Jiunstr Qe consequenties der voorgestelde winstbelasting I Interpellatie-verzoek afgewezen. Begrooting van Koloniën Dagorder van generaal Reijnders. vrnF.NSDAG 7 FEBRUARI 1940 Ook de reserves zullen dan worden getroffen m de laatste jaren is de Nederlandsche be lastingbetaler met zoovele fiscale ontwer pen overstroomd, dat zijn belangstelling «oor deze allerminst opwekkende lectuur «n minimum moet zijn gereduceerd. «el tot een minimum moer, zijn gereduceerd. Dat niettemin het voor enkele weken door mi- i „kter de Geer aan de Tweede Kamer aangebo- Jen wetsontwerp tot heffing eener winstbelas- Jï; meer dan gewone interesse ontmoet, heeft dan ook bijzondere oorzaken. ne eerste oorzaak is gelegen m de omstandig heid dat niet altijd objectieve publicaties de 1 heffing eener winstbelasting reeds jaren lang tot Jen schrikbeeld hebben gemaakt. Ook de Neder landsche regeering zelve heeft tot het vestigen van deze gedachte nog slechts enkele jaren ge- leden haar 'bijdrage geleverd door te dreigen met I Jen winstbelasting, indien de toen aanhangige I floten vennootschappenwet niet zou worden Detweede oorzaak der belangstelling is een ge volg van het feit, dat men door de onduidelijke redactie van het ontwerp niet precies weet, waar men aan toe is en zich dientengevolge in allerlei gissingen gaat verdiepen. in het navolgende zal worden getracht, met vermijding van gissingen en belastingtechni sche aangelegenheden, een indruk te geven van de voornaamste gevolgen, welke de invoering van het wetsontwerp voor den belastingbetaler zal hebben. Een vergelijking met -den bestaanden toestand is voor het verkrijgen van dezen indruk I onmisbaar. 1 De voorgestelde winstbelasting, welke in de «laats treedt van de thans bestaande dividend en tantièmebelasting en van dezelfde belasting plichtigen wordt geheven, zal inclusief opcenten 11,5 pet. bedragen; de dividend- en tantième- belasting bedraagt thans 12,05 pet. De eerstge noemde "belasting zal worden geheven van de geheele gemaakte winst, de laatstgenoemde wordt slechts geheven van dat deel der winst, het welk op eenigerlei' wijze aan de in deze winst f deelgerechtigden wordt uitgekeerd. Het verschil. I Oogenschijnlijk bestaat het verschil tusschen beide belastingen dus slechts hierin, dat bij de I winstbelasting de reserves zullen worden getrof fen, hetgeen bij de dividend- en tantièmebelas ting niet het geval is. De minister tracht in zijn I memorie van toelichting zelfs dit yerschil nog weg te cijferen met de bewering, dat over den geheelen levensduur van de vennootschap be- zien, er geen ander verschil bestaat, dan in het tijdstip waarop de reserves worden belast en wel bij de winstbelasting op het oogenfolik hunner vorming, bij de dividend- en tantièmebelasting op het moment van de liquidatie der vennoot schap. Deze bewering is zoowel theoretisch als practisch onhoudbaar. Ons tot den practischen kant beperkend wordt er slechts op gewezen, dat - dereden tot liquidatie eener vennootschap in het I meerendeel der gevallen gelegen is in geleden verliezen. Tot dekking dezer verliezen, welke bij liquidatie uiteraard niet meer met winst in komende jaren kunnen^ worden ge compenseerd, dienen krachtens hun wezen in de eerste plaats de gevormde reserves. Over deze reserves kan geen dividend- en tantièmebelasting I worden geheven. Bij invoering eener winstbe lasting zijn zij echter reeds bij hun vorming ge troffen en betalen de aandeelhouders dus belas- I ting over bedragen welke hun nimmer ten goede zullen komen. 