GENERAAL H. G. WINKELMAN IN ZIJN WERKKAMER. Strijd om Atlantis Willy Reese De werkzaamheden aan den Roza-dam, welke in de rivier Yakima in den Amerikaanschen staat Washington wordt gebouwd, naderen haar voltooiing, Door dit constructiewerk worden bijna 30 000 hectaren vruchtbaar land drooggelegd Het Algemeen Steuncomité 1939 heeft in samenwerking met de „Koninklijke Begeer" een Steunpenning doen vervaardigen Aan de voorzijde is de St. Maarten-figuur afgebeeld en aan de achterzijde een vuurtoren Het oude gebouw van de Rijksverzekeringsbank aan de Hobbemastraat te Amsterdam wordt thans afgebroken. De sloopers aan den arbeid De kippen zochten hun toevlucht op de mestvaalt tijdens de overstroomingen, welke uitgestrekte gedeelten van Zuid Limburg deze week onder water zette, als gevolg van de abnormale stijging der kleine riviertjes door den plotselingen dooi Het as-verkeer over den ouden Rijn bij Zevenaar via het veer te Bergsche Hoog is door de stijging der rivier onmogelijk geworden, zoodat de polders van het achterliggend land vanaf den vasten wal niet meer te bereiken zijn br was veel belangstelling voor de behandeling van de bekende raadhuis- kwestie door den gemeenteraad van Amsterdam. Aandacht op de tribune tijdens de debatten Generaal H. G. Winkelman, de nieuwe opperbevelhebber van Land- en Zee macht, in zijn werkkamer in het gebouw van den Generalen Stat te den Haag De Nederlandsche soldaat houdt van „schoon schip" en dus toog de wacht van het paleis te Amsterdam Woensdag aan het werk om de sneeuw- en ijs resten rond het gebouw op te ruimen Bij zijn aankomst aan het gebouw Yan den Generalen Staf in den Haag inspecteert de nieuwe opperbevel hebber der Land- en Zeemacht, generaal H. G. Winkelman, de eerewacht door 20 Plotseling zei Frundsberg: „Zoo, nu kan ik u eindelijk ook eens mjjn compliment maken; u heeft uw rol prachtig gespeeld." Alice keek Frundsberg aan. „U vergist zich, mijnheer Frundsberg, ik ben een slechte tooneelspeelster. Het was verre van mij, tooneel te spelen." Frundsberg begreep haar blik en haar woorden. „U hebt gelijk, juffrouw Li. Ik heb wel ge merkt, dat U een goed leerlinge geweest bent. Het waren niet alleen Volkers' woorden, die U ge sproken hebt. Het is niet heelemaal een leugen, dat ik U ontdekt heb." „Ik zal in ieder geval probeeren mij met alle kracht op mijn nieuwe taak te werpen." „Ik weet het, ik heb het al lang geweten. Vol kei's zei, toen hij U drie dagen kende: „dat is niet iemand, die gedachteloos dictaten op de schrijf machine uitwerkt", antwoordde hij lachend. „Hebt U gemerkt, dat Herbert Wallner na het Slot van Uw rede onmiddellijk de zaal verliet?" Li knikte. Ze had, terwijl ze sprak, Herbert telkens aangezien, om zoo mogelijk zijn gedachten te raden; maar het was haar niet gelukt. Slechts één ding had zij gevoeld: er bestond geen contact meer tusschen hem en haar. Maar dat behield zij voor zich. „Hij heeft waarschijnlijk willen vermijden, mjj onder zoo totaal andere omstandigheden in tegen woordigheid van anderen te ontmoeten. Ik denk, dat hij mij wel hier in het hotel zal opzoeken." „Dan zal ik u nu maar alleen laten." Hij nam zijn hoed en vervolgde: „Ik wensch u ook hier van haile goed succes". Li ontweek zijn blik. „Dat wensch ik U ook". Zij begaf zich naar haar kamer. Ze was alleen, alleen met haar ge dachten. Li ademde op. Nu kon zij ze vrij hun loop laten. Nu kon ze erover denken, dat er niets meer in haar was, wat haar nog met Herbert ver bond, en dat ze toch liefde voor