I beste vriendinnetjes en vriendjes. week ontvangen jullie geen briefje vooraf. De antwoordbriefj es maak ik wat kort. Lief KLAPROOS JE. Dank voor je keurige briefje. Prettig dat je graag naar de club gaat. We maken allen iets moois, een z.g.n. Paasstukje. Tot Woensdag. Dag Klaproosje. Best DUINROOSJE. Flink zo zeg. Doe met breien maar goed je best. Tegenwoordig worden zoveel nuttige, warme kledingstukken gebreid dat breien best te pas komt. Dag Duinroosje. Beste LENTEBODE. Het spel „Mens erger je niet" ken ik. Het is een hele toer om rustig te blij ven wanneer je telkens naar het begin verhuizen m0et. „Kruimeltje" ken ik niet. Het boek „De zil veren schaatsen" heb ik wel eens gedeeltelijk voor gelezen. Dag Lentebode. Lief KABOUTERTJE. Je hebt het kalendertje nu dus geheel klaar. Het staat, zeker wel echt fleu rig aan de wand? Je handwerken op school vor deren ook flink. Goed zo. Dag Kaboutertje. Best KRULLEKOPJE. Naar het einde van de koude verlangt iedereen. Het is ook ontzettend vooral voor hen, die aan alles gebrek hebben. De pret is van het schaatsenrijden ook af. De wind is veel te straf. Enfin, wie weet hoe spoedig het leed geleden is. Dag Krullekopje. Lief TEKENAARSTERTJE. Wat een mooie kleurinkt bezit je. Toch zou ik er geen briefjes mede schrijven als ik ze bezat. Ze is mooi voor het kleuren van tekeningen en te duur om als schrijf- inkt te gebruiken. Ter ere van H.K.H. Prinses Beatrix heb je een uur vrijaf gekregen. Was dat wen een bof zeg met dit schitterend mooie winterweer. Dag Tekenaarstertje. Best GOUDMUILTJE. Prettig dat de avond en de zang goed geslaagd zijn. Welke kleur heeft de nieuwe jurk? Mag ik eens raden? Blauw. Heb ik goed geraden? Dag Goudmuiltje. Beste ANEMOON. Gezellig breiwerk heb je onderhanden. Een echt werk dat je van tijd tot tijd kunt opplakken. Het rolletje serpentine heb je Intussen ontvangen. Je zult eens zien hoe snoezig de bonbonnière wordt als je keurig werkt. Tot kijk. Dag Anemoon. Beste BENJAMIN. Hoe staat het met je werk? Je zus moet je thuis maar eens helpen anders krijg je niets klaar. Heb je 1.1. Woensdag nog na het clubuur buiten gespeeld of ben je je met Nellie thuis gaan vermaken? Ja het is verbazend koud. Dag Benjamin. Lieve MA JA. Prettig zeg dat jullie het thuis extra gezellig hebt wanneer je broer met verlof ihuis is. Hij zal heel wat mede te delen hebben, daar ben ik niet bang voor. Thee met toffee is wat men noemt. Ja het Paasstukje wordt snoezig als. je netjes en regelmatig werkt. Dag Ma ja. Best BLONDJE. Ach het geeft zo weinig of men het weer aangenaam of onaangenaam vindt, 't Is maar goed dat niemand er iets over te zeg gen heeft. Als dat zo zou zijn, dan was er nog meer ruzie in de wereld. Langs de wegen is het voor de mensen die langs de huizen moeten om waren te bezorgen, zeer moeilijk. Laten we echter maar rus tig afwachten, aan alles komt een eind, dus ook aen de huidige koude periode. Tot Woensdag. Dag Blondje. Best BRUINOOGJE. 's Maandags, Dinsdags, Donderdags en Vrijdags heb ik altijd school vanaf 'smorgens 9 uur tot 's middags 2.30. 'k Héb dus op die dagen geen gelegenheid om naar de radio te. luisteren. Soms wel eens jamimer. 