1 De vraag rijst nu of de reservevorming bij in voering van de winstbelasting haar „belasting-be sparende" beteekenis heeft verloren. Het ant- j woord moet luiden dat dit geenszins het geval ib. Van den voor enkele jaren door minister Oud ingezetten veldtocht tegen deze belastingbespa ring, welke hij aanvankelijk door middel van zijn Besloten Vennootschappenwet, later door een wijziging van de Wet op de richtige heffing wil de bestrijden, is in het ontwerp tot heffing eener winstbelasting niets te bespeuren. Ook thans blijft het mogelijk door groote reserveeringen de belastingen naar het inkomen voor belangrijke bedragen te ontgaan. Een voorbeeld. Uit het volgende voorbeeld treedt dit duidelijk I aan het licht: Een ondernemer maakt in zijn bedrijf een i winst van f 110.000. Hoeveel belasting betaalt hij indien zijn onderneming georganiseerd is als: a. eenmanszaak. b. naamlooze vennootschap, waarbij een direc teur een salaris geniet van f 10.000 en een winst- uitkeering van 60 pet., terwijl 40 pet. per winst wordt gereserveerd. Er wordt dividend- en tan tièmebelasting geheven. c. als sub. b., doch bij heffing eener winst belasting. geval a. geval b. geval c. Inkomstenbelasting f 23.662 f 10.875, f 10.875 Gemeentef,belasting 12.726 7.926 7.962 Divid.- en tantièmebel. 7.230 Winstbelasting 11.500 ling van kapitaal aan het vermogen is onttrok ken op een misvatting berust. De weinig te be wonderen redactie van dit vijfde artikel der wet geeft tot deze misvatting echter wel aanleiding. Op een derde consequentie van de voorgestelde winstbelasting werden de lezers van dit blad reeds in het financiéel-economisch weekoverzicht van 3 Februari j.l. attent gemaakt. Bedoeld wordt de bepaling, dat ontheffing van winstbelasting op uitdeelingen genoten op aan- deelen 'in andere aan winstbelasting onderwor pen vennootschappen slechts wordt verleend als tenminste 25 pet. van het kapitaal dezer ven nootschappen in het bezit der heffing vragende maatschappij is. Bij de dividend- en tantième belasting was het voldoende als één aandeel ge durende het geheele boekjaar in het bezit was gebleven, zoodat de nieuwe bepaling een ernstige moeilijkheid voor beleggingsmaatschappijen op zal leveren en ook bepaalde „holding"-maat- schappijen met dubbele winstbelasting dreigt te treffen. Tot slot moge worden gewezen' op het belang hetwelk alle onder de winstbelasting vallenden hebben bij het samenstellen van een weloverwo gen '„overgangsbalans". Dit is de balans, waar mede het eerste boek- of kalenderjaar waarover winstbelasting zal worden geheven, aanvangt. Aangezien dit eerste jaar volgens de wetbepalin gen moet eindigen met of na 31 December 1939, is als overgangsbalans te beschouwen de laatst- opgemaakte balans vóór 31 December 1939. Het is geoorloofd deze balans, alvorens haar, zooals bij het wetsontwerp voorgeschreven, aan de be lastingadministratie over te leggen, te herzien en een nieuw systeem van balanswaardeering toe te passen. Hierbij wordt het voorbehoud ge maakt dat deze beginbalans voor de winstbe lasting tevens zal gelden als eindbalans voor de berekening van de dividend- en tantièmebelas ting zoodat den fiscus niets ontgaat. Het voor de opmaking van de overgangsbalans gebezigde systeem is echter bindend voor de toekomst, zoo dat dit punt alle aandacht der betrokkenen verdient. B. SCHIPPERS. (Adv. IngezMed.) Wal bij de firma Spijer buitgemaakt werd. AMSTERDAM, 6 Februari. Bij de inbraak in den juwelierswinkel van de firma Spijer werden ontvreemd: 16 schakelarmbanden, 2 slavenarm- banden, 1 chatelaine, 1 heerenzegelring, alle van wit, rood of geel goud. Voorts werden gestolen 1 poederdoos, 1 sigarenaansteker, 2 dames siga rettenkokers, 1 heeren sigarettenkoker. Deze laat- jste voorwerpen zijn van goud of zilver. UNIEVERDRAG