I
beste vriendinnetjes en
vriendjes.
week ontvangen jullie geen briefje vooraf.
De antwoordbriefj es maak ik wat kort.
Lief KLAPROOS JE. Dank voor je keurige
briefje. Prettig dat je graag naar de club gaat. We
maken allen iets moois, een z.g.n. Paasstukje. Tot
Woensdag. Dag Klaproosje.
Best DUINROOSJE. Flink zo zeg. Doe met
breien maar goed je best. Tegenwoordig worden
zoveel nuttige, warme kledingstukken gebreid dat
breien best te pas komt. Dag Duinroosje.
Beste LENTEBODE. Het spel „Mens erger je
niet" ken ik. Het is een hele toer om rustig te blij
ven wanneer je telkens naar het begin verhuizen
m0et. „Kruimeltje" ken ik niet. Het boek „De zil
veren schaatsen" heb ik wel eens gedeeltelijk voor
gelezen. Dag Lentebode.
Lief KABOUTERTJE. Je hebt het kalendertje
nu dus geheel klaar. Het staat, zeker wel echt fleu
rig aan de wand? Je handwerken op school vor
deren ook flink. Goed zo. Dag Kaboutertje.
Best KRULLEKOPJE. Naar het einde van de
koude verlangt iedereen. Het is ook ontzettend
vooral voor hen, die aan alles gebrek hebben. De
pret is van het schaatsenrijden ook af. De wind is
veel te straf. Enfin, wie weet hoe spoedig het leed
geleden is. Dag Krullekopje.
Lief TEKENAARSTERTJE. Wat een mooie
kleurinkt bezit je. Toch zou ik er geen briefjes
mede schrijven als ik ze bezat. Ze is mooi voor het
kleuren van tekeningen en te duur om als schrijf-
inkt te gebruiken. Ter ere van H.K.H. Prinses
Beatrix heb je een uur vrijaf gekregen. Was dat
wen een bof zeg met dit schitterend mooie
winterweer. Dag Tekenaarstertje.
Best GOUDMUILTJE. Prettig dat de avond
en de zang goed geslaagd zijn. Welke kleur heeft
de nieuwe jurk? Mag ik eens raden? Blauw. Heb
ik goed geraden? Dag Goudmuiltje.
Beste ANEMOON. Gezellig breiwerk heb je
onderhanden. Een echt werk dat je van tijd tot
tijd kunt opplakken. Het rolletje serpentine heb je
Intussen ontvangen. Je zult eens zien hoe snoezig
de bonbonnière wordt als je keurig werkt. Tot kijk.
Dag Anemoon.
Beste BENJAMIN. Hoe staat het met je werk?
Je zus moet je thuis maar eens helpen anders krijg
je niets klaar. Heb je 1.1. Woensdag nog na het
clubuur buiten gespeeld of ben je je met Nellie
thuis gaan vermaken? Ja het is verbazend koud.
Dag Benjamin.
Lieve MA JA. Prettig zeg dat jullie het thuis
extra gezellig hebt wanneer je broer met verlof
ihuis is. Hij zal heel wat mede te delen hebben,
daar ben ik niet bang voor. Thee met toffee is wat
men noemt. Ja het Paasstukje wordt snoezig als. je
netjes en regelmatig werkt. Dag Ma ja.
Best BLONDJE. Ach het geeft zo weinig of
men het weer aangenaam of onaangenaam vindt,
't Is maar goed dat niemand er iets over te zeg
gen heeft. Als dat zo zou zijn, dan was er nog meer
ruzie in de wereld. Langs de wegen is het voor de
mensen die langs de huizen moeten om waren te
bezorgen, zeer moeilijk. Laten we echter maar rus
tig afwachten, aan alles komt een eind, dus ook
aen de huidige koude periode. Tot Woensdag. Dag
Blondje.