'k Had de voor dracht wel graag gehoord. Je zus zal ook wel le ren praten, maar ze is thans nog te jong. Dag Bruinoogje. Lief DROOMKONINKJE. Prettig dat je me nu weer veel goeds kon melden. Je vader is weer hersteld en je oom wat vooruit. Leuk dat je er een kleine neef bij hebt. Hanna was gelukkig spoedig beter. Er zijn anders heel veel zieke mensem Het beste hoor en tot Woensdag. Dag Droomkoninkje. Beste POLLY. Je briefje, tekening en verhaal ontvangen. De tekening vonid ik al heel grappig. Van je vertelling zal ik steeds een gedeelte laten plaatsen. Van harte wens ik je moeder een spoedig herstel toe. Je helpt zeker thuis wel een beetje nu moeder te bed ligt? Het is altijd „vele handen maken licht werk". Dag Polly. Best ZONNEKIND. Geweldig zeg dat je een tien voor je repetitie Duits hebt gekregen. Je ouders zullen ook wel blij zijn dat je hét op de TIL.O. zo uitstekend maakt. Aan je verzoek zal ik voldoen en alleen onder je schuilnaam jeverhaal tje doen plaatsen. Je zus mag tekeningen inzenden. *k Vind het heel leuk. Moppig zeg als Gré je ver haal leest. Dag Zonnekind. Beste VRIENDINNTJES TE VEERE. Zeg meisjes, is het bij jullie ook zo hevig koud? Het is in IJmuiden heel erg. Thans tikkelt voortdurend de ijzel tegen m'n ramen. Gaan jullie nog geregeld naar school of zijn jullie door het weer genood zaakt thuis te blijven? Zonnekind heeft een ver telling geschreven en voor de rubriek ingezonden. Leest de rubriek maar eens na. Zeg Grè vind je het biet geweldig? Zonnekind heeft een tien voor haar repetitie Duits. Ze is zelf overgelukkig met het succes. Het beste hoor. Dag Verense vriendinnen. Best BOTERBLOEMPJE. Als je op ver jaar visite moet, kan je moeilijk tegelijkertijd op de club komen Zo'n enkel, gemotiveerd verzuim vind ik met erg. A.s. Woensdag haal je de sdhade maar in. Bag Boterbloempje. Lief D1KKOPJE. Ja, de vertelling „In de soete fuikerbol" is een grappig verhaal en valt zeer in de smaak van m'n vriendinnen. Heeft je broertje reeds vier tanden? Ik noem hem nu broertje „vier end", totdat hij vijf tandjes heeft. Dan verander ik z'n naam in „Vijftand". Dag Dikkop je. Best WITWOLLETJE. Meisjelief wat kan jij netjes schrijven. Je briefje zag er nu echt keurig uit en heb je nog nooit zo goed geschreven, 'k Hoop hu voortaan seteds zulke nette briefjes van je te ontvangen. Je broertje is een kleine schat, 'k Denk ^at je hem niet graag zult missen. Staat de sneeuw- pop nog steeds op de plaats. Dag Witwolletje. Lief LELIETJE VAN DALEN. Omdat alle vriendinnen het verhaal „In de soete suikerbol" 20 grappig vinden, zal ik a.s. Woensdagmiddag weer een gedeelte voorlezen. Wie nu iets van de sneeuw maakt, heeft eer van het werk. Door de aanhoudende vorst, blijft het maaksel dagen staan. Leuk zo'n sneeuwfort. Dag Lelietje van Dalen. Veel groeten van Mej. E. VIJLBRIEF. Hieronder volgt een verhaaltje dat door Zonne kind geschreven is. p^rna komt een vertelling geschreven door HET NIEUWE KIND. Er kwam een „nieuwe" op school. Dat was een heel pretje en nu vooral, omdat de nieuwe een En gelse was. Jet Verhoef wist 't het eerst te vertellen. Zij wist altijd alles en begreep dadelijk het naadje van de kous. Jet was zo'n beetje de nieuwsbode van de school en daar was ze wat trots op. De vol gende morgen kwam Maup Armstrong, zo heette ze, met de klasse-onderwijzeres de 6e klas binnen stappen. Het was een vrijmoedig kind met zwarte fonkelende ogen en in het geheel niet verlegen. Juffrouw van Zanten stelde haar aan al de meisjes van de klas voor en zei daarbij, dat ze hoopte, dat Maup en de meisjes het samen goed koniden vin gen. Nu dat hoopte Maup ook, want ze hield in 't geheel niet van ruzie. Al spoedig bleek, dat Maup Ai-mstrong ver bazend goed kon leren en ze hun bijna in alles de baas was. Dat hadden de 6de klassers niet ver wacht. Want, zo dachten ze, Maup was in Enge land op school geweest en dus in Nederland niet zo goed thuis. In het vrije kwartier bestormden ze •haar met allerhande vragen. Ook, hoe het kwam dat zij zo goed kon leren. „Wel", zei Maup, „heel eenvoudig, ik ben nu niet regelrecht uit Engeland naar hier gekomen, dooh woon al een paar jaar in Nederland. Mijn vader had in Amtserdam een kan toor en daar dichtbij woonden wij. Dat wil zeggen mijn gouvernante