WIE BREIT O ERMEE L Houdt U van zoetigheid? Menu van de week Oe t' Over het weer Wij Hollanders praten graag over het weer. Op het achterbalcon van de tram, in de wacht kamer van den dokter, in de coupé van den trein, in den sigarenwinkel of bij den kapper, overal moet éven een opmerking geplaatst worden over dat eene onderwerp, dat ons schijnbaar altijd hevig interesseert: het weer. Daarmee wordt nog weieens gespot, het is een ietwat onnoozel gepraat, vindt men, en nergens ter wereld wordt er zooveel over geleuterd als bij ons, wordt er dan nog bij gezegd door de menschen, die altijd wat smalends van typisch Hollandsche hebbelijkheidjes ten beste geven. Maar het is toch eigenlijk geen wonder dat wij zoo zijn: ons klimaat is zóó afwisselend, dat het bijna nooit eentonig wordt, om er zijn meening over te zeggen! Welke leek op dit gebied durft te be weren, dat het morgen precies hetzelfde weer zal zijn als vandaag, tenzij hij afgaat op de stekende likdoorns van tante Antje, die toch ook niets ver der durven gaan dan verandering van weer te voor spellen. Neen, een leek weet het niet, ons officieele weerkantoor, meer huiselijk door het Nederlandsche volk als „De Bilt" aangeduid, heeft de ondankbare taak het wetenschappelijk te moeten vaststellen en als het niet uitkomt, zooals in dezen tijd eerder het geval kan zijn, omdat er veel minder buitenlandsche berichten binnenkomen door den oorlog, dan is iedereen dadelijk geneigd om te zeggen: de Bilt heeft het weer mis. Maar die „iedereen" vergeet de ontelbare malen dat zelfs de meest ingewikkel de voorspellingen „op den kop af" zijn uitgekomen. Intuschen blijkt uit dit alles onze interesse voor het weer, en als het dan daarbij nog een uiterste betreft, dan zijn wij Hollanders in ons gematigd klimaat daarvan nog veel meer vervuld dan ge woonlijk. En dat verhoogt in groote mate de gemoe delijkheid van de gesprekken die er over het weer gevoerd worden. Gemoedelijke gesprekken zijn dat, vooral die in den trein, zooals dezer dagen duidelijk merkbaar was. Het mag dan al eens zijn dat er een enkele forens of andere abonné nijdig moppert over de treinen die alweer te laat zijn, alsof hij niet beseft dat een intensief spoorwegnet als het onze een heel klein tegenslagje noodig heeft, om ettelijke onaan gename gevolgen met zich mee te sleepen, de mees- teii vatten zulke gevallen van den gemoedelijken kant op. Daardoor raken menschen met elkaar in gesprek, die uit alle hoeken van het land en uit de meest uiteenloopende omstandigheden komen en nu toevallig bij elkaar zijn komen zitten, en zij pra ten over het barre weer, over de moeilijkheden van den treinenloop en daartusschendoor worden de goedige moppen ten opzichte van lang wachten, langzaam rijden en overvolle wagons met smaak genoten. De doorsnee-Hollander is een gemoedelijk mensch die graag met sterke verhalen over het weer wat daarmee samenhangt, komt aandragen; bij Voorbeeld hoe erg de last wel was die de rijders van den Elfstedentocht van de sneeuw ondervonden Of hoeveel te laat die en die trein kwam, omdat de wissel bevroren was; of hoe diep je op dat en dat perron in de sneeuw zakte, toen, die achterste wa gen waar je juist in zat, buiten de overkapping bleef staan. De melkboer praat stampvoetend over de sneeuw, de conducteur van de tram kijkt naar de schaatsen rijders en constateert dat zij het warmer hebben dan hij, de handelsreiziger stapt aan het heel klei ne stationnetje uit, na er lang over uitgeweid te hebben, hoe onbegaanbaar de wegen in dit gehucht wel zijn. Den volgenden dag regent het, en op de zelfde manier, maar uitgaand van een ander punt, herhalen zich de gesprekken van den vorigen dag, waarvoor ook nu weer een gewillig oor te vinden