Best BRUINOOGJE. 's Maandags, Dinsdags,
Donderdags en Vrijdags heb ik altijd school vanaf
'smorgens 9 uur tot 's middags 2.30. 'k Héb dus op
die dagen geen gelegenheid om naar de radio te.
luisteren. Soms wel eens jamimer. 'k Had de voor
dracht wel graag gehoord. Je zus zal ook wel le
ren praten, maar ze is thans nog te jong. Dag
Bruinoogje.
Lief DROOMKONINKJE. Prettig dat je me
nu weer veel goeds kon melden. Je vader is weer
hersteld en je oom wat vooruit. Leuk dat je er een
kleine neef bij hebt. Hanna was gelukkig spoedig
beter. Er zijn anders heel veel zieke mensem Het
beste hoor en tot Woensdag. Dag Droomkoninkje.
Beste POLLY. Je briefje, tekening en verhaal
ontvangen. De tekening vonid ik al heel grappig.
Van je vertelling zal ik steeds een gedeelte laten
plaatsen. Van harte wens ik je moeder een spoedig
herstel toe. Je helpt zeker thuis wel een beetje
nu moeder te bed ligt? Het is altijd „vele handen
maken licht werk". Dag Polly.
Best ZONNEKIND. Geweldig zeg dat je een
tien voor je repetitie Duits hebt gekregen. Je
ouders zullen ook wel blij zijn dat je hét op de
TIL.O. zo uitstekend maakt. Aan je verzoek zal ik
voldoen en alleen onder je schuilnaam jeverhaal
tje doen plaatsen. Je zus mag tekeningen inzenden.
*k Vind het heel leuk. Moppig zeg als Gré je ver
haal leest. Dag Zonnekind.
Beste VRIENDINNTJES TE VEERE. Zeg
meisjes, is het bij jullie ook zo hevig koud? Het is
in IJmuiden heel erg. Thans tikkelt voortdurend
de ijzel tegen m'n ramen. Gaan jullie nog geregeld
naar school of zijn jullie door het weer genood
zaakt thuis te blijven? Zonnekind heeft een ver
telling geschreven en voor de rubriek ingezonden.
Leest de rubriek maar eens na. Zeg Grè vind je het
biet geweldig? Zonnekind heeft een tien voor haar
repetitie Duits. Ze is zelf overgelukkig met het
succes. Het beste hoor. Dag Verense vriendinnen.
Best BOTERBLOEMPJE. Als je op ver jaar
visite moet, kan je moeilijk tegelijkertijd op de club
komen Zo'n enkel, gemotiveerd verzuim vind ik
met erg. A.s. Woensdag haal je de sdhade maar in.
Bag Boterbloempje.
Lief D1KKOPJE. Ja, de vertelling „In de soete
fuikerbol" is een grappig verhaal en valt zeer in
de smaak van m'n vriendinnen. Heeft je broertje
reeds vier tanden? Ik noem hem nu broertje „vier
end", totdat hij vijf tandjes heeft. Dan verander
ik z'n naam in „Vijftand". Dag Dikkop je.
Best WITWOLLETJE. Meisjelief wat kan jij
netjes schrijven. Je briefje zag er nu echt keurig
uit en heb je nog nooit zo goed geschreven, 'k Hoop
hu voortaan seteds zulke nette briefjes van je te
ontvangen. Je broertje is een kleine schat, 'k Denk
^at je hem niet graag zult missen. Staat de sneeuw-
pop nog steeds op de plaats. Dag Witwolletje.
Lief LELIETJE VAN DALEN. Omdat alle
vriendinnen het verhaal „In de soete suikerbol"
20 grappig vinden, zal ik a.s. Woensdagmiddag
weer een gedeelte voorlezen. Wie nu iets van de
sneeuw maakt, heeft eer van het werk. Door de
aanhoudende vorst, blijft het maaksel dagen staan.
Leuk zo'n sneeuwfort. Dag Lelietje van Dalen.
Veel groeten van
Mej. E. VIJLBRIEF.
Hieronder volgt een verhaaltje dat door Zonne
kind geschreven is.
p^rna komt een vertelling geschreven door
HET NIEUWE KIND.