en ik. Een gouvernante zorgt voor mij, daar mijn moeder, toen ik nog heel klein was is gestorven". „Nu zijn jullie tevreden", vroeg Maup? De meis jes betoogden hun instemming en daarmee was het ijs gebroken. „Zeg, ga je vanmiddag met ons mee zwemmen in de overdekte", vroeg Dollie de Groot aan Maup? „Ja", zei Maup als ik mag dan kom ik wel, maar komen jullie mij dan halen, want ik weet de weg nog niet". Dat vonden ze allemaal goed en samen gingen ze met elkaar gearmd de klas binnen. „Miss, mag ik vanmiddag met de meisjes van de klas in de overdekte gaan zwemmen, het is toch Woensdagmiddag, dan hebben we vrij". Miss Eden vond het gelukkig goed en als een pijl uit de boog, stoof Maup weg om haar badgoed te halen. Toen de meisjes haar om twee uur kwamen halen, was Maup al kant en klaar en samen togen ze op weg. Het was er al tamelijk druk toen ze er aan kwamen. Gelukkig hadden ze ieder voor zich zelf een badhokje. En met een vaartje om toch maar het eerste klaar te zijn kleedden ze zich uit. Bijna tegelijk waren ze klaar en de een na de an der dook in het water. „Zeg", riep Dollie de Groot tegen de anderen, „we moesten een wedstrijd in duiken houden". „Wie Ihet wint krijgt van mij een reep". Dat vonden ze allemaal een prachtig plan. Even dreigde er ruzie te komen, want niemand wou het eerst. Doch Jet Verhoef maakte er een einde aan door het eerst te gaan. Ze dook uitstekend en kwam proestend boven water. Natuurlijk deden ze alle maal even goed hun best. Eindelijk was Maup ook aan de beurt. Ze nam een aanloop en deed een prachtige zweefduik. De anderen klapten opgeto gen in de handen voor deze prestatie. Eindelijk hadden ze allemaal drie keer gedoken en nu was de vraag wié de reep zou krijgen. Na een kort be raad waren de meisjes het er over eens, dat Maup de reep kreeg. Vlug kleedden ze zich nu aan en togen voldaan huiswaarts. (Geschreven door Zonnekind. 28-1-1940.) DE AVONTUREN VAN GRIM. DE BEER. door POLLIE VOET. HOOFDSTUK I. Grim. Het was een reusachtige beer, Grim. Hoe komt hij aan deze eigenaardige naam? Dat zal ik u ver tellen in dit hoofdstuk. De reusachtige beer sleet een eenzaam leven. Het was een enorme knaap, wel de grootste beer van heel de omtrek. Eens op een morgen werd hij wakker van een gerucht. Hij stond op en.... wat zag hij daar? Een Hindoe-jongen, een weesi liep in de omtrek naar voedsel te zoeken. Maar, vol angst zag die eensklaps de reusachtige beer op zich af komen. Enhoe het mogelijk was, weet nie mand, maar de beer had vroeger een vrouwtje gehad, en ook een jong beestje, en de reusachtige beer had véél, erg véél van dat diertje gehouden. Maar dat vrouwtje met 't jong waren eens ge vangen genomen en Grim was ze kwijt. En de Hindoe-jongen leek veel op 't diertje en Grim liep op den jongen toe en zadht grommende besnuffelde hij hem. De Hindoe-jongen, genaamd Sim, streelde hem over de ruige rug. En zo hadden ze vriendschap ge sloten. Als Sim de beer over de rug streelde en hem toesprak, gromde de beer zachtjes. Ze zochten samen hun eten op, de beer uitgegra ven wortelen en Sim bananen, ananas en kokosno ten en beide gebruikten ze als drinken vers water, uit beken. Zo leefden ze wel een jaar. Maar zo bleef het niet! In een soort dorp, in Brits-Indië was voor enige dagen een grote beer gezien met een jong op zijn rug. 