is. Het weer speelt een belangrijke rol in ons leven, en al zijn er dan ook heel wat menschen die nau welijks weten welk weer het is, toch beïnvloedt het ook hun dagelijlcsch leven en er is niemand die £jch geheel onttrekken kan aan rde. -opmerkingen 'over de wisselvalligheden van ons klimaat. Er, zijn wolken, die direct over de politiek beginnen, ec-zijn er die de economische toestanden bespreken wij houden ons aan het weer, het gemoedelijke* en steeds wisselende onderwerp van gesprek. Laat ik er tenslotte nog aan mogen toevoegen, dat het een zeer begrijpelijk verschijnsel is: van oudsher waren wij direct van het weer afhankelijk, zoowel wat de waterstanden van polders en meren betreft, als de winden voor de visscherij en de in- dustrie die immers in windmolens werd bedreven. Dat ook hec boerenbedrijf ten nauwste met het weer samenhangt, behoeft geen betoog, en daarom is het niet te verwonderen dat het weer bij ons een groote en belangrijke plaats inneemt. En het is een buitengewoon geslaagd aanloopje voor een gesprek! E. E. J.—P. Deze week eenige minder bekende toespijzen met chocolade Chocolade boter. Benoodigdheden: 100 gr. basterdsuiker, 100 gr. boter, 75 gr. cacao. Bereiding: De boter en de basterdsuiker roeren tot een gelijkmatig mengsel. Langzamerhand de cacao toevoegen en blijven roeren tot alles goed gemengd is. Deze massa op de boterham uitstrij ken. Boter is dan natuurlijk overbodig. Broodschoteltje met chocolade. Benoodigdheden: 200 gr. oud brood zonder korst, 75 gr. cacao, 12o gr. suiker, 2 eieren, 1/2 1. melk, 2 lepels boter. Bereiding: De melk aan de kook brengen, de suiker en de cacao, die droog vermengd zijn, er in strooien en even door laten koken, daarna bij de losgeklopte eidooiers gieten. Het fijn gebrokkelde brood hierin weeken, de boter erdoor roeren, het laatst het geklopte eiwit er mee vermengen. De massa overdoen in een vuurvasten schotel en pl.m 1/2 uur in een vrij warmen oven zetten. Deze schotel wordt warm of koud gegeten. Gestreepte crème. Benoodigdheden (3 a 4 personen)1/2 1. melk. vanille, 1 eidooier of ei, 4 lepels maizena (glad afgestreken), 2 lepels suiker, 4 geconfijte vrucht jes, 1/4 1. melk, 1 1/4 lepel maizena, 2 lepels cacao, 4 lepels suiker. Bereiding: Van melk, eidooier of ei, suiker en maizena met de vanille niet te dikke maizena- pudding koken. Als deze half stijf is, 3 of 4 glazen voor 1/3 er mee vullen. Van de andere opgegeven ingrediënten maakt men chocoladevla, die men na even bekoelen over de glazen verdeelt. Verder vult men de glazen met de rest vanillepudding en legt op elk glas een geconfijt vruchtje. De dunne chocoladevla loopt tusschen de pudding door. Chocoladeflensjes. Benoodigdheden (4 personen): Voor de flens jes: 3 eieren, 100 gr. bloem, 50 gr. cacao, 100 gr. suiker, 4 dl. melk, boter; Voor de vulling: 1/2 1. melk, vanille, 25 gr. maizena/ 40 gr. suiker, 1 ei. Bereiding: Op de gewone manier vanillevla ma ken en deze onder af en toe roeren laten bekoe len. De bloem met de cacao en de suiker vermengen en met de melk en de eieren een glad bslag ma ken. Op de gewone manier flensjes bakken, ze op een schotel stapelen en de vanille er tusschen leg gen, Koud, in punten gesneden opdienen Onze tailleur maken we zelf. Eén rij kncopen, een lang jasje en een nauwe rok, ziehier de eischen voor het modieuze tail- leurtje voor het komend voorjaar. En daar tricot en handgebreide kleedingstukken zeer toonaan gevend zijn, is het een genot, thans zelf onze tailleur te kunnen maken, zonder daarbij af hankelijk te zijn van naaister of kleermaker. Ons modelletje hier voldoet aan alle eischen bestemd voor een bovenwijdte van ongeveer 96 cM. wordt het gebreid van een niet te dikke gemêleerde of effen