INZAKE BESCHERMING VAN DEN INDUSTRIEELEN EIGENDOM. Ingediend is een ontwerp van wet houdende goedkeuring van de toetreding voor Nederland tot het op 2 Juni 1934 te Londen gesloten her ziene unieverdrag tot bescherming van den in- dustrieelen eigendom en tot' twee der aldaar terzelfder tijd gesloten aanverwante overeen komsten en goedkeuring van de toepasselijk ver klaring van deze regelingen op Suriname en Curacao en van twee dezer regelingen op Ne- derlandsch-Indië. Het ontslag van generaal Reynelers. Vragen aan de regeering. Het Tweede Kamerlid de heer Van Poll heeft de volgende vraag gesteld aan den voorzitter van den raad van ministers en den minister van defensie Is de regeering bereid de Kamer volledig In te lichten omtrent de aanleiding tot het verzoek van generaal Reijnders om ontslag als opperbevelhebber van land- en zeemacht en omtrent de overwegingen, welke tot de inwilliging van dat verzoek hebben geleid? Kostwinnersvergoeding voor gemobiliseerden. Het Tweede Kamerlid de heer Van Sleen heeft aan den minister van defensie de volgen de vragen gesteld: 1. Is het den minister bekend, dat door on derscheidene burgemesters bij het bepalen van de kostwinnersvergoeding aan gemobiliseerden, die vóór hun opkomst werkloozensteun genoten, geen rekening wordt gehouden met het feit, dat de steunbedragen met 5 pot. zijn verhoogd en zoo ja, wil de minister dan het noodige doen, opdat voor bedoelde gemobiliseerden 't vergoe dingsbedrag van 17 December j.l. op het ver hoogde peil worde gebracht? 2. Bestaat er aanleiding voor de opvatting, dat de mobilisatievergoedingsbescbikking in on derscheidene deelen van ons land niet steeds op de juiste wijze wordt toegepast? 3. Is de departementale dienst voldoende in gericht op een vlotte behandeling van de ter zake inkomende verzoekschriften? 4. Is de minister bereid, een meer bevredi gende uitvoering van voormelde beschikking te j bevorderen door provinciale beroepscolleges in het leven te roepen? De Nederlandsche gezant in Turkije, dr. Ph C. Visser, heeft een oproep gericht tot zijn landgenooten, om hulp te verleenen aan de slachto ffers van de vreeselijke .aardbevingen in Turkije. Hierboven een triest beeld van enkele der ruim 200.000 slachtoffers. TWEEDE KAMER DEN HAAG Dinsdag. Nadat de afdeelingen waren getrokken, de voor zitters aangewezen enz. ontried Mr. v. Scha ik den heer De Visser toe te staan te interpeileeren in verband met den nood in het land- en tuinbouw- bedrijf. De heer De Visser (commun.) was het met den president niet eens. Hij vond het wel degelijk van belang op dit oogenblik met de regeering van ge dachten te wisselen over den z.i. zorgelijken toestand in het land- en tuinbouwbedrijf. Dat de Eerste Kamer straks bij de begrooting van Minister Steen- berghe over deze zaak kan spreken, kon z.i. voor de Tweede Kamer geen reden zijn de Regeering niet ter verantwoording te roepen voor haar beleid met betrekking tot den nood in het land- en tuinbouw bedrijf. Met aanteekening van het „tegen" der communisten bleek de Kamer accoord te gaan met het afwijzend voorstel van den President. Deze deelde aleer men verder aan den arbeid in de af deelingen begon, nog mede, dat hij van zins is om, indien op 't eind dezer week de Memorie van Ant woord op het Voorl. Verslag over de Indische begrooting verschijnt, de dames en heeren ter be handeling van die begrootingsontwerpen op Dinsdag 20 dezer in openbare vergadering bijeen te roepen. EERSTE KAMER f 36.388 f 26.031 f 30.301 Duidelijk blijkt uit het bovenstaande dat ook onder de nieuwe wet reserveering haar belas- ting'besparende beteekenis behoudt in de ge vallen waarbij dit ook