't Leek wel een halve duivel, een gitzwarte huidskleur en alleen een doek om z'n middel. De beer en hij warenblijkbaar de beste maatjes, wat de jongen zat gewoon op zijn rug net alsof hij ezeltje reed. Nu wilde het toeval dat er net En- ngelsen in die plaats waren. Ze wilden de prach tige beer en den jongen wel hebben. Het waren mensen van de Londense dierentuin en die waren naar Brits-Indië gekomen om een beer te komen halen voor genoemde dierentuin. Maar juist toen ze met de boot waren aangekomen, was de beer gestorven. Ze wilden niet met. lege handen terug komen. Dus. Ze vonden Grim een prachtige beer en ze wil den hem wel hebben. De jongen zou dan oppas ser kunnen worden bij Grim, in de Londense die rentuin. Grim had zijn naam te danken aan den Hindoe-jongen. Doch enige weken later hadden de mannen Sim eens kunnen spreken. Ze verhaalden hem hoe hij een heerlijk leven kon hebben in Londen. Maar Sim had er geen zin in. Hij was een beetje schuw voor al die vreemde mannen. Hij kan wel wat En gels praten, dit had hij van zijn vrind, die hij had toen z'n vader en moeder nog leefden, geleerd, want die was met zijn vader wel eens naar Calcutta geweest en daar sprak men die taal. De mannen trokken zich maar gauw terug want zij zagen dat Sim de beer maar met moeite in be dwang hield. Het beest was onrustig, hij was bang dat ze Sim ook weg zouden halen, evenals ze z'n jong en z'n vrouwtje hadden gedaan. De volgende morgen werd Sim weer op gewone tijd wakker. Hij had honger en Grim ook. De beer holde de grot uit, waar zij verblijf hielden en al gauw begon hij te graven in de grond, naar worte len. (Wordt vervolgd). MOEDER BAKT PANNEKOEKEN. door W. B. Z. Ssss gaat de boter In de zwarte pan Hè, wat ruikt dat lekker k Houd zoveel ervan. Nu gauw een lepel Vol met geel beslag 'k Zal nog even roeren Als 't van moeder mag. Dan even schudden Heel goed opgepast, Moeder gaat hem keren Anders zit hij vast. 'k Mag lekker eten Pannekoek met stroop, Moeder bakt dan verder Nog een hele hoop. ZIJN HAAIEN „VRIENDELIJKE BEESTJES"? Neen, dat niet, doch ze zijn lang zo gevaarlijk niet als je zou denken. Een andere keer moesten we een langszij lig gende walvis „afspekken" en we werden bij dat vette werkje flmk geholpen door een troep haaien. Zo als gewoonlijk klom een van onze mannen, toevallig juist een kleurling, op het lichaam van het dier om de kaak los te snijden. Maar o wee! hoewel aan een lijn vastgebonden, gleed hij uit op het glibberig lichaam en plomp! het water in. Da delijk schoten een paar haaien op hem toe. Ze dachten een lekker brok spek of vlees te vangen.... Maar vlak bij den kleurling bemerkten ze blijk baar hun vergissing en maakten rechtsomkeert". TWEE MOEDERS. DE BEELDHOUWER. door W. B. Z. Natuurlijk heb je allemaal wel eens een sterk gekleurd, romantisch en adembeklemmend verhaal gelezen over avonturen van schipbreukelingen! Nu, dan heb je natuurlijk met rode oren van de op winding gelezen, hoe die ongelukkige mannen, uit geput van de honger, op een wrak vlot rondzwier ven, overdag gekweld door de brandende zon en hóe dan nog tot overmaat van ramp een troep haaien op hen afkwam. Haaien! O, die afschuwelijke monsters! als je dat las, stolde je helemaal het bloed in je aderen. En natuurlijk geloofde je direct, dat alles wat daar stond van A tot Z waar was! Maarzijn haaien dan niet zulke vreselijke monsters als je uit al die griezelige verhalen zou opmaken? Vallen ze geen mensen aan? Ja zeker, dat wel. Maar of het vaak gebeurt? Nu, zet daar maar gerust een groot vraagteken achter. Heel vaak is al gebleken, dat de vreselijke verhalen van zeelui over haaien allesbehalve betrouwbaar waren, maar dat ieder ze maar van „horen zeggen" had. Pechuel Lösche, een geleerde, die meer dan twin tig jaar lang gezwalkt en gezworven heeft op zowat alle zeeën der aarde, heeft nooit één geval, waarin een haai een mens verscheurde, bijgewoond. En, wat nog sterker is, hij heeft nooit iemand ontmoet, die zoiets gezien heeft. Integendeel: meer dan- eens heeft Lösche gezien, dat zeelui zich rustig in zee waagden midden tussen een troep haaien, met