driehonderd jaar lang de door Maurits bevolen
wal gelegen had.
De theorie, dat onze oude fortificaties geen
waarde meer zouden hebben, heeft afgedaan. Bij
den aanleg van versterkingen op groote schaal,
zooals deze in de laatste zes maanden is aan
gepakt, heeft men van de oude forten en wallen
ook dankbaar gebruik gemaakt. Zoo werd in het
bij de oefening betrokken acces de achterste lijn
gevormd door een gemoderniseerd fort en een
forschen wal, die achter de inundaties aan de
flanken doorliep. Het fort was van nieuwe stalen
patserkoepels voorzien. De wal was aanzienlijk
versterkt, zoowel door het storten van enorme
massa's klei als door het aanbrengen van beton
nen kazematten. Eenvoudig was dit niet, aange
zien dit soort wallen tevens waterkeerend behoort
te blijven, ook bij beschieting. Men begrijpt, dat
het smalspoor, dat over den dijk liep, maanden
en maanden in bedrijf is geweest voor deze enor
me grondverplaatsing.
De oude linie echter kon slechts als basis die
nen: moderne verdediging eischt diepte. Daarom
was de artillerie in het algemeen achterwaarts en
een groot deel der overige troepen naar voren op
gesteld. De versterking in de diepte was volledi:
het werk der laatste maanden. Het ongeveer 500
meter breede acces heeft maanden lang werk ge
geven aan een regiment infanterie, eenige afdee-
lingen artillerie en andere hulptroepen, plus aan
een aantal burger-aannemers en hun werklieden.
De troepen zorgden voor den handenarbeid. Zij
haddien uit hun midden ook betonploegen ge
vormd, die naast de burgerarbeiders bij de uitvoe
ring van de betonnen kunstwerken meehielpen.
Een breede tankgracht, behoorlijk van versper
ringen voorzien, sloot het acces over de volle
breedte af. De gracht was machinaal gegraven.
Voorts was het terrein doorspekt met hindernis
sen, mijnenvelden en kleine vuurspuwende ber
gen: mitrailleuropstellingen en schuttersnesten.
Als men bedenkt, dat al deze opstellingen niet ge
graven konden worden, maar door ophooging
moesten ontstaan, dan krijgt men eenig besef van
den geweldigen arbeid die daartoe nooidig is
geweest.
Het kenmerkende van moderne linies is, dat
zij van buiten af weinig zichtbaar zijn. Met de
Maginot-linie is dat b.v. ook het geval. Zoo'n paar
knobbels in het terrein, wat beteekenen zij voor
een aanvaller? Zoo denkt de leek misschien, wan
neer de aanblik van kleine betonnen en aarden
kazematten hem bij den eersten oogopslag wei
nig imponeert. Zij beteekenen vuur op een punt
waar de vijand het liever niet wilde hebben. Men
kan er op rekenen, dat evenals Maurits zijn
aarden wal blijkbaar op h e t aangewezen punt
had gemaakt ook thans de pillendoozen en
mijnenvelden en draadversperringen en tank
grachten enz. precies daar zijn aangelegd, waar
zij noodig zijn. De militair noemt dat uitbuiten
van het terrein. Het is van oudsher de opzet van
de strategen geweest den vijand te laten vechten
op een plaats die men voor hem heeft uitgezocht.
Tegenwoordig beteekent dat nog meer dan vroe
ger, hetgeen duidelijk wordt bij de beschouwing
van een modern vuurplan, waarop aan elk kruis
punt, elk boschje, elke bocht in een dijk, elke
boerderij, elke sloot een speciaal vuur is toege
dacht, daar te brengen door het daartoe geëigende
wapen. In dat licht beteekenen zij veel, die ver
spreide knobbels in het polderland. En dat zij
klein zijn, dan des te beter: het zal den vijand
moeite kosten ze één voor één onschadelijk te
maken.
De tijd, die ons leger sinds de mobilisatie heeft
gehad, is goed besteed. Het werk was hard en een
tonig, doch het resultaat is, dat het Nederland
sche volk zich niet onbeschermd behoeft te ge
voelen. Ook wij hebben thans gordels van staal,
beton, aarde en water.
PERSONALIA
Bij Koninklijk besluit is benoemd tot hoogheem-
aad van het Hoogheemraadschap van de uitwate-
ende sluizen in Kennemerland en West-Friesland
de heer C. A. Honig te Overveen.
AMERICAN BLEND
(Adv. Ingez. Med.)
in Haarlem
en daarbuiten.
Elen familiegroep, door Toon Kelder.
Op één der laatste tentoonstellingen in Rot
terdam was Kelder's jongste, omvangrijke en
belangrijke doek te zien, dat hierbij wordt af
gebeeld. Het lijkt me interessant genoeg in
den ontwikkelingsgang van dezen hedendaag-
schen schilder, om er in onze wekelijksche be
schouwingen een reproductie van op te nemen.
Figuurschilderijen van dezen omvang stellen
elschen, die nu niet direct door iederen schilder
op aesthetisch lofwaardige wijze kunnen wor
den ingewilligd. Behalve de meer nuchtere kun
digheden van een behoorlijk verantwoorde-
teekening is een eerste vereischte daarbij, een
temperament bij den schilder, dat hem toe
staat de bloedwarmte van zijn eigen wezen, in
zijn kleur over te gieten en die kleuren zoo
danig te arrangeeren dat er, als het ware een
welluidende muziek van uitgaat. Toon Kelder nu,
heeft temperament en is in zijn kleurposities
muzikaal.