onder d-e dividend- en tantièmebelasting mogelijk was. De lezer stelle zich deze belastingbesparing echter niet even eenvoudig voor als het bovenstaande voorbeeld Is gesteld; dit diende slechts ter vergelijking en zeker niet ter bevordering der anti-fiscaliteit Een volgende consequentie waartoe heffing eener winstbelasting leidt> is, dat de wijze van winstbepaling den fiscus niet meèr, zooals tot dusverre bij de dividend- en tantièmebelasting, onverschillig kan laten. In de memorie van toelichting poogt de minister ook dit verschil tot onbeteekendene proporties terug te brengen. Het is echter moeilijk hierin te gelooven. Het ontwerp geeft als eenig richtsnoer voor de Winstbepaling het voorschrift van „waardeering volgens goed koopmansgebruik". Wat hieronder moet worden verstaan dient volgens de me morie van toelichting door de jurisprudentie te worden uitgemaakt. Verkeert men ten aanzien hiervan dus reeds in het onzekere, hierbij komt h°g, dat het wetsartikel betreffende de winstbe- ïekening 200 onduidelijk is gesteld, dat hierom trent thans reeds groote verwarring blijkt te be- 6taan. Het zou den lezer onnoodig vermoeien hierop thans dieper in te gaan, daar het zeer de vraag of dit artikel de Kamers ongewijzigd zal pas sen. Slechts worde er op gewezen, dat de in «n groot weekblad dezer dagen verkondigde meening, dat de belasting behalve over de winst wK zal worden gelieven over de geldwaarde van ■evgeen in den loop van het jaar als terugbeta- De kwestie der slagkruisers. Ongewenschte beïnvloeding der openbare meenïng. Het Tweede Kamerlid' de heer Bajetto heeft de volgende vragen gesteld aan den minister van defensie 1. Is het waar, dat dezer dagen in een pers bijeenkomst, waartoe de uitnoodiging was uit gegaan van den chef van den marinestaf, mede- deelingen zijn gedaan over de koninklijke marine, welke niet anders beschouwd kunnen worden dan als een propaganda voor het z.g.n slagkruisersplan? 2. Indien de voorgaande vraag in bevestigen den zin moet worden beantwoord, heeft de mi nister dan aanleiding gevonden te overwegen of het toelaatbaar moet worden geacht, dat, hangende een over bedoeld vraagstuk door regeering en volksvertegenwoordiging te nemen beslissing, aldus door een officieele, aan het gezag van de regeering onderworpen instantie getracht wordt invloed te oefenen op de open bare meening? Zoo ja, tot welke conclusie heeft deze overweging den minister geleid? in Haarlem en daarbuiten. IN de eerste dagen van dit jaar, heeft, zoo- als ook in ons blad bericht is, de nieuwe Hoogleeraar-directeur van de Rijks Akademiie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, Prof. Willem van den Berg, zijn ambt aanvaard. Ver schillende overwegingen bij de regeering in Den Haag, hadden een reeks van jaren de vervul ling van dien post, onbezet sedert het vertrek van Prof. Roland Holst, vertraagd. De voor naamste daarvan mag wel geweest zijn de wetenschap, dat het directeurschap op voor treffelijke wijze werd waargenomen door onzen oud-stadgenoot, Prof. Van Moerkerken, wien waarvoor dan ook vaak hulde gebracht is,, doch wiens ambities, naar ik meen te weten, niet naar een bestendiging van dat, voor tijdelijk op zich genomen, werk gingen. Toen dan ook in het vorige jaar Prof. Wol ter, met het bereiken van de leeftijdsgrens, de Akademie verliet, en de schilder Willem van den Berg als zijn op volger benoemd was, bleek men in dezen een kunstenaar gevonden te hebben aan wien met vertrouwen, het vacante directeurschap kon wor den opgedragen en zoo tevens aan de vaak ge uite wensch voldaan kon worden dat weder een beeldend kunstenaar naar buiten als leider van het Hooger