Er kwam een „nieuwe" op school. Dat was een
heel pretje en nu vooral, omdat de nieuwe een En
gelse was. Jet Verhoef wist 't het eerst te vertellen.
Zij wist altijd alles en begreep dadelijk het naadje
van de kous. Jet was zo'n beetje de nieuwsbode
van de school en daar was ze wat trots op. De vol
gende morgen kwam Maup Armstrong, zo heette
ze, met de klasse-onderwijzeres de 6e klas binnen
stappen. Het was een vrijmoedig kind met zwarte
fonkelende ogen en in het geheel niet verlegen.
Juffrouw van Zanten stelde haar aan al de meisjes
van de klas voor en zei daarbij, dat ze hoopte, dat
Maup en de meisjes het samen goed koniden vin
gen. Nu dat hoopte Maup ook, want ze hield in 't
geheel niet van ruzie.
Al spoedig bleek, dat Maup Ai-mstrong ver
bazend goed kon leren en ze hun bijna in alles de
baas was. Dat hadden de 6de klassers niet ver
wacht. Want, zo dachten ze, Maup was in Enge
land op school geweest en dus in Nederland niet
zo goed thuis. In het vrije kwartier bestormden ze
•haar met allerhande vragen. Ook, hoe het kwam
dat zij zo goed kon leren. „Wel", zei Maup, „heel
eenvoudig, ik ben nu niet regelrecht uit Engeland
naar hier gekomen, dooh woon al een paar jaar in
Nederland. Mijn vader had in Amtserdam een kan
toor en daar dichtbij woonden wij. Dat wil zeggen
mijn gouvernante en ik. Een gouvernante zorgt
voor mij, daar mijn moeder, toen ik nog heel klein
was is gestorven".
„Nu zijn jullie tevreden", vroeg Maup? De meis
jes betoogden hun instemming en daarmee was het
ijs gebroken. „Zeg, ga je vanmiddag met ons mee
zwemmen in de overdekte", vroeg Dollie de Groot
aan Maup?
„Ja", zei Maup als ik mag dan kom ik wel, maar
komen jullie mij dan halen, want ik weet de weg
nog niet". Dat vonden ze allemaal goed en samen
gingen ze met elkaar gearmd de klas binnen.
„Miss, mag ik vanmiddag met de meisjes van de
klas in de overdekte gaan zwemmen, het is toch
Woensdagmiddag, dan hebben we vrij".
Miss Eden vond het gelukkig goed en als een pijl
uit de boog, stoof Maup weg om haar badgoed te
halen. Toen de meisjes haar om twee uur kwamen
halen, was Maup al kant en klaar en samen togen
ze op weg. Het was er al tamelijk druk toen ze er
aan kwamen. Gelukkig hadden ze ieder voor zich
zelf een badhokje. En met een vaartje om toch
maar het eerste klaar te zijn kleedden ze zich uit.
Bijna tegelijk waren ze klaar en de een na de an
der dook in het water.
„Zeg", riep Dollie de Groot tegen de anderen,
„we moesten een wedstrijd in duiken houden".
„Wie Ihet wint krijgt van mij een reep".
Dat vonden ze allemaal een prachtig plan. Even
dreigde er ruzie te komen, want niemand wou het
eerst. Doch Jet Verhoef maakte er een einde aan
door het eerst te gaan. Ze dook uitstekend en kwam
proestend boven water. Natuurlijk deden ze alle
maal even goed hun best. Eindelijk was Maup ook
aan de beurt. Ze nam een aanloop en deed een
prachtige zweefduik. De anderen klapten opgeto
gen in de handen voor deze prestatie. Eindelijk
hadden ze allemaal drie keer gedoken en nu was
de vraag wié de reep zou krijgen. Na een kort be
raad waren de meisjes het er over eens, dat Maup
de reep kreeg. Vlug kleedden ze zich nu aan en
togen voldaan huiswaarts.
(Geschreven door Zonnekind. 28-1-1940.)