frotté-wol, die we in de Fransche merken in zulke prachtige kwaliteiten aantreffen. De totale benoodigdheden zijn; pl.m. 800 gram bijv. licht kastanjebruine wol, die iets gemêleerd is met beige en donkerbruin; pl.m. 50 gram bijv. effen donker kastanjebruin. Tailleband en wat haken en oogjes; 4 mantel- knoopen en een leeren ceintuur; 2 aluminium breinaalden no. 3; 1 klosje donkerbruin machine- garen. Gebreid wordt hoofdzakelijk in den eenvoudi- gen tricotsteek (recht breien aan de goede- en averecht aan de verkeerde zijde van het werk), waarbij 20 st. een breedte van 8 cM. geven. Met den rok beginnen we en zetten hiervoor 150 st. op, die we in den beschreven steek breien, Na elke 5% cM. breien we de twee buitenste steken aan weerszijden van de naald samen! Dit rn-oet tien maal gebeuren, zoodat bij een hoogte van 55 cM. nog 130 st. op de naald staan. Hierna minderen we 13 x op dezelfde wijze, doch thans reeds na l3/2 cM. waarna we doorbreien tot het werk in totaal 75 cM. lang is. De steken kanten we nu af en breien nog eens een gelijke lap, waarna het breiwerk voor den rok klaar is. Met het jasje beginnen we aan den rug, waarvoor we 114 st. opzetten, die we 4 oM. in den tricotsteek verder breien. Onmiddellijk minde ren we nu aan beide zijden op de bekende wijze een steek en herhalen dit nog 4 keer na elke 3 cM. Doorbreien tot een hoogte van 21 cM.; het werk moet nu 104 st. tellen. We meerderen met een aan beide zijden door in de buitenste steken een averechte plus 1 rechte steek te breien of omgekeerd. Hetzelfde herhaalt zich nog 7 keer na elke 3 cM., zoodat we tenslotte 120 st. op de naald hefoben staan. Doorbreien tot het werk totaal 45 cM. lang is, waarna we gaan werken aan de armsgaten en wel door steeds aan het begin der naalden en aan weerszijden in deze volgorde steken af te kanten: 4, 3 en 3 st. Verder gaat het nu zonder meerderen of min deren tot een hoogte van 16 cM., gerekend van de eerste afkanting. Voor de schouders kanten we dan steeds aan het begin der 10 volgende naalden 7 st. af en houden dan tenslotte nog 30 st. over, die allen tegelijk af gekant wor den. De voorpanden zijn geheel het spiegelbeeld van elkaar, slechts met dit verschil, dat bij het rechter knoopsgaten ingebreid moeten worden. We zetten 70 st. op, die we aan één zijde ge durende het heele breiwerk recht houden, ter wijl de andere zijde bewerkt wordt als voor het rugpand staat aangegeven. Bij het armsgat ge komen, kanten we hier 4, 3, 3 en 3 st. aan die zijde ai, terwijl we vooi ae acnouderaf kant-in geil beginnen, wanneer de hoogte van de eerste arms- gatafkanting 17 oM. bedraagt. Telkens met een naald overbreien ertusschen, kanten we 5 x 7 st. af, terwijl de rechte zijde blijft, zooals zij is. Eerst hierna kanten we ook de resteerende ste ken af, deze allen tegelijk. De knoopsgaten bij het rechterpand worden ingebreid door bij de betr. naald aan de goede zijde den lien tot en met den 17en steek af te kanten en in de volgende averechte naald weer op te zetten door een voudig de draad 7 x gedraaid om de naald te slaan. In de daaropvolgende rechte naald wor den deze lusjes als gewone steken gebreid. Het eerste knoopsgat maken we cp een hoogte van 6 cM. van het opzetsel af, de daaropvolgende drie hebben een tusschenruhnte van 10 cM. Voor de mouw zetten we 50 st. op, die we na elke 4 cM. aan weerszijden meerderen, tot dat bij een hoogte van 60 oM. het aantal steken 80 bedraagt. Voor den mouwkóp kanten we nu eerst 4, 3 en 3 st. aan weerszijden af, op dezelfde wijze als wij dat. voor het armsgat deden. Aan het begin van iedere volgende naald -breien we de twee eerste .steken samen, zoolang tot er 8 st. over zijn die nu alien tegelijk afgekant woi> den. De revers