Onderwijs Instituut in den lande zou optreden. Een kunstenaar, die bovendien. I naar het schijnt, ook over de ervaring en zich 1 voegende levenswijsheid van zijn tijdelijken voorganger beschikt om een vruchtbare samen werking te bewerkstelligen tusschen de doceerende collega's eveneens kunstenaars, en dus, volgens Louis Bouwmeester's uitlating, wezens met een extra-krul in hun staart. De Amsterdamsche Akademie is ook voor vele artisten uit Haarlem en omstreken van belang geweest en zal dat blijven. Vandaar dat haar lotgevallen in deze rubriek met belangstelling gevolgd worden. Historisch gezien spiegelen zich am erican blend (Adv. Ingez. Med.) 'in de nemen der laatste vier directeuren Allebé, Derkinderen, Roland Holst en Van den Berg de evoluties af, die het Kunstinzicht in de laatste halve eeuw heeft doorschreden. De naam van den eerste vertegenwoordigt de slotperiode van den bloei der schilderij-kunst; met Derkin deren krijgt het muurvlak als object voor deco ratief schilderkunstige vulling officieele erken ning in het Hooger Onderwijs; Roland Holst, agressief tegen het omraamde schilderstuk dat alléén om-zich-zelfs-wil bestaat, stuurt bewust en fel de beeldende kunst naar het alleen zalig makende pad harer toepassing op bouw- en sierkunst; en als 11a een periode van inzinking van het een zoowel als van het ander de schil ders zelfs gaan bemerken dat er iets is mis- geloopen met hun feitelijke vakkennis, met hun kunde der gebruikte materialen enz. enz., komt een Van den Berg te rechter tijd, om, overge- winterd in de keukens der peinture als hij Is, daaraan tegemoet te komen. Houdt men deze, in dit bestek natuurlijk sterk verkorte karakteristieken in het oog dan zal men zien dat de Amsterdamsche Akademie niet in de eerste plaats op continuatie 'van het bestaande is gericht geweest, doch als levend or ganisme met den tijd is meegegroeid en zich heeft aangepast bij wat in dien tijd gelegenheid vond, naar boven te komen. De schilderij-kunst is intusschen allerminst overleden: de huidige tentoonstelling der drie duizend in het Rijks museum bewijst het; doch ze bewijst evenzeer dat er hier en daar op vervaarlijke wijze ge modderd en geknoeië wordt en dat een serieuze technische voorbereiding nog altijd weer het groote programmapunt eener artistencarrière zal moeten uitmaken. Van een Akademie kan niet verwacht worden dat er genieën gekweekt wor den, maar ze zal nergens een genie vleugellam slaan en steeds de gelegenheid geven een vol ledig vakmanschap te bereiken. De eerste van het Directeuren-quartet, August Allebé, wiens door Rueter geschilderd portret eigendom van het Gemeentemuseum der hoofdstad hierbij wordt gereproduceerd, zal nog lang blijven leven in de herinnering van wie hem gekend hebben. Leerling van Allebé geweest te zijn, is nog steeds voor vele kunste naars van thans en van boven de vijftig, zoo iets als een visitekaartje met een kroontje. Dat ze door den singulieren mensch vaak op vlijm scherpe, doch immer correcte wijze uitgekafferd werden, vertellen ze er niet altijd bij. De man, die een eigen mooie productie opgaf- om in hét leeraarschap onder te gaan als scheppend artist van beteekenis, die, zooals Jan Veth dat eens zeide, „een muur van wellevendheid om zich heen gebouwd had waar niemand door heen dorst komen", wiens teruggetrokkenheid en in-zich-zelf gekeerd zijn hem niet belette zijn omgeving doordringend gade te slaan en de innerlijke waarde van iedere uiting met groote fijngevoeligheid te taxeeren, die man over wien meer anecdotes in omloop zijn dan dit stukje regels bevatheeft, en dat mag men niet over het hoofd zien, het buitenkansje gehad gansche