DE AVONTUREN VAN GRIM. DE BEER.
door POLLIE VOET.
HOOFDSTUK I.
Grim.
Het was een reusachtige beer, Grim. Hoe komt
hij aan deze eigenaardige naam? Dat zal ik u ver
tellen in dit hoofdstuk.
De reusachtige beer sleet een eenzaam leven.
Het was een enorme knaap, wel de grootste beer
van heel de omtrek. Eens op een morgen werd hij
wakker van een gerucht. Hij stond op en.... wat
zag hij daar? Een Hindoe-jongen, een weesi liep in
de omtrek naar voedsel te zoeken. Maar, vol angst
zag die eensklaps de reusachtige beer op zich af
komen. Enhoe het mogelijk was, weet nie
mand, maar de beer had vroeger een vrouwtje
gehad, en ook een jong beestje, en de reusachtige
beer had véél, erg véél van dat diertje gehouden.
Maar dat vrouwtje met 't jong waren eens ge
vangen genomen en Grim was ze kwijt. En de
Hindoe-jongen leek veel op 't diertje en Grim liep
op den jongen toe en zadht grommende besnuffelde
hij hem.
De Hindoe-jongen, genaamd Sim, streelde hem
over de ruige rug. En zo hadden ze vriendschap ge
sloten. Als Sim de beer over de rug streelde en
hem toesprak, gromde de beer zachtjes.
Ze zochten samen hun eten op, de beer uitgegra
ven wortelen en Sim bananen, ananas en kokosno
ten en beide gebruikten ze als drinken vers water,
uit beken. Zo leefden ze wel een jaar. Maar zo
bleef het niet!
In een soort dorp, in Brits-Indië was voor enige
dagen een grote beer gezien met een jong op zijn
rug. 't Leek wel een halve duivel, een gitzwarte
huidskleur en alleen een doek om z'n middel. De
beer en hij warenblijkbaar de beste maatjes, wat
de jongen zat gewoon op zijn rug net alsof hij
ezeltje reed. Nu wilde het toeval dat er net En-
ngelsen in die plaats waren. Ze wilden de prach
tige beer en den jongen wel hebben. Het waren
mensen van de Londense dierentuin en die waren
naar Brits-Indië gekomen om een beer te komen
halen voor genoemde dierentuin. Maar juist toen
ze met de boot waren aangekomen, was de beer
gestorven. Ze wilden niet met. lege handen terug
komen. Dus.
Ze vonden Grim een prachtige beer en ze wil
den hem wel hebben. De jongen zou dan oppas
ser kunnen worden bij Grim, in de Londense die
rentuin. Grim had zijn naam te danken aan den
Hindoe-jongen.
Doch enige weken later hadden de mannen Sim
eens kunnen spreken. Ze verhaalden hem hoe hij
een heerlijk leven kon hebben in Londen. Maar
Sim had er geen zin in. Hij was een beetje schuw
voor al die vreemde mannen. Hij kan wel wat En
gels praten, dit had hij van zijn vrind, die hij had
toen z'n vader en moeder nog leefden, geleerd,
want die was met zijn vader wel eens naar Calcutta
geweest en daar sprak men die taal.
De mannen trokken zich maar gauw terug want
zij zagen dat Sim de beer maar met moeite in be
dwang hield. Het beest was onrustig, hij was bang
dat ze Sim ook weg zouden halen, evenals ze z'n
jong en z'n vrouwtje hadden gedaan.
De volgende morgen werd Sim weer op gewone
tijd wakker. Hij had honger en Grim ook. De beer
holde de grot uit, waar zij verblijf hielden en al
gauw begon hij te graven in de grond, naar worte
len. (Wordt vervolgd).
MOEDER BAKT PANNEKOEKEN.
door
W. B. Z.
Ssss gaat de boter
In de zwarte pan
Hè, wat ruikt dat lekker
k Houd zoveel ervan.
Nu gauw een lepel
Vol met geel beslag
'k Zal nog even roeren
Als 't van moeder mag.