Het kan ons vóórkomen dat hij met betrek
king tot deze rasechte schildereigenschappen
onder de huidige Hollandsche schilders slechts
één grooten mededinger, soms zelfs zijn anti
pode heeft: Jan Sluyters. Om die twee harts
tochtelijke minnaars van den vloeienden schilder-
trant draait tegenwoordig wel zoo ongeveer de
belangstelling der kunstliefhebbers, voor zoover
die niet door andere richtingen en doelstellin
gen in de kunst in beslag worden genomen.
Want hier wil volstrekt niet gezegd worden dat
de twee genoemde artisten de eenige van be
lang zijnde schilders van dezen tijd in ons land
zijn; wél dat zij als louter schilders werkend
zonder zich in een keurs van principes en
theorieën vast te leggen, tot de rijkst-begaaf-
den behooren. Beiden hebben zij hun bewon
deraars zoo goed als hun bedillers, onverschil
lig laten zij ons niet en juist omdat ook de be
dillers wel eens eenig recht hebben kan men de
conclusie trekken, dat men bij beiden met
levende menschen, die dóór-experimenteeren,
doorgroeien en niet met routine-werkers te doen
heeft.
Het werk van Kelder is, als men wil, sterk op
een element van Gallisehen oorsprong afge
stemd; Sluyters heeft naar veel méér kanten
opengestaan voor hem prikkelende beïnvloeding
van buiten-af. Het in hoofdzaak Duitsche expres
sionisme heeft op Kelder geen vat gehad, aan
de buitensporigheden er van heeft hij niet ge
offerd, al zal hij, naar ik meen, de eerste
zijn om te erkennen, dat zijn ietwat oudere
collega, ook in diens flirtations met de typisch
Duitsche kabalistiek der psychologische schil
derkunst, steeds van een groot meesterschap in de
zuiver technische uitvoering heeft blijk gegeven.
Wat soms Kelder verweten wordt is een te
vlot sipelen met zijn technische vaardigheid, het
zich geheel laten drijven op de bekoorljikheden
van zijn palet, in één woord, het blijven rusten
op de charme die er ongetwijfeld van zijn mu
zikale kleur en vloeiende schilderwijs uitgaat.
Hij zal met het grootste genoegen een been ver-
waarloozen, als bij de schildering van een mooi
paarlmoeren vrouwennaakt de tors en de rest
van het lichaam- hem buitengewoon voldoen.
Dat zijn bij lange niet zijn minste schilderijen,
maar den leek stoort die onvolkomenheid, die
hij als een opzettelijke nonchalance beschouwt,
misschien zelfs als aanstellerij, wat in wezen
niets anders is, dan de verwachting van den
schilder, dat de beschouwer wel zien zal, waar
om hij dat lichaam zoo schilderde en dat het
in het vage gelaten been, darbij van geen be-
teekenis is.
Zooals men van een negen tig-jarigen Japan-
schen kunstenaar, Hokusai, kon spreken als over
den „grijsaard, verzot op teekenen", zoo kan men
van Sluyters èn Kelder zeggen dat het artisten
zijn op het schilderen verliefd. Twee kunstenaars
wier geaardheid, zich in hun werk openbarend,
zinnelijk is in wezen en dat bij elk van hen,
weer op verschillende wijze zich uitend. Prikke
lend soms de een. slaapwiegend charmeerend
vaak de ander, doch beiden ras-schilders, zon
der verder étiket.
Het beeld van zijn gezin, dat Kelder in Rot
terdam tentoonstelde, is af en
tot in de finesses verantwoord.
Zelfs de reproductie in zwart-
en-wit laat de mooie en wel
overwogen verhoudingen zien,
die er tusschen de lichte en
donkere partijen bestaan. An
ders dan in de naakten van een
paar jaar geleden heeft de
schilderwijs ih dit laatste werk
iets doorwrochts, doorkneeds
gekregen zonder aan aantrek
kelijkheid te verliezen. In de
uitdrukking van de moeder
heeft de schilder weer dat mys-
terieuse gelegd dat hij haar
vaak geeft en gaf, ook in vroe
gere portretten. Reëel gezien en
met een klaarblijkelijke gene
genheid bekeken, zijn de beide
kinderen, waarvan vooral het
meiske, op moeder's schoot
aan haar maaltijd bezig, toch
weer den charmeur Kelder op
zijn best vertegenwoordigt.
Ons plaatje doet wel zien dat we
hier met een imposant stuk le
vende kunst te maken hebben.
En als 't nog noodig mocht zijn
den Gallischen geest waarvan
onze puur Hollandsche schilder
doordrongen is, te bewijzen,
dan kan men zich een histori
sche lijn trekken die over
Edouard Manet naar de Span
jaarden loopt. Het mooie in de
goede levende kunst blijft dat
ze historische draden opneemt
en verder spint, er den inslag
van den eigen tijd aan toevoe
gend. j
J. H. DE BOIS.