groepen van begaafde jongelui naar de Aka demie te zien tijgen, hij heeft met interessant1 Mijn-overeenkomst op Celebes. Na de installatie van het nieuwe Eerste Kamerlid den heer H. C. Nijkamp (R.K.), opvolgers van wijlen den agrarischen specialist v. Voorst tot Voorst, kwam de begrooting van koloniën aan de orde. Hier bij uitte prof. De Savornin Lohman (c.h.) er zijn vreugde over, dat er thans meer is uitge trokken voor de verdediging van den West, gebieds deel dat hij zelf dezen zomer bezocht heeft. Het was juist gezien te meenen, dat niet alleen met het oog op Curagao, maar insgelijks ten behoeve van Suri name toch wat meer voor de beveiliging dier ge- biedsdeelen dient te geschieden. Wat elders, aan de Zuid-Amerikaansche kust geschied is met den Graf von Spee, zóu zich b.v. ook bij Suriname kunnen voordoen. Mijnversperringen en een zij het ook klein oorlogsschip zouden daar eveneens wel op haar plaats zijn. Minister Wel ter verklaarde tenslotte van de mijnversperringen afgezien te hebben we gens de kosten; wat de kwestie van een oorlogsschip betreft, onze Marine heeft niet genoeg om er blij vend een dergelijk schip te doen stationeeren, doch als het mogelijk is, gaat er zoo nu en dan wel een heen. De heer Vijlbrief (s.d.) pleitte bij het wets ontwerp in zake de overeenkomst met de Mijnbouw- maatschappij Celebes nog eens voor staatsexploitatie, keurde voorts o.m. af, dat de zetel der onderneming niet in Indië is en herinnerde er aan, dat de Volks raad zich slechts met de kleinst mogelijke meer derheid met 't aanhangige voorstel had vereenigd, en beweerde dat er een stijgend verzet tegen den nu opnieuw ontworpen vorm van exploitatie valt waar te nemen. Verzet is er steeds geweest erkende minister Weiter, maar hij ontkende, dat het stijgend is. Overigens wenschte hij nog eens op te merken, dat een eerste vereischte voor het beleggen van staatsgelden is, zoo min mogelijk risico te nemen. Welnu dan moet men gelden van den staat ook niet investeeren in uiterst riskante ondernemingen. Pas heeft spr. nog het liquidatie-besluit moeten onder teekenen van een mijnbouw-onderneming, die drie jaar lang op Nieuw-Guinea te vergeefs naar goud heeft, gezocht. Daardoor zijn vele millioenen, geluk kig" echter niet alleen aan Nederlandsch, maar ook aan Engelsch kapitaal, verloren gegaan. Hier op mag nog wel eens gewezen, omdat men gemeenlijk slechts over dergelijke maatschappijen met goede en niet over de vele met slechte resultaten spreekt. Het is heelemaal niet erg, dat de zetel der betref fende maatschappij in Nederland gevestigd is, want het publiek, dat zijn geld in een zaak steekt, wil liefst zoo dicht mogelijk bij de directie zitten om daarop te kunnen toezien. Aldus de Min., die nogeens uiteenzette dat hij meende dat hij als goed staats huisvader juist had gedaan met er zorg voor te dragen, dat met de gelden uit de openbare kas ten aanzien van de onderneming in kwestie zeer voor- zichtig is opgetreden. Met aanteekening van het „tegen" der socialisten, ging het vooi'stel er z. li. st. door. E. v. R. Politic-iii9pccteur ongevraagd ontslagen. Naar wij vernemen heeft de burgemeester van Amsterdam als hoofd der politie aan den inspecteur 2de klasse M. J. G. eervol ontslag verleend uit het Amsterdamsche politiecorps. Zooals bekend, is reeds eenigen tijd geleden in den gemeenteraad over den heer G. gespro ken, in verband met diens politieke gezindheid. Zijn naam is indertijd genoemd in de bekende uniformenzaak, waarbij Nederlandsche unifor men naar het buitenland gesmokkeld zouden zijn en waarin het onderzoek nog niet be ëindigd is. Een vriend van inspecteur G., die vrijelijk over den