Dan even schudden
Heel goed opgepast,
Moeder gaat hem keren
Anders zit hij vast.
'k Mag lekker eten
Pannekoek met stroop,
Moeder bakt dan verder
Nog een hele hoop.
ZIJN HAAIEN „VRIENDELIJKE BEESTJES"?
Neen, dat niet, doch ze zijn lang zo
gevaarlijk niet als je zou denken.
Een andere keer moesten we een langszij lig
gende walvis „afspekken" en we werden bij dat
vette werkje flmk geholpen door een troep haaien.
Zo als gewoonlijk klom een van onze mannen,
toevallig juist een kleurling, op het lichaam van
het dier om de kaak los te snijden. Maar o wee!
hoewel aan een lijn vastgebonden, gleed hij uit op
het glibberig lichaam en plomp! het water in. Da
delijk schoten een paar haaien op hem toe. Ze
dachten een lekker brok spek of vlees te vangen....
Maar vlak bij den kleurling bemerkten ze blijk
baar hun vergissing en maakten rechtsomkeert".
TWEE MOEDERS.
DE BEELDHOUWER.
door
W. B. Z.
Natuurlijk heb je allemaal wel eens een sterk
gekleurd, romantisch en adembeklemmend verhaal
gelezen over avonturen van schipbreukelingen! Nu,
dan heb je natuurlijk met rode oren van de op
winding gelezen, hoe die ongelukkige mannen, uit
geput van de honger, op een wrak vlot rondzwier
ven, overdag gekweld door de brandende zon en
hóe dan nog tot overmaat van ramp een troep
haaien op hen afkwam.
Haaien! O, die afschuwelijke monsters! als je dat
las, stolde je helemaal het bloed in je aderen. En
natuurlijk geloofde je direct, dat alles wat daar
stond van A tot Z waar was!
Maarzijn haaien dan niet zulke vreselijke
monsters als je uit al die griezelige verhalen zou
opmaken? Vallen ze geen mensen aan?
Ja zeker, dat wel. Maar of het vaak gebeurt? Nu,
zet daar maar gerust een groot vraagteken achter.
Heel vaak is al gebleken, dat de vreselijke verhalen
van zeelui over haaien allesbehalve betrouwbaar
waren, maar dat ieder ze maar van „horen zeggen"
had.
Pechuel Lösche, een geleerde, die meer dan twin
tig jaar lang gezwalkt en gezworven heeft op zowat
alle zeeën der aarde, heeft nooit één geval, waarin
een haai een mens verscheurde, bijgewoond. En,
wat nog sterker is, hij heeft nooit iemand ontmoet,
die zoiets gezien heeft. Integendeel: meer dan-
eens heeft Lösche gezien, dat zeelui zich rustig in
zee waagden midden tussen een troep haaien, met
het doel om hen te vangen. Bekend is ook, dat veel
inboorlingen van de Zuidzee-eilanden heel gewoon
voor hun plezier gaan zwemmen zelfs als er haaien
in de buurt zijn. In de nabijheid van Penchyns-
eiland komen grote troepen haaien voor. In April
verschijnen daar dan ook grote scholen van een
kleinere vissoort. De haaien zwemmen dan naar de
oppervlakte en maken jacht op die visjes en de in
boorlingen liggen als de haaien boven komen, op
de loer om hen een lasso om de staart te gooien
en op 't strand te trekken.
Volgens ooggetuigen gebeurt het slechts bij hoge
uitzondering, dat bij deze jachtpartijen een mens
door een haai wordt aangevallen.
Een ander geleerde, Day, die jarenlang in Indië
reisde om het leven der vissen te bestuderen, be
schouwt de grondhaai als de gevaarlijkste van alle
haaisoorten. Maar hij schrijft er bij, dat dit mon
ster, dat in rivieren leeft wel soms^ baders en
zwemmers aanvalt, doch dat slechts één geval be
kend is, waarbij een mens werkelijk door een
haai werd opgegeten.