hem moest vein zen, slechts om hem van de vrouw los te maken, die van hem hield. Nu kon Li de punt van haar zakdoek tusschen de tanden nemen en erop bijten niemand verhinderde het haar. HOOFDSTUK XXI. Reeds een uur later stonden Herbert en Li lan gen tijd tegenover elkaar, zonder een woord te zeggen. Er scheen een muur tusschen hen ge groeid te zijn en geen van beiden vond het woord, dat dezen muur omver kon halen. Toen Li zich eindelijk in een stoel liet vallen en met een bloem begon te spelen, die ze uit een schaal op de groote ronde tafel nam, begon Herbert in de kamer heen en weer te loopen als een gevangene in zijn cel, met haastige, zenuwachtige stappen, de handen op den rug. Eindelijk vond Li een woord. „Herbert, ga toch zitten". Herbert Wallner bleef staan, wierp Li een blik toe, die niets zei, absoluut niets, wierp zich dan toch in een stoel tegenover haar met zoo'n ge weld, dat de veeren kraakten. „Nu, en?" Li werd langzamerhand door vertwijfeling aan gegrepen. „Praat toch eens, zeg eens wat heb je me heelemaal niets te zeggen?" „Natuurlijk ik heb je een heeleboel te zeggen, daarvoor ben ik immers juist hier gekomen". LI had het onschulidge viooltje al heelemaal uit elkaar geplukt. Spreek dan toch eindelijk". Herbert stond weer op, ging een paar stappen naar Ld toe, ging voor haar staan, stak de üan- den in de zakken, op zijn voorhoofd boven «Hu neuswortel kwam het kleine driehoekje te voor schijn, dat zij zoo goed kende. „Nu, goed dan ik zal kort zijn. Denk vooral niet, dat je mooi in elkaar gezette redevoering op mij ook maar den geringsten indruk heeft ge maakt. Ik doorzie het spel. Jij bent alleen de voor uitgeschoven figuur, achter jou staat Frundsberg. Je hebt je met hem verbonden, je hebt hem te gen mij ingenomen. Je hebt weinig moeite behoe ven te doen om je bij hem in te dringen. Ik zelf had je er opmerkzaam op gemaakt hoe men dergelijke heeren nu, ik zie dat je Li vloog op. „Zwijg, geen woord meer". Herbert lachte ironisch. „Eerst wou je, dat ik zou praten" In Li steeg een bittere woede op. „Ga weg, laat me alleen", zei ze. Herbert Wallner trok zijn schouders op en ging '■aar de oour. „Als lid van het bestuur zal ik de eer en het genoegen hebben je weer te zien en wel heel spoe- dig". Li rekte zich uit. „Ja, heel vaak en men zal merken, dat ik geen stroopop hen, men zal in de toekomst niet slechts met Frundsberg, maar ook met mij reke ning hebben te houden." Achter Herbert *Wallner viel de deur hard in het slot. Alice barstte niet in tranen uit, zooals de meesten van haar sexegenooten zouden hebben ge daan na zulk een gesprek. Ook kreeg ze geen hoofd pijn. Wel echter ontving ze tien minuten later een persvertegenwoordiger, die gaarne iets uit haar leven wilde weten. „Ja, ik ken ingenieur Wallner, lk kende ook zqn plannen en begreep, het belang daarvan voor de toekomst. Ik stelde mij met het Frundsberg-con- cern in verbinding en vergat daarbij mijn eigen belang bij deze transactie niet". Met het bekoor lijkste glimlachje vlocht Li dit leugentje door de waarheid heen. boTVPort. dat U vroeger verkoopster is ge weest in een modehuis, en plotseling ontslag hebt gekregen". Li behield haar glimlach en haar zekerheid. „Ook dat is juist. Intriges ik zou daarop lie ver niet nader ingaan. Ik zou met graag men- schen, die daarbij een minder aangename rol heb ben gespeeld, nu in het publiek belachelijk maken Ja, ik doe ook aan sport, maar alleen voor mijn genoegen, als ontspanning, ik ga graag naar de bioscoop, ik