sleutel van diens woning kon beschikken, zou tijdens diens afwezigheid en buiten zijn medeweten daar uniformen in koffers hebben gepakt. Niet onwaarschijnlijk wordt geacht, dat de heer G., die ook reserve-kapitein is, mede als zoodanig zal worden ontslagen. Inspecteur G., wien het ontslag als inspecteur ongevraagd is verleend, zal van dit ontslag in hooger beroep gaan bij het ambtenarengerecht. Tot slagkruisers voor de Indische marine besloten? Naar wij vernemen heeft de ministerraad een beslissing genomen inzake de versterking van de marine. Omtrent de strekking daarvan wilde men evenwel nog niets mededeelen. Wel ligt het in de bedoeling zoodra mogelijk een officieele mede- deeling te doen daaromtrent. Volgens geruch ten zou de keuze op slagkruisers gevallen zijn. Dit kruiserplan omvat den bouw van drie slagkrui sers van 27.000 ton met 9 kanonnen van 28 c.M., aanvallende lichtere kanonnen en zware mitrail leurs. G. Rueter: Prof. A. Allebé. materiaal mogen werken, waaraan zijn kunde, zijn wijsheid, zijn scherpte, en zijn ironie wel besteed waren en die bij van zijn kant in volledige vrijheid tot ontwikkeling kon brengen omdat hij ieders apart.en aanleg begreep en in waarde liet. De zeer bijzondere mensch en kunstenaar die August Allebé was, is door George Rueter, een zijner vele geslaagde leerlingen, uitstekend be grepen en geschilderd. Het beheerscht chole rische in den kop is prachtig en ik, die Allebé een vijftal jaren van nabij kon gadeslaan, tijdens zoowel als na zijn directeurschap, meen dat dit portret niet alleen tot Rueter's beste werk be hoort, doch dat het ook het beste portret is dat er van den meest invloedrijken schilder-profes sor van zijn tijd, gemaakt is. De schilderij werd eenige jaren geleden (1933) in de verzamelingen der gemeente Amsterdam opgenomen. J. H. DE BOIS. Bij zijn heengaan als opperbevelhebber van land- en zeemacht heeft generaal Reijnders de volgende dagorder uitgevaardigd: Bij het neerleggen van het opperbevel is hefc mij een behoefte een kort woord tot de weer macht te richten. In de eerste plaats wil ik hen gedenken, die bij de uitoefening van hun taak het hoogste offer hebben gebracht. Het gevaarvolle werk, dat aan hen werd op gedragen, hebben zij zonder aarzelen aanvaard. Zij zijn daarbij gevallen, eerbiedig eer ik hun nagedachtenis. Voorts dank ik u allen, die deel uitmaakt van de weermacht of daarvoor werkzaam zij t, voor cte wijze, waarop gij voor 's lands veiligheid hebt gewaakt. Gij hebt, naarmate het jaargetijde ongunstiger werd en er dus aan velerlei daarmede verband houdende moeilijkheden het hoofd moest wor den geboden, niettemin uw geestkracht weten té bewaren, terwijl all ei-wegen opvallende bewijzen konden worden waargenomen van een krachtig zich ontwikkelend saamhoorigheidsgevoel. Uw taak zal ongetwijfeld nog moeilijker wor den. Ik ben er van overtuigd, dat gij daarvoor niet zult terugschrikken, doch u door de moeilijkheden zult heenslaan, omdat ge op de meest ondubbel zinnige wijze hebt ervaren, dat ge de waardee ring hebt van ons volk, dat voor zijn veiligheid op u vertrouwt. Uit de onlangs door H.M. de Koningin uitge sproken rede is gebleken, hoe groot ook bij Hare Majesteit de waardeering is voor hetgeen ge voor het land doet. Hare Mejesteit heeft Hare rede besloten met de treffende woorden: „Ik zal veel aan 11 denken". Met dit Koninklijk woord als uitgangspunt neem ik thans afscheid van u en geef u de verzekering, dat ik met groot vertrouwen uw daden voor de zaak desvaderlands zal blijven volgen". De generaal, opperbevelhebber van land- en zeemacht, REUNDER5L

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 5