Ook wanneer iemand bij ongeluk in 't water valt
en tussen de haaien verzeild raakt, is 't lang niet
altijd zeker, dat hij „voor de haaien" is.
Pechuel Lösche vertelt ook hier een mooi ver
haal van.
„Waar zich een dode of een gewonde walvis be
vindt." zo schrijft hij „daar verzamelen zich in de
warmere zeeën dikwijls onbegrijpelijk vlug een
menigte haaien. Geen wonder! Een walvis, een
berg van vlees en van spek, duizenden kilo's
zwaar! En nu gebeurt het vaak in het gevaarvolle
bedrijf van den walvisvaarder, dat een der kleine
boten verbrijzeld wordt en de opvarenden in de
golven worden geslingerd. Een prachtgelegenheid
voor de rondzwervende haaien om een hapje men
senvlees te veroveren zou men zo denken! En toch
is mij geen enkel geval bekend, dat een mens door
hen werd gebeten.
In de Zuid—Atlantische Oceaan werd eens onze
boot door een potvis geheel en al verbrijzeld en
wij, de zes opvarenden, hielden ons met behulp
van roeispanen en planken wel twee uur lang
drijvende, vóór hulp kwam opdagen. En de on
gure haaien krioelden al die tijd vlak om ons heen,
maar deden ons niets. Zelfs de kleurlingen onder
ons, die volgens het zeggen extra lekkere hapjes
voor de haaien zouden vormen, lieten ze volko
men met rust.
Een spannend verhaal uit de Zwitserse bergen
Hoog boven de afgrond, honderden meters ver
wijderd van de eenzame boerderij op de hoogste
Alpenwei, lag het eenzame arendsnest. Een zware
vleugelslag en moeder Arend keerde terug van een
verre tocht met een jong konijntje in haar bek,
dat ze neerwierp voor iiet nest, waar zooeven nog
haar jongen krijsend om voedsel riepen.
Ze daalde, daalde eneen woeste schreeuw
weerklonk door de bergen, die hem met duizend
echo's weerkaatsten. Het nest was leeg, de jongen
weg, geroofd!
De moederarend steeg hoger en hoger de lucht
in en schreeuwde tot haar geluid verstierf in de
eindeloze verten.
De echo's zwegen maar nog steeds zweefde de
beroofde moeder rond, als een klein zwart stipje
in 't diepe blauw van de hemel. Haar scherpe
ogen spiedden naar alle kanten endaar op
eens suisde zij met zware vleugelslag boven de
hoofden van twee jagers, die op een smal berg-
id juist uit het bos te voorschijn kwamen.
Eén van hen droeg een gevangen arendsjong op
zijn rug in een mand van wilgetenen en terwijl
de beide mannen voorzichtig voortgingen over de
moeilijke bergpaden naar de boerderij daar heel
in de diepte, zweefde de moederarend hoog in de
lucht met hen mee.
Ze zag hoe de mannen het erf op gingen, hoe
kinderen kwamen aanstormen om het gevangen
jong te zien.
Zo zweefde de arme moeder dagenlang boven
de wolken. En als de schemering daalde, hoorden
de bewoners van de boerderij schrille, weemoedige
kreten boven hun huis. En heel in de vroegte, als
de zon nog maar juist even boven de bergtoppen
uitkwam, hield de moederarend al weer de wacht
in de lucht. Zij zag, hoe de beide zonen van den
boer bezig waren een kooi te maken en wat latei-
in de morgen zag zij hoe de kooi uit de schuur
naar buiten werd gebracht met haar jong erin,
dat woest met de vleugels sloeg en beet in de ster
ke tralies.
Ze zag hoe het jong zich de kop te bloeden
vloog om in vrijheid te komen, maar ach, 't hielp
hem niets!