het doel om hen te vangen. Bekend is ook, dat veel inboorlingen van de Zuidzee-eilanden heel gewoon voor hun plezier gaan zwemmen zelfs als er haaien in de buurt zijn. In de nabijheid van Penchyns- eiland komen grote troepen haaien voor. In April verschijnen daar dan ook grote scholen van een kleinere vissoort. De haaien zwemmen dan naar de oppervlakte en maken jacht op die visjes en de in boorlingen liggen als de haaien boven komen, op de loer om hen een lasso om de staart te gooien en op 't strand te trekken. Volgens ooggetuigen gebeurt het slechts bij hoge uitzondering, dat bij deze jachtpartijen een mens door een haai wordt aangevallen. Een ander geleerde, Day, die jarenlang in Indië reisde om het leven der vissen te bestuderen, be schouwt de grondhaai als de gevaarlijkste van alle haaisoorten. Maar hij schrijft er bij, dat dit mon ster, dat in rivieren leeft wel soms^ baders en zwemmers aanvalt, doch dat slechts één geval be kend is, waarbij een mens werkelijk door een haai werd opgegeten. Ook wanneer iemand bij ongeluk in 't water valt en tussen de haaien verzeild raakt, is 't lang niet altijd zeker, dat hij „voor de haaien" is. Pechuel Lösche vertelt ook hier een mooi ver haal van. „Waar zich een dode of een gewonde walvis be vindt." zo schrijft hij „daar verzamelen zich in de warmere zeeën dikwijls onbegrijpelijk vlug een menigte haaien. Geen wonder! Een walvis, een berg van vlees en van spek, duizenden kilo's zwaar! En nu gebeurt het vaak in het gevaarvolle bedrijf van den walvisvaarder, dat een der kleine boten verbrijzeld wordt en de opvarenden in de golven worden geslingerd. Een prachtgelegenheid voor de rondzwervende haaien om een hapje men senvlees te veroveren zou men zo denken! En toch is mij geen enkel geval bekend, dat een mens door hen werd gebeten. In de Zuid—Atlantische Oceaan werd eens onze boot door een potvis geheel en al verbrijzeld en wij, de zes opvarenden, hielden ons met behulp van roeispanen en planken wel twee uur lang drijvende, vóór hulp kwam opdagen. En de on gure haaien krioelden al die tijd vlak om ons heen, maar deden ons niets. Zelfs de kleurlingen onder ons, die volgens het zeggen extra lekkere hapjes voor de haaien zouden vormen, lieten ze volko men met rust. Een spannend verhaal uit de Zwitserse bergen Hoog boven de afgrond, honderden meters ver wijderd van de eenzame boerderij op de hoogste Alpenwei, lag het eenzame arendsnest. Een zware vleugelslag en moeder Arend keerde terug van een verre tocht met een jong konijntje in haar bek, dat ze neerwierp voor iiet nest, waar zooeven nog haar jongen krijsend om voedsel riepen. Ze daalde, daalde eneen woeste schreeuw weerklonk door de bergen, die hem met duizend echo's weerkaatsten. Het nest was leeg, de jongen weg, geroofd! De moederarend steeg hoger en hoger de lucht in en schreeuwde tot haar geluid verstierf in de eindeloze verten. De echo's zwegen maar nog steeds zweefde de beroofde moeder rond, als een klein zwart stipje in 't diepe blauw van de hemel. Haar scherpe ogen spiedden naar alle kanten endaar op eens suisde zij met zware vleugelslag boven de hoofden van twee jagers, die op een smal berg- id juist uit het bos te voorschijn kwamen. Eén van hen droeg een gevangen arendsjong op zijn rug in een mand van wilgetenen en terwijl de beide mannen voorzichtig voortgingen over de moeilijke bergpaden naar de boerderij daar heel in de diepte, zweefde de moederarend hoog in de lucht met hen mee. Ze zag hoe de mannen het erf op gingen, hoe kinderen kwamen aanstormen om het gevangen jong te zien. Zo zweefde de arme moeder dagenlang boven de wolken. En als de schemering daalde, hoorden de bewoners van de boerderij schrille, weemoedige kreten