eet verschrikkelijk graag worstjes met aardappelsla en ben iedereen dankbaar, die me uitnoodigingen bespaart. En alle persvertegen- waardigers, die geen vragen stellen, zijn in mijn oogen prac-htmenschen". En aangezien ook de journalist, die Li inter viewde, een prachtmensch was, nam hij haastig afscheid. Morgen echter zou Herbert nu toch in zijn krant lezen, hoe hij in het Frundsberg-con- cern gekomen was, en hij zou bovendien lezen, hoe niet Li zich om zijnentwille verkocht had, maar hem om harentwil. Dat was nu een genoegdoening voor haar, nu h\j zich zoo tegenover haar had gedragen. TWEEDE DEEL. HOOFDSTUK XXII. De tijd verslond uren, dagen, weken en maan den. Een jaar was reeds heengesneld sedert den avond, waarop Alice Bernauer met Frundsberg in het Zweedsche paviljoen aan de Wannsee had ge zeten en hem den brief had gegeven, die niet eens persoonlijk aan hem was gericht. Reeds meer dan een jaar was voorbijgegaan sinds dat ongelukkige, sterk met verboden alcohol doortrokken uur, waarin MacKinley zijn dolle weddenschap om honderddui zend dollar had afgesloten nog had hij haar niet verloren. En bijna een jaar was er ook reeds in het niet verzenken sinds het oogenblik, waarop Wallner zijn eerste bezoek bracht aan de zuster van Frundsberg. Ook de arbeid had het jaar opgeslokt, harden arbeid, arbeid van tienduizenden, honderdduizenden. De barometer van de wereld-economie was bplantr. rijk gestegen. Zoowel in de Europeesche staten als in Amerika waren de cijfers van de werkeloosheid aanzienlijk gedaald. Dit feit was vooral in Duitsch* land van groot belang. De geheele ijzerindustrie had volop werk en zou het nog verscheidene jaren hebben. De werkeloozensteun was niet langer de bacil, die een crisis over de regeeringen bracht, die ze dan gewoonlijk niet wisten te boven te komen. En daar de ontevredenheid niet meer zoo groot was, was ook de politieke gezindheid der massa rustiger geworden. En op den Oceaan, midden in de wijde, golvende vlakte verrees Atlantis, de metropool 'der zee uit de rondom haar stormende waterbergen. Wat wist de wereld, wat vermoedden de menschen van de geweldige grootschheid van het werk, dat daar buiten in de eeuwig rustelooze waterwoestenij aan het groeien was? De pers, de film, trachtten steeds opnieuw, de wereld een beeld te geven van de geweldige worsteling met de zee. Een leger re porters, fotografen en filmoperateurs lag onafge- broken op de loer, om iederen volgenden stap met potlood of camera vast te leggen. De groote dagbladen brachten dagelijks kolom- menlange artikelen van hun speciale verslagge* vers. Er waren een menigte kranten en bladen, die niet anders dan foto-materiaal uit Atlantis brach ten. Meer dan honderd caissons waren reeds tot een geweldig eiland van staal en beton versmol ten. Havens waren aangelegd. Aan lange kademu ren lagen schepen voor anker en spuwden mate riaal uit: steenen, cement, hout, kalk, zand, tjzêr' balken, rails, locomotieven, wagons, machines, tur bines, loopkatten, kranen, gereedschappen. Huizen schoten uit het stalen fundament op. Sommige waren reeds zes en acht verdiepingen hoog. Breede asfaltbanen toonden de plaats der groeienden ave nues. In het fundament waren reeds de werken in bedrijf gesteld, die licht en kracht voortbrachten- Een netwerk van rails trok zich over het wordende lichaam van het eiland. En nog altijd werden nieu we leden toegevoegd aan het reuzeniichaam. (Wordt vervol^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1940 | | pagina 8