De zon rees hoger en hoger en langzamerhand
werd het stil op de boerderij. De kinderen waren
in huis gegaan en er vertoonde zich geen levend
wezen in de buurt van de kooi. Een gele kat kwam
slaperig uit het huis en legde zich bij de muur ln
de zon. Ze liep dan in een grote kring om de kooi
heen, begon bang te worden en zette een hoge
rug, om zich dan weer stilletjes neer te vlijen in
de zon.
't Werd later en later en nog altijd zweefde de
moederarend daar hoog, heel hoog in de lucht. Ze
was in haar lange leven vol gevaren wantrouwend
geworden en hield zich op een afstand.
De moederarend liet zich niet bedriegen: ze zou
haar tijd weten uit te kiezen.
De schaduwen van huizen en bomen werden
langer en langer. De kooi met het arendsjong had
daar nu al uren gestaan en 't leek net of er nie
mand naar omkeek. Maar om een hoek zaten tv/ee
mannen met buksen te loeren, of het schreeuwen
de jong er niet in zou slagen zijn moeder naar
beneden te lokken. Dan zou het geweer knallen
en op zo korte afstand zou het schot stellig dode
lijk zijn!
Eindelijk bij het vallen van de avond kwam de
jonge vrouw van een der zoons naar buiten met
haar kleine kindje in de armen. Ze legde het
jongetje naast zich op de bleek terwijl ze naar de
bron liep om het wasgoed te spoelen.
En toen opeens.toen gebéurde het! Er viel
een grote zwarte schaduw over de bleek, 't Was de
moederarend die bliksemsnel naar beneden schoot
en weer opsteeg met het kind tussen haar klau
wen.
Eén ogenblik stond de mensenmoeder sprake
loos en verstijfd van ontzetting, dan snelde ze
naar de kooi, rukte die open, nam het schreeu
wende, tegenspartelende jong in haar armen en
hield het omhoog.
Het dier schreeuwde en beet als een razende,
maar het moederdier bleef opeens staan in de
lucht.
Ademloos volgde de boerin haar met de ogen.
En kijk, daar daalde ze lager en lager. Eén ogen
blik keken de beide moeders elkaar strak aan, dan
legde de arend het kindje op 't gras en op 't zelfde
ogenblik liet de moeder de jonge vogel los.
De beide moeders hadden elkaar begrepen. En
terwijl de boerin snikkend van vreugde haar
kindje in de armen sloot vluchtten de beide aren
den' met krachtige vleugelslag de bergen in.
Een beeldhouwer is een knappe man,
Die mooie dingen maken kan.
Van marmer, gips en klei of brons
Maakt hij 't schoonste beeld voor ons.
Hij hamert, beitelt, klopt en snijdt,
De stukken vliegen wijd en zijd.
Zijn hondje houdt getrouw de wadht
Totdat de dagtaak is volbracht.
En voor dat iemand het nog weet
Is 't mooie standbeeld dan gereed.
De beeldhouwer is nu voldaan
Hij kan verheugd naar huis toe gaan.
K weet niet of 't jullie ook zo gaat, maar Tc ka»
me haast niet voorstellen, dat we nu al wee#
Februari hebben. Dat laatste hebben de men
sen niet altijd kunnen zeggen, want Februari i#
niet altijd een van de 12 maanden geweest. Oor
spronkelijk telde het jaar maar 10 maanden en de
Romeinse koning Numa Pompilius zou dan volgens
de overlevering in 713 er twee maanden hebben
bijgevoegd, n.l. Januari en Februari. Ze kwamen
echter als nieuwelingen achteraan en Februari was
dus de laatste maand van 't jaar. Volgens de legen
de had ze oorspronkelijk net als alle andere maan
den 30 dagen maar had gespeeld met haar vrien
dinnen Januari en Maart en aan alle twee één dag
verloren en ze voegden die bij de hare, zodat Januari
en Maart elk 31 dagen kregen en er voor Februari
maar 28 dagen overbleven. Wij weten echter beter
hoe Februari aan de 28 dagen gekomen is. Toen Ju
lius Caesar in 45 c. Chr. de nieuwe kalender invoer
de kreeg Februari als laatste maand 29 dagen en in
een schrikkeljaar kwam er 1 dag bij en had dan dus
30 dagen. Maar toen later de 6e maand, Sextilis, die
maar 30 dagen telde naar keizer Augustus genoemd
werd, vond men het noodig dat ze 31 dagen telde,
want de maand naar Julius Caesar genoemd telde
ook 31 dagen. De dag, die Augustus er bij moest heb
ben, werd van Februari afgenomen en deze hield
maar 28 dagen over en kreeg er alleen in een schrik
keljaar nog 1 dag als de 29ste bij. Numa Pompelius
gaf aan deze maand de naam van Februarius, naar
Februus bij de Romeinen een god der onderwereld.