en het kleine kraagje op den rug breien we van de effen donkere wol, evenals het middenstukje voor den hals, dat de shawl ver vangt. Voor de eersten zetten we 8 st. op en meerderen nu na elke centimeter hoogte 1 steek, steeds aan dezelfde zijde. De andere kant blijft dus recht. Tenslotte zullen we 32 st. op de naald hebben staan; ongeveer 25 cM. moet het lapje dan in totaal lang zijn. Aan de meerderingszijde kanten we nu in 4 keer 16 steken af en breien de overige 16 st. nog 12 cM. verder, waarna ook deze afgekant worden. Nog eenzelfde stuk breien we, doch thans in spiegelbeeld, waarna het mid denstuk je aan de beurt komt. Hiervoor zetten we 38 st. op, die we 5 cM. in twee recht twee averecht breien. Daarna gaan we ook hierbij over in den tricotsteek Echter houden we er reke ning mede, dat het boordje omgeslagen moet worden, waarbij dan het mooie gelijke opzet- koordje aan de goede zijde behoort te vallen. De steken worden gewoon verder gebreid tot een lengte van totaal 30 cM. en daarna afgekant. De afwerking van onze tailleur geschiedt op de naaimachine, hoewel het natuurlijk ook met de hand kan gebeuren, mits we dan maar met mooie gelijke steekjes naaien. Alle deelen worden eerst aan de verkeerde zijde en met behulp van een vochtige doek en een niet te heeten bout opge perst. Ook aan de verkeerde zijde stikken we allle deelen in elkaar. Bij den rok laten we links een splitje open, waaraan de haakjes-en-oogjes ge naaid' worden als sluiting (een ritsluiting is wat te sportief!) De tailleband wordt tegen den bovenkant gezet en de onderzijde van den r-ok stikken we nu nog 3 x door met een onderlinge afstand van een halve centimeter, dit tegen uit rekken en om de rok mooi glad neer te laten hangen. Hetzelfde doen we onderaan het jasje en de mouwen en langs de revers en hét kraagje. Deze laatste worden eerst met de hand gemon teerd; voor het kleine achterkraagje passen we even, omdat daarbij een schuin stukje af gestikt zal moeten worden wil het correct staan. Hierna zoomen we de rechte zijden van de sluiting aan den binnenkant van het jasje over een centimeter tegen; ook den binnenkant van de revers en het kraagje zetten we op die wijze vast. De knoopjes worden aangenaaid, terwijl we voor het „befje" wat drukkertjes aanbrengen. NORA HANA. Tafelgenot in Japan Dit keer een zeer goedkoope maaltijd. Zondag: Macaroni met ham en kaas, Kalfsrollade, Brusselsch lof, Aardappelen. Vruchten. Maandag: Koude rollade, Schorseneeren, Aardappelen. Broodschotel. Dinsdag: Koolschotel met aehakt, Aardappelpuree, Griesmeelpudding met bessensap. Woensdag: Hutsjwt met klapstuk Flensjes. Donderdag: Koude gekookte ham Witte boonen, Zure saus, Aardappelen. Rijstebrij (voor 2 dagen). Vrijdag: Witte boonensoep met groente, Rijstkoekjes. Zaterdag: Zuurkoolstamppot met spek. Havermoutpap. Gerechten, getuigend van een eeuwen oude, verfijnde beschaving. „De Japanner eet niet met den mond alleen, hij eet ook met de oogen", zoo luidt een oud gezegde, dat een kernachtige waarheid bevat. Ieder, die weieens in Japan gereisd heeft, weet het: Nergens ter wereld besteedt men zooveel zorg aan de spijzen, het servies en de wijze van opdie nen. Die drie zijn in Japan samengesmolten tot een te allen tijde harmonische eenheid, zonder welke zelfs de eenvoudigste Japanner niet leven kan. En de vrouwen en meisjes, wie die oeroude „cul tuur van den maaltijd" in het bloed zit, zorgen iederen dag weer trouw, dat alles in orde is. De harmonie tusschen spijzen en servies be reikt men door ieder servies-onderdeel een ver schillenden vorm te geven, die aansluit bij het ge recht, waarvoor het gebruikt wordt. Zoo lijkt een vischschotel op een aanrollende golf, een jus- kom op een visschersbootje, een