boven hun huis. En heel in de vroegte, als de zon nog maar juist even boven de bergtoppen uitkwam, hield de moederarend al weer de wacht in de lucht. Zij zag, hoe de beide zonen van den boer bezig waren een kooi te maken en wat latei- in de morgen zag zij hoe de kooi uit de schuur naar buiten werd gebracht met haar jong erin, dat woest met de vleugels sloeg en beet in de ster ke tralies. Ze zag hoe het jong zich de kop te bloeden vloog om in vrijheid te komen, maar ach, 't hielp hem niets! De zon rees hoger en hoger en langzamerhand werd het stil op de boerderij. De kinderen waren in huis gegaan en er vertoonde zich geen levend wezen in de buurt van de kooi. Een gele kat kwam slaperig uit het huis en legde zich bij de muur ln de zon. Ze liep dan in een grote kring om de kooi heen, begon bang te worden en zette een hoge rug, om zich dan weer stilletjes neer te vlijen in de zon. 't Werd later en later en nog altijd zweefde de moederarend daar hoog, heel hoog in de lucht. Ze was in haar lange leven vol gevaren wantrouwend geworden en hield zich op een afstand. De moederarend liet zich niet bedriegen: ze zou haar tijd weten uit te kiezen. De schaduwen van huizen en bomen werden langer en langer. De kooi met het arendsjong had daar nu al uren gestaan en 't leek net of er nie mand naar omkeek. Maar om een hoek zaten tv/ee mannen met buksen te loeren, of het schreeuwen de jong er niet in zou slagen zijn moeder naar beneden te lokken. Dan zou het geweer knallen en op zo korte afstand zou het schot stellig dode lijk zijn! Eindelijk bij het vallen van de avond kwam de jonge vrouw van een der zoons naar buiten met haar kleine kindje in de armen. Ze legde het jongetje naast zich op de bleek terwijl ze naar de bron liep om het wasgoed te spoelen. En toen opeens.toen gebéurde het! Er viel een grote zwarte schaduw over de bleek, 't Was de moederarend die bliksemsnel naar beneden schoot en weer opsteeg met het kind tussen haar klau wen. Eén ogenblik stond de mensenmoeder sprake loos en verstijfd van ontzetting, dan snelde ze naar de kooi, rukte die open, nam het schreeu wende, tegenspartelende jong in haar armen en hield het omhoog. Het dier schreeuwde en beet als een razende, maar het moederdier bleef opeens staan in de lucht. Ademloos volgde de boerin haar met de ogen. En kijk, daar daalde ze lager en lager. Eén ogen blik keken de beide moeders elkaar strak aan, dan legde de arend het kindje op 't gras en op 't zelfde ogenblik liet de moeder de jonge vogel los. De beide moeders hadden elkaar begrepen. En terwijl de boerin snikkend van vreugde haar kindje in de armen sloot vluchtten de beide aren den' met krachtige vleugelslag de bergen in. Een beeldhouwer is een knappe man, Die mooie dingen maken kan. Van marmer, gips en klei of brons Maakt hij 't schoonste beeld voor ons. Hij hamert, beitelt, klopt en snijdt, De stukken vliegen wijd en zijd. Zijn hondje houdt getrouw de wadht Totdat de dagtaak is volbracht. En voor dat iemand het nog weet Is 't mooie standbeeld dan gereed. De beeldhouwer is nu voldaan Hij kan verheugd naar huis toe gaan. K weet niet of 't jullie ook zo gaat, maar Tc ka» me haast niet voorstellen, dat we nu al wee# Februari hebben. Dat laatste hebben de men sen niet altijd kunnen zeggen, want Februari i# niet altijd een van de 12 maanden geweest. Oor spronkelijk telde het jaar maar 10 maanden en de Romeinse koning Numa Pompilius zou dan volgens de overlevering in 713 er twee maanden hebben bijgevoegd, n.l. Januari en Februari. Ze kwamen echter als nieuwelingen achteraan en Februari was dus de laatste maand van 't jaar. Volgens de legen de had ze oorspronkelijk net als alle andere maan den 30 dagen maar had gespeeld met haar