Voor de Hollandse naam Sprokkelmaand heeft
men verschillende verklaringen trachten te geven,
maar geen van die alle schijnt iedereen te hebben
voldaan. De meest aannemelijke schijnt nog, dat dit
sprokkel in verband staat met sporkel en 't zou dan
duiden op 't beginnen van 't ontspruiten der knop
pen aan bomen en struiken. Eigenlijke feestdagen
heeft Februari niet, wel enkele bijzondere dagen.
Dat begint al dadelijk met 2 Februari. Maria Licht
mis. Deze dag is ingesteld in de 5e eeuw door Paus
Gelasius, ter herdenking van het tempelbezoek van
Maria op de 49ste dag na de geboorte van Jezus. De
naam Lichtmis wijst op het groot aantal kaarsen, die
dan onder 't zingen van allerlei lofzangen in de
kerk rondgedragen werden. In de volksmond heet 2
Februari Vrouwendag. Op deze dag zouden dan de
vrouwen helemaal de baas zijn in huis. Ook België
heeft zijn vrouwendag of liever zijn vrouwenavond,
maar die valt daar op 19 Januari en 't is daar ge
woonte, dat op die avond moeder de vrouw door
haar man op 't een of ander lekkers getracteerd
wordt. Op 2 Februari ging vroeger het mannelijk
dienstvolk in een nieuwe betrekking; thans is dit al
leen nog maar in de schipperswereld gebruikelijk.
In Drente viert men nog 22 Februari op een bij
zondere wijze. Daar worden door de schooljeugd al
de jong gehuwden van 't jaar dat eindigt op 22 Fe
bruari al zingende bezocht en 't is dan gewoonte dat
enkele centen te grabbel worden gegooid. Deze dag
was aan de nagedachtenis van den Apostel Petrus
gewijd en heette dan ook St. Pietersdag. Er is een
tijd geweest, dat men het begin der lente stelde op
22 Februari en onze heidense voorouders ontstaken
dan ook op die datum hun lentevuren. Vandaar mis
schien dat men in sommige streken op deze dag nog
vuren brandt. Op deze dag gaan hier en daar ook
de knechts en dienstboden in een andere betrekking
en de huurboer moet dan ook zijn pacht betalen. Wat
ook in Februari valt: Vastenavond, d.i. de avond die
aan de Vasten voorafgaat. Deze dag valt 40 dagen
voor het Paasfeest, en dat is altijd op een Woensdag.
De Roomse Kerk heeft aan haar leden dan bijzon
dere matigheid voorgeschreven in spijs en drank en
alle feestelijkheden verboden. De dag daarvoor,
soms dagen daarvoor worden feestelijk gevierd, de
z.g. carnavalsfeesten. In mijn jeugd werd er dan ge
lopen met de Foeke- of Rommelpot. Dat was een
stenen potje waarover een varkensblaas gespannen
was, waaronder een rietje gespannen was dat met
een vochtige vinger op en neer bewogen werd. Er
kwam dan een geluid dat wel wat op foeke leek. Er
werd natuurlijk ook bij gezongen en wel dit:
'k Heb al zo lang met de foekepot gelopen
'k Heb geen geld om brood te kopen.
Foekepotterij, foekepoterij.
Geef mfj een centje dan ga Tc voorbij.