slabak op een augurkenblad, en de schotel, waarop de bamboe spruiten worden opgediend, op een gespleten bamboestengel. Bijna ongelooflijk schijnt het, dat al deze wonderlijke naturalistische dingen steeds ware kunstproducten zijn. De beschaving van den Japanner is zoo oud, dat hij .blijkbaar geen echt leelijke dingen maken kan, tenminste niet voor bmnenlandsch gebruik. Over het „tafelzilver" in Japan zijn we spoedig uitgepraat: het bestaat uitsluitend uit de o-hasji, de „Koninklijke eetstaafjes", in het hanteeren waarvan reeds de kleinste kinderen een ongeloof lijke handigheid bezitten. 't Eten met stokjes wordt ze dan ook vroeg bij gebracht en tevens let de moeder er op, dat zoo snel mogelijk wordt gegeten. Dit laatste wortelt in de overtuiging, dat het eten eigenlijk een on dergeschikte bezigheid een „noodzakelijk kwaad" is, waaraan men niet teveel aandacht mag wij den. Maar dit neemt niet weg, dat de Japanner te vens beroemd (of berucht) is om zijn urenlange, tot in 't oneindige verfijnde feestmaaltijden, waar bij hij er geen genoegen mee neemt, door een haastigen kellner te worden bediend, doch de gewetensvolle, doodernstige Geisha, de dien-spe cialiste bij uitnemendheid, te hulp roept. „O agari nasaj" spreekt plechtig, met een diepe buiging, de huisvrouw of bedienster, die geknield achter de lage eettafeltjes zit, waarop voor iede ren gast afzonderlijk de spijzen zijn opgediend. De gast antwoordt „itadaki masu" en buigt zeer diep, waarbij hij het voorhoofd met de eetstokjes aanraakt. Een vaste volgorde der spijzen: hors d'oeuvre, soep, viseh, vleesch, zooals bij ons, kent men niet m Japan. Bij eenvoudige maaltijden wordt alles tegelijk op tafel gezet; is het menu uitgebreider, dan worden ieder kwartier een aantal nieuwe spijzen binnen gebracht. Toch begint men ook in Japan meestal met soep, 't geen wel merkwaardig is, omdat „soep vooraf" eigenlijk heelemaal niet zoo geschikt is voor den eetlust en men er in Japan juist op be dacht is de verteerbaarheid van den maaltijd zoo hoog mogelijk op te voeren. Uit dit oogpunt geeft men dan ook aan 't eind van het diner nogmaals soep en wel van gegiste sojaboonen, die uitste kend zijn voor de spijsvertering. De beginsoep is altijd een heldere soep, bereid met visch, mosse len of zeewier. Dit laatste geldt om zijn hoog jo- diumgehalte voor bizonder gezond. Of men neemt een paar plakjes gedroogde visch, die in de soep worden opgekookt en doet verder enkele blaadjes van den rapenboom in de soep. Het sui mono of slurpding, zooals de soep wordt genoemd, wordt bij gebrek aan lepels uit gelakte schaaltjes geslurpt, waardoor ze een eigenaardig aroma krijgt. Dit hoorbare slurpen verhoogt vol gens den Japanner het tafelgenot en is dan ook niet alleen toelaatbaar maar zelfs voorschrift. Dit bemerkte tot zijn verbazing Keizer Napo leon HI, die eens een gezelschap hooggeplaatste Japanners aan zijn tafel had. Toen de Oostersche gasten, na een lichte aarzeling, de borden soep aan de lippen zetten en oorverdoovend begonnen te slurpen, toonde de Keizer zich een waardig gastheer door met één blik den lachlust van zijn hofhouding te bedwingen en zelf ook aan het slurpkoor mee te doen. Tenminste, zoo luidt het verhaal Bij geen enkelen Japanschen maaltijd ont breekt de sasjimi, de beroemde rauwe visch. Filet van snoekbaars, bonito of haring wordt in lange dunne reepjes gesneden en gegeten in een scher pe donkerbruine saus van soja en mierikswortel. In de buurt van Osaka eet men ook rauwe kreeft: een wreede liefhebberij, want hiervoor moeten de dieren levend uit de schalen worden gebroken. Maar de Japanner is over 't algemeen niet zeer zacht tegenover dieren, tenzij hij Boeddhist en dus vegetariër is! Nog