vrien dinnen Januari en Maart en aan alle twee één dag verloren en ze voegden die bij de hare, zodat Januari en Maart elk 31 dagen kregen en er voor Februari maar 28 dagen overbleven. Wij weten echter beter hoe Februari aan de 28 dagen gekomen is. Toen Ju lius Caesar in 45 c. Chr. de nieuwe kalender invoer de kreeg Februari als laatste maand 29 dagen en in een schrikkeljaar kwam er 1 dag bij en had dan dus 30 dagen. Maar toen later de 6e maand, Sextilis, die maar 30 dagen telde naar keizer Augustus genoemd werd, vond men het noodig dat ze 31 dagen telde, want de maand naar Julius Caesar genoemd telde ook 31 dagen. De dag, die Augustus er bij moest heb ben, werd van Februari afgenomen en deze hield maar 28 dagen over en kreeg er alleen in een schrik keljaar nog 1 dag als de 29ste bij. Numa Pompelius gaf aan deze maand de naam van Februarius, naar Februus bij de Romeinen een god der onderwereld. Voor de Hollandse naam Sprokkelmaand heeft men verschillende verklaringen trachten te geven, maar geen van die alle schijnt iedereen te hebben voldaan. De meest aannemelijke schijnt nog, dat dit sprokkel in verband staat met sporkel en 't zou dan duiden op 't beginnen van 't ontspruiten der knop pen aan bomen en struiken. Eigenlijke feestdagen heeft Februari niet, wel enkele bijzondere dagen. Dat begint al dadelijk met 2 Februari. Maria Licht mis. Deze dag is ingesteld in de 5e eeuw door Paus Gelasius, ter herdenking van het tempelbezoek van Maria op de 49ste dag na de geboorte van Jezus. De naam Lichtmis wijst op het groot aantal kaarsen, die dan onder 't zingen van allerlei lofzangen in de kerk rondgedragen werden. In de volksmond heet 2 Februari Vrouwendag. Op deze dag zouden dan de vrouwen helemaal de baas zijn in huis. Ook België heeft zijn vrouwendag of liever zijn vrouwenavond, maar die valt daar op 19 Januari en 't is daar ge woonte, dat op die avond moeder de vrouw door haar man op 't een of ander lekkers getracteerd wordt. Op 2 Februari ging vroeger het mannelijk dienstvolk in een nieuwe betrekking; thans is dit al leen nog maar in de schipperswereld gebruikelijk. In Drente viert men nog 22 Februari op een bij zondere wijze. Daar worden door de schooljeugd al de jong gehuwden van 't jaar dat eindigt op 22 Fe bruari al zingende bezocht en 't is dan gewoonte dat enkele centen te grabbel worden gegooid. Deze dag was aan de nagedachtenis van den Apostel Petrus gewijd en heette dan ook St. Pietersdag. Er is een tijd geweest, dat men het begin der lente stelde op 22 Februari en onze heidense voorouders ontstaken dan ook op die datum hun lentevuren. Vandaar mis schien dat men in sommige streken op deze dag nog vuren brandt. Op deze dag gaan hier en daar ook de knechts en dienstboden in een andere betrekking en de huurboer moet dan ook zijn pacht betalen. Wat ook in Februari valt: Vastenavond, d.i. de avond die aan de Vasten voorafgaat. Deze dag valt 40 dagen voor het Paasfeest, en dat is altijd op een Woensdag. De Roomse Kerk heeft aan haar leden dan bijzon dere matigheid voorgeschreven in spijs en drank en alle feestelijkheden verboden. De dag daarvoor, soms dagen daarvoor worden feestelijk gevierd, de z.g. carnavalsfeesten. In mijn jeugd werd er dan ge lopen met de Foeke- of Rommelpot. Dat was een stenen potje waarover een varkensblaas gespannen was, waaronder een rietje gespannen was dat met een vochtige vinger op en neer bewogen werd. Er kwam dan een geluid dat wel wat op foeke leek. Er werd natuurlijk ook bij gezongen en wel dit: 'k Heb al zo lang met de foekepot gelopen 'k Heb geen geld om brood te kopen. Foekepotterij, foekepoterij. Geef mfj een centje dan ga Tc voorbij.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 9