rijker afwisseling dan de vischgerechten biedt het su no mouo of „azijnding", n.l. de salade, want deze bevat niet alleen augurken, zeewier en allerlei koolsoorten, maar bovendien gekookte mosselen, krabben, kreeften en zelfs 'het witte, harde vleesch van inktvisschen, poliepenpoten vol zuignappen, zeegras, algen, bamboespruiten, rau we aardappels, en 't in schijven gesneden vleesch van de zeeanemoon. Maar het pronkjuweel van iederen Japanschen maaltijd is het vischgerecht. De visch wordt zelden gekookt, meestal gebra den en zooveel mogelijk in zijn geheel. Soms wordt de heele visch in keukenzout gerold en bo ven een houtvuur geroosterd, soms wordt ze in een saus van soja, suiker en nog een heeleboel andere ingrediënten gestoofd. Nergens ter wereld bestaan zooveel kookspecia- listen als in Japan. Er zijn restaurant, die zich specialiseeren in gestoofde aal en niets anders serveeren, er zijn speciale huizen voor rijstge rechten, voor macaroni, voor kippen én voor tem pura, het „hemelsch gebakkene". Dit laatste gerecht bestaat uit visch, zeekreel't en groente, in olie gebakken en door den gast zelf gedoopt in een saus van soja, zoete wijn en mie rikswortel. Iedere tempuragelegenheid heeft na tuurlijk haar eigen recept, dat streng geheim wordt gehouden. Het doopen van spijzen in sausen, die op tafel staan, is overigens een speciale eigenaardigheid van de Japansche keuken. Aan den smaak van den gast wordt nog verder tegemoet gekomen door de z.g. pangerechten. Hierbij worden schij ven rauw vleesch of kip met selderij of ui tijdens den maaltijd in een saus, die de gast zelf klaar maakt van soja, zoeten wijn, kippenjus, suiker en andere ingrediënten, soms ook eieren, gesmoord. De tafel met ingebouwde electrisch verwarmde plaat, die de Japanner uit het Westen heeft over genomen, bewijst hierbij tegenwoordig goede diensten. Het toppunt van Japansch tafelgenot tevens een ongelooflijk staaltje van wreedheid en snobis me is de „levende visch". Een levende visch wordt aan den eenen kant tot sasjimi bereid, aan den anderen kant m den, zoodat hij onbewegelijk op tafel komt >r sprenkelt men hem sojasaus in de oogen, jjj door de visch begint te spartelen, waarna hjj'ï* U',gS wordt opgegeten. Hout* Onschuldiger zijn de tallooze Japansche g>--. pmul' tengerechten, allen uitgedacht door fijnproe-d onder de Boeddhisten, die geen vleesch eten en toch wel graag iets willen proeven d?-: nne vleesch lijkt. ep9 Men kan in Japan soja, spinazie of bamboe cp9e' en zich verbeelden, dat men van fijne visch xv of vleesch geniet, zoo bedriegelijk is dit alles gemaakt. ^1 Als groente kent de Japanner behalve de ajfJ te bij ons bekende soorten ook nog de jonge boespruiten, Japansche asperges, zoete aarda-x len, sojaboonen, tallooze soorten paddes^f. lelieknollen en dan het nationale gerecht: dei Tn menas. Men heeft ze in alle soorten en grootviTp-ï dik als een mansdij, rond als een kinderhui dun als touwtjes en eet ze gestoofd of ook rijstwijn getrokken. Op deze laatste manier fcJp gemaakt verspreidt de ramenas een geur, Europeaan hard doet wegloopen. De Japanner echter noemt de ramenas •L,. mono, d.i. „geurig ding" en besluit met een rai^F nas, gevolgd door een „spijsverteringssoep" maaltijd. 'gt ka Dit zijn de twee allerlaatste gerechten. Tevo^. nie' heeft hij twee schaaltjes gestoomde rijst t genomen. Ja, altijd twee schaaltjes, wantëf zou een teeken zijn van ziekte en dood. Alleen de rijst wordt voor alle gasten t.B„. opgediend in een bakje van gelakt of ruw hout>ï wordt met een houten spateltje in de schaaM geschept, waarbij men steeds één schaaltje teïj vult, omdat men geen der gasten de schande aandoen, het laatste schaaltje te krijgen! Hoe we van oud nieuw maken r O 1 1 1 - 1 3. Wie van u kan er handig timmt Alle moeders van opgroeiende jongens meisjes weten, hoezeer de H.B.S-er en siast en ook de Mulo-scholier erop gesteld is, „eigen bureau" te hebben. De vervulling van dezen hartewensch behtéPai niet zoo heel veel onkosten mee te brengen, nr^e moeder een beetje handig met timmergerei kraan omgaan. We gaan u vandaag eenslaten zien, hoe v een mooi werkbureau kunnen maken van twees" vier sinaasappelkisten. Twee kisten. vormen een vrij ondiep bureautje. We zetten jg01 kisten rechtop, op den gewenschten afstand elkaar en bevestigen ze aan elkander met eqon stevige lat voor en achter, nog beter rondoi aan den bovenkant. Voor blad nemen we een plaat multiplexed oude teekenplank of een deurtje, mits zonderpa{ ■neelen. Wit u voor de zes vakken nog dei maken, dan moet u de middenplankjes, eenigszins rond zijn, recht afzagen. Ook verdier|,re het aanbeveling, er in dit geval nog een plank; (a tot b) op te spijkeren, voor het aanschroeve van de scharniertjes. Ook kan men van een pliij kistje, dat de breedte heeft van de open ruimt* nog een laatje maken. Er worden hiervoor twee steunlatjes op twee kanten gespijkerd (c en d). d Tenslotte wordt het kistje aan den vooite, netjes afgewerkt met een stukje triplex eneajfÊ knopje. Alles wordt in één kleur geverfd of g< Indien u dit bureautje te ondiep vindt, nei u vier sinaasappelkisten. De bodems uit de voorj ste kisten worden dan weggenomen en met W hulp van deze latten worden de voorste en acM terste kisten aan elkaar gemaakt. De binnenplankjes uit de achterste kisten m» ten dan rechtgezaagd worden, zoodat ze bij öj voorste aansluiten en we kastjes krijgen,^ tweemaal zoo diep zijn. En misschien voelt uw dochter veel voor eigen „theetafel" op haar kamer. Nu, ook kunt u prachtig voor haar maken. U zet ee- voudig de twee kisten iets dichter bij elkan^ Het laatste vervalt dan. Onderin is plaats ïoCj koekjestrommels e.d. en u maakt er een pas.' fleurige gordijntjes bij. si Jleceptei i Maaltijd voor 4 personen bestaande uit witte boonensoep met groente en rijstkoekjes, Benoodigdheden 6 ons witte boonen. iy2 pond aardappelen. V* pond winterwortels. Uien of prei. Peterselie of selderij. 4 bouillonblokjes. Y\ ons margarine. llh ons rijst. 2 lepels suiker Kaneel, zout, melk, 40 gr. margarine. J/2 ons bloem. Bereiding: De boonen uitzoeken, wasschenö 24 uur weeken. Ze opzetten met het weekwatet dit aanvullen tot ruim 2 1. en ze gaar koken. D! soepgroente in de boter even smoren, dan fijngemaakte boonen, het kookwater, de in stuk' ken gesneden aardappelen en de blokjes er bij doen en de soep laten koken tot alles gaar en* soep gebonden is 0/2 k 54 uur). Daarna de 8*' hakte peterselie of de selderij er door roeren. Rijstkoekjes. Benoodigdheden: 150 gram rauwe of y Me gr. gaargekookte rijst, l/a ons bloem of wat m^L 4 lepels suiker, wat kaneel, 1 ei of wat melk. .Bereiding: De gewasschen rijst gaarkokennüj 4 d.l. water en wat zout. Daarna vermengen^ de suiker, de bloem, de kaneel, het eidooier flps het stijfgeklopte eiwit of de melk. De moet goed samenhangend zijn, wat men bert* ken kan door wat meer bloem en melk te S5* bruiken. Hiervan in de koekepan koekjes bak*& vooral niet te vlug, daar de bloem gaar worden. Ze opdienen met wat suiker. Inplaats van koude, in water gaargekooBj rijst, kan men deze koekjes ook bakken van rest rijstebrij. Hoeveel bloem men nemen ;f hangt van de dikte van de rijstberij af, dje kookt kan zijn van 1 L. melk en 100 gr. rip® 1 L. melk en 150 gr. rijst. Men moet eeniwj* beslag maken, dat niet te veel in de pan ulB?® Een ei door het beslag, geeft meer maakt dus het